[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Geannoteerde agenda Najaarsvergadering IMF en Wereldbank

Bijlage

Nummer: 2010D35570, datum: 2010-09-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Geannoteerde agenda jaarvergadering IMF en Wereldbank (2010D35569)

Preview document (šŸ”— origineel)


Geannoteerde agenda voor het algemeen overleg in de Tweede Kamer voor de
opstelling van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de vergaderingen
van het International Monetary and Financial Committee (IMFC) en het
Development Committee (DC) op 8 en 9 oktober 2010.

  TOC \o "1-3" \u  1. Internationale financieel-economische situatie	2

2. Inleiding IMF	6

3. IMF middelen	6

4. IMF quota en governance	8

5. IMF mandaat	9

6. Inleiding Wereldbank	11

7. Versterking financiƫle capaciteit	12

8. Herschikking stemverhoudingen en governance	13

9. Middelenaanvulling IDA	14

 1. Internationale financieel-economische situatie

Algemeen

De wereldeconomie lijkt verder uit het dal te klimmen hoewel de kracht
van het mondiale herstel is afgenomen. De mondiale economische groei
over het eerste kwartaal van 2010 kwam uit op 4,5% (k-o-k,
geannualiseerd). Het IMF heeft de verwachte economische groei van het
BBP voor 2010 en 2011 in de laatste update van de World Economic Outlook
(juli 2010) met 0,4 en 0,1 procentpunt omhoog bijgesteld naar
respectievelijk 4,6% en 4,4%. De mondiale economische groei is overigens
wel ongelijk verdeeld: tegenover een beperkte en fragiele groei in de
ontwikkelde economieƫn staat een zeer sterke groei in opkomende landen.
Zo bedraagt de verwachte economische groei over 2010 voor ontwikkelde
economieƫn 2,6%, tegenover 7,0% voor opkomende economieƫn en
ontwikkelingslanden; voor 2011 zijn de ramingen respectievelijk 2,4% en
6,6%.

Recente cijfers laten zien dat in maart en april in ontwikkelde
economieƫn de werkgelegenheid voor het eerst sinds 2008 weer toenam.
Desondanks blijft de werkloosheid op een hoog niveau. Verder is de
industriƫle productie weer bijna op het niveau van voor de crisis. De
wereldhandel was in het eerste kwartaal van 2010 maar liefst 25% hoger
dan in het eerste kwartaal van 2009. Aziatische landen importeerden veel
meer dan een jaar geleden terwijl voor Afrika en het Midden-Oosten de
export sterk steeg. De verwachting is niettemin dat de mondiale
economische groei enigszins zal afnemen in de tweede helft van het jaar,
zoals blijkt uit indicatoren als het PMI cijfer, al lijkt een dubbel-dip
scenario op basis van de huidige inzichten onwaarschijnlijk.

Zorgen omtrent de overheidsfinanciƫn van een aantal Europese landen
zorgden in het tweede kwartaal van 2010 voor hernieuwde onrust op de
financiƫle markten. Om de financiƫle stabiliteit te waarborgen stelde
het IMF samen met een aantal Europese landen een lening van 110 miljard
euro aan Griekenland beschikbaar, een van de grootste leningen ooit aan
een individueel land. Tevens hebben Europese regeringsleiders in
samenspraak met het IMF een omvangrijk steunpakket voor eurolanden in
nood in elkaar gezet. Ook de ECB heeft maatregelen genomen waarvan het
tijdelijke opkoopprogramma van publiek en privaat schuldpapier de meest
in het oog springende is. Door deze maatregelen is de onrust op de
financiƫle markten sterk afgenomen.

Ondanks de eerder genoemde voorzichtig positieve signalen is de
robuustheid van het herstel onzeker en zijn de risicoā€™s voor de
mondiale economische groei vooral neerwaarts. Zorgen over
overheidsschulden kunnen opnieuw opspelen en daarmee financiƫle stress
ontketenen. Banken zullen hierdoor minder bereid zijn krediet te
verstrekken, wat de reĆ«le economie negatief kan beĆÆnvloeden. Ook is
het zorgwekkend dat de mondiale onevenwichtigheden die als gevolg van de
crisis zijn verminderd, nu weer lijken toe te nemen. Opnieuw toenemende
mondiale onevenwichtigheden vergroten het risico op een traag herstel en
protectionisme enerzijds, en overmatige stimulering en nieuwe zeepbellen
anderzijds.

Verenigde Staten

Na de uitzonderlijk sterke groei van het BBP in het vierde kwartaal van
2009 lijkt de conjunctuurontwikkeling iets af te remmen. De groei over
het eerste kwartaal van 2010 kwam uit op 3,7% (k-o-k, geannualiseerd)
met een schatting voor het tweede kwartaal van 1,6%. Voor heel 2010 en
2011 verwacht het IMF een groei van respectievelijk 3,3% en 2,9%. Dit is
een opwaartse bijstelling van 0,2 procentpunt voor 2010 en 0,3
procentpunt in 2011 ten opzichte van de World Economic Outlook april
2010. Overheidsmaatregelen droegen in 2009 naar schatting 1% bij aan de
groei, in 2010 zal de bijdrage kleiner zijn en in 2011 waarschijnlijk
negatief. 

