[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32504 NR Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2011)

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2011)

Nader rapport

Nummer: 2010D35960, datum: 2010-09-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2010Z13231:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 2 september
2010 nr. 10.002395 machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van
de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet
rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 13
september 2010, nr. W06.10.0423/III, bied ik U hierbij aan. 

Het kabinet is de Afdeling advisering van de Raad erkentelijk voor de
voortvarendheid waarmee het advies inzake het bovenvermelde voorstel is
uitgebracht. 

Naar aanleiding van het advies merk ik het volgende op.

1. Structurele maatregelen

De Afdeling merkt op dat ondanks de demissionaire status van het kabinet
en de huidige budgettaire en economische situatie een aantal structurele
lastenverlichtende maatregelen met een aanzienlijke budgettaire derving
wordt voorgesteld. Daarbij wijst de Afdeling op de intensivering van de
afdrachtvermindering voor speur- en ontwikkelingswerk, de verlaging van
het vennootschapsbelastingtarief en de versoepeling van de
werkkostenregeling.

Aan het begin van de kabinetsperiode legt het kabinet de
lastenontwikkeling voor de gehele periode vast en bepaalt daarmee de
ruimte voor lastenverzwarende en lastenverlichtende maatregelen. Zonder
aanvullend beleid zou er in 2011 sprake zijn van een forse
lastenverzwaring vanwege hogere zorgpremies en hogere
sectorfondspremies. Het kabinet heeft zowel voor burgers als voor
bedrijven aanvullende maatregelen genomen om de lastenstijging in 2011
te beperken tot € 0,2 miljard. De door de Afdeling genoemde
maatregelen ten behoeve van bedrijven zijn onder andere genomen om de
forse lastenverzwaring vanwege hogere (lastendekkende) werkgeverspremies
te beperken. De verlaging van het MKB-tarief in de
vennootschapsbelasting wordt daarbij gefinancierd uit de gelden die voor
de rentebox, dus voor het bedrijfsleven, waren gereserveerd. Ten slotte
wordt de budgettaire opbrengst van de maatregelen gericht op
constructiebestrijding ingezet.

2. Maatregelen ter tijdelijke ondersteuning van de woningmarkt

a. De Afdeling meent dat terughoudend moet worden omgegaan met het
gebruik van fiscale instrumenten voor niet-fiscale beleidsdoelen. De
Afdeling stelt daarbij dat de praktijk leert dat fiscale subsidies
zelden het beoogde effect hebben. Daarbij wordt een rapport aangehaald
uit 2003 van de Europese Commissie over de toepassing van het verlaagde
btw-tarief op arbeidsintensieve diensten. 

Het kabinet stelt een aantal maatregelen voor ter tijdelijke
ondersteuning van de woningmarkt en getroffen woningeigenaren. De
woningmarkt ondervindt nog steeds gevolgen van de kredietcrisis. De
daling van huizenprijzen lijkt weliswaar gestopt, de verkoop van
woningen trekt echter maar langzaam aan. 

In de eerste plaats treft het kabinet maatregelen voor woningeigenaren
die langdurig dubbele woonlasten hebben. Het gedurende lange tijd hebben
van dubbele woonlasten kan grote financiële gevolgen voor deze
eigenaren hebben. Voor deze groep is een uitbreiding van de tijdelijke
tegemoetkomingen wenselijk.

