[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Geannoteerde agenda van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 7 – 8 oktober 2010 te Luxemburg

Bijlage

Nummer: 2010D37329, datum: 2010-09-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Geannoteerde agenda JBZ-Raad, 7-8 oktober 2010 (2010D37327)

Preview document (🔗 origineel)


Geannoteerde agenda van de bijeenkomst van het 

Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 

7 – 8 oktober 2010 te Luxemburg

Gemengd Comité 

1.	Goedkeuring van de agenda

2.	VIS 

	-stand van zaken

Naar verwachting zal de Europese Commissie de stand van zaken
presenteren inzake de implementatie van het Visum Informatiesysteem
(VIS), waaronder een bijgestelde planning. Het VIS is het systeem dat
ontwikkeld wordt door de Europese Commissie conform de VIS-verordening
en het Raadsbesluit en beoogt via de uitwisseling van visa-informatie
tussen lidstaten:

-	de uitvoering van het gemeenschappelijk visumbeleid te verbeteren; 

-	visumshopping tegen te gaan; 

-	fraude te bestrijden;

-	de (buiten)grenscontrole te verbeteren; 

-	personen te identificeren die niet (langer) voldoen aan de 

	voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging; 

-	bij te dragen aan het voorkomen van bedreigingen van de interne 

	veiligheid. 

	

Het kabinet vindt het spijtig dat het project wederom is vertraagd; de
Commissie verwacht een vertraging tot eind juni 2011 voor het gereed
komen van het centrale systeem. Eerder werd verwacht dat de uitrol eind
2010 plaats zou vinden. Nog steeds is voorzien dat de uitrol regionaal
gefaseerd plaatsvindt, te beginnen in Noord-Afrika. De voorbereidingen
in Nederland met betrekking tot de implementatie van het VIS lopen op
schema.

3.	(evt.) Wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling
van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding
van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst
van derde landen waarvan de onderdanen van deze plicht zijn vrijgesteld 

Tijdens de bijeenkomst van de Raad van 30 november – 1 december 2009
is over dit onderwerp gesproken. Toen verwelkomde de Raad de door de
Commissie voorgestelde visumvrijstelling voor onderdanen van de
Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (FYROM), Servië en
Montenegro. Dit werd gezien als een belangrijke stap in de betrekkingen
met de Westelijke Balkan ten behoeve van stabiliteit in de regio,
verdere integratie, versterkte mobiliteit en people-to-people contacten.
De hoop werd uitgesproken dat ook Albanië en Bosnië-Herzegovina zo
spoedig mogelijk aan de voorwaarden voor visumvrijstelling zullen
voldoen. 

Het is nog onbekend op welke wijze de genoemde verordening zal worden
behandeld, maar het is mogelijk dat de Commissie tijdens deze
bijeenkomst van de Raad met een voorstel komt voor de visumvrijstelling
van Albanië en Bosnië-Herzegovina. Als naar het oordeel van de
Commissie aan de voorwaarden voor visumvrijstelling is voldaan, zou het
kabinet daarmee kunnen instemmen.

4.	SIS II 	

-stand van zaken

		=debat

	-algemene planning

	-begrotingsraming voor SIS II

		=debat en bevestiging 

Het Gemengd Comité en de Raad zullen de stand van zaken met betrekking
tot het Schengen Informatie Systeem II (SIS II) bespreken. Hierbij zal
de geactualiseerde begroting van het SIS II op basis van het in
september 2010 nieuw afgesloten contract met de leverancier aan de orde
worden gesteld. 

Uit een door de Commissie verstrekt document (non-paper) blijkt dat het
nieuwe contract om SIS II af te maken duurder uitvalt dan medio 2009
was geraamd, met name door extra investeringen in hardware. De extra
kosten komen volledig ten laste van het Commissie-budget en blijven
binnen de budget-enveloppe die de Commissie beschikbaar heeft. 

De eerder aangegeven opleverdatum van SIS II (eerste kwartaal 2013)
blijft gehandhaafd.  

5. 	Diversen 	

	Er zijn nog geen onderwerpen voor dit agendapunt gemeld.

Raad

1.	Goedkeuring van de agenda			

Wetgevende besprekingen

2.	Goedkeuring van de A-puntenlijst

3. 		Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad
betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van
derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming	

-presentatie door de Commissie

De Commissie heeft op 13 juli 2010 een voorstel gepresenteerd voor een
richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de
voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in
het kader van een overplaatsing binnen een onderneming. Het kabinet
heeft zijn standpunt ten aanzien van dit fiche recent, zoals
gebruikelijk, in een BNC-fiche neergelegd. Hieronder treft u daarvan een
beknopte samenvatting aan. 

