[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag Informele Raad WSBVC 8-9 juli 2010

Bijlage

Nummer: 2010D31619, datum: 2010-08-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verslag van de Informele Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken gehouden op 8-9 juli 2010 (2010D31618)

Preview document (🔗 origineel)


Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal beleid van 8-9 juli 2010 te
Brussel

De vergadering werd voorgezeten door de Belgische minister van Werk,
mevrouw Milquet, de minister van Sociale Zaken, mevrouw Onkelinx en de
minister van Pensioenen, de heer Daerden. De Europese Commissie werd
vertegenwoordigd door Commissaris Andor. De Nederlandse delegatie stond
onder leiding van minister Donner.

De informele bijeenkomst van ministers stond in het teken van de nieuwe
Europa 2020-strategie, de opvolger van de Lissabonstrategie. Het
onderwerp werd besproken aan de hand van drie door het voorzitterschap
aangedragen thema’s:

Werkgelegenheid en Europa 2020

Sociaal beleid en Europa 2020

Pensioenen en minimuminkomens

De informele bijeenkomst van ministers was hoofdzakelijk gewijd aan de
plaats van de werkgelegenheid in de nieuwe Europa 2020-strategie voor
groei en werkgelegenheid. De Europese Raad heeft de hoofdlijnen voor de
strategie in juni vastgesteld. Dit onderwerp werd besproken in een
aantal workshops die ingingen op de werkgelegenheids- en sociale
aspecten van de nieuwe strategie. 

Workshop werkgelegenheid en Europa 2020

Onder voorzitterschap van minister Milquet boog de Raad zich over de
vraag op welk werkgelegenheidsbeleid onder Europa 2020 moet worden
ingezet (inhoud) en welke structuur de strategie hierbij het best kan
aannemen (‘governance’). 

De voorzitter brak een lans voor een goede balans tussen
werkgelegenheids- en sociaal beleid waarbij – ondersteund door een
adequate uitkering –  zoveel mogelijk mensen naar een baan van goede
kwaliteit worden geleid. Onder meer in de groene sector (‘groene
banen’) en de zorgsector (‘witte banen’) mag de banengroei
verwacht worden die meer mensen de kans biedt om een plek op de
arbeidsmarkt te vinden. De Europa 2020-strategie kan bijdragen aan
structurele hervormingen richting een duurzame, sociaal-inclusieve en
kennisintensieve economie waarmee een uitweg uit de crisis kan worden
gevonden. Milquet sprak zich verder uit voor een centrale en pro-actieve
rol voor de Raad WSB ten aanzien van de sociale en
werkgelegenheidsdimensie van de nieuwe strategie, ook om daarmee de
sociale clausule bij het Verdrag verder inhoud te geven. 

Commissaris Andor benadrukte dat nu overheidsbudgetten onder druk staan,
de structurele hervormingen waarop Europa 2020 inzet, de enige weg tot
economische groei kunnen bieden. Ook Andor drong aan op een sterke rol
voor de Raad WSB in de nieuwe strategie en gaf verder aan de financiële
instrumenten van de Unie, en dan vooral ESF, meer direct ten dienste van
de strategie te willen stellen. 

In de interventies van de lidstaten, klonk een hoge mate van consensus
door over een sterke rol voor de Raad WSB en de gelieerde comités in de
Europa 2020-strategie. De Raad WSB moet een leidende rol houden op
sociaal- en werkgelegenheidsterrein inclusief eventuele landenspecifieke
aanbevelingen, aldus de lidstaten. Ook bestond grote overeenstemming
over het belang van scholing, om de doorstroom van werknemers te
bevorderen van krimpende sectoren naar groeiende sectoren als de zorg-
en de groene sector. Voor wat betreft de ‘governance’ structuur
zoals die onder de Lissabonstrategie tot stand is gekomen werd breed het
belang onderschreven om deze bij de nieuwe Europa 2020-strategie te
stroomlijnen. 

Nederland waarschuwde dat de EU nu voor de cruciale keuze staat om ofwel
samen actief de huidige uitdagingen aan te gaan ĂČf te verworden tot een
gemarginaliseerde speler op het wereldtoneel. Nederland tekende daarbij
aan dat het samen aangaan van uitdagingen niet hoeft te leiden tot een
harmonisatie van beleid maar enkel tot een gecoördineerde inzet. Het
belang van een sterke rol voor de Raad WSB werd onderstreept. Daarbij
werd aangegeven dat de Raad niet moet aarzelen om lidstaten die talmen
met het doorvoeren van structurele hervormingen daarop ook daadwerkelijk
aan te spreken. Verder werd het belang benadrukt van beleid gericht op
duurzame inzetbaarheid dat mensen in staat stelt om – in een tijdperk
waarin een baan voor het leven niet meer bestaat – tijdens hun
loopbaan soepel door te stromen naar banen die passen bij hun kennis en
vaardigheden (werkzekerheid in plaats van baanzekerheid). Refererend aan
de stelling “werk boven inkomen”, wees Nederland er tot slot op dat
het probleem van “werkende armen” in ieder geval niet opgelost kan
worden door de “armen buiten de arbeidsmarkt” te houden.

