[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindverslag van de kabinetsinformateur, dhr Tjeenk Willink inzake zijn informatiewerkzaamheden

Bijlage

Nummer: 2010D34307, datum: 2010-09-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Afschrift van het eindverslag van de kabinetsinformateur, dhr. Tjeenk Willink inzake zijn informatiewerkzaamheden (2010D34306)

Preview document (šŸ”— origineel)


Mr. H.D. Tjeenk Willink

Informateur

Postbus 20008

2500 EA  DEN HAAG

							AAN DE KONINGIN

							

							

Kenmerk: 201000970					Den Haag, 13 september 2010

Op 7 september 2010 heeft U mij verzocht om U op de kortst mogelijke
termijn te informeren over de thans ontstane situatie en de stappen die
genomen moeten worden. Gaarne informeer ik U in dit verslag over mijn
informatiewerkzaamheden waarvan ik U ook tussentijds enkele malen op de
hoogte heb mogen stellen.

De situatie waarover U door mij op de kortst mogelijke termijn wilde
worden geĆÆnformeerd was de volgende. In het doorlopende
informatieproces dat met het aantreden van informateur Rosenthal begon,
dreigden twee ā€œgatenā€ te vallen. Die gaten moeten worden gedicht
voordat U een beslissing kunt nemen over de benoeming van een
informateur voor een onderzoek naar een bepaalde coalitie. Allereerst
waren daar de uitlatingen van de fractievoorzitters van VVD, PVV en CDA
op dinsdag 7 september die niet overeenkwamen met de conclusie in het
eindverslag van informateur mr. I.W. Opstelten van zaterdag 4 september
2010. Die conclusie was dat een spoedige totstandkoming van een stabiel
kabinet van VVD en CDA dat met de steun van de PVV kan rekenen op een
vruchtbare samenwerking met de Staten-Generaal niet mogelijk bleek.
Vervolgens strookte de uitkomst van het debat in de Tweede Kamer op
dinsdag 7 september waarin een meerderheid wees in de richting van het
hernemen van de informatiewerkzaamheden onder leiding van mr. I.W.
Opstelten, niet met de aan U uitgebrachte adviezen op maandag 6
september en dinsdag 7 september die in meerderheid wezen in de richting
van een benoeming van de voorzitter van de VVD-fractie tot informateur.
Deze korte verkennende informatieronde heb ik opgevat als de opdracht
deze twee gaten te dichten zodat u, iedereen gehoord, gelegitimeerd een
informatieopdracht kan verstrekken die vervolgens met een redelijk mate
van zekerheid succesvol kan worden afgerond. Daarvoor is een reƫle
inschatting nodig van de kansen en risicoā€™s. Dit laatste is mede
geboden omdat de conclusie van informateur mr. I.W. Opstelten was
gebaseerd op de constatering van de voorzitter van de PVV-fractie dat er
onvoldoende garanties waren voor steun aan het beoogde gedoogakkoord van
een meerderheid van de Tweede Kamer bestaande uit de fracties van VVD,
PVV en CDA. De vraag moet derhalve gesteld worden of de beƫindiging van
het lidmaatschap van de Tweede Kamer van een lid van de CDA-fractie op
dinsdag 7 september in deze situatie feitelijk verandering heeft
gebracht. 

Ter uitvoering van deze opdracht heb ik op woensdag 8 september en
donderdag 9 september gesprekken gevoerd met de voorzitters van alle
fracties in de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De adviezen die de
fractievoorzitters op maandag 6 en dinsdag 7 september aan U hadden
uitgebracht, heb ik op woensdag 8 september tezamen met mijn opdracht in
afschrift aan de Tweede Kamer gezonden. In de gesprekken met alle
fractievoorzitters heb ik hen gevraagd of zij die adviezen ongewijzigd
handhaafden in het licht van de sedertdien ontstane situatie, met
inbegrip van het debat naar aanleiding van het eindverslag van
informateur mr. I.W. Opstelten dat op dinsdagmiddag 7 september in de
Tweede Kamer plaatsvond. De voorzitters van de fracties van de SP, D66,
GL, CU en PvdD bevestigden dat zij hun advies handhaafden. De voorzitter
van de PvdA-fractie stelde vast dat het gedeelte van zijn advies dat
betrekking had op zijn bereidheid om samen met de voorzitter van de
VVD-fractie te werken aan een proeve van een regeerakkoord inmiddels
achterhaald was. De voorzitter van de CDA-fractie merkte op dat er in
essentie geen verschil bestond tussen zijn advies van maandagavond 6
september om de VVD-fractievoorzitter tot informateur te benoemen en
zijn inbreng in het debat in de Tweede Kamer op dinsdagmiddag 7
september waarin hij binnen het kader van dat advies verschillende
mogelijkheden noemde. Een van die mogelijkheden was dat drs. M. Rutte
als informateur de uitvoering van zijn opdracht eerst zou richten op de
spoedige totstandkoming van een stabiel kabinet van VVD en CDA met steun
van de PVV. De fractievoorzitter van het CDA zag derhalve geen reden
zijn advies te herzien maar meende dat een voortzetting van de
informatiewerkzaamheden in deze richting door mr. I.W. Opstelten, thans
eerder aangewezen is.