De bestedingen van Amerikaanse consumenten herstellen tot nu toe
nauwelijks. De geannualiseerde kwartaalgroei van de particuliere
consumentenuitgaven schommelde het laatste jaar tussen de 0,9% en 2,0%,
ver onder de gemiddelde kwartaalgroei in de periode na de vorige twee
recessies. Een van de verklaringen voor de gematigde bestedingen is dat
de arbeidsmarkt weinig tekenen van herstel geeft. De werkloosheid was in
augustus 2010 9,6%. Dit is een lichte stijging ten opzichte van juli en
nog steeds hoger dan het gemiddelde niveau van 2009 (9,3%). Sinds de
tweede wereldoorlog is de werkloosheid slechts Ć©Ć©n keer eerder zo hoog
geweest (in de jaren 80). Het IMF verwacht dat ondanks de gestage
economische groei de werkloosheid in 2011 nog boven de 9% zal blijven.
Ook de huizenmarkt blijft in mineur. Eind april 2010 liep een tijdelijke
maatregel af die huizenkopers een belastingvoordeel van 8000 dollar gaf.
Mede als gevolg hiervan daalde de verkoop van nieuwe huizen met maar
liefst een derde in mei. Ook in juli is het aantal verkochte woningen
weer fors teruggevallen.

Een grote uitdaging voor de Verenigde Staten is het aanpakken van het
overheidstekort dat ruim is verdrievoudigd, van 3,2% van het BBP in 2008
tot 11,3% in 2009. Het geraamde tekort voor 2010 is met 11,0% nauwelijks
lager. Mede als gevolg van de hoge tekorten is de overheidsschuld
verdubbeld tussen 2007 en 2010 naar 64% van het BBP. Dit maakt
consolidatie door de Amerikaanse overheid noodzakelijk, zeker tegen de
achtergrond van het fragiele vertrouwen van financiƫle markten. Hoewel
de Verenigde Staten minder vatbaar is voor een sudden stop, kan zij haar
status als ā€œveilige havenā€ verliezen wanneer de ontwikkeling van de
overheidsschuld als onhoudbaar wordt gezien, met alle mogelijke gevolgen
van dien. Een ander risico voor de Verenigde Staten bestaat uit het nog
steeds grote aantal gedwongen huizenverkopen. Dit kan immers de
huizenprijzen verder onder druk zetten. 

Eurogebied

Het eurogebied herstelt zich iets beter dan verwacht, maar de
economische groei is ongelijk verdeeld over verschillende landen. Over
het eerste kwartaal van 2010 was er een BBP-groei van 1,2% (k-o-k,
geannualiseerd). Volgens een voorlopige schatting liep de groei in het
tweede kwartaal op naar 4,0%. Over heel 2010 raamt het IMF de groei op
1,0%, maar voor Frankrijk en Duitsland wordt uitgegaan van 1,4%.
Overigens gaan meer recentere ramingen van onder meer de Europese
Commissie en de ECB uit van hogere groeicijfers in 2010, vooral dankzij
de verrassend hoge kwartaalgroei in het tweede kwartaal. In 2011 zal de
groei in het eurogebied volgens het IMF iets stijgen naar 1,3%,
Frankrijk en Duitsland zullen het met 1,6% weer wat beter doen. De
werkloosheid is sinds het begin van het jaar 0,1% gestegen en staat nu
al vijf maanden op 10,0%. De divergentie in de groeiontwikkeling is ook
terug te zien in de ontwikkeling van de werkloosheid. In Duitsland is de
werkloosheid in de eerste helft van 2010 bijvoorbeeld gedaald van 7,3%
naar 6,9% (juli) en komt hiermee op een niveau dat onder het langjarige
gemiddelde ligt. Dit staat in scherp contrast met bijvoorbeeld Spanje
waar de werkloosheid inmiddels is opgelopen tot boven de 20% (juli). De
inflatie in het eurogebied is langzaam toegenomen tot 1,7%.

Ofschoon de zorgen omtrent de overheidsfinanciƫn op de financiƫle
markten de laatste tijd zijn afgenomen, is een terugkerende escalatie
van de schuldencrisis Ć©Ć©n van de belangrijkste neerwaartse risicoā€™s
voor de economische groei in het eurogebied. Het is daarom van groot
belang dat landen uit het eurogebied op korte termijn geloofwaardige
bezuinigingsplannen afkondigen om het vertrouwen te herwinnen en de
geloofwaardigheid van het stabiliteits- en groeipact te herstellen.
Europese begrotingsconsolidatie is hard nodig omdat onhoudbare
overheidsfinanciƫn de groei langdurig drukken. Bij een hogere
schuldenlast zijn er minder buffers om toekomstige tegenslagen te kunnen
opvangen en hebben huishoudens en bedrijven minder vertrouwen in de
toekomst. Bovendien stuwt het grote kapitaalmarktberoep van overheden de
leenrentes op. Voor landen als Duitsland en Nederland gebeurt het
tegenovergestelde omdat de overheidsobligaties van deze landen door
beleggers worden gezien als veilige belegging. Veel landen die voor de
crisis een groot tekort op de lopende rekening hadden, kampen nu met
problemen met hun overheidsfinanciƫn. Deze landen zijn vaak niet
competitief genoeg en hebben moeite zich te herstellen van de crisis,
waardoor het overheidstekort aanhoudt en de schuld oploopt. Nu de
economie zich langzaam herstelt is het gevaar dat deze
onevenwichtigheden weer terugkeren waardoor dezelfde problemen zich in
de toekomst opnieuw voor kunnen doen. Op dit moment zitten dertien van
de zestien eurolanden in de buitensporigtekortprocedure om in of voor
2013 het tekort onder de 3% te krijgen. 

Japan

Nadat de Japanse economie in 2009 was gekrompen met 5,2%, was er in het
eerste kwartaal van 2010 een groei van 4,4% (k-o-k, geannualiseerd).
Voor 2010 en 2011 verwacht het IMF een groei van respectievelijk 2,4% en
1,8%. Dit is een bijstelling van 0,5 procentpunt en -0,2 procentpunt ten
opzichte van de World Economic Outlook april 2010. Volgens schattingen
groeide de economie van Japan in het tweede kwartaal van 2010 slechts
met 0,4% (k-o-k, geannualiseerd). Dit is een flinke daling ten opzichte
van het voorgaande kwartaal en slechter dan de 2,3% die verwacht was.
Hierdoor zou de groei over 2010 mogelijk lager kunnen uitvallen dan de
huidige verwachting van het IMF.

