[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 zoekmachine] [wat is dit?]

Eindverslag van de informateur, dhr. Tjeenk Willink, inzake zijn informatiewerkzaamheden

Bijlage

Nummer: 2010D28521, datum: 2010-07-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Toezending van een afschrift van het eindverslag van de informateur, dhr. Tjeenk Willink, inzake zijn informatiewerkzaamheden (2010D28520)

Preview document (🔗 origineel)


Mr. H.D. Tjeenk Willink

Informateur

Postbus 20008

2500 EA  DEN HAAG

							AAN DE KONINGIN

							

							

Kenmerk: 201000262					Den Haag, 5 juli 2010

Op 25 juni 2010 heeft U mij verzocht om, met inachtneming van de in het
eindverslag van informateur Rosenthal vervatte conclusies, U op korte
termijn te informeren over de stappen die moeten worden gezet om te
komen tot de vorming van een kabinet dat kan rekenen op een vruchtbare
samenwerking met de Staten-Generaal.

Gaarne informeer ik U in dit verslag over mijn informatiewerkzaamheden
waarvan ik U ook tussentijds enkele malen op de hoogte heb mogen
stellen.

Ter uitvoering van de mij gegeven opdracht heb ik op maandag 28 juni
gesprekken gevoerd met oud-informateur Rosenthal en vervolgens met de
voorzitters van de fracties van de vijf partijen, VVD, PvdA, CDA, D66 en
GroenLinks, die volgens het eindverslag van informateur Rosenthal bereid
zijn tot het dragen van regeringsverantwoordelijkheid en elkaar daarbij
niet uitsluiten. Oud-informateur Rosenthal heeft mij een toelichting
gegeven en de achtergronden geschetst van de conclusies van zijn
eindverslag. De fractievoorzitters heb ik gewezen op de
gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor het tot stand komen van een
meerderheidskabinet uit deze vijf partijen. Zij hebben mij bevestigd die
verantwoordelijkheid te aanvaarden. In dat verband heb ik hen gewezen op
hetgeen zou kunnen binden in plaats van scheiden: onloochenbare feiten,
mogelijke gemeenschappelijke uitgangspunten, de gevolgen van de
verkiezingscampagne en de verkiezingsuitslag voor de verhouding tussen
kabinet en Tweede Kamer en de kwaliteit van het bestuur. Daarna heb ik
een notitie opgesteld die als bijlage bij dit verslag is gevoegd. De
inhoud daarvan komt voor mijn persoonlijke verantwoordelijkheid. 

Tijdens de vergadering van de nieuw gekozen Tweede Kamer op dinsdag 29
juni heeft naar aanleiding van het eindverslag van informateur Rosenthal
een debat plaatsgevonden waarin de heer Rosenthal een toelichting heeft
gegeven op zijn verslag. Zelf heb ik uit het debat de conclusie
getrokken dat – voor zover er mogelijkerwijze nog vragen waren over de
conclusies van de informateur – deze in het debat zijn beantwoord. Die
conclusie is mij op woensdag 30 juni door de vijf fractievoorzitters
bevestigd. In een brief aan de voorzitters van de fracties van PVV, SP,
CU, SGP en PvdD van 29 juni jl. heb ik laten weten dat, gelet op de
uitkomsten van het debat, een gesprek met ieder van hen minder goed
paste in deze fase van het informatieproces. Heden heb ik hen in een
brief meegedeeld dat ik, gelet op het verloop van het informatieproces
en de afronding hiervan, ook geen aanleiding meer heb gezien alsnog
contact op te nemen voor een gesprek. Daarbij heb ik hen geïnformeerd
dat ik in de gesprekken met de voorzitters van de fracties van VVD,
PvdA, CDA, D66 en GroenLinks het belang heb onderstreept van meer ruimte
voor een open politiek debat in de Kamer. In het vervolg van dit verslag
kom ik daarop terug.

In de afzonderlijke gesprekken op woensdag 30 juni met de
fractievoorzitters van VVD, PvdA, CDA, D66 en GroenLinks hebben zij mij
nogmaals bevestigd dat hun partijen bereid zijn
regeringsverantwoordelijkheid te dragen en elkaar daarbij niet
uitsluiten.  

Ze hebben voorts onderkend dat mijn opdracht geen betrekking kan hebben
op combinaties met andere partijen dan deze vijf en evenmin betrekking
kan hebben op minderheidscombinaties. Dat betekent dat mijn informatie
zich heeft gericht op vier mogelijkheden voor een parlementair
meerderheidskabinet:

een kabinet van VVD, PvdA, D66 en GroenLinks (winst: 16)

een kabinet van VVD, PvdA en CDA (verlies: 14)

een kabinet van VVD, PvdA, CDA en D66 (verlies: 7)

een kabinet van VVD, PvdA, CDA en GroenLinks (verlies: 11).

Zelf heb ik aan die mogelijkheden toegevoegd de mogelijkheid van een
kabinet bestaande uit bewindspersonen afkomstig uit de vijf partijen
zonder nauwe binding met de Kamer. 