In de tweede plaats wordt een verlaging voorgesteld van het btw-tarief
op arbeidskosten bij renovatie- en herstelwerkzaamheden om de
werkgelegenheid in de bouwsector te stimuleren. In 2007 heeft de
Europese Commissie een nieuw onderzoek gepresenteerd over de toepassing
van verlaagde btw-tarieven. Hoewel het onderzoek duidelijk stelt dat een
btw-structuur met verlaagde tarieven in beginsel een verstorend karakter
heeft, biedt het ook aanknopingspunten voor de toepassing op diensten en
sectoren waar verlaagde btw-tarieven wel degelijk effectief kunnen zijn.
Eén van de categorieën diensten waarbij dat het geval is, betreft de
zogenoemde arbeidsintensieve diensten, waartoe renovatie- en
herstelwerkzaamheden gerekend kunnen worden. Een verlaagd btw-tarief kan
de werkgelegenheid in een lidstaat verhogen indien de verlaging
consumenten verleidt diensten in te kopen die deze consument bij een
hoger belastingtarief zelf zou uitvoeren. En het zou consumenten ertoe
aan kunnen zetten minder geld in de zwarte economie uit te geven. In de
resultaten van het onderzoek heeft de Europese Commissie aanleiding
gevonden een voorstel te doen om de lidstaten meer vrijheid te bieden om
bij arbeidsintensieve diensten, waaronder renovatie, het verlaagde
btw-tarief toe te passen. Op basis van dit voorstel heeft de Raad van
Ministers in maart 2009 besloten de BTW-richtlijn in die zin aan te
passen. Ik wijs er voorts op dat het in casu niet om een permanente maar
om een tijdelijke toepassing van het verlaagde btw-tarief op
arbeidskosten bij renovatie- en herstelwerkzaamheden gaat, waaraan veel
publiciteit is en wordt gegeven. De branche heeft aangegeven zich ervoor
in te zetten dat hun leden het voordeel doorberekenen aan de consument.
Verwacht mag worden dat woningeigenaren alert zijn op een juiste
toepassing van de maatregel.

De maatregelen ter tijdelijke ondersteuning van de woningmarkt vloeien
mede voort uit een door de Tweede Kamer aangenomen motie en verzoeken
vanuit de branche om maatregelen ter tijdelijke ondersteuning van de
woningmarkt. Gelet op de financiering uit de EIA-gelden en de behoefte
aan snel inzetbare maatregelen ligt het voor de hand om maatregelen te
treffen in de fiscale hoek. Naast de fiscale maatregelen is de verhoogde
garantieregeling voor hypothecaire leningen verlengd en zullen de
teruggestorte gelden uit de eerste en tweede tranche woningbouw
beschikbaar worden gemaakt voor de derde tranche.

In de memorie van toelichting is de passage over de maatregelen
aangevuld met een nadere onderbouwing, zoals de Afdeling heeft gevraagd.

b. Bij de Afdeling is de vraag gerezen of de handhaafbaarheid van de
btw-maatregel voldoende is gewaarborgd. De Afdeling adviseert in de
toelichting aandacht te besteden aan het aspect van de handhaafbaarheid
van de btw-maatregel met betrekking tot het moment van het verrichten
van de prestatie en de splitsing van de factuur tussen de arbeidskosten
en de materiaalkosten. Naar de mening van het kabinet vraagt de Afdeling
terecht aandacht voor de handhaafbaarheid van fiscale wetgeving. 

Het kabinet heeft hieraan in paragraaf 11 van het algemene deel van de
memorie van toelichting aandacht besteed en verwacht dat de maatregelen
uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. De hierboven beschreven situaties zijn
daarbij ook meegewogen. Doordat de btw-maatregel ingaat op 1 oktober
2010 en op 1 juli 2011 eindigt, is niet uitgesloten dat enige discussie
kan ontstaan over de toepassing van het verlaagde btw-tarief. Over het
algemeen zal echter duidelijk zijn of de renovatie- of
herstelwerkzaamheid is afgerond in die periode. De ondernemer zal in
zijn administratie ook aantekening houden van de verrichte werkzaamheden
(projectadministratie, planning, offerte, proces verbaal van oplevering,
facturering, etc.). Over de toepasselijke regels worden ondernemers en
belanghebbenden uitgebreid geïnformeerd middels publicatie van
antwoorden op veel voorkomende vragen op de websites van het ministerie
van Financiën en de Belastingdienst. Ook brancheorganisaties zoals
Bouwend Nederland, publiceren deze informatie via hun eigen kanalen.
Waar mogelijk zal de Belastingdienst compliance bevorderende afspraken
met brancheorganisaties maken.