De export, die op het dieptepunt begin 2009 ongeveer 40% lager lag dan
het jaar daarvoor, groeide in het eerste kwartaal van 2010 met 35,2%
(k-o-k, geannualiseerd). Naast de export werd de groei echter ook
gedreven door hoge overheidsuitgaven die hebben geleid tot een flink
tekort dat in 2009 opliep tot 10,3% van het BBP. Voor 2010 wordt een
tekort van 9,8% geraamd. De bruto staatsschuld is inmiddels opgelopen
tot bijna 200% van het BBP aan het eind van 2009. De nieuwe Japanse
regering heeft het terugdringen van het tekort hoge prioriteit gegeven,
maar nog geen concrete plannen aangekondigd. Vanwege de sterke
vraaguitval als gevolg van de crisis keerde Japan in 2009 terug naar een
negatieve inflatie die eind 2009 zakte tot ongeveer -2% op jaarbasis.
Door het enigszins herstellen van de economie in 2010 is de deflatie
iets afgenomen en staat het prijsniveau nu ongeveer 1% lager dan een
jaar geleden. Het IMF verwacht dat de inflatie eind 2011 weer positief
zal worden. 

Een risico voor het herstel is dat de gestage appreciatie van de yen ten
opzichte van de dollar en de euro de export in gevaar kan brengen, te
meer omdat de Japanse economie voor een groot deel afhankelijk is van
export. Verder kan een eventuele nieuwe schuldencrisis ook Japan raken.
Als Japan de hoge schuld niet aanpakt, zal Japan op den duur niet meer
worden gezien als een veilige haven voor kapitaal. Beleggers zullen dan
een hoger rendement eisen en het financieren van het tekort zal veel
duurder worden. Een risico dat daar tegenover staat is een slechte
timing van de budgettaire consolidatie. Als de weliswaar noodzakelijke
bezuinigingen te vroeg komen, zeker zolang er nog deflatie heerst, kan
dat de economie meer schade doen dan noodzakelijk is.

Opkomende economieƫn en ontwikkelingslanden

Veel opkomende economieƫn groeien op dit moment sneller dan de meeste
ontwikkelde landen. Het IMF heeft de groeiraming omhoog bijgesteld naar
7,0% in 2010 en 6,6% in 2011. Er zijn wel aanzienlijke verschillen in
groei tussen de verschillende landen. Voor China verwacht het IMF een
groei van 11,0% voor 2010 en 10,2% voor 2011. In 2009 groeide de
economie dankzij investeringen en kredietverruimingen van de overheid
met 8,7%. Een voordeel dat China heeft ten opzichte van veel andere
landen is dat het een staatsschuld heeft van slechts 20%, waardoor een
tijdelijk overheidstekort minder problemen met zich mee brengt dan in
andere landen. De verwachting is dat de consumptie in 2010 met 13,2%
toeneemt. Dit betekent dat het Chinese herstel steeds meer door
binnenlandse vraag gedreven wordt en de overheid de uitgaven langzaam
kan gaan beperken en het monetaire systeem verkrappen. Het overschot op
de lopende rekening is sinds de crisis gehalveerd naar een geraamde 5%
voor 2010. Het overschot kan weer toenemen naarmate de wereldeconomie
verder herstelt en buitenlandse vraag toeneemt. Positief vanuit het
oogpunt van de mondiale onevenwichtigheden is dat de Chinese overheid
voornemens is de vaste koppeling van de renminbi aan de dollar langzaam
los te laten. 

Centraal- en Oost Europa blijven wat betreft groei achter bij de andere
opkomende landen. Hun groei werd veelal gedreven door buitenlandse
kapitaalinvesteringen die in 2008 tot stilstand kwamen. Ook kampen deze
landen vaak met een grote overheidsschuld of tekort op de lopende
rekening. Het IMF voorspelt voor deze landen een groei van 3,2% voor
2010 en 3,4% in 2011. In 2009 was er nog een krimp van 3,6%. Veel landen
uit de voormalige Sovjetunie zijn extra hard geraakt door de crisis
vanwege de gedaalde grondstofprijzen. Door het aantrekken van de
wereldeconomie stijgen de prijzen weer. Voor zowel 2010 als 2011 staat
een groei van 4,3% geraamd.

Samen met AziĆ« was Afrika een van de weinige regioā€™s waar de economie
in 2009 niet kromp. Een aantal olie- en grondstoffen-exporterende landen
kwam wel degelijk in de problemen, maar de beperkte integratie van
Afrika in de wereldwijde financiƫle markten behoedde het continent
enigszins tegen de financiƫle onrust. Niettemin blijven de
belastinginkomsten in een groep van lage inkomenslanden vanwege de
crisis achter en zijn overheidsuitgaven aan met name sociale sectoren en
armoedebestrijding gestegen. Daardoor zijn begrotingstekorten in deze
groep landen in 2009 opgelopen. Vanwege stagnatie van ODA-middelen en de
wens om te hoge schuldenposities te vermijden, zal deze groep lage
inkomenslanden vanaf 2010 reeds moeten bezuinigen op hun uitgaven. Voor
Sub-Sahara Afrika voorspelt het IMF een groei van 5,0% voor 2010 en 5,9%
voor 2011. 

Een andere regio die het relatief goed doet, is Latijns-Amerika. In 2009
bleef de krimp beperkt tot 1,8% en voor 2010 staat een groei geraamd van
4,8%, een opwaartse bijstelling van 0,8% ten opzichte van de World
Economic Outlook april 2010. 