In een luik van deze workshop over “actief ouder worden” wezen
meerdere lidstaten op het belang van het aanpassen van de
pensioengerechtigde leeftijd aan de gestegen levensverwachting. Namens
Nederland wees minister Donner hierbij op het recente pensioenakkoord
tussen de sociale partners. Hij benadrukte dat verhoging van de
pensioenleeftijd slechts Ă©Ă©n helft van de uitdaging is met als andere
helft het daadwerkelijk verwezenlijken van een langere en duurzame
arbeidsdeelname. Hij wees in dit verband op het belang van het beter
kunnen verzoenen van werk- en zorgtaken en van het kunnen afstemmen van
het aantal arbeidsuren op de mogelijkheden van de oudere werknemer.
Daarbij riep hij op om voor degenen die dit prefereren, ook werken na de
pensioengerechtigde leeftijd mogelijk te maken.

Workshop sociaal beleid en Europa2020

De voorzitter, minister Onkelinx, benadrukte dat met toevoeging van het
nieuwe sociale werkgelegenheidsrichtsnoer de sociale dimensie meer in de
schijnwerpers komt te staan. Ze vestigde de aandacht op het armoededoel.
Verder riep zij op tot een steviger rol van het Sociaal
Beschermingcomité (Social Protection Committee, SPC) in het
voorbereidende werk voor de Raad WSB. 

Commissaris Andor wees erop dat de afgelopen jaren weinig voortgang
geboekt is met het terugdringen van armoede en dat de crisis recent deze
problematiek verder verergerd heeft. Hij gaf aan dat nu de Europese Raad
zich in juni achter de armoededoelstelling heeft geschaard heeft, de bal
bij de lidstaten ligt om ook daadwerkelijk een nationale
armoededoelstelling te formuleren.

 

In de interventies van de lidstaten klonk een hoge mate van consensus
door over een sterke rol voor de Raad WSB en het SPC in de Europa
2020-strategie. Daarnaast klonk brede overeenstemming dat met het
optuigen van de nieuwe strategie het van groot belang is om duplicatie
van structuren en rapportageverplichtingen te voorkomen. 

Nederland bepleitte een sterke rol voor de Raad WSB daarbij steunend op
een goede samenwerking met het werkgelegenheidscomité (Employment
Committee, EMCO) en het SPC. Nederland riep op het werk van SPC en EMCO
te baseren op tijdige en degelijke analyses die ook kunnen bijdragen aan
de bredere analyses waarop Commissie en Raad hun sociaal-economische
beleid baseren.

Workshop pensioenen en minimuminkomens

Commissaris Andor lichtte het vlak voor de informele Raad verschenen
Groenboek pensioenen kort toe. Hij was verheugd dat er nu over dit
belangrijke onderwerp een brede Europese discussie zal plaatsvinden. Met
het verschijnen van het groenboek is immers een consultatie ronde van
start gegaan die zal duren tot 15 november aanstaande. 

Het groenboek probeert de pensioenproblematiek in de gehele breedte te
schetsen en concentreert zich rond 3 hoofdthema's: (1) Hoe kan de EU de
Lidstaten ondersteunen om een goede balans te vinden tussen de periode
dat een persoon werkt en met pensioen is; (2) Het weghalen van obstakels
voor mobiliteit in de EU en (3) Veilige pensioenen in de toekomst
(evenwicht zoeken tussen kosten en risico).

Andor gaf aan te hopen een brede respons te krijgen, niet alleen van
lidstaten, maar ook van sociale partners, spelers op de pensioenmarkt,
NGO's en internationale organisaties.

Alle lidstaten die intervenieerden verwelkomden het groenboek en de
daarmee geopende discussie over de toekomst van pensioenen. Nederland
legde de link tussen het belang van houdbaarheid en toereikendheid. Die
aspecten staan duidelijk met elkaar in verband. Nederland gaf aan een
aantal uitgangspunten uit het groenboek te delen zoals het principe dat
lidstaten verantwoordelijk zijn voor de inrichting van hun
pensioenstelsels, de brede benadering van het groenboek - waarbij zowel
de houdbaarheid als de betaalbaarheid van belang zijn -, het belang van
de verhoging van de arbeidsparticipatie en de opvatting dat een Europese
norm over een minimaal wenselijk niveau van pensioen niet wenselijk is.
Nederland gaf verder aan dat het element van verplichtstelling een
essentieel onderdeel is van het Nederlandse pensioenstelsel en wees op
het gevaar dat te hoge solvabiliteitseisen voor pensioenfondsen
pensioenen te duur kunnen maken.

 PAGE   1 

 PAGE   3