Toelichtende nota
Bijlage
Nummer: 2010D33929, datum: 2010-09-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Verdrag t.b.v. de Nederlandse Antillen, en de Regering van Canada inzake de uitwisseling van gegevens met betrekking tot belastingen (2010D33927)
Preview document (đ origineel)
Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Regering van Canada inzake de uitwisseling van gegevens met betrekking tot belastingen; Vancouver, 29 augustus 2009 (Trb. 2009, 154) Toelichtende nota ALGEMEEN Inleiding In april 1998 heeft de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) het rapport âHarmful Tax Competition, an emerging global issueâ uitgebracht, waarin de lijnen zijn uitgezet voor de aanpak van schadelijke belastingconcurrentie. Het vervolgrapport van juni 2000 bevat zowel een lijst van mogelijk schadelijke fiscale praktijken in de OESO-landen als een lijst van belastingparadijzen. In het kader van dit rapport hebben de Nederlandse Antillen, als Ă©Ă©n van de genoemde landen met een bijzonder belastingregime, op 30 november 2000 een schriftelijke toezegging aan de OESO afgegeven om de als schadelijk gekenmerkte fiscale praktijken te gaan beĂ«indigen en in het bijzonder om transparantie en effectieve gegevensuitwisseling met betrekking tot belastingzaken tot stand te brengen. Binnen een OESO-werkgroep hebben de Nederlandse Antillen zich ervoor ingezet om een modelverdrag te ontwikkelen dat de minimum standaard voor effectieve gegevensuitwisseling op verzoek vormt. Dit âModel Agreement on Exchange of Information on Tax Mattersâ (hierna: OESO-modelverdrag) is op 18 april 2002 tot stand gekomen en openbaar gemaakt. De OESO beoogt via deze wijze van gegevensuitwisseling internationale samenwerking in belastingaangelegenheden tot stand te brengen om belastingontwijking, fraude, witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan. De Nederlandse Antillen ondersteunen dit gedachtegoed en streven ernaar om zoveel mogelijk met andere landen verdragen ter voorkoming van dubbele belasting met een inlichtingenartikel conform de laatste update van artikel 26 van de OESO âModel Tax Convention on Income and Capitalâ (2005) te sluiten, alsmede een breed netwerk van de zogenaamde Tax Information Exchange Agreements (TIEAâs) naar het OESO-modelverdrag op te bouwen. Recente ontwikkelingen In 2009 heeft de OESO een overzicht gepubliceerd van landen die respectievelijk de OESO standaard hebben ingevoerd (de âwitte lijstâ), landen die gecommitteerd zijn maar de OESO standaard nog niet substantieel hebben geĂŻmplementeerd (de âgrijze lijstâ) en landen die zich niet hebben verbonden aan de OESO-normen (de âzwarte lijstâ). Onder de âgrijze lijstâ was een dertigtal gecommitteerde jurisdicties opgesomd, waaronder ook de Nederlandse Antillen. Bij het verschijnen van deze lijsten gold als criterium voor het substantieel implementeren van de OESO normen dat een land ten minste twaalf informatie-uitwisselingverdragen (TIEAâs) of belastingverdragen met een bepaling conform de laatste versie van artikel 26 van het OESO-modelverdrag uit 2005 moest hebben afgesloten. De publicatie van deze lijsten heeft wereldwijd geleid tot een exponentiĂ«le groei van het aantal overeengekomen TIEAâs en een snelle toename van het aantal (her)onderhandelingen van belastingverdragen. De Nederlandse Antillen gingen mee in deze ontwikkelingen. Inmiddels staan de Nederlandse Antillen op de âwitte lijstâ van de OESO. Onderhandelingen met Canada Het onderhavige Verdrag is tot stand gekomen na onderhandelingen tussen de fiscale autoriteiten van de Nederlandse Antillen en Canada. Het initiatief tot onderhandelen werd genomen door de autoriteiten van de Nederlandse Antillen, aangezien Canada is geĂŻdentificeerd als een prioriteitsland