2. Inleiding IMF

Voor januari 2011 moet een besluit zijn genomen over een
hervormingspakket dat de legitimiteit en effectiviteit van het IMF
vergroot. Daarom zullen tijdens de jaarvergadering en de G20 top in
november belangrijke stappen worden genomen. De hervormingen moeten
bijdragen aan een herverdeling van de stemgewichten en andere
aanpassingen in de governance structuur van het IMF. 

Allereerst voorziet deze paragraaf in een overzicht van de uitbreiding
van de IMF middelen. De passage over IMF quota en governance bevat de
positie van het Koninkrijk ten aanzien van de herverdeling van de
stemgewichten en de overige governance issues. Tot slot wordt
uiteengezet welke hervormingen ten aanzien van het mandaat van het IMF
aan de orde zijn omdat het Koninkrijk van mening is dat ook de
versterking van het mandaat op het gebied van de financiƫle sector en
de surveillance-taak van het IMF een belangrijk onderdeel uitmaakt van
het hervormingspakket.

3. IMF-middelen

Vanwege de aanzienlijke en acute stijging van de vraag naar IMF-leningen
is het afgelopen jaar de uitleencapaciteit aanzienlijk uitgebreid, in
lijn met de oproep van de G20 en het IMFC in april 2009 om te zorgen dat
het IMF beschikt over de nodige financieringscapaciteit. Door middel van
bilaterale leningen, een uitbreiding van de New Arrangements to Borrow
(NAB) en een aanvulling van het trust fonds van het IMF ten behoeve van
ontwikkelingslanden (PRGT) is de uitleencapaciteit toegenomen. 

Tijdens de G20 top in april 2009 is afgesproken dat de NAB, de reeds
bestaande multilaterale "backstop" kredietfaciliteit van het Fonds, zou
worden uitgebreid met USD 500 miljard. Deze afspraak is vervolgens
herbevestigd door het IMFC. De Nederlandse toezegging aan de NAB is
afgeleid uit afspraken die op EU niveau zijn gemaakt. De EU heeft in
september vorig jaar een toezegging gedaan om maximaal EUR 125 miljard
bij te dragen aan de NAB. Uiteindelijk is deze toezegging in euro
omgezet naar een toezegging in USD dollars van 175 miljard. De
uiteindelijke toezeggingen in de NAB zijn vastgesteld in SDR. De NAB zal
een totale omvang krijgen van SDR 367,5 miljard ofwel bijna USD 600
miljard (huidige omvang van de NAB is USD 50 miljard). De toezegging van
Nederland aan de nieuwe NAB komt uit op SDR 9,0 miljard. Dit bedrag
bestaat uit de huidige verplichting aan de NAB, de Nederlandse
bilaterale lening ter hoogte van EUR 5,31 miljard meegerekend die in de
NAB zal worden doorgerold en de additionele toezegging aan de verhoogde
NAB. Daarmee is het Koninkrijk de tiende contribuant aan de NAB en
draagt 2,44% bij. Dit is in lijn met het Nederlandse stemaandeel,
gegeven dat de armste landen niet bijdragen aan de NAB. Het Koninkrijk
verwelkomt dat een aantal grote opkomende economieƫn nu ook een
aanzienlijke bijdrage gaat leveren aan de NAB.

Naast de uitbreiding van de NAB, is de NAB-overeenkomst ook gewijzigd,
zodat deze flexibeler kan worden ingezet. Vereist blijft wel dat slechts
een verzoek mag worden gedaan tot activering indien de stabiliteit van
het internationale monetaire stelsel in het geding is en het IMF de
verwachte programmaā€™s niet uit de reguliere quotamiddelen kan
financieren. 

De crisis heeft ook ontwikkelingslanden hard geraakt en de vraag naar
leningen vanuit deze landen doen toenemen. Om te zorgen voor voldoende
fondsen voor de financiering van PRGF-leningen riep het IMF in de zomer
van vorig jaar landen op om nieuwe leningen toe te zeggen. Het IMF
streeft naar een totale bijdrage die SDR 9 miljard aan nieuwe leningen
mogelijk maakt. Dit lijkt ook in het licht van de huidige behoefte aan
leningen, die niet bijgesteld is, voldoende te zijn. De Nederlandsche
Bank (DNB) heeft in juli j.l. namens het Koninkrijk een leenovereenkomst
van SDR 500 miljoen afgesloten. Om deze leningen concessioneel aan te
kunnen blijven bieden heeft de Managing Director vorig jaar ook verzocht
om meer subsidiemiddelen. Dit stelt het IMF in staat om een lage rente
aan te kunnen bieden, op dit moment is de rente 0%. Het Koninkrijk heeft
in dit verband SDR 9,5 miljoen toegezegd.

Om ervoor te zorgen dat het IMF een quota-based instituut blijft, is
besloten om de 14e quota-herziening naar voren te halen. Een
quotaverhoging zal ook de gewenste verschuiving in de quota-aandelen en
stemverhoudingen faciliteren, die onderdeel uitmaakt van het
hervormingspakket. Het IMF komt met voorstellen voor een quotaverhoging
tussen de 50 en de 150%. Het Koninkrijk is van mening dat de totale
omvang van de quota-middelen gebaseerd moet zijn op de lange termijn
financieringsbehoefte van het Fonds en pleit in dit verband, rekening
houdend met de expliciete risicoā€™s voor crediteurenlanden, voor een
verhoging tussen de 50 en de 100%. Bovendien is het Koninkrijk van
mening dat in de eerste plaats de quota-middelen moeten worden gebruikt
voor financiering van IMF faciliteiten. Aanvullende middelen, zoals de
NAB, moeten als noodfaciliteit dienen. Tegen deze achtergrond moet de
omvang van de NAB na een beslissing over de omvang van de quotaverhoging
worden herzien, om tot een goede balans te komen tussen quota- en
aanvullende middelen. Het Koninkrijk heeft op dit laatste punt sterk
ingezet in de onderhandelingen over de NAB.