Met betrekking tot de splitsing van de vergoeding in arbeid en materiaal
wil ik benadrukken dat veelal gewoon de factuur gevolgd zal kunnen
worden, omdat die splitsing daarop al is aangebracht en door partijen
conform de offerte is overeengekomen. De nadere splitsingsregels zoals
opgenomen in het door de Afdeling genoemde beleidsbesluit komen pas aan
de orde als in de factuur geen splitsing is aangebracht tussen materiaal
en arbeid. Ook in die gevallen zal de ondernemer de splitsing zelf op
basis van marktwaarde of kostprijs moeten maken en kan de
Belastingdienst de gemaakte berekeningen controleren. Samengenomen meent
het kabinet dat de btw-maatregel voor de praktijk voldoende duidelijk en
kenbaar is en daarmee goed uitvoerbaar en handhaafbaar zal zijn. In het
licht van het bovenstaande heeft het kabinet het niet nodig bevonden om
aan een en ander specifiek aandacht te besteden in de memorie van
toelichting.

3. Werkkostenregeling

Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is de toelichting op de
verruiming op het punt van werkkleding met een bedrijfslogo,
vakliteratuur en kosten van inschrijving in een beroepsregister
aangepast. 

Onder de werkkostenregeling wordt de terbeschikkingstelling van kleding
die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is om tijdens het werk
te worden gedragen en van kleding die op de werkplek achterblijft, op
nihil gewaardeerd. Kleding die ook buiten werktijd gedragen kan worden
en die niet achterblijft op de werkplek, wordt echter tegen
factuurwaarde of de waarde in het economische verkeer in aanmerking
genomen. Deze kleding komt tegen die waarde ten laste van de forfaitaire
ruimte indien aanwijzing als eindheffingsbestanddeel plaatsvindt.
Onlangs heeft een internetconsultatie plaatsgevonden over de
Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (URLB 2011), waarin belangrijke
aanvullende regels van de werkkostenregeling zijn opgenomen. Daarbij is
er door een aantal respondenten op gewezen dat veelvuldig overleg met de
inspecteur nodig zou zijn om te bepalen in hoeverre sprake is van
kleding die niet in de vrije tijd draagbaar is. De huidige regeling voor
werkkleding waarin wordt aangehaakt bij de grootte van het bedrijfslogo
blijkt in de huidige praktijk een goed afgebakend en daarmee beter
werkbaar handvat. Met de voorgestelde regeling om de huidige
logovoorwaarden te behouden kom ik tegemoet aan de genoemde wens van de
uitvoeringspraktijk.

Voor wat betreft de vakliteratuur en de inschrijving in een
beroepsregister is niet zozeer sprake van een nieuwe gerichte
vrijstelling, maar van een beperkte uitbreiding van de gerichte
vrijstelling voor studiekosten. Het overbrengen van deze posten van de
vrije ruimte naar de gerichte vrijstellingen maakt het zowel mogelijk om
zonder belastingheffing te vergoeden als om zonder belastingheffing te
verstrekken. Het onderscheid tussen vakliteratuur op de werkplek en
thuis (waardering op nihil respectievelijk op factuurwaarde) werd te
zeer als een knelpunt ervaren. 

4. Redactionele kanttekeningen

Met betrekking tot de redactionele kanttekeningen die de Afdeling in
overweging geeft in de bijlage bij haar advies, merken wij het volgende
op. 

De eerste redactionele opmerking van de Afdeling is niet overgenomen.
Bij de genoemde opmerking is geen rekening gehouden met het feit dat
artikel 8.15 van de Wet inkomstenbelasting 2001 op grond van de Fiscale
vereenvoudigingswet 2010 met ingang van 1 januari 2011 wordt aangepast.

Aan de tweede kanttekening is geen gevolg gegeven, nu de betekenis van
de tijdelijke verlenging van de zesmaandstermijn niet eindigt op 1
januari 2012, maar pas nadat de doorverkoop van een in 2011 verkregen
woning in de loop van 2012 heeft plaatsgevonden. Om die reden heeft het
kabinet er de voorkeur aangegeven om de tijdelijke regeling voor
doorverkoop van woningen in het zelfstandig artikel XXV op te nemen. De
tijdelijke regeling kent geen vervaldatum, omdat de regeling alleen
geldt voor de doorverkoop van woningen die in 2011 voor de eerste keer
zijn verkregen en daardoor automatisch op 1 januari 2013 zijn betekenis
verliest. Door direct te verwijzen naar artikel 13 van de WBR is buiten
twijfel gesteld dat het begrippenkader van de Wet belastingen van
rechtsverkeer van overeenkomstige toepassing is.

