[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2010D36439, datum: 2010-09-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Opzegging van het Verdrag van Brussel (WEU) (2010D36438)

Preview document (🔗 origineel)


Opzegging van het op 17 maart 1948 te Brussel totstandgekomen Verdrag
van economische, sociale en culturele samenwerking en collectieve
zelfverdediging tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk
België, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg en het
Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland 

Toelichtende nota

1. Oprichting West-Europese Unie

Op 17 maart 1948 ondertekenden België, Frankrijk, Luxemburg, het
Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk het bovengenoemde
verdrag, het zogenoemde Verdrag van Brussel, waarmee de WEU werd
opgericht. De oprichters zagen destijds drie doelen voor de WEU, te
weten 1. het creëren van een stevige basis in West-Europa voor
economisch herstel, 2. het bieden van assistentie bij het weerstaan van
elke vorm van agressie en 3. het stimuleren van eenheid en het
aanmoedigen van voortdurende integratie van Europa. In de daaropvolgende
jaren hebben Duitsland, Griekenland, Italië, Portugal en Spanje zich
ook aangesloten bij de WEU, waarmee het in 1954 herziene Verdrag van
Brussel (Stb. 1948, 519; laatstelijk Trb. 1995, 102) momenteel 10
verdragspartijen kent. 

2. Functioneren van de WEU

De WEU heeft in het verleden een belangrijke rol gespeeld in de Europese
veiligheid. Het gaf vorm aan het begrip wederzijdse bijstand en
solidariteit in het Europa na 1945. Het was een forum waar kon worden
gesproken over veiligheidsonderwerpen en waar de basis werd gelegd voor
belangrijke samenwerking op het gebied van defensie en veiligheid. Dit
heeft onder meer geleid tot inzet van militaire middelen in de periode
1988-2001. Zo zijn in 1988 tijdens de Iran-Irak oorlog onder meer
Nederlandse mijnenvegers in WEU-kader ingezet in de Perzische Golf en
heeft de WEU in 1993 toegezien op naleving van het embargo tegen
Joegoslavië in de Adriatische Zee.

3. Opzegging WEU-verdrag

Met de ontwikkeling van het Europees, inmiddels Gemeenschappelijk
Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) van de Europese Unie (EU) is de
discussie over het voortbestaan van de WEU toegenomen. De
inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon heeft deze discussie een
extra impuls gegeven en Nederland en de overige WEU-lidstaten gebracht
tot het besluit binnen afzienbare tijd het Verdrag van Brussel op te
zeggen, waarna de uit het verdrag voortvloeiende opzegtermijn van 12
maanden ingaat.

De voorgenomen beëindiging van het WEU-verdrag is aan de
Staten-Generaal gemeld bij brieven van de eerste ondergetekende, mede
namens de tweede ondergetekende, van 31 maart 2010 (Kamerstukken II
2009-2010, 32123, nr. 78).

 

De Nederlandse regering ziet de volgende redenen voor opzegging van het
verdrag:

Naast artikel 5 van het Verdrag van Washington (NAVO) voorziet nu ook
het Verdrag van Lissabon in een wederzijdse bijstandsclausule (artikel
42.7). De wederzijdse bijstandsclausule in het WEU-verdrag (artikel V)
heeft daarom niet langer toegevoegde waarde voor de verdragspartijen. 

Op het gebied van Europese veiligheid en defensie is de EU naast de NAVO
een steeds belangrijker forum geworden voor (het vormen van) beleid. De
toegevoegde waarde van de WEU-Raad als ministerieel overlegorgaan is dan
ook verdwenen. 

Na het overhevelen van de WEU-instituten naar de EU in de periode
1997-2002, heeft de WEU geen actieve portefeuille meer. De WEU bestaat
thans alleen nog uit een Raadssecretariaat en de Parlementaire Assemblee
(PA) met secretariaat. 

De jaarlijkse begroting van de WEU bedraagt meer dan 13 miljoen euro,
waaraan Nederland in 2010 ruim 800.000 euro bijdraagt. Deze bijdrage kan
in het licht van het afgenomen belang van de WEU en de financiële
krapte niet blijvend verantwoord worden. 

Als gevolg van het gebrek aan taken van de WEU heeft ook de PA als
controlerend orgaan van de WEU sterk aan belang ingeboet. Gezien het
intergouvernementele karakter van het GVDB, ligt de controle daarop in
essentie bij de nationale parlementen, hoewel het Europees Parlement
uiteraard wel een belangrijke bevoegdheid heeft met betrekking tot het
budgettaire toezicht. Bovendien heeft interparlementair overleg plaats
via het EU-interparlementaire platform COSAC (Conference of Community
and European Affairs Committees of Parliaments of the European Union),
zoals beschreven in Protocol 1 bij het Verdrag van Lissabon. 

4. Opzeggingstraject

De WEU-lidstaten zijn op 31 maart jl. gezamenlijk overeengekomen het
verdrag op te zeggen en de WEU als organisatie te sluiten op 30 juni
2011. Acht van de tien WEU-lidstaten hebben hiertoe de depositaris van
het WEU-verdrag, de Belgische regering, formeel kennis gegeven van hun
besluit het herziene verdrag per 30 juni 2010 op te zeggen, conform
artikel XII van het herziene Verdrag van Brussel. De opzegging wordt 12
maanden na notificatie effectief. 

In principe behoeft in Nederland opzegging van verdragen parlementaire
goedkeuring vooraf.  Indien echter sprake is van een buitengewoon en
spoedeisend belang van het Koninkrijk, voorziet de Rijkswet goedkeuring
en bekendmaking verdragen in de mogelijkheid om parlementaire
goedkeuring achteraf te verkrijgen en in casu direct tot opzegging over
te gaan (artikel 14 juncto artikel 10, eerste lid). 

Om te voorkomen dat Nederland in een geïsoleerde positie terechtkomt,
zowel politiek als financieel, waarbij het risico bestaat gedeeltelijk
te worden opgezadeld met resterende kosten en additionele
bijstandsverplichtingen, doet de regering een beroep op de
spoedprocedure. Op 30 juni 2010 heeft de regering een akte van opzegging
bij de Belgische regering laten neerleggen. Na 12 maanden zal het
Koninkrijk der Nederlanden, voor Nederland, dan geen partij meer zijn
bij het Verdrag van Brussel.

De opzegging geldt het Verdrag van Brussel zoals herzien, aangevuld en
gewijzigd. Daarmee komen dan tevens de verdragen te vervallen, genoemd
in de bijlage bij deze nota. Deze verdragen zijn ook formeel opgezegd,
per nota van 30 juni 2010 gericht aan de Belgische regering, en waar van
toepassing, per brief aan de Secretaris-Generaal van de WEU.



5. Koninkrijkspositie

Aangezien het Verdrag van Brussel voor wat het Koninkrijk betreft,
alleen voor Nederland geldt, geldt de opzegging ook alleen voor
Nederland.

De Minister van Buitenlandse Zaken

De Minister van Defensie