4. IMF quota en governance

Naast een herverdeling van de stemgewichten behelzen de hervormingen met
betrekking tot IMF governance: mogelijke aanpassingen met betrekking tot
de omvang en samenstelling van de Raad van Bewindvoerders, voorstellen
die moeten leiden tot meer politieke betrokkenheid bij strategische
onderwerpen, aanpassingen om de effectiviteit van de Raad van
Bewindvoerders te vergroten en verbeteringen omtrent selectie van
IMF-staf en het Senior Management. 

Verschuivingen in quota-aandelen hebben tot doel dat de stemverhoudingen
in lijn worden gebracht met het economisch gewicht van landen in de
wereld. We steunen daarom de G20-afspraak, die tijdens de
jaarvergadering in 2009 in Istanbul is bevestigd door het IMFC, dat er
een verschuiving moet plaatsvinden van minimaal 5% in quota-aandelen van
over- naar ondervertegenwoordigde landen. Deze verschuiving moet met
name ten goede komen aan dynamische opkomende economieƫn en
ontwikkelingslanden. De in 2008 overeengekomen quota formule moet het
leidende richtsnoer zijn om over- en ondervertegenwoordiging te bepalen.
Bovendien moeten de stemaandelen van de armste landen beschermd worden.
Het Koninkrijk is bereid, op basis van gelijke behandeling, richting het
berekende quota te bewegen, maar pleit voor een verzekeringsmechanisme
dat ervoor zorgt dat landen die nu oververtegenwoordigd zijn niet
ondervertegenwoordigd kunnen raken. 

Ook onderdeel van het governance pakket zijn voorstellen om de omvang en
de samenstelling van de Raad te veranderen. Dit heeft tot doel de
legitimiteit van het Fonds te vergroten en de vertegenwoordiging in de
Raad van Bewindvoerders in lijn te brengen met de veranderende
economische verhoudingen. De VS heeft de druk opgevoerd door de
resolutie te blokkeren die procedures voor de verkiezingen van
Bewindvoerders regelt en de omvang van de Raad op 24 stoelen vaststelt.
Hiermee komt het ordentelijke verloop van de verkiezing van dit najaar
in gevaar. Onder andere omdat de omvang van de Raad wordt teruggebracht
naar 20 stoelen, met als gevolg dat de vier kiesgroepen met het kleinste
percentage stemmen hun bewindvoerder verliezen. Inmiddels is duidelijk
geworden dat de VS een verandering van de samenstelling willen
afdwingen, en niet zozeer een verkleining van de Raad. Voordat wordt
ingestemd met de verkiezingen van Bewindvoerders eist de VS een
commitment van Europa om te consolideren zodat Europa ruimte maakt voor
een betere vertegenwoordiging van opkomende economieƫn. Om de
consolidatie te faciliteren wordt ook voorgesteld om - als onderdeel van
de governance hervormingen ā€“ de appointed chairs af te schaffen. De
regel over de appointed chairs heeft betrekking op de vijf landen met
het hoogste quota, die een bewindvoerder benoemen en geen kiesgroep
kunnen vormen. 

Het Koninkrijk ziet niet hoe een verkleining van de Raad de legitimiteit
van het Fonds zou vergroten. De huidige omvang van de Raad dient
vastgesteld te worden in de IMF statuten. Beslissingen aangaande
stemverdeling, de appointed chairs en samenstelling van de Raad moeten
in samenhang worden besproken. Nederland hecht daarbij aan een
gezamenlijke Europese strategie, en roept op om in een dialoog met de VS
en andere IMF leden een ordentelijk verloop van de verkiezingen te
verzekeren. De samenstelling van de Raad moet een weerspiegeling vormen
van het stemgewicht, waarbij het recht op vrije kiesgroepvorming voor
gekozen bewindvoerders gerespecteerd dient te worden. De verschuivingen
in het stemgewicht en de vrije kiesgroepvorming kunnen, zeker op
termijn, leiden tot aanpassingen van, en in, kiesgroepen. Het
Koninkrijk, dat in het IMF en de Wereldbank een kiesgroep
vertegenwoordigt, hecht zeer aan het behoud van een sterke presentie in
het bestuur van het IMF en de Wereldbank. In dit kader is ook van belang
te blijven investeren in de cohesie van de gemengde Nederlandse
kiesgroep, die mede door die gemengde samenstelling een constructieve
rol speelt in de Raad.

Om de politieke betrokkenheid bij strategische onderwerpen te vergroten
worden er voorstellen gedaan die het IMFC moeten versterken en eventuele
beslissingsbevoegdheid moet geven. Het Koninkrijk vindt het belangrijk
dat de taakverdeling tussen de Raad van Gouverneurs, het IMFC, de Raad
van Bewindvoerders, IMF management en IMF staf eerst wordt
verduidelijkt, alvorens eventuele beslissingsbevoegdheid wordt
overwogen. Het IMFC moet meer strategische sturing geven en dienen als
forum om te spreken over de geĆÆdentificeerde risicoā€™s en de
beleidsmaatregelen die nodig zijn om risicoā€™s te mitigeren. Bovendien
moet het IMFC meer gaan fungeren als orgaan waarin landen peer review en
pressure toepassen en elkaar aanspreken op de grensoverschrijdende
gevolgen van binnenlands beleid. Uiteindelijk zijn de leden
verantwoordelijk voor de opvolging die wordt gegeven aan de
beleidsadviezen van het IMF. Landen moet zich bewust zijn dat bij een
groter stemgewicht ook de verantwoordelijkheid komt om gezond beleid te
voeren dat bijdraagt aan macro-economische en financiƫle stabiliteit en
economische groei. 

