[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2010D35948, datum: 2010-09-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Goedkeuring van het voornemen tot opzegging voor de Nederlandse Antillen en Aruba van de op 2 juni 1934 te Londen totstandgekomen herziening van de Overeenkomst van ’s-Gravenhage van 6 november 1925 betreffende het internationaal depot van tekeningen of modellen van nijverheid en van de op 18 november 1961 te Monaco totstandgekomen Aanvullende Akte bij de Overeenkomst van ’s-Gravenhage (2010D35946)

Preview document (🔗 origineel)


Voornemen tot opzegging voor de Nederlandse Antillen en Aruba van de op
2 juni 1934 te Londen totstandgekomen herziening van de Overeenkomst van
’s-Gravenhage van 6 november 1925 betreffende het internationaal depot
van tekeningen of modellen van nijverheid en van de op 18 november 1961
te Monaco totstandgekomen Aanvullende Akte bij de Overeenkomst van
’s-Gravenhage

TOELICHTENDE NOTA 

Hierbij wordt mede namens de minister van Economische Zaken toegelicht
het voornemen tot opzegging van de Akte van Londen van 2 juni 1934 en de
daarbij behorende Akte van Monaco van 18 november 1961 inzake
internationale registratie van tekeningen en modellen voor nijverheid
(industrial designs).

Inleiding

Op het gebied van de internationale registratie (voorheen aangeduid als
‘het internatonaal depot’) van tekeningen en modellen voor
nijverheid (industrial designs) bestaan in het kader van de WIPO (World
Industrial Property Organization) een aantal verdragen naast elkaar. In
de loop van de jaren zijn nieuwere verdragen tot stand gekomen, die
brede steun hebben ontvangen van een groot aantal lidstaten.
Tegelijkertijd is daarmee de relevantie van een aantal van de oudere
verdragen verminderd. De WIPO zou daarom graag het partijschap van twee
daarvan willen beëindigen. Dit betreft de Akte van Londen van 2 juni
1934 (Stb. 1948, I 539) en de daarbij horende Akte van Monaco van 18
november 1961 (Trb. 1963, 91). 

Beide Aktes werden reeds per 1 januari 1975 opgezegd voor Nederland in
verband met de inwerkingtreding per die datum van de Eenvormige
Beneluxwet inzake Tekeningen en Modellen (zie Kamerstukken II 1971/72,
11 594, nr. 3). De gelding werd toen evenwel voortgezet voor de
Nederlandse Antillen. Beide Aktes werden vervolgens per 8 november 1986
van toepassing verklaard op Aruba in verband met de verkrijging van de
status aparte per 01-01-1986. Kort daarop werd die toepasselijkheid voor
Aruba evenwel weer met terugwerkende kracht opgeschort wegens het
ontbreken van de nodige uitvoeringswetgeving op Aruba. Aan de orde is
thans de opzegging van beide genoemde Aktes voor de Nederlandse Antillen
en voor Aruba. Het voornemen tot opzegging behoeft de goedkeuring van de
Staten-Generaal. 

Voorgeschiedenis

Op 23 juni 1934 kwam te Londen tot stand een herziening van de
Overeenkomst van ’s-Gravenhage van 6 november 1925 betreffende het
internationaal depôt van tekeningen of modellen van nijverheid (Stb.
1948, I 83 en I 539; hierna de ‘Akte van Londen’). Nadien kwam op 18
november 1961 te Monaco nog tot stand een Aanvullende Akte bij diezelfde
Overeenkomst van ’s-Gravenhage (Trb. 1962, 91; hierna de ‘Akte van
Monaco’). 

