[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2010D35502, datum: 2010-09-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Overeenstemming inzake de samenwerking op het terrein van de beheersing van crisissen met mogelijke grensoverschrijdende gevolgen tussen het Belgiƫ Nederland en Luxemburg (2010D35501)

Preview document (šŸ”— origineel)


Memorandum van Overeenstemming inzake de samenwerking op het terrein van
de beheersing van crisissen met mogelijke grensoverschrijdende gevolgen
tussen het Koninkrijk Belgiƫ, het Koninkrijk der Nederlanden en het
Groothertogdom Luxemburg; Luxemburg, 1 juni 2006 (Trb.Ā 2009, 58)

TOELICHTENDE NOTA

I. Algemeen 

De intensiviteit van het grensoverschrijdend verkeer in de Benelux
levert onder meer problemen op met betrekking tot de veiligheid en
leefbaarheid in deze regio. Deze vraagstukken zijn in de grensgebieden
niet zelden grensoverschrijdend van aard. De gevolgen van (zware)
ongevallen en catastrofes zijn in de Benelux vaak over de grens
merkbaar. Zo bestaat regelmatig behoefte aan effectieve bijstand van
hulpdiensten van de buurlanden. De betrokken veiligheidsdiensten dienen
daarom adequaat te kunnen inspelen op dit gegeven. Voor ambtenaren van
deze diensten vormen de grenzen echter nog vaak een belemmering. 

Op 4 juni 1996 is in Senningen een Memorandum van overeenstemming tot
stand gebracht (zieĀ rubriekĀ J van Trb. 2009, 58), dat voorziet in een
samenwerking op het terrein van politie, justitie en immigratie. Vanuit
dat samenwerkingsperspectief is in 2003 besloten om grensoverschrijdende
samenwerking bij ongevallen en rampen als nieuw thema van nauwere
samenwerking in Benelux-verband aan te wijzen. Op 1 juni 2006 hebben de
ministers van Justitie of van Binnenlandse Zaken van de Benelux het
onderhavige Memorandum van overeenstemming (MoU) ondertekend over
samenwerking op het terrein van crisisbeheersing. De uitvoering van dit
MoU, dat juridisch verbindende afspraken bevat en daarom een verdrag in
de zin van de Grondwet vormt, is een van de prioriteiten op het gebied
van crisisbeheer en rampenbestrijding zoals vastgelegd in het Senningen
Actieplan 2007-2008 (zie   HYPERLINK "http://www.Benelux.be" 
www.Benelux.be ). In dit Actieplan is een vijftal specifieke
doelstellingen opgenomen op het gebied van crisisbeheer en
rampenbestrijding. In dit verband maakt de Werkgroep Crisisbeheer van de
Benelux zich in de eerste plaats sterk voor de nadere uitwerking van het
MoU van 2006 en in de tweede plaats voor het onderkennen van de
risicoā€™s en grensoverschrijdende risicokartering. 

Het gemeenschappelijk Benelux-werkprogramma 2009-2012 maakt vervolgens
melding van een versterkte samenwerking op het gebied van
crisisbeheersing en rampenbestrijding door het opzetten van een
netwerkverband tussen de ambtenaren van de nationale crisiscentra. Tot
slot wordt verwezen naar de organisatie van gemeenschappelijke
operationele en bestuurlijke oefeningen. 

Het MoU van 2006 is binnen de diverse Benelux-gremia tot stand gekomen.
Daar werd eerst in een later stadium het verdragskarakter ervan herkend.
Vervolgens zijn in de drie Benelux-landen de procedures gestart voor de
goedkeuring van het MoU als verdrag.

II. Het verdrag 

Het onderhavige MoU (hierna ā€˜het verdragā€™) heeft tot doel de
bestaande samenwerking tussen de drie Benelux-landen op het gebied van
de beheersing van crisis met grensoverschrijdende gevolgen verder te
intensiveren en effectueren. Deze intensivering bestaat uit het
stimuleren van de inzet van onderlinge samenwerkings- en
communicatievormen. Dit wordt onder meer verwezenlijkt door nauwere
samenwerking bij de voorbereiding op en bestrijding van crisissituaties
met mogelijke grensoverschrijdende gevolgen. 

De  uitvoering van het verdrag dient plaats te vinden in overeenstemming
met relevante (inter)nationale wet- en regelgeving en de daarop
gebaseerde afspraken. Meer in het bijzonder zal de uitwerking van dit
verdrag middels de in artikel 3 voorziene technische afspraken worden
afgestemd tussen de departementen, aangezien een aantal departementen
verantwoordelijkheid draagt voor grensoverschrijdende crisisbeheersing.
Interdepartementale afstemming is nodig omdat - gelet op de preambule
van het verdrag - de reikwijdte raakt aan hun respectieve
beleidsterreinen. 