vanwege de commerciĂ«le banden met de Nederlandse Antillen. Sinds 2007 heeft Canada als beleid dat hun nationaalrechtelijke vrijstelling van belastingheffing voor inkomsten genoten uit actieve ondernemingsactiviteiten van buitenlandse dochterondernemingen van Canadese moedermaatschappijen, dan wel van vaste inrichtingen van Canadese hoofdhuizen, gevestigd in landen waarmee Canada een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft afgesloten, zal worden uitgebreid tot landen waarmee Canada een verdrag inzake de uitwisseling van belastinggegevens heeft gesloten. Deze âincentiveâ zal dan ook op de Nederlandse Antillen van toepassing zijn zodra het Verdrag in werking treedt. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Voor het voorliggende Verdrag heeft de tekst van het OESO-modelverdrag als basis gediend. De verdragstekst met Canada komt in grote lijnen overeen met het OESO-modelverdrag. Voor zover de bepalingen van het Verdrag substantieel afwijken van de bepalingen in het OESO-modelverdrag, worden deze verschillen hieronder toegelicht. Dit geldt voor de artikelen 3, 4, 8 en 13. Daar waar de bepalingen niet of niet substantieel afwijken van het OESO-modelverdrag, is het daarmee corresponderende OESO-commentaar van overeenkomstige toepassing en wordt voor de toelichting ervan verwezen naar dat commentaar. Artikel 1 Doelstelling en reikwijdte van het Verdrag Dit artikel beschrijft het doel en het toepassingsgebied van het Verdrag, namelijk het uitwisselen van voorzienbaar relevante fiscale gegevens ten behoeve van de vaststelling, heffing, controle en inning van belastingen, de invordering en tenuitvoerlegging van belastingvorderingen en het onderzoek naar en de vervolging van belastingzaken. Het tweede lid komt overeen met de laatste zin in het eerste lid van het OESO-modelverdrag. In het derde lid is bepaald dat ten aanzien van het Koninkrijk der Nederlanden het Verdrag alleen van toepassing is op de Nederlandse Antillen. In het licht van de toekomstige staatkundige hervorming kan hierbij ten overvloede worden opgemerkt dat de voorgenomen staatkundige hervorming - waarbij het land de Nederlandse Antillen zal worden opgeheven, Bonaire, St. Eustatius en Saba (hierna: BES-eilanden) elk een openbaar lichaam van Nederland zullen worden en Curaçao en St. Maarten de status van zelfstandig land binnen het Koninkrijk zullen verkrijgen - geen gevolgen heeft voor de status van dit Verdrag. Zie voor een verdere toelichting hierop de Koninkrijkspositie hierna onder III. Artikel 3 Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is Het OESO-modelverdrag laat aan verdragspartijen over te bepalen welke belastingen onder het Verdrag zullen vallen. In het eerste lid worden per Partij de belastingwetten opgesomd waarop het Verdrag van toepassing is. In het tweede lid is bepaald dat belastingen die na de ondertekening van dit Verdrag worden ingevoerd en die in wezen gelijksoortig zijn met of ter vervanging dienen van de in dit artikel genoemde belastingen, eveneens onder de reikwijdte van dit Verdrag vallen. In afwijking van het OESO-modelverdrag is de mogelijkheid om via een briefwisseling de bestaande belastingen die onder het Verdrag vallen uit te breiden of aan te passen op verzoek van Canada niet opgenomen. Ten aanzien van het tweede lid kan in relatie tot de BES eilanden het navolgende worden opgemerkt. Na de staatkundige hervorming zal - zo is voorzien in het bij de Tweede Kamer der Staten Generaal aanhangige voorstel van wet Belastingwet BES - de thans traditionele winstbelasting op de BES-eilanden worden vervangen door de zogenoemde vastgoedbelasting en opbrengstbelasting. Deze heffingen komen niet alleen in de plaats van een in het eerste lid, onderdeel a, opgesomde belasting maar zijn tevens