Het voorstel heeft ten doel de overdracht van deskundigheid binnen een
onderneming te vergemakkelijken ter versterking van het
concurrentievermogen van de EU-arbeidsmarkt en -economie. Hiertoe wordt
het voor het personeel (managers en specialisten) van buiten de EU dat
werkzaam is voor een vestiging buiten de EU van een onderneming
makkelijker gemaakt om voor diezelfde onderneming tijdelijk bij een
vestiging binnen de EU te worden gedetacheerd. De belangrijkste
elementen van het voorstel zijn:

-	gemeenschappelijke EU-regels voor procedure voor binnenkomst (binnen
30 dagen);

-	aantrekkelijke voorwaarden voor tijdelijk verblijf voor de werknemer 

en de gezinsleden;

-	grotere mobiliteit binnen de EU door het inzetten van managers en 

specialisten in verschillende EU-filialen en -ondernemingen.

Het kabinet steunt het voorstel, omdat het goed past in het Nederlandse
beleid om meer hooggekwalificeerde arbeids- en kennismigranten aan te
trekken en de intra-EU mobiliteit voor hen te vergroten. Het kabinet
meent dat het voorstel kan bijdragen aan het concurrentievermogen en de
economische vitaliteit en dat een flexibel immigratiebeleid een
belangrijke bijdrage kan leveren aan de economische ontwikkeling en
prestaties van Nederland en van de EU op lange termijn. 

Dit voorstel is ten opzichte van de EU Blauwe Kaartrichtlijn op het punt
van intra-EU mobiliteit ambitieuzer. Het kabinet beoordeelt dit positief
en zal zich in de onderhandelingen voor dit punt hard blijven maken.
Immers, juist in deze intra EU-mobiliteit laat het voorstel zijn
meerwaarde zien voor de internationale concerns in de EU als geheel en
in Nederland, waar relatief veel internationale concerns zijn gevestigd,
in het bijzonder. 

	

4.	Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad
betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van
derde landen met het oog op seizoenarbeid 

-presentatie door de Commissie 

De Commissie heeft op 13 juli 2010 een voorstel gepresenteerd voor een
richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de
voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met
het oog op seizoenarbeid. Het kabinet heeft zijn standpunt ten aanzien
van dit fiche recent, zoals gebruikelijk, in een BNC-fiche neergelegd en
heeft inmiddels kennisgenomen van het door de Tweede Kamer hierop
gelegde parlementaire voorbehoud. Hieronder treft u daarvan een beknopte
samenvatting aan. 

Het voorstel regelt een meer uniforme toelatingsprocedure voor toelating
en verblijf van seizoensarbeiders van buiten de EU en bevat bepalingen
die uitbuiting moeten tegengaan. Afzonderlijke
tewerkstellingsvergunningen voor deze categorie worden afgeschaft.
Lidstaten houden wel de mogelijkheid om via een quotum of
arbeidsmarkttoets zelf het aantal toe te laten seizoensarbeiders uit
derde landen te bepalen.

In de richtlijn worden de EU-criteria en-voorwaarden voor toegang en
verblijf van seizoensarbeiders vastgelegd. De Europese Commissie stelt
dat dit voorstel nodig is omdat er een constante vraag is naar
seizoensarbeiders, bijvoorbeeld in de sectoren landbouw en toerisme. De
richtlijn moet illegale migratie tegengaan en seizoensarbeiders uit
derde landen bescherming geven tegen uitbuiting. De belangrijkste
elementen in het voorstel zijn:

-	EU-toelatingscriteria en -voorwaarden, bijvoorbeeld dat er een
arbeidsovereenkomst is waarin een salaris wordt opgenomen en dat de
werkgever moet aantonen dat er passende huisvesting is;

-	het verblijf van seizoensarbeiders beperken tot maximaal 26 weken per
kalenderjaar; daarnaast verplicht de richtlijn tot invoering van een
multi-entry vergunning, waarmee de houder maximaal drie opeenvolgende
jaren seizoenswerk mag verrichten, of een vereenvoudigde
toelatingsprocedure voor seizoenswerkers die eerder zijn toegelaten;

-	speciale toelatingsprocedure van maximaal 30 dagen, waarbij geen
aparte tewerkstellingsvergunning nodig is; 

-	rechten op onder meer het gebied van adequate huisvesting en
arbeidsvoorwaarden.

Het