[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2010D35309, datum: 2010-09-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Wijziging overeenkomst Maleisiƫ tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting m.b.t. belastingen naar het inkomen (2010D35307)

Preview document (šŸ”— origineel)


Tweede Protocol tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Regering van
het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Maleisiƫ tot het
vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van
belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, zoals
gewijzigd bij Protocol; ā€™s-Gravenhage, 4 december 2009 (Trb. 2010, 17)

TOELICHTENDE NOTA

I. Algemeen

Inleiding

In april 2009 heeft de regering van Maleisiƫ aangegeven dat eventuele
belemmeringen in Maleisiƫ om op verzoek (bank)informatie voor
belastingdoeleinden uit te wisselen, zullen worden weggenomen en dat zij
bereid is om bestaande belastingverdragen op dit punt te herzien.

	Deze gebeurtenis staat niet op zichzelf, maar moet worden gezien tegen
de achtergrond van de recente economische gebeurtenissen. Met name de
kredietcrisis heeft wereldwijd het bewustzijn verhoogd dat de
ā€™globalized economyā€™ uitdrukkelijk verantwoordelijkheden met zich
meebrengt, ook op fiscaal terrein. Immers, terwijl de
belastingplichtigen in de ā€˜globalized economyā€™ min of meer
onafhankelijk van nationale grenzen kunnen opereren, moeten de
belastingautoriteiten deze grenzen bij het uitvoeren van hun taken wĆØl
respecteren. Bepalingen die zien op informatie-uitwisseling bieden hun
een juridisch kader om over de grenzen samen te werken zonder de
soevereiniteit van andere landen of de rechten van belastingbetalers te
schenden. 

	Informatie-uitwisseling is dan ook een belangrijk instrument om er voor
te zorgen dat belastingplichtigen hun ā€˜fair shareā€™ aan de nationale
schatkisten bijdragen.

	Er zijn in de voorbije jaren door de Organisatie voor Economische
Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) te Parijs verschillende instrumenten
ontwikkeld die een juridisch kader bieden voor uitwisseling van
belastinginformatie. Hieruit is een internationale standaard
voortgekomen die reeds in 2004 is onderschreven door de ministers van
Financiƫn van de groep negentien economisch meest belangrijke landen en
de Europese Unie (G-20) en in 2008 ook door het Verenigde Naties ComitƩ
van Experts in Internationale Samenwerking op het gebied van
Belastingen. De internationale standaard voorziet in uitwisseling van
informatie op verzoek in alle belastingkwesties ten behoeve van de
toepassing of de tenuitvoerlegging van de nationale belastingwet,
waarbij een verzoek niet geweigerd mag worden enkel omdat de verzochte
staat zelf geen belang heeft bij de gevraagde informatie of vanwege het
bestaan van een bankgeheim. Daarnaast voorziet de standaard ook in
uitgebreide waarborgen om de vertrouwelijkheid van de uitgewisselde
informatie te beschermen.

	In de aanloop naar de bijeenkomsten van de G-20 van 15 en 16 november
2008 in Washington en van 2 april 2009 in Londen is de discussie over
transparantie en informatie-uitwisseling in een stroomversnelling
geraakt. Duidelijk werd dat landen die zich niet wilden committeren aan
de internationale standaard, serieus rekening moesten houden met
sanctiemaatregelen (counter measures) vanuit G-20 landen. Om de
voortgang van de tenuitvoerlegging van deze standaard zichtbaar te maken
publiceerde de OESO tegelijkertijd een overzicht waaruit de status op
dit punt van in totaal 84 landen kon worden afgeleid. Dit overzicht werd
vervolgens steeds aan de laatste stand van zaken aangepast, waardoor
eventuele vooruitgang per land vrijwel direct zichtbaar werd. In
combinatie met de aangekondigde maatregelen leidde dit niet alleen ertoe
dat deze standaard vrijwel direct wereldwijd werd erkend en
onderschreven, maar bovendien leidde dit tot een ongekend snelle
uitbreiding van het aantal bilaterale onderhandelingen over ā€˜verdragen
tot uitwisseling van belastinginformatie (Tax Information Exchange
Agreements - TIEAā€™s) en belastingverdragen met een moderne
informatie-uitwisselingsbepaling overeenkomstig artikel 26 van het
OESO-modelverdrag. 