Tot slot zou het Koninkrijk een verlaging van de kiesdrempels en een
gekwalificeerde meerderheid op sommige onderwerpen kunnen steunen en is
het Koninkrijk groot voorstander van een selectie van het Senior
Management uitsluitend op basis van competenties en ongeacht
nationaliteit, mits dit tegelijkertijd ook bij andere internationale
instellingen zoals de Wereldbank wordt doorgevoerd en in de context van
een, ook voor het Koninkrijk, acceptabel totaalpakket. Bovendien pleit
het Koninkrijk voor een grotere diversiteit van de IMF-staf. 

5. IMF mandaat

De crisis heeft grensoverschrijdende problemen blootgelegd die een
multilaterale aanpak vereisen. Door het universele lidmaatschap (187
leden), de combinatie van macro-financiƫle expertise en ervaring,
middelen en instrumenten is het Fonds uitermate geschikt om
kwetsbaarheden in het economische en financiƫle systeem te analyseren
en aanbevelingen te doen om deze te ondervangen. 

Om dit te kunnen bewerkstelligen moet de rol van het IMF met betrekking
tot het bevorderen van de wereldwijde economische en financiƫle
stabiliteit worden versterkt. Het Koninkrijk zet zich in voor een
versterking van het mandaat, waardoor het IMF in zijn analyse en
beleidsaanbevelingen meer aandacht heeft voor financiƫle sector
ontwikkelingen, kapitaalstromen, systeemrisicoā€™s en mogelijke
besmettingskanalen tussen landen, markten en sectoren. Door een bredere
aanpak moeten kwetsbaarheden en de ontwikkeling van onevenwichtigheden
tijdig worden gesignaleerd Ć©n gemitigeerd. De surveillance functie moet
hiertoe worden uitgebreid, het multilaterale onderdeel moet worden
verdiept en verbreed. Concreet betekent dit een meer
risico-georiƫnteerde en thematische aanpak, alsook meer focus op de
grensoverschrijdende effecten van binnenlands beleid, die kunnen leiden
tot kwetsbaarheden en opbouw van onevenwichtigheden en daarmee de
macro-economische stabiliteit ondermijnen. Daarnaast moeten de analyses
en beleidsaanbevelingen van het IMF worden omgezet in actie van de
leden, daartoe is meer aandacht nodig voor de opvolging die landen geven
aan de beleidsaanbevelingen (traction). 

Het Koninkrijk steunt de voorstellen om de surveillance taak van het IMF
te versterken en te moderniseren. Het instellen van multilaterale
consultaties, die uitmonden in rapporten waarin de grensoverschrijdende
effecten van binnenlands beleid in kaart worden gebracht, kunnen als
basis dienen voor internationale beleidsdiscussies en bijdragen aan het
identificeren en mitigeren van risicoā€™s en kwetsbaarheden. Om de
opvolging van beleidsaanbevelingen van het IMF door landen te bevorderen
onderschrijft het Koninkrijk het belang van de betrokkenheid van
politici en beleidsmakers door middel van peer review en pressure.

De complexiteit van het financiƫle stelsel is sterk toegenomen. Om bij
te kunnen dragen aan de macro-economische stabiliteit wereldwijd zal het
IMF zich dan ook steeds bewust moeten zijn van deze veranderende
omgeving. De leenfaciliteiten moeten aansluiten op de behoeftes en noden
van individuele landen. In het voorjaar van 2009 is het leenraamwerk
daarom eenvoudiger en flexibeler gemaakt. De financiƫle limieten van de
programmaā€™s zijn verdubbeld en de kostenstructuur is versimpeld met
effectievere prikkels om terugbetaling te stimuleren. Ook zijn de
voorwaarden verbonden aan uitbetaling van leningen gestroomlijnd en
toegespitst op de economische uitdagingen van een land. Tot slot is een
nieuwe faciliteit geĆÆntroduceerd; de flexible credit line (FCL). In
tegenstelling tot de traditionele instrumenten wordt de FCL preventief
ingezet. Landen kunnen hier een beroep op doen indien ze aantoonbaar een
solide economisch beleid voeren en beschikken over gezonde economische
fundamenten, maar desondanks in de problemen kunnen komen via externe
besmettingskanalen of vanwege een plotse verslechtering van
marktsentiment.

Onlangs heeft de Raad van Bewindvoerders ingestemd met een verdere
verfijning van het IMF leenraamwerk. Het gaat hierbij over verruiming
van de modaliteiten die gelden voor de FCL en het instellen van een
nieuwe faciliteit die preventief kan worden ingezet voor landen die zich
niet kwalificeren voor de FCL (de PCL). Ook wordt verder nagedacht over
een wereldwijd vangnet om systeemcrises te voorkomen. Het Koninkrijk
steunt de ontwikkeling van beleid en instrumenten die bijdragen aan de
stabiliteit van het economische en financiƫle systeem. Tegelijkertijd
wordt het belang onderschreven van een zorgvuldige besluitvorming
omtrent nieuwe faciliteiten, te meer omdat hieraan mogelijk
substantiƫle financiƫle implicaties verbonden zijn. In dit verband is
het belangrijk dat aanpassingen een verbetering behelzen van het
leenraamwerk, effectief zijn en gericht zijn op een daadwerkelijke
behoefte. Het Koninkrijk hecht er verder belang aan dat programmaā€™s
met gerichte, beleidsrelevante voorwaarden (conditionaliteit), de kern
blijven vormen van het IMF instrumentarium, omdat deze bijdragen aan de
weerbaarheid van een land en geloofwaardigheid van IMF betrokkenheid.
Bovendien bieden conditionaliteiten een belangrijke bescherming van de
middelen van het Fonds en daarmee de crediteuren (zoals Nederland). Tot
slot wordt ongewenst gedrag (moral hazard) - van landen en commerciƫle
partijen die overmatig risico nemen omdat wordt geanticipeerd op het
vangnet van het IMF in geval het misgaat - verkleind.

