[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Advies Raad van State

Bijlage

Nummer: 2010D35267, datum: 2010-09-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verdrag Liechtenstein inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen (2010D35265)

Preview document (🔗 origineel)


No.W06.10.0132/III	's-Gravenhage, 16 juni 2010

Bij Kabinetsmissive van 22 april 2010, no.10.001147, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede
namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging
aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en
de Regering van het Vorstendom Liechtenstein inzake de uitwisseling van
informatie betreffende belastingen, met Protocol; Brussel, 10 november
2009 (Trb. 2010, 14 en Trb. 2010, 107), met toelichtende nota.

Het verdrag ziet op de uitwisseling van informatie met het oog op de
belastingheffing. De Raad onderschrijft de goedkeuring van het verdrag,
maar plaatst daarbij enige kanttekeningen.

1.	Modelverdrag

Het is de Raad opgevallen dat het Verdrag op veel plaatsen afwijkt van
het Model Agreement on Exchange of Information on Tax Matters
(modelverdrag). Anders dan in de toelichtende nota wordt opgemerkt,
worden slechts enkele afwijkingen daarin gemeld en nader toegelicht.
Navolgende afwijkingen vergen naar het oordeel van de Raad nadere
toelichting.

a.	Artikel 4, eerste lid, onderdeel i, van het Verdrag wijkt af van
artikel 4, eerste lid, onderdeel g, van het modelverdrag. Onduidelijk is
welke consequenties de in onderdeel i bedoelde aansluiting bij artikel 4
van richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en van de Raad van
21 april 2004 heeft.

b.	Artikel 5, eerste lid, laatste volzin, van het Verdrag bevat een
inspanningsverplichting voor de bevoegde autoriteit van de verzoekende
partij om eerst zelf op het eigen grondgebied de benodigde informatie te
achterhalen. Deze volzin is niet opgenomen in het modelverdrag.

c.	In artikel 5, vierde lid, onderdeel b, van het Verdrag, is na
"Anstalten" ingevoegd "(where appropriate)". Deze toevoeging ontbreekt
in het modelverdrag. Daarnaast luidt die toevoeging in de Nederlandse
tekst van het Verdrag "(indien van toepassing)". De toevoegingen hebben
niet dezelfde betekenis.

d.	Artikel 5, vierde lid, onderdeel b, eerste alinea, slotzinsnede, van
het Verdrag ("and equivalent information….") wijkt af van het
modelverdrag.

e.	Artikel 5, vijfde lid, van het Verdrag wijkt op enkele onderdelen af
van het modelverdrag. De Raad wijst hierbij op de verplichting om het
verzoek zo gedetailleerd mogelijk te formuleren (vijfde lid, aanhef), de
verplichting om het tijdvak te specificeren (vijfde lid, onderdeel b),
en de verplichting om aan te tonen dat de gevraagde informatie naar
verwachting relevant zal zijn in relatie tot de gespecificeerde persoon
(vijfde lid, onderdeel e).

f.	In artikel 5, vijfde lid, onderdeel d, van het Verdrag wordt, in
afwijking van het modelverdrag, niet de eis gesteld dat de gevraagde
informatie wordt gevraagd voor een fiscaal doel. Niet duidelijk is hoe
dit zich verhoudt tot de artikelen 5, eerste lid, en 1 van het Verdrag,
waarin die eis wel wordt gesteld.

g.	In artikel 5, zesde lid, van het Verdrag ontbreken de in het
modelverdrag opgenomen termijnen van 60 dagen (waarbinnen de bevoegde
autoriteit van de verzoekende partij in kennis moet worden gesteld van
eventuele gebreken in het verzoek) en 90 dagen (waarbinnen de bevoegde
autoriteit van de aangezochte partij de informatie moet verstrekken).

h.	In artikel 7, eerste lid, van het Verdrag, is in afwijking van het
modelverdrag de eis toegevoegd dat de gevraagde informatie ook zou
moeten kunnen worden verstrekt in het spiegelbeeldige geval waarin de
aangezochte partij onder soortgelijke omstandigheden die informatie zou
vragen. 

i.	Artikel 7, eerste lid, slotzinsnede, van het Verdrag betreft een
weigeringsgrond voor de aangezochte partij voor gevallen waarin het
verzoek niet is gedaan in overeenstemming met het Verdrag of met "any
other instrument to which the Contracting States are parties". De
aangehaalde zinsnede ontbreekt in het modelverdrag. Daarnaast staat deze
zinsnede op gespannen voet met artikel 12 van het Verdrag, dat juist aan
het Verdrag prioriteit verleent boven andere bi- of multilaterale
afspraken.

j.	In artikel 7, tweede lid, van het Verdrag zijn in afwijking van het
modelverdrag de woorden "subject to legal privilege" toegevoegd. 

De Raad adviseert in de toelichtende nota in te gaan op de hiervoor
bedoelde afwijkingen.

2.	Bindende arbitrage

In artikel 13, vierde lid, van het Verdrag is in bepaalde situaties voor
het beslechten van onderlinge geschillen een bindende arbitrage dwingend
voorgeschreven. Anders dan in de toelichtende nota wordt gesuggereerd,
is daar geen additionele overeenkomst voor nodig.

De Raad adviseert de nota van toelichting op dit punt aan te passen.

3.	Inwerkingtreding

Bij artikel 14 van het Verdrag is onduidelijk of met "that date" en "on
or after that date" in beide gevallen wordt gedoeld op de eerste dag van
de tweede maand na de laatste van de diplomatieke nota’s.

De Raad adviseert de toelichtende nota op dit punt te verduidelijken.

4.	Staatkundige hervorming van het Koninkrijk der Nederlanden

Het Verdrag zal ook na de staatkundige hervorming (naar verwachting
vanaf 10 oktober 2010) niet van toepassing zijn op de BES-eilanden en
de daarbij behorende territoriale wateren en Exclusieve Economische
Zones. Indien toepassing ter zake wel gewenst is, is aanvullende
wetgeving noodzakelijk. Hierbij dient rekening te worden gehouden met
eventuele bestaande informatie-uitwisselingsverdragen die het
desbetreffende land al heeft gesloten met de Nederlandse Antillen. De
Raad adviseert hier in de toelichtende nota aandacht aan te besteden.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld
verdrag wordt overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal, nadat
aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

	Richtlijn nr. 2004/39/EG van het Europees parlement en de Raad van de
Europese Unie van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële
instrumenten, tot wijziging van de richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG
van de Raad en van richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de
Raad en houdende intrekking van richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PbEU L
145).

	Zie Kamerstukken II 2008/09, 32 047, nr. 3, blz. 2 (de beschreven derde
categorie) en zie Kamerstukken I 2009/10, 32 047, nr. A (artikel 1 van
het voorstel van wet).

	Zie Kamerstukken I 2009/10 32 047, nr. A (artikel 2 van het voorstel
van wet).

  PAGE  2 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........