te beschouwen als een âin wezen gelijksoortige belasting' die na de datum van ondertekening van dit Verdrag zal worden geheven. In de nota naar aanleiding van het verslag bij de Belastingwet BES is het voorgaande duidelijk verwoord, alwaar is gesteld dat âIn het voorgestelde fiscale stelsel voor de BES-eilanden (âŠ) de door (âŠ) lichamen behaalde winst niet meer via een traditionele winstbelasting in de belastingheffing (wordt) betrokken. In plaats daarvan wordt (âŠ) de door lichamen behaalde winst forfaitair belast via de vastgoedbelasting en, bij uitdeling, via de opbrengstbelasting. De opbrengstbelasting beoogt alle door lichamen behaalde winst op enig moment te belasten, hetzij bij uitdeling hetzij bij het eindigen van de belastingplicht op de BES-eilanden, door middel van een eindafrekeningsverplichtingâ. Dit betekent dat dit Verdrag na de staatkundige hervorming in ieder geval van toepassing zal zijn op de inkomstenbelasting, loonbelasting, vastgoedbelasting en opbrengstbelasting die op de BES-eilanden zullen worden geheven. Artikel 4 Begripsomschrijvingen In dit artikel worden de in het Verdrag gehanteerde begrippen gedefinieerd, die inhoudelijk overeenkomen met het OESO-modelverdrag. In onderdeel b van het eerste lid worden de competente autoriteiten van de verdragssluitende partijen gedefinieerd. In afwijking van het OESO-modelverdrag wordt onder âpersoonâ als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, eveneens begrepen âtrustâ en âvennootschapâ. Met deze toevoeging wordt beoogd expliciet aan te geven dat het Verdrag ook ziet op enig andere organisatorische structuur, zoals de maatschap. Op verzoek van Canada is in afwijking van het OESO-modelverdrag geen definitie opgenomen van de begrippen âstrafwettenâ en âfiscale delictenâ. Deze begrippen hebben immers slechts relevantie voor het bepaalde in artikel 13 van het Verdrag, in welke bepaling, eveneens in afwijking van het OESO-modelverdrag, wordt aangegeven welke handelingen en regelingen de verdragsluitende partijen voor ogen hebben. Artikel 5 Uitwisseling van inlichtingen op verzoek In dit artikel zijn de belangrijkste uitgangspunten van internationale inlichtingenuitwisseling op verzoek neergelegd. Hoewel dit artikel inhoudelijk niet afwijkt van het OESO-modelverdrag, verdient het desalniettemin een toelichting op enkele onderdelen. Voor het overige wordt verwezen naar het OESO-commentaar bij dit artikel. Dit artikel bevat de verplichting van de verdragssluitende partijen om inlichtingen op verzoek te verschaffen. Het tweede lid geeft de inspanningsverplichting van de verdragssluitende partijen weer, welke inhoudt dat, indien de voorhanden zijnde informatie niet voldoende is om aan het verzoek om informatie te voldoen, de verplichting bestaat om de gevraagde informatie door middel van alle relevante methoden van informatievergaring te verschaffen. De verplichting hiertoe geldt ook in situaties waarin er geen sprake is van een feit dat zowel volgens de wet van de aangezochte partij als volgens de wet van de vragende partij als strafbaar zou worden aangemerkt (de zogenoemde âdouble incriminalityâ) of indien de aangezochte partij de informatie zelf niet nodig heeft voor de eigen nationale belastingheffing, maar het verzoek om informatie uitsluitend het belang van de verdragspartner zou dienen. Het zogeheten âdomestic tax interestâ-beginsel kan derhalve geen grond zijn voor de aangezochte partij om informatieverstrekking te weigeren. Daarnaast hebben de verdragssluitende partijen de verplichting om ervoor zorg te dragen dat hun competente autoriteiten bevoegd zijn informatie op te vragen en uit te wisselen die gehouden wordt door banken en overige financiĂ«le instellingen, gevolmachtigden, zaakwaarnemers en agenten, alsmede informatie