	Het is dan ook toe te juichen dat verschillende staten al aan de
vooravond van de genoemde G-20 top of vlak daarna hebben aangegeven op
het punt van uitwisseling van (bank)informatie zich te willen
conformeren aan de internationaal overeengekomen standaard. Dit geldt
voor Maleisiƫ, maar ook voor landen als Singapore, Luxemburg, Belgiƫ,
Oostenrijk en Zwitserland. Al deze landen hebben aangegeven bereid te
zijn om op verzoek ook voor belastingdoeleinden (bank)informatie uit te
wisselen en bestaande belastingverdragen op dit punt te herzien. Het met
name op het bankgeheim gebaseerde verzet tegen ruimere
gegevensuitwisseling werd hiermee doorbroken. 

Wel geldt in het algemeen een aantal (aanvullende) voorwaarden om
zogenoemde ā€˜fishing expeditionsā€™ te voorkomen. Met die term wordt
bedoeld dat zonder een concreet aanknopingspunt met betrekking tot Ć©Ć©n
of meerdere belastingplichtigen gegevens worden opgevraagd. De bevoegde
autoriteit van de verzoekende Staat verstrekt aan de bevoegde autoriteit
van de aangezochte Staat informatie over: 

-	onder andere de identiteit van de persoon op wie de controle of het
onderzoek betrekking heeft;

-	het fiscale doel waarvoor om inlichtingen wordt verzocht; 

-	de redenen om te veronderstellen dat de gevraagde inlichtingen zich
bevinden in de aangezochte Staat of zich in het bezit of onder de macht
bevinden van een persoon die onder de rechtsmacht van de aangezochte
Staat valt;

-	de namen en adresgegevens, voor zover bekend, van personen waarvan
verondersteld wordt dat zij in het bezit zijn van de gevraagde
inlichtingen;

-	een verklaring dat de verzoekende Staat alle op zijn eigen grondgebied
beschikbare middelen heeft aangewend om de inlichtingen te verkrijgen,
met uitzondering van middelen die zouden leiden tot onevenredige
moeilijkheden. 

Deze (aanvullende) voorwaarden zijn afgeleid van artikel 5 van het uit
2002 daterende TIEA-model, dat op zijn beurt voor de internationale
standaard model heeft gestaan. Deze vereisten worden wel soepel
geĆÆnterpreteerd om een effectieve uitwisseling van inlichtingen niet te
dwarsbomen.

	Vooralsnog is dus sprake van uitwisseling ā€˜op verzoekā€™. Artikel 26
van het OESO-modelverdrag biedt landen in beginsel ook de mogelijkheid
om informatie automatisch spontaan uit te wisselen. Een verplichting is
dit evenwel niet. Nederland heeft altijd onderstreept voorstander te
zijn van automatische uitwisseling van (bank)informatie, omdat daarmee
een effectieve uitwisseling van informatie naar verwachting het best zal
zijn gewaarborgd. De internationale standaard schrijft deze verdergaande
vorm van informatie-uitwisseling evenwel (nog) niet voor, en geen van de
hiervoor genoemde landen  is op dit ogenblik bereid om verder gaan dan
wat de internationale standaard (thans) vereist.

	Vanuit Nederlands oogpunt blijft volledige transparantie en
automatische gegevensuitwisseling de (logische) volgende stap.
Desalniettemin is met de huidige internationale standaard (ā€˜op
verzoekā€™) zondermeer sprake van een belangrijke stap, omdat daarmee op
het gebied van informatie-uitwisseling voor het eerst tussen de
verschillende landen en jurisdicties gelijke concurrentievoorwaarden
(level playing field) worden tot stand gebracht die wereldwijd
toepassing vinden. Het is daarom van groot belang dat op internationaal
niveau adequaat erop wordt toegezien of landen hun afspraken ook nakomen
en of er in de praktijk daadwerkelijk sprake is van een effectieve
uitwisseling van informatie. Het is dan ook positief dat de ministers
van Financiƫn van de Groep van Acht (G-8) tijdens hun bijeenkomst op 13
juni 2009 in Lecce (Italiƫ) aangaven volledig achter het
OESO-initiatief te staan om deze zaken ter hand te nemen in het kader
van een uitgebreid Global Forum, het zogenoemde Global Forum on
Transparency and Exchange of Information. In het Global Forum zullen
zowel OESO-lidstaten als niet-lidstaten samenwerken en een van de eerste
opgaven zal zijn om te komen tot een systeem van peer-reviews waarbij
landen elkaar onafhankelijk beoordelen op het punt van de effectieve
tenuitvoerlegging van de standaarden op het gebied van transparantie en
uitwisseling van informatie. Tijdens genoemde G-20 bijeenkomst in Londen
is afgesproken dat het Global Forum hierover regelmatig zal
terugrapporteren aan de ministers van Financiƫn van de G-20.