De overige redactionele opmerkingen zijn overgenomen.

In het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zijn twee inhoudelijke
wijzigingen aangebracht. 

De oorspronkelijk voorgestelde aanscherping van de definitie voor zeer
zuinige auto’s is niet langer in het wetsvoorstel opgenomen. Bij nader
inzien ben ik van mening dat eerst de resultaten moeten worden afgewacht
van het in het Belastingplan 2011 aangekondigde onderzoek naar de wijze
waarop de stimuleringsmaatregelen in de BPM, de MRB en de bijtelling ook
in de toekomst een stimulans kunnen blijven om steeds te kiezen voor de
zuinigste auto. De in het Belastingplan 2011 voorgestelde wijzigingen in
de BPM en de MRB hebben dan ook uitsluitend betrekking op het stopzetten
van de afbouw van de BPM en de daaraan gekoppelde verhoging van de MRB.
Dit in relatie tot het door de Tweede Kamer controversieel verklaren van
het project Anders Betalen voor Mobiliteit.

In het oorspronkelijk voorstel was voor 2011 incidenteel € 95 mln.
beschikbaar gesteld om de overschrijding van de S&O afdrachtvermindering
in 2009 te financieren. Daarnaast was vanaf 2011 € 170 mln.
structureel ter beschikking gesteld om verdere toename van het gebruik
van de S&O-afdrachtvermindering te dekken. Omdat de € 95 mln.
overschrijding in 2009 vanaf 2011 al gedekt wordt door het vanaf dat
jaar extra beschikbare structurele budget van €170 mln. was
feitelijk sprake van dubbele dekking van dit deel van de overschrijding.
Daarom is in het huidige voorstel beleidsmatig invulling gegeven aan
het voor 2011 incidenteel extra beschikbare budget van € 95 mln. voor
de WBSO. Hiermee kan een gedeeltelijke voortzetting van het tijdelijke
fiscaal stimuleringspakket 2009/2010 worden gefinancierd zodat
een meer geleidelijke overgang ontstaat naar het structurele niveau
dat voor 2012 is voorzien. 

Ten slotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal
redactionele en technische verbeteringen in het wetsvoorstel en de
memorie van toelichting aan te brengen. 

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Financiën,

mr. drs. J.C. de Jager 

 De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van
toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd
bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

 Study on reduced VAT applied to goods and services in the Member States
of the European Union, by Copenhagen Economics, May 2007; Annex bij het
voorstel van de Europese Commissie voor een richtlijn van de Raad
betreffende aanpassing van richtlijn 2006/112/EG over de verlaagde
btw-tarieven van 7 juli 2008, COM(2008) 428 final.

 Idem, blz. 4.

 Kamerstukken II 2009/10, 32 395, nr. 3.

 Belasting op personenauto’s en motorrijwielen.

 Motorrijtuigenbelasting.

Directie Algemene Fiscale Politiek



Ons kenmerk

AFP/2010/441U







	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  5  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  5 



Directie Algemene Fiscale Politiek 

Korte Voorhout 7

2511 CW  Den Haag

Postbus 20201

2500 EE  Den Haag 

  HYPERLINK "http://www.minfin.nl"  www.minfin.nl 

Inlichtingen

mw. drs. J. van den Bout

T 070-3428246

j.bout@minfin.nl

drs. E.G. Vos

T	070-342 7584

e.g.vos@minfin.nl



Ons kenmerk

AFP/2010/ 441U

> Retouradres Postbus 20201 2500 EE  Den Haag

Aan de Koningin



Datum 17 september 2010

Betreft	Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van
enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2011)











	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  1  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  5