Het verwezenlijken van het doel van het verdrag zal voor de
verdragspartijen geen extra kosten opleveren, in zoverre dat de
eventuele kosten van de uitvoering van de verschillende maatregelen
zullen worden meegenomen op de eigen bestaande begroting van de
betrokken autoriteiten en diensten. 

III. Artikelsgewijze toelichting

Ter verwezenlijking van de nauwere samenwerking bij de voorbereiding op
en bestrijding van crisissituaties biedt artikel 1 een aantal
instrumenten, zoals informatie-uitwisseling over risicoā€™s met een
grensoverschrijdend karakter en verdere afstemming bij planvorming in de
verschillende landen. Hierbij kan worden gedacht aan traditionele
rampenplanning, maar ook aan plannen voor nieuwe risicoā€™s als
vogelgriep, grieppandemieƫn, onderbreking van elektriciteitsvoorziening
enzovoorts. 

Overige vormen van nauwere samenwerking zijn gemeenschappelijke
oefeningen, betere afspraken over de communicatie en
informatievoorziening naar de burgers in geval van crisissituaties met
grensoverschrijdende gevolgen en tot slot afspraken over wederzijdse
bijstandsverlening. Tevens voorziet het verdrag in de mogelijkheid om
ten behoeve van de verbetering van informatie-uitwisseling tussen de
Benelux-landen crisiscentra in deze drie landen in te stellen. Verder
bevat het verdrag bepalingen inzake afspraken over periodiek overleg en
aanstelling en uitwisseling van liaisons bij de crisiscentra.  

In artikel 2 zijn de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de
uitvoering van het verdrag, expliciet benoemd. Voor Nederland is het
Nationaal Crisis Centrum aangewezen. Al naar gelang de reikwijdte van
een betreffende crisis wordt bilateraal dan wel trilateraal uitvoering
gegeven aan het verdrag. 

Een aantal praktische aspecten moet worden uitgewerkt in
uitvoeringsafspraken zoals genoemd in artikel 3. Dit zijn technische
afspraken tussen de bevoegde overheden en diensten die een goede
uitvoering van een aantal verdragsbepalingen in de praktijk mogelijk
maken. Zo is sinds mei 2007 een regeling in voorbereiding inzake
informatie aan de bevolking bij noodsituaties. Daarbij zullen afspraken
worden gemaakt over de aanstelling en het sturen van een contactpersoon
in een noodsituatie ter uitvoering van artikel 7 van het onderhavige
verdrag.

Ingevolge artikel 4 zijn de verdragspartijen verplicht informatie uit te
wisselen. Welke gegevens deze informatie moet bevatten is aangegeven in
artikel 5. 

De crisiscentra zijn de eigenaar van de informatie. De desbetreffende
gegevens over een crisissituatie met eventuele grensoverschrijdende
gevolgen worden, op verzoek of op eigen initiatief, middels een
informatiesysteem zoals een fax met elkaar uitgewisseld. 

De wederzijdse uitwisseling van informatie vindt plaats in aanvulling op
bestaande internationale voorzieningen en heeft een meer rechtstreekse
en efficiƫntere verstrekking van gegevens tot doel. Deze uitwisseling
mag de goede uitvoering van genoemde voorzieningen niet beletten. De
praktische uitvoering van de onderhavige bepaling wordt nader uitgewerkt
in technische afspraken.

Zo zullen bijvoorbeeld criteria worden vastgesteld op basis waarvan de
uitwisseling van weekrapporten en situatierapporten plaatsvindt.

De informatie die wordt uitgewisseld is vertrouwelijk. Deze
confidentialiteit kan echter op grond van artikel 5 worden opgeheven. 

De artikelen 6 tot en met 10 bevatten praktische afspraken over
aangelegenheden zoals jaarlijkse overlegvergaderingen (artikel 6), het
organiseren van gemeenschappelijke oefeningen (artikel 8) en het
opstellen van gemeenschappelijke evaluaties (artikel 9). Verder bevat
artikel 7 een bepaling inzake personen die op het andere grondgebied
acties kunnen volgen. Hierboven in de toelichting op artikel 3 wordt
bijvoorbeeld verwezen naar een contactpersoon bij noodsituaties. Ten
slotte wordt in artikel 10 de procedure met betrekking tot het
beslechten van geschillen beschreven.

 

IV. Koninkrijkspositie

Het verdrag zal uit zijn aard, wat het Koninkrijk der Nederlanden
betreft, alleen voor Nederland gelden. Na aansluiting van Bonaire, Sint
Eustatius en Saba bij Nederland zal het verdrag alleen gelden voor het
Europese deel van Nederland.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

 PAGE   1 

 PAGE   2 

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
uitsluitend opmerkingen van 	  PAGE  1 

redactionele aard bevat (artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b,
van de Wet op de Raad van State).