Bij de Akte van Londen werd het Koninkrijk der Nederlanden per 5
augustus 1948 partij voor Nederland, voor Suriname en voor Curaçao
(Stb. 1948 I 83). Tijdens de diplomatieke conferentie die in november
1961 te Monaco gehouden werd, werd besloten tot een herziene tekst van
de Overeenkomst van ’s-Gravenhage, die werd vastgelegd in de op 28
november 1960 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen herziene Overeenkomst
van ’s-Gravenhage (Trb. 1963, 188; hierna “Akte van Den Haag’).
Tevens werd besloten het taxenrégime te wijzigen in de tot dan toe
bestaande versie van de Overeenkomst van ’s-Gravenhage, zoals
gewijzigd door de Akte van Londen. Deze laatste wijziging werd
vastgelegd in de Akte van Monaco. De Akte van Monaco diende derhalve
uitsluitend tot aanpassing van de Akte van Londen. De Akte van Monaco
werd bekrachtigd voor het gehele Koninkrijk, dat wil zeggen tevens voor
Suriname en de Nederlandse Antillen (zie Kamerstukken II 1962/63, 7046
(R321) nr. 1).

In 1973 werd besloten tot opzegging voor Nederland van zowel de
Overeenkomst van ’s-Gravenhage van 1925, als de Akte van Londen en de
Akte van Monaco (Trb. 1974, 64, onder D). Aanleiding tot deze opzegging
was de totstandkoming (op 25 oktober 1966 te Brussel) van de eenvormige
Beneluxwet inzake Tekeningen of Modellen. Het systeem van de Akte van
Londen (en de daarbij behorende Akte van Monaco) was namelijk niet
verenigbaar met die eenvormige Beneluxwet. Dit in tegenstelling tot de
nieuwere Akte van Den Haag die wèl in overeenstemming is met genoemde
Beneluxwet van 1966. Met het op dat ogenblik voorliggende wetsontwerp
werd daarom gelijktijdig goedkeuring gevraagd voor de Akte van Den Haag
en voor opzegging van de Aktes van Londen en Monaco (Kamerstukken II
1971/72, 11 594, nr. 3). Die opzegging in 1973 gold intussen niet
Suriname en de Nederlandse Antillen (ibidem, blz. 5). De eenvormige
Beneluxwet gold immers voor deze landen niet. De Nederlandse Antillen
bleven aldus partij bij de Akte van Londen en de Akte van Monaco. 

Die voortgezette gelding betrof tevens Aruba, dat immers tot 1986 deel
uitmaakte van de Nederlandse Antillen. In verband met de verkrijging van
de status aparte per 1 januari 1986 werden deze verdragen (zoals
inmiddels herzien door de Aanvullende Akte van Stockholm van 14 juli
1967) met de Rijkswet van 12 december 1985 tevens goedgekeurd voor Aruba
(Trb. 1986, 139, onder D). Daardoor werden deze Aktes voor Aruba van
toepassing per 8 november 1986 (ibidem, onder H). Die toepasselijkheid
van deze verdragen voor Aruba werd echter op 20 februari 1989 weer
opgeschort, en wel met terugwerkende kracht vanaf het ogenblik van
toepasselijk worden (Trb. 1989, 53, onder H). 

In september 2009 belegde de Wereld Organisatie voor Intellectuele
Eigendom (World Intellectual Property Organization, hierna ‘WIPO’)
een bijeenkomst te Genève over het partijschap van die landen bij de
Akte van Londen, erop wijzende dat nadien een moderner systeem tot stand
was gekomen met de Akte van Den Haag van 1960, zoals aangevuld door de
Aanvullende Akte van Stockholm van 14 juli 1967 (Trb. 1970, 185),
terwijl inmiddels een nog moderner systeem tot stand kwam met de op 2
juli 1999 te Genève tot stand gekomen Akte van Genève bij de
Overeenkomst van ’s-Gravenhage betreffende de internationale
registratie van tekeningen en modellen van nijverheid (Trb. 2000, 102;
hierna de ‘Akte van Genève’). 

De WIPO wees er daarbij op dat nog maar een beperkt aantal landen partij
was bij de Akte van Londen (en de daarbij behorende Akte van Monaco),
terwijl er nog maar drie landen uitsluitend bij deze Akte partij waren
(zonder tevens partij te zijn bij een van de twee moderne Aktes van Den
Haag of Genève). Deze landen waren Indonesië, Tunesië, en het
Koninkrijk der Nederlanden (voor de Nederlandse Antillen en voor Aruba).
De beide Aktes hadden daardoor alleen nog relevantie voor deze drie
landen, omdat de onderlinge betrekkingen van de overige partijen
geregeld werden door de nieuwere Aktes waarbij zij inmiddels partij
waren. De WIPO deed daarom een beroep op de op dat ogenblik overgebleven
15 partijen (en met name ook de drie genoemde landen die alleen partij
zijn bij deze twee Aktes) de toepassing van deze Aktes te bevriezen en
vervolgens daarvan het partijschap te beëindigen. 