Alle gesprekspartners zijn ervan overtuigd dat een beter evenwicht is
gewenst tussen open politiek debat in de Staten-Generaal en bestuurlijke
stabiliteit waarvoor een coalitieakkoord bedoeld is Daarmee kan ook
recht worden gedaan aan de uitslag van de verkiezingen voor de Tweede
Kamer.

Een grotere afstand dan nu ligt ook voor de hand vanwege de spanning
tussen de gepolariseerde situatie voor de verkiezingen en de
werkelijkheid daarna. In de verkiezingscampagne lag een sterke nadruk op
de programmatische verschillen en op de vraag wie de grootste partij zou
worden en de minister-president zou mogen leveren. Na de verkiezingen
moeten in de formatie de punten van overeenstemming worden gezocht en
staat de zetelverdeling in de nieuw gekozen Kamer centraal. Het ging
immers om kamerverkiezingen. De uitslag daarvan dwingt tot een coalitie
van drie, vier of vijf partijen. 

Door deze spanning zijn bij elk van de vier mogelijkheden voor een
parlementair meerderheidskabinet die nu kunnen worden onderzocht
kanttekeningen te plaatsen. 

De combinatie VVD, PvdA, D66 en GroenLinks heeft weliswaar 16 zetels
gewonnen maar zou in de ogen van de kiezers niet direct voor de hand
liggend kunnen zijn, gelet op de verkiezingscampagne (Rutte òf Cohen).
In 2006 volgde op een verkiezingscampagne waarin de nadruk werd gelegd
op de keuze Balkenende òf Bos een kabinet van Balkenende en Bos. De
tweede combinatie (VVD, PvdA en CDA) zou in de ogen van de kiezers
evenmin voor de hand liggend kunnen zijn. Die combinatie heeft een
verlies van 14 zetels moeten incasseren. Ook spelen mee de
verkiezingscampagne (Rutte òf Cohen) en de kabinetscrisis in het
kabinet Balkenende IV waarvan CDA en PvdA (met ChristenUnie) deel
uitmaakten. 

Deze kanttekeningen gelden vervolgens ook, zij het in mindere mate, voor
een kabinet van VVD, PvdA, CDA en D66 (verlies: 7) en voor een
combinatie van VVD, PvdA, CDA en GroenLinks (verlies:11). In de beide
laatste combinaties zijn D66 en GroenLinks voor een meerderheid niet
nodig, reden waarom de fractievoorzitters van D66 respectievelijk
GroenLinks herhaalden een dergelijk kabinet uiterst onwaarschijnlijk
respectievelijk ontijdig en onverstandig te achten. 

In de gesprekken op 28 juni werd bevestigd dat de eerste voorkeur van de
voorzitter van de fractie van de VVD een kabinet van VVD, PvdA en CDA
was. De eerste voorkeur van de fractievoorzitters van PvdA, D66 en
GroenLinks was een kabinet van VVD, PvdA, D66 en GroenLinks. De
voorzitter van de CDA-fractie sprak een voorkeur uit voor de combinaties
waarvan het CDA deel uitmaakt met als eerste voorkeur VVD, PvdA, CDA

Daarop heb ik overwogen of het zinvol zou zijn U aan te raden aan een
informateur de opdracht te geven een concept coalitieakkoord op
hoofdlijnen op te stellen om op grond van de reacties daarop de  keuze
voor de meest gewenste combinatie te baseren. Het is echter de vraag of
dit een begaanbare weg is voor een keuze tussen combinaties waarin
steeds dezelfde twee partijen een centrale rol spelen. Programmatische
verschillen tussen deze twee partijen die de ene combinatie onmogelijk
zouden maken blokkeren waarschijnlijk ook de andere. 

Als de vier mogelijkheden voor een parlementair meerderheidskabinet
geblokkeerd blijven, zou vanuit de gemeenschappelijke
verantwoordelijkheid van de vijf fractievoorzitters als enige
mogelijkheid overblijven een kabinet van vijf partijen zonder nauwe
binding met de Kamer. Dat zou dan mijn conclusie moeten zijn. 

Alle fractievoorzitters bevestigden dat deze vijfpartijen-variant door
de breedte van zijn samenstelling alleen mogelijk zou zijn op grote
afstand van de Kamer omdat een potentiële meerderheid van 102 zetels
(verlies: 4) het noodzakelijke evenwicht tussen een open politiek debat
in de Tweede Kamer en de bestuurlijke discipline die elke coalitie eist
(en waarvoor coalitieakkoorden bedoeld zijn) nog verder zou verstoren en
daarmee geen recht zou doen aan de nieuwe verhoudingen in de Tweede
Kamer waaronder de positie van de grootste winnaar van de verkiezingen. 