betreffende de uiteindelijk gerechtigden op vennootschappen, trusts, stichtingen en overige rechtspersonen. Met deze bepaling wordt een eventueel bankgeheim expliciet doorbroken. De Nederlandse Antillen hebben geen juridisch beletsel om aan de verplichting voortvloeiende uit het Verdrag te voldoen. Ter nakoming van deze verdragsverplichting is in Hoofdstuk VIII, Afdeling 2 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna ALL) een zestal artikelen opgenomen die de regels en interne procedures van internationale bijstandverlening, waaronder ook de bepalingen met betrekking tot de rechtsbescherming van degenen van wie inlichtingen worden gevraagd, regelt. Aan het slot van het eerste lid van artikel 1 is bepaald dat het Verdrag de in de nationale wetgeving neergelegde regels of procedures ter bescherming van de rechten van belastingplichtigen onverminderd respecteert. Deze regels of procedures mogen echter niet zo zwaar en tijdrovend zijn dat de informatieverstrekking daardoor onnodig wordt verhinderd of vertraagd. Dit betekent dat de notificatie aan de belanghebbende zoals deze is neergelegd in artikel 62 van de ALL, alsmede de aan deze belanghebbende ter beschikkingstaande mogelijkheid van beroep tegen het voornemen tot uitwisseling, niet mag leiden tot een onnodige vertraging. Ter waarborging van een snelle uitwisseling van informatie tussen de verdragssluitende partijen, is in het zesde lid de bepaling opgenomen dat de aangezochte partij, binnen 60 dagen na ontvangst, de bevoegde autoriteiten van de verzoekende partij in kennis stelt van de ontvangst van het verzoek dan wel het ontbreken van enige gegevens in het verzoek. Indien de aangevraagde informatie om welke reden dan ook niet binnen de aangegeven termijn van 90 dagen voorhanden is of niet uitgewisseld kan worden, is de aangezochte partij gehouden dit terstond aan de verzoekende partij mede te delen. Artikel 8 Vertrouwelijkheid Op verzoek van Canada zijn in afwijking van het OESO-modelverdrag in dit artikel de woorden âin dat rechtsgebied opgenomenâ. Canada kent namelijk het onderscheid tussen een federale en een provinciale jurisdictie. Op beide niveauâs kan belasting worden geheven over een bepaalde inkomensbron. De toevoeging âin dat rechtsgebiedâ is opgenomen ter verduidelijking dat de informatie-uitwisseling geldt voor beide niveauâs. Op grond van de artikelen 25 en 26 van de Europese Richtlijn van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (Richtlijn 95/46/EEG, PbEG L 281, blz. 31-50),, kunnen gegevens worden uitgewisseld met derde landen die een passend beschermingsniveau bieden. In geval Nederland TIEAâs sluit met derde landen, kan de vraag gesteld worden of deze landen met betrekking tot de aan hen verstrekte gegevens dit beschermingsniveau bieden. In recent door Nederland gesloten TIEAâs zijn daarom expliciet bepalingen opgenomen inzake de bescherming van persoonsgegevens. De Nederlandse Antillen hebben geen overeenkomstige bepaling in het Verdrag opgenomen, omdat de vraag omtrent de bescherming van persoonsgegevens die daarbij een rol zou kunnen spelen, voor de Nederlandse Antillen niet speelt. Bedoelde Richtlijn heeft immers geen gelding voor de Nederlandse Antillen. Ook de nationale wetgeving van de Nederlandse Antillen kent geen bepalingen met dergelijke strekking. Artikel 9 Kosten Dit artikel regelt de verdeling van de kosten verbonden aan de uitwisseling van informatie. Hierbij geldt als hoofdregel dat de aangezochte partij de normale kosten die opkomen bij de geboden bijstand zelf moet dragen. Buitengewone kosten die zijn opgekomen bij de geboden bijstand, worden door de verzoekende partij gedragen. Onder buitengewone kosten worden bijvoorbeeld begrepen redelijke kosten die verband houden met het inhuren