Tijdens een bijeenkomst te Genève op 24 september 2009, waarbij ook de
Nederlandse Antillen vertegenwoordigd waren, werd tussen de deelnemende
landen besloten tot bevriezing van de toepasselijkheid van de Aktes van
Londen en Monaco per 1 januari 2010. 

Opzegging van de Aktes van Londen en Monaco

Thans is aan de orde de formele beëindiging van de Aktes van Londen en
van Monaco voor de Nederlandse Antillen en voor Aruba. 

Opzegging van de Akte van Londen geschiedt blijkens artikel 22 volgens
de procedure van artikel 17bis van het Algemeen Verdrag. Dat Algemeen
Verdrag is het op 2 juni 1934 te Londen gesloten Herziene Unie-Verdrag
tot bescherming van de industriële eigendom (Stb. 1948, 539). Het
tweede lid van artikel 17bis stelt dat de opzegging dient te zijn
gericht tot de Regering van de Zwitserse Bond. Blijkens artikel 6,
eerste lid, onder e, van de op 14 juli 1967 te Stockholm tot stand
gekomen Akte van Stockholm van (Trb. 1969, 142) wordt deze bepaling van
artikel 17bis geacht betrekking te hebben op de dienovereenkomstige
bepalingen van het op 14 juli 1967 te Stockholm tot stand gekomen
Herzien Internationaal Verdrag van Parijs tot bescherming van de
industriële eigendom (Trb. 1969, 144). Volgens artikel 26, tweede lid,
van dit laatste verdrag dient de opzegging te worden gericht aan de
Directeur-Generaal van de WIPO, en wordt die opzegging (zie het derde
lid) van kracht een jaar na de datum van ontvangst van de opzegging. 

De Akte van Monaco bevat geen bepalingen over de opzegging. De Akte van
Monaco is evenwel slechts een wijziging van de Akte van Londen op het
gebied van de taxen, en door opzegging van de Akte van Londen heeft de
Akte van Monaco geen praktische betekenis meer. 

In de aanloop van bovenbedoelde WIPO-bijeenkomst van 24 september 2009
stemde de Regering van de Nederlandse Antillen ermee in de
toepasselijkheid van de Aktes van Londen en Monaco te bevriezen en de
gelding van deze Aktes voor de Nederlandse Antillen vervolgens te laten
opzeggen. De Regering van de Nederlandse Antillen bereidt thans
wetgeving voor met het oog op (mede)gelding van de Akte van Genève.
Deze wetgeving is inmiddels in concept gereed. 

De Aktes van Londen en Monaco hebben in de praktijk nimmer feitelijke
gelding gehad voor Aruba wegens het ontbreken van de benodigde wetgeving
in dat land. De Regering van Aruba kan daarom eveneens instemmen met de
beëindiging van deze twee Aktes voor Aruba. Aruba streeft inmiddels
eveneens medegelding na van de Akte van Geneve. Een nieuwe
merkenverordening is in voorbereiding, waarin onder andere in de
uitvoering van die Akte wordt voorzien. 

Koninkrijkspositie

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal de opzegging van de
Aktes van Londen en Monaco gelden voor de Nederlandse Antillen en Aruba.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

  De Overeenkomst (Schikking) van ’s-Gravenhage van 6 november 1925
betreffende het internationaal depot van teekeningen of modellen van
nijverheid (Stb. 1928, 64 en 196) gold alleen voor Nederland.

 Het tot dan toe in de titel gebruikte woord ‘depot’ werd met deze
Akte gewijzigd in ‘registratie’.

 PAGE   1 

Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar
gemaakt, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat
(artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad
van State).

 PAGE   4