De voorzitters van de fracties van VVD, PVV en SGP handhaafden niet
langer de adviezen die zij aan U uitbrachten op maandagavond 6 september
en dinsdagochtend 7 september. Deze drie fractievoorzitters wensen nu
dat mr. I.W. Opstelten de informatiewerkzaamheden voortzet op basis van
de opdracht die hij op 4 augustus jl. van U ontving, namelijk een
onderzoek naar de spoedige totstandkoming van een stabiel kabinet van
VVD en CDA dat met steun van de PVV kan rekenen op een vruchtbare
samenwerking met de Staten-Generaal.

De voorzitters van de fracties van PvdA, SP, D66, GL, CU en de PvdD
hebben zich in hun advies ook uitgesproken over alternatieven die zij
zien voor de vorming van een kabinet als vermeld in de opdracht van mr.
I.W. Opstelten. Zij gaan daarbij uit van een meerderheidskabinet. De
voorzitter van de PvdA-fractie wil meewerken aan een stabiel kabinet en
heeft daarbij geen blokkades maar wel voorkeuren. De voorzitter van de
SP-fractie wenst een stabiel meerderheidskabinet met steun in beide
Kamers. Hij geeft aan dat zijn partij deel zou kunnen uitmaken van
zoā€™n meerderheidscoalitie. De voorzitter van de D66-fractie wenst een
stabiel kabinet dat zich richt op hervormingen en waarbij zijn fractie
nodig is voor een meerderheid. Zijn eerste voorkeur blijft een kabinet
van VVD-PvdA-D66-GL. De voorzitter van de GL-fractie is ook voorstander
van een combinatie van VVD-PvdA-D66-GL die in haar ogen een stabiel en
klassiek meerderheidskabinet oplevert. Andere meerderheidsvarianten
sluit zij niet uit, met uitzondering van een coalitie waarin GL zou
samenwerken met PVV. Een extraparlementair kabinet sluit zij evenmin
uit. De voorzitter van de CU-fractie geeft in ieder geval de voorkeur
aan een meerderheidskabinet ook als dat een kabinet van VVD, PVV en CDA
zou zijn. Als een middenkabinet zou worden onderzocht, met inbegrip van
combinaties bestaande uit vijf partijen,  zou de CU daarvan deel kunnen
uitmaken. De voorzitter van de PvdD handhaaft haar advies om te komen
tot een zakenkabinet of extraparlementair kabinet. De voorzitters van de
fracties van D66, CU en PvdD verzochten mij aandacht te schenken aan de
Eerste Kamer. Leden van de Eerste Kamer hebben in hun ogen terecht
aandacht gevraagd voor de relatie tussen de opdracht aan informateur
Opstelten gericht op een stabiel kabinet van VVD en CDA dat met steun
van de PVV kan rekenen op een vruchtbare samenwerking met de
Staten-Generaal en het ontbreken van een meerderheid van VVD, PVV en CDA
in de Eerste Kamer. Ten aanzien daarvan wees de voorzitter van de
fractie van de CU erop dat die situatie kan voortduren, ook na de
verkiezingen voor de provinciale staten en de Eerste Kamer in 2011. 