Die afstand tussen kabinet en Kamer zou zowel in de omvang van de te
voren te maken afspraken met de direct betrokken fracties als in de
personele samenstelling van het kabinet tot uiting moeten komen. De
fractievoorzitters van D66 en GroenLinks hebben mij ieder meegedeeld dat
zij de mogelijkheid van zo’n  kabinet van vijf partijen op dit moment
zouden blokkeren. De fractievoorzitters van VVD en PvdA hebben zich in
meerdere of mindere mate negatief over deze variant uitgelaten. Voor de
fractievoorzitter van het CDA was deze variant de laatste optie.

Ik heb vervolgens geconcludeerd dat met betrekking tot de stappen die
moeten worden gezet om te komen tot de vorming van een kabinet dat kan
rekenen op vruchtbare samenwerking met de Staten-Generaal een
patstelling dreigde te ontstaan op een moment  waarop, gelet op de
moeilijke situatie waarin ons land verkeert, juist een eenduidige keuze
en tempo geboden zijn. De begroting voor het komende jaar moet worden
voorbereid en ingediend door een volwaardig  kabinet. Dit betekent dat
nu niet meer tijd verloren mag gaan door het onderzoeken van
mogelijkheden die waarschijnlijk op niets zullen uitlopen of het
betreden van nog onverkende maar minder voor de hand liggende paden die
buiten het kader van mijn opdracht vallen. Voor dergelijke omtrekkende
bewegingen zou bij velen terecht geen begrip bestaan. 

De complexe verkiezingsuitslag is in zoverre duidelijk dat vier van de
vijf hiervoor genoemde combinaties in totaal tussen vier en veertien
zetels hebben verloren terwijl alleen de combinatie
VVD-PvdA-D66-GroenLinks winst heeft geboekt (16 zetels). Deze combinatie
telt bovendien drie partijen die zetels wonnen en maar één partij die
een (beperkt aantal) zetels verloor. In dit opzicht doet deze combinatie
in vergelijking met de vier andere combinaties binnen mijn
informatieopdracht het meeste recht aan de uitslag van de verkiezingen.

De voorzitter van de fractie van de VVD heeft mij desgevraagd bevestigd
bereid te zijn tot medewerking aan een onderzoek naar een kabinet van
VVD, PvdA, D66 en GroenLinks op voorwaarde dat de voorzitter van de
fractie van de PvdA niet alle overige combinaties geheel zou uitsluiten.
De voorzitter van de fractie van de PvdA was daartoe bereid. 

De voorzitters van de fracties van VVD, PvdA, D66 en GroenLinks hebben
vervolgens na diepgaand beraad, ook onderling, laten weten dat thans de
combinatie VVD-PvdA-D66-GroenLinks moet worden onderzocht. 

Op vrijdag 2 juli 2010 heb ik daarover de voorzitter van de fractie van
het CDA geïnformeerd. Op zaterdag 3 juli 2010 heb ik aan de voorzitters
van de fracties van VVD, PvdA, D66 en GroenLinks in een gezamenlijke
bespreking de vraag voorgelegd of zij bereid zijn mee te werken aan een
dergelijk onderzoek. Hierop hebben zij positief geantwoord. De
fractievoorzitters hebben elk afzonderlijk en gezamenlijk verklaard dat
zij dit onderzoek serieus willen verrichten en zich daartoe ieder
afzonderlijk en gezamenlijk zullen inspannen in de verwachting dat deze
inspanning zal leiden tot de spoedige totstandkoming van een kabinet van
VVD, PvdA, D66 en GroenLinks. Daarmee hebben zij mij ook overtuigd. De
vier fractievoorzitters stellen zich voor het onderzoek te richten op
gemeenschappelijke doeleinden vanuit de wens constructieve antwoorden te
formuleren op de grote uitdagingen waarvoor Nederland staat. Daarbij is
alles bespreekbaar maar moet ook recht worden gedaan aan de
geloofwaardigheid van ieder van de deelnemende partijen. Daarnaast moet
ook rekening worden gehouden met de verhoudingen in de nieuw gekozen
Tweede Kamer. 

De vier fractievoorzitters hebben afgesproken dat bij hun onderzoek de
inhoud van informatieproces centraal staat.  De communicatie is daarvan
een afgeleide. Dit houdt in dat zij terughoudend zullen zijn met
tussentijdse mededelingen daar waar deze het proces van onderhandelingen
zouden kunnen schaden. Daar staat tegenover dat onderhandelaars op
gepaste momenten beschikbaar zijn voor het geven van een toelichting en
het afleggen van publieke verantwoording.

Voorts is mij gebleken dat, na afweging van alle alternatieven met de
daaraan verbonden voordelen en bezwaren de benoeming van twee
informateurs  naar het oordeel van de vier fractievoorzitters het meeste
uitzicht biedt op het bereiken van een gezamenlijk resultaat.

Op grond van de gesprekken daarover adviseer ik U prof. dr. U. Rosenthal
en prof. drs. J. Wallage te verzoeken als informateurs een onderzoek
in te stellen naar de mogelijkheid van de spoedige totstandkoming van
een kabinet van VVD, PvdA, D66 en GroenLinks.

							

							mr. H.D. Tjeenk Willink

														

 PAGE    

 PAGE   4