van externe adviseurs in het kader van procesvoering. Artikel 11 Andere verdragen of regelingen Dit artikel wordt met name gebruikt in multilaterale verhoudingen. Desalniettemin is het op verzoek van Canada toch in het onderhavige bilaterale Verdrag opgenomen. Uitgangspunt is dat de uitwisseling van inlichtingen zal geschieden op basis van dit Verdrag. Dit artikel stelt echter vast dat de mogelijkheden van bijstand waarin dit Verdrag voorziet, geen beperking vormen voor en evenmin beperkt worden door de mogelijkheden die worden geboden door bestaande verdragen of door andere regelingen tussen de verdragsluitende partijen die betrekking hebben op samenwerking ter zake van belastingzaken. Artikel 13 Inwerkingtreding Dit artikel regelt de inwerkingtreding van het Verdrag. Voor de toepassing van het Verdrag wordt onderscheid gemaakt tussen opzettelijke gedragingen, die vatbaar zijn voor vervolging (âfiscale delictenâ) en overige belastingzaken. Ten aanzien van âfiscale delictenâ vindt het Verdrag toepassing met ingang van de dag van inwerkingtreding. Voor overige belastingzaken wordt onderscheid gemaakt tussen belastingen die over een tijdvak worden geheven en tijdstipbelastingen. Voor tijdvakbelastingen vindt het Verdrag toepassing op de eerste dag van het tijdvak dat aanvangt op of na de dag waarop het Verdrag in werking treedt. Op tijdstipbelastingen is het Verdrag van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding. Deze bepaling wijkt hierbij af van de regeling in het OESO-modelverdrag waar voor de inwerkingtreding wordt aangesloten bij de aanvang van een kalenderjaar. Met de in dit Verdrag gekozen tekst kan in voorkomende gevallen eerder dan op basis van het OESO-modelverdrag een beroep op het Verdrag worden gedaan. Artikel 14 BeĂ«indiging Dit artikel regelt de opzegging van het Verdrag. In het derde lid is bepaald dat de verplichtingen inzake de vertrouwelijkheid (artikel 8) van de onder toepassing van het Verdrag uitgewisselde informatie onverminderd blijven gelden na beĂ«indiging van het Verdrag. KONINKRIJKSPOSITIE Het Verdrag zal, zoals reeds bij de toelichting van artikel 1, derde lid, is vermeld, voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, alleen gelden voor de Nederlandse Antillen. De voorgenomen staatkundige hervorming - waarbij het land de Nederlandse Antillen zal worden opgeheven, Bonaire, St. Eustatius en Saba elk een openbaar lichaam van Nederland zullen worden en Curaçao en St. Maarten de status van zelfstandig land binnen het Koninkrijk zullen verkrijgen - heeft geen gevolgen voor de status van verdragen die tussen de Nederlandse Antillen en derde landen gelden. De internationaalrechtelijke verplichtingen voortvloeiende uit het Verdrag gaan van rechtswege over op de rechtsopvolgers van het land de Nederlandse Antillen, te weten de toekomstige landen Curaçao en St. Maarten. Daarnaast blijft het Verdrag van toepassing op de BES-eilanden Bonaire, St. Eustatius en Saba die elk een openbaar lichaam van Nederland zullen worden. DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN, OESO, âTowards a Global Tax co-operation: Progress in Identifying and Eliminating Harmful Tax Practicesâ, juni 2000 Voor de tekst van dit model, inclusief de toelichting, zie: http://www.oecd.org/dataoecd/15/43/2082215.pdf Zie hiervoor: http://www.oecd.org/document/53/0,3343,en_2649_33767_33614197_1_1_1_1,00 .html Zie hiertoe: OESO, Overview of the OECDâs Work on Countering International Tax Evasion, Parijs 28 september 2009, beschikbaar via. http://www.oecd.org/dataoecd/32/45/43757434.pdf. Kamerstukken II, 2009/10, 32 189; Kamerstukken II 2009/10, 32 189, nr. 7, blz. 26. P.B. 2001, no. 89, zoals laatst gewijzigd bij Landsverordening van 17 december 2007, P.B. 2007, no. 110. PAGE 2 PAGE 2