Vervolgens heb ik de fractievoorzitters van PvdA, SP, D66, GL, CU, SGP
en PvdD gevraagd naar hun opstelling ten aanzien een kabinet van VVD en
CDA met gedoogsteun van de PVV. Deze fractievoorzitters signaleerden een
spanning tussen de opgave van het minderheidskabinet om meerderheden in
de Tweede Kamer te vinden in de gevallen waarin geen sprake is van steun
door de PVV-fractie en de polarisatie die kan optreden als gevolg van de
politieke samenwerking tussen VVD, PVV en CDA. De voorzitters van de
fracties van PvdA, SP, D66, GL, CU, SGP en PvdD hebben meegedeeld dat
zij de voorstellen van een kabinet van VVD en CDA met gedoogsteun van de
PVV-fractie op hun merites zullen beoordelen. De voorzitter van de
PvdA-fractie tekende hierbij aan dat het  kabinet er niet op voorhand
vanuit kan gaan dat zijn fractie het kabinet aan een meerderheid helpt
in gevallen waarin er onvoldoende steun is. De voorzitter van de
GL-fractie merkte op dat haar fractie in bepaalde gevallen het kabinet
alleen steunt indien komt vast te staan dat het kabinet dan in andere
gevallen tegemoet komt aan wensen van de GL-fractie. De voorzitter van
de CU-fractie ziet geen rol voor zijn fractie weggelegd in de
samenwerking van VVD, PVV en CDA, ook niet in de vorm van gedoogsteun.
In de thans voorziene constructie kan de doorgaans gouvernementele
houding van zijn fractie onder druk komen te staan. De voorzitter van de
SGP-fractie nam het standpunt in dat zijn fractie op de voor de
SGP-fractie gebruikelijke wijze in beginsel steun geeft aan voorstellen
van het kabinet die passen binnen het kader van het verkiezingsprogramma
van de SGP. Hierin kan naar zijn opvatting verandering komen indien de
voorstellen van het beoogde kabinet, afzonderlijk of bijeen genomen, een
zodanig karakter gaan dragen dat zijn fractie zich genoodzaakt ziet de
gebruikelijke bejegening van een kabinet door de SGP-fractie aan te
passen. Hij verwees naar de opstelling van de SGP-fractie tijdens het
kabinet-Kok II.

Vervolgens heb ik op donderdag 9 september met de voorzitters van de
fracties van VVD, PVV en CDA afzonderlijk gesproken over de reƫle
inschatting van de kansen en risicoā€™s bij de vorming en het
functioneren van het door hen beoogde kabinet. Daarbij is allereerst
globaal gesproken over de inhoud van het gedoogakkoord overeenkomstig de
verklaring van 30 juli 2010 en de inhoud van het regeerakkoord. Op grond
van de bespreking in de afgelopen weken van alle onderwerpen die in een
van beide of beide akkoorden een plaats zullen krijgen, spraken de drie
fractievoorzitters, in verschillende bewoordingen, hun vertrouwen uit
dat de onderhandelingen inhoudelijk tot het beoogde resultaat zullen
leiden al is er nog het nodige te bespreken en blijft het voorbehoud
gelden dat over niets besloten is voordat over alles volledige
overeenstemming is bereikt. 

Aangezien het kabinet van VVD en CDA met gedoogsteun van de PVV
gebaseerd is op de kleinst mogelijke meerderheid in de Tweede Kamer, heb
ik alle drie de fractievoorzitters gevraagd naar eventueel binnen hun
fracties levende principiƫle bezwaren tegen het beoogde kabinet of
eventuele programmatische reserves waardoor die meerderheid tot een
minderheid zou kunnen worden. 

De fractievoorzitter van de VVD heeft in zijn fractie geen bezwaren of
reserves ontmoet. Het eindresultaat van de onderhandelingen zal aan de
VVD-fractie worden voorgelegd.

De fractievoorzitter van de PVV heeft op basis van het overleg met zijn
fractie unaniem instemming gekregen de onderhandelingen te hervatten. De
PVV-fractie bepaalt zijn uiteindelijke standpunt evenwel pas op basis
van de inhoud van het onderhandelingsresultaat.  

De fractievoorzitter van het CDA heeft van zijn voltallige fractie de
onvoorwaardelijke instemming gekregen met voortzetting van de
onderhandelingen. De CDA-fractie bepaalt vervolgens zijn standpunt op
basis van de inhoud van het onderhandelingsresultaat. De
CDA-fractievoorzitter verwacht dat de bij leden van zijn fractie nog
levende principiƫle bezwaren of programmatische reserves kunnen worden
weggenomen. Na afloop van het partijcongres van het CDA stelt de
CDA-fractie zijn definitieve standpunt vast.  