	De totstandkoming van het onderhavige protocol (hierna ā€˜het
Protocolā€™) moet worden gezien tegen de hiervoor geschetste
achtergrond. Het verwerkt de internationale standaard op het gebied van
informatie-uitwisseling in het bestaande belastingverdrag tussen
Nederland en Maleisiƫ. Het maakt immers de uitwisseling van
bankgegevens op verzoek voor belastingdoeleinden mogelijk. Het Protocol
wijzigt daartoe artikel 26 van de op 7 maart 1988 te ā€˜s-Gravenhage tot
stand gekomen Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der
Nederlanden en de Regering van Maleisiƫ tot het vermijden van dubbele
belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking
tot belastingen naar het inkomen, met Protocol (Trb. 1988, 27; hierna:
ā€™het Verdragā€™), zoals gewijzigd door het op 4 december 1996 te
ā€˜s-Gravenhage ondertekende Protocol (Trb. 1997,13).

Budgettaire gevolgen en administratieve lasten

	Door het uitwisselen van informatie kan Nederland op een meer adequate
wijze zijn belastingwetgeving toepassen. De informatie-uitwisseling moet
worden gezien in de context van het voorkomen van het ontgaan van
belasting. Op langere termijn zal het Protocol naar verwachting
positieve budgettaire gevolgen hebben voor de Nederlandse schatkist.
Deze zijn op dit ogenblik overigens niet nader te kwantificeren. Aan het
Protocol zijn voor Nederland geen administratieve lasten van betekenis
verbonden.

Nederlandse situatie

De juridische grondslag voor de informatie-uitwisseling met Maleisiƫ
door Nederland is gelegen in het Verdrag zelf, zoals gewijzigd door dit
Tweede Protocol. De Wet op de internationale bijstandsverlening bij de
heffing van belastingen (WIB) beoogt de benodigde nationale maatregelen
te treffen, zoals toegang tot de Algemene wet inzake rijksbelastingen
(AWR), tot maatregelen voor informatievergaring en tot voorzieningen
voor de rechtsbescherming van de binnenlandse bron van de informatie. Er
bestaan in Nederland geen wettelijke belemmeringen om te voldoen aan de
bepalingen voor informatie-uitwisseling zoals neergelegd in het thans
voorliggende Protocol met Maleisiƫ.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De huidige bepaling, die ziet op uitwisseling van inlichtingen (artikel
26), wordt geheel vervangen door een nieuwe bepaling. Deze nieuwe
bepaling (hierna: artikel 26) stemt volledig overeen met de
informatie-uitwisselingsbepaling uit het OESO-modelverdrag 2008 en is in
lijn met het Nederlandse fiscale verdragsbeleid. De bepaling ziet niet
alleen op de belastingen waarop het Verdrag van toepassing is, maar ook
op door Nederland of Maleisiƫ geheven belastingen van elke soort of
benaming (artikel 26, eerste lid, laatste volzin). Het eerste lid van
artikel 26 opent voor beide verdragsstaten de mogelijkheid om op
verzoek, automatisch en spontaan informatie uit te wisselen. In lijn met
de door de G-20 gehanteerde ā€˜internationale standaard op het gebied
van informatie-uitwisseling voor belastingdoeleindenā€™ vindt
informatie-uitwisseling in beginsel plaats via de eerstgenoemde methode:
ā€˜op verzoekā€™.