6. Inleiding Wereldbank

Tijdens de Voorjaarsvergadering in april 2010 bereikte het Development
Committee (DC) overeenstemming over een aanvulling van het kapitaal van
zowel IBRD als IFC en over een herschikking van stemverhoudingen.
Hiermee is voldaan aan het verzoek van regeringsleiders van de G20 om de
Wereldbank wanneer nodig van voldoende kapitaal te voorzien, om de
onderhandelingen over aanpassing van stemverhoudingen versneld af te
ronden en om hierbij een overdracht van tenminste 3 procent van
stemgewicht te realiseren. De komende periode zal in het teken staan van
de implementatie van deze maatregelen. 

Tijdens de Jaarvergadering zal versterking en verbetering van de
governance van de Wereldbank op de agenda staan. Een belangrijk
onderwerp is de betrokkenheid van aandeelhouders bij strategiebepaling
van en toezicht op de Wereldbank, en maatregelen om deze betrokkenheid
te verbeteren, bijvoorbeeld middels versterking van het DC. Verder zal
de Jaarvergadering in het teken staan van de vooruitzichten voor
ontwikkelingslanden, in het bijzonder met betrekking tot de Millennium
Development Goals (MDGs). Er zal ook aandacht zijn voor de lange termijn
bijdrage van IDA aan deze doelstellingen. 

Verder steunt het Koninkrijk een actieve rol van de Wereldbank bij de
aanpak van klimaatvraagstukken. Zoals ook aangegeven door de G20 en in
het Kopenhagen Akkoord, kunnen de Wereldbank en andere multilaterale
instellingen een belangrijke rol spelen bij het financieren van
klimaatgerelateerde investeringen in ontwikkelingslanden. Specifiek zou
de Wereldbank het financieel beheer van het Copenhagen Green Climate
Fund op zich kunnen nemen.

In onderstaande paragrafen wordt een kort overzicht gegeven van de stand
van zaken rond de versterking van de financiƫle capaciteit van de
Wereldbank, inclusief de bijdrage van het Koninkrijk hieraan, en de
hervorming van stemverhoudingen. Verder wordt ingegaan op de positie van
het Koninkrijk ten aanzien van hervorming van de governance. Tenslotte
komt de inzet van het Koninkrijk aan de orde ten aanzien van de
aanvulling van middelen van IDA. 

7. Versterking financiƫle capaciteit

Tijdens het DC werd overeenstemming bereikt over een aanvulling van het
kapitaal van IBRD door aandeelhouders met in totaal USD 86,2 miljard,
waarvan USD 5,1 miljard wordt ingelegd en USD 81,1 miljard uit garanties
bestaat. Dit betekent een verhoging van ongeveer 45 procent van het
huidige aandeelkapitaal van ruim USD 190 miljard. De aanvulling van het
kapitaal, in combinatie met de eerder ingevoerde prijsverhoging van
IBRD-leningen, stelt IBRD in staat aan de verhoogde vraag naar leningen
te voldoen, die naar verwachting ook de komende jaren aan blijft houden.
In 2009 bedroeg het leenvolume van IBRD USD 33 miljard, bijna een
verdrievoudiging ten opzichte van de jaren voor de crisis. Voor 2010 tot
2012 worden leenvolumes verwacht van respectievelijk USD 44 miljard, USD
33 miljard en USD 26 miljard. 

De komende periode zal in het teken staan van de implementatie van de
kapitaalverhoging. Een deel van de kapitaalverhoging zal worden gebruikt
om de herschikking in stemverhoudingen te realiseren en zal dan ook
voornamelijk voor rekening komen van landen die profiteren van de
herschikking. Aan een ander deel van de kapitaalverhoging zullen alle
aandeelhouders bijdragen, op basis van hun nieuwe aandeel nĆ” de
herschikking van stemverhoudingen. Landen kunnen hun aandelen verspreid
over 4-5 jaar opnemen. De armste landen hoeven geen kapitaal in te
leggen om hun aandeel te verkrijgen, hun aandelenkapitaal bestaat
volledig uit garanties.

Het Koninkrijk zal deelnemen aan de kapitaalverhoging voor IBRD, onder
meer aangezien zij het van belang acht haar positie en invloed in de
Wereldbank, die onderdeel uitmaakt van het internationale financiƫle
stelsel, te behouden. Ook hecht het Koninkrijk groot belang aan de
centrale rol van de Wereldbank in internationale
ontwikkelingssamenwerking en aan de hefboomwerking die niet alleen in
financieel opzicht, maar ook wat betreft kennis en ervaring, wordt
bewerkstelligd. Het bedrag dat met deelname gemoeid is bedraagt USD 74,9
miljoen aan in te leggen kapitaal en USD 1.170,8 miljoen aan garanties.
Het in te leggen bedrag komt ten laste van het ODA-budget en zal vanaf
2012 in vier jaarlijkse tranches worden voldaan. De garanties vallen
overigens ook onder het ODA-deel van de HGIS.

Voor IFC werd tijdens het DC in april 2010 overeenstemming bereikt over
een kapitaalverhoging van USD 200 miljoen, waaraan slechts landen zullen
deelnemen die hun aandeel in deze instelling willen vergroten.
Ontwikkelingslanden en opkomende economieƫn krijgen hierbij voorrang.
Verder zal de komende periode worden gekeken naar de mogelijkheid van
een achtergestelde lening, waaraan landen op vrijwillige basis deel
kunnen nemen. Het Koninkrijk zal niet deelnemen aan de kapitaalverhoging
voor IFC.

 

8. Herschikking stemverhoudingen en governance

Akkoord herschikking stemverhoudingen 2010

Tijdens het DC in april 2010 werd overeenstemming bereikt over een
overheveling van 3,2% van stemgewicht naar ontwikkelingslanden en
opkomende economieƫn, waarmee het aandeel van deze groep landen op
47,2% komt. Het stemaandeel van het Koninkrijk neemt als gevolg van de
herschikking af van 2,15 naar 1,92%. 