De drie fractievoorzitters gaven aan voor de hervatting van het
informatieproces geen nieuwe voorwaarden te zullen stellen of extra
garanties te kunnen geven. 

Voor de uitvoering van het regeerakkoord en onderwerpen die daarin niet
geregeld zijn (hun aantal pleegt gedurende de kabinetsperiode snel te
groeien), zal het nieuwe kabinet aangewezen zijn op wisselende
meerderheden in de Tweede Kamer waarvan ook de PVV deel kan uitmaken. De
fractievoorzitters zijn zich bewust van de eisen die het aangewezen zijn
op wisselende meerderheden aan het kabinet en de afzonderlijke
bewindslieden stelt. In het bijzonder heb ik gewezen op de Europese
agenda die de komende maanden belangrijke onderwerpen zal bevatten
waaronder het eindrapport van de werkgroep-Van Rompuy. De nieuw te
benoemen informateur zou er goed aan doen na te gaan of op deze en
wellicht enkele andere hoofdpunten van het kabinetsbeleid op steun van
andere fracties in de Tweede Kamer kan worden gerekend. 

Tot slot hebben de drie fractievoorzitters hun vertrouwen uitgesproken
in een goed verloop van het informatieproces dat op vrijdag 3 september
jl. werd afgebroken en thans kan worden voortgezet. 

Op vrijdag 10 september heb ik een gesprek gevoerd met oud-informateur
mr. I.W. Opstelten over zijn bevindingen en verwachtingen en vervolgens
met de voorzitter van de Eerste Kamer. Oud-informateur Opstelten
bevestigde het beeld van de drie fractievoorzitters ten aanzien van de
haalbaarheid van het bereiken van overeenstemming over een regeerakkoord
en een gedoogakkoord, de opstelling van fracties in de Tweede Kamer, de
positie van de Eerste Kamer en verdere afronding van het proces.

Dezelfde dag ontving ik voorts de voorzitter van de Eerste Kamer drs.
P.R.H.M. van der Linden, mede naar aanleiding van hetgeen
oud-informateur mr. I.W. Opstelten desgevraagd tijdens het debat in de
Tweede Kamer op dinsdag 7 september 2010 over de positie van de Eerste
Kamer naar voren heeft gebracht en de hierboven genoemde opmerkingen van
de voorzitters van de fracties in de Tweede Kamer van D66, GL en CU. De
voorzitter van de Eerste Kamer heeft erop gewezen dat de Eerste Kamer
der Staten-Generaal, afgezien van de rechten van initiatief en
amendement, als medewetgever en controleur dezelfde grondwettelijke
rechten heeft als de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De verhouding
tussen beide Kamers heeft zich in de loop van de geschiedenis zodanig
ontwikkeld dat het politieke primaat bij de direct gekozen Tweede Kamer
berust en de Eerste Kamer de ā€œchambre de rĆ©flexionā€ vormt die de
toetsing van de kwaliteit van wetgeving als haar eerste taak ziet. In
die toetsing ligt de nadruk op constitutionaliteit (naast de nationale
constitutie ook de Europese regelgeving en de internationale verdragen),
de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid. Daarbij neemt de Eerste Kamer
tevens in acht dat de Tweede Kamer in constitutioneel opzicht als
zodanig en ten opzichte van de Eerste Kamer een eigen positie inneemt,
onder meer door de wijze van samenstelling. Deze overwegingen acht ik
van belang bij het verdere onderzoek naar de totstandkoming van het
beoogde kabinet. 

In de gesprekken met de drie fractievoorzitters op 9 september heb ik
aangegeven zo nodig beschikbaar te zijn voor een gezamenlijk gesprek
over de conclusies in dit eindverslag. Hieraan hadden zij geen behoefte.

Op grond van het voorgaande en alles overziende adviseer ik U mr. I.W.
Opstelten te verzoeken met inachtneming van het bovenstaande zijn
onderzoek naar de spoedige totstandkoming van een stabiel kabinet van
VVD en CDA dat met de steun van de PVV kan rekenen op een vruchtbare
samenwerking met de Staten-Generaal voort te zetten.

 

							Mr. H.D. Tjeenk Willink

 PAGE    

 PAGE   5