	Het tweede lid van artikel 26 geeft aan hoe de staat, die van de andere
staat inlichtingen ontvangt, met deze inlichtingen dient om te gaan en
ziet daarmee tevens op de geheimhoudingsverplichting en het gebruik van
de inlichtingen.

	De algemene grenzen van de verplichting tot de uitwisseling van
inlichtingen (de weigeringsgronden) zijn neergelegd in het derde lid van
artikel 26.

	Het vierde lid van artikel 26 bepaalt dat de verdragsstaat waaraan
inlichtingen worden gevraagd, zijn nationale informatievergarende
maatregelen dient in te zetten, ook al heeft die staat die inlichtingen
niet nodig voor de eigen belastingheffing. Wel blijven de gronden voor
weigering van inlichtingen, zoals vermeld in het derde lid van artikel
26, van toepassing.

	Het vijfde lid van artikel 26 bepaalt dat het enkele feit dat
informatie in het bezit is van bijvoorbeeld een bank, een financiƫle
instelling of een zaakwaarnemer, geen reden mag zijn voor een
verdragsluitende staat om de informatie niet te verstrekken aan de staat
die om de informatie heeft verzocht.

Artikel 2

Dit artikel regelt de inwerkingtreding. Daarin wordt aangegeven dat een
verzoek om informatie kan worden ingediend op of na de datum van
inwerkingtreding en dat dit verzoek betrekking kan hebben op
belastingtijdvakken die beginnen op of na 1 januari 2010. Voor
belastingen die geen tijdvak kennen kan in ieder geval informatie worden
opgevraagd die valt toe te rekenen aan een tijdstip op of na 1 januari
2010.

III. Koninkrijkspositie

Wat het Koninkrijk betreft, zal het onderhavige Protocol, evenals de
Overeenkomst, alleen voor Nederland gelden.

De Minister van Financiƫn,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

 Te weten:

a) Artikel 26 van het OESO Modelverdrag. Dit is de basis voor de
informatie-uitwisselingbepaling die kan worden opgenomen in een
bilateraal belastingverdrag. Naast informatie-uitwisseling op verzoek
biedt artikel 26 ook de mogelijkheid om informatie op automatische basis
of spontaan uit te wisselen; OESO-modelverdrag van 17 juli 2008, OECD
Model tax convention on income and capital, Parijs: OESO 2008

b) De zogenoemde ā€˜Tax Information Exchange Agreementā€™ (TIEA), die is
gebaseerd op de OECD, Model Agreement on exchange of information on tax
matters, dat samen met een aantal niet-OESO lidstaten, waaronder
verschillende belastingparadijzen, is ontwikkeld
(DAFFE/CFA(2002)24/FINAL), Parijs: OESO 2002, inclusief Commentaar,
beschikbaar via   HYPERLINK
"http://www.oecd.org/dataoecd/15/43/2082215.pdf" 
http://www.oecd.org/dataoecd/15/43/2082215.pdf  

c) Het multilaterale Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand
in belastingzaken van 25 januari 1988 (Convention on mutual
administrative assistance in tax matters), dat tot stand is gekomen
onder auspiciƫn van de OESO en de Raad van Europa (WABB-verdrag, Trb.
1991, 4).

  In het overzicht wordt een onderscheid gemaakt tussen landen die
respectievelijk de normen naleven (in de wandelgang wel genoemd de
ā€˜witte lijstā€™), landen die gecommitteerd zijn maar nog niet
aannemelijk maken dat zij de normen naleven (ā€˜grijze lijstā€™) en
non-coƶperatieve landen (ā€˜zwarte lijstā€™). De witte lijst wordt
gevormd door landen die ten minste twaalf overeenkomsten hebben gesloten
die voorzien in informatie-uitwisseling conform de internationale
standaard. 

  Automatische uitwisseling vindt nu bijvoorbeeld al plaats tussen de
meeste EU-lidstaten in het kader van de spaartegoedenrichtlijn.

  Met uitzondering van Belgiƫ dat zich met ingang van 1 januari 2010
tevens heeft gecommitteerd aan de Europese Spaartegoedenrichtlijn
waardoor bancaire informatie vanaf die datum op automatische basis zal
worden uitgewisseld.

  PAGE  1