De aanpak voor deze overheveling is eenmalig en zal niet worden gebruikt
voor toekomstige herschikkingen. Voor toekomstige herzieningen van
stemverhoudingen, waarvan de eerste in 2015 plaatsheeft, zal een formule
worden ontwikkeld die een maatstaf vormt voor stemgewicht. Het gebruik
van deze formule moet het mogelijk maken ook in de toekomst het
stemgewicht van landen aan te passen aan veranderde verhoudingen in de
wereld en betrokkenheid bij de Wereldbank. 

Het Koninkrijk zal zich er bij toekomstige herzieningen voor blijven
inzetten om betrokkenheid bij de Wereldbank, zowel in termen van
financiƫle bijdragen door donoren als gebruik door klanten, te
weerspiegelen in stemgewicht. 

Governance 

Het DC heeft de Raad van Bewindvoerders verzocht tijdens de
Jaarvergadering met voorstellen te komen ter verbetering van de
corporate governance en accountability van de Wereldbank. Het Koninkrijk
heeft altijd gepleit voor het voeren van deze discussie binnen het DC,
onder andere naar aanleiding van het rapport van de commissie onder
leiding van oud-president Zedillo, waarbij het functioneren van het DC,
de verdeling van de bevoegdheden tussen het management van de Bank en de
Bewindvoerders en het selectieproces voor de President van de Wereldbank
aan de orde komen. Het Koninkrijk hecht waarde aan de analyse en
onderschrijft een groot deel van de tekortkomingen die in het rapport
worden geĆÆdentificeerd. Hoewel de aanbevelingen van de commissie niet
op grote steun kunnen rekenen onder aandeelhouders, zou een aantal van
deze tekortkomingen in de huidige structuur moeten worden geadresseerd.

Voorstellen ter verbetering van governance en accountability zullen in
september door de Raad van Bewindvoerders besproken worden, waarna ze
aan het DC worden voorgelegd. De voorstellen zullen naar verwachting
onder meer betrekking hebben op de rol en het functioneren van het DC.
Het DC is een gezamenlijk comitƩ van de Wereldbank en het IMF, dat
advies uitbrengt aan beide instellingen over alle aspecten van de
transfer van middelen naar ontwikkelingslanden. Het ontwikkelingsproces
staat hierbij centraal. Herziening van dit mandaat en van het
gezamenlijke en adviserende karakter van het DC staan op de agenda. 

Het Koninkrijk is voorstander van grotere politieke betrokkenheid bij
strategische onderwerpen. Het Koninkrijk staat dan ook open voor
voorstellen die dit kunnen bevorderen, waaronder een formele verbreding
van het mandaat van het DC - in lijn met het mandaat van het IMFC en
voor een deel in lijn met de huidige praktijk. Naast bredere
ontwikkelingsonderwerpen zou het mandaat van het DC dan ook het
functioneren van de Wereldbank betreffen, waaronder bepaling van de
strategische hoofdlijnen en toezicht op implementatie. Een
mandaatdiscussie volstaat echter niet. Om de effectiviteit van het DC te
bevorderen, moet de taakverdeling tussen DC, Raad van Gouverneurs, Raad
van Bewindvoerders en management van de Wereldbank helder worden
vastgesteld. Zo zou management input kunnen leveren voor de strategische
uitgangspunten van de WBG, en zou vaststelling op hoofdlijnen door het
DC moeten geschieden. De Raad van Bewindvoerders zou een aantal
operationele taken kunnen delegeren naar management en zich meer richten
op strategische zaken. Ook zou een duidelijkere afbakening van taken
tussen management en de Raad van Bewindvoerders bij kunnen dragen aan
verbetering van het afleggen van verantwoording door management. 

Net als bij het IMF, blijft het Koninkrijk zich ook bij de Wereldbank
uitspreken voor een open en transparant selectieproces voor de President
van de Wereldbank dat gebaseerd is op merites, ongeacht nationaliteit. 

9. Middelenaanvulling IDA

De onderhandelingen over de middelenaanvulling van het zachte
leningenloket van de Wereldbank ā€“ de International Development
Association (IDA) ā€“ zijn in volle gang. De eerste twee bijeenkomsten
vonden in maart en juni j.l. plaats, de volgende onderhandelingsronde
staat voor oktober a.s. gepland. Deze bijeenkomsten zouden naar de
mening van het Koninkrijk strategische discussies moeten zijn tussen het
voor IDA verantwoordelijke management van de Wereldbank en de donoren
c.q. ontvangende landen. Het Koninkrijk zal zich inzetten voor een
grotere link met discussies in andere relevante instellingen en fora,
zoals de G20 en andere ontwikkelingsbanken.

Uiterlijk voor eind 2010 zal het Koninkrijk de omvang moeten bepalen van
de committering voor de middelenaanvulling van de IDA-16 periode (1 juli
2011 ā€“ 30 juni 2014). De IDA-16 periode is de laatste volledige
IDA-ronde voor 2015, de deadline voor het bereiken van de MDGā€™s. Het
Koninkrijk zet in op het op peil houden van het budget van IDA, om
hiermee de allerarmste landen te kunnen blijven ondersteunen om de
MDGā€™s te bereiken. Het Koninkrijk vraagt het voor IDA
verantwoordelijke management wel om een duidelijk verhaal welke
maatregelen zullen worden genomen die voor de IDA-activiteiten tot
resultaten kunnen leiden. Het Koninkrijk verwacht een hoog ambitieniveau
van management. Mede door de druk op de begroting van het Koninkrijk zal
kenbaar worden gemaakt dat een groei van de aanvulling voor IDA-16 niet
is gegarandeerd.

 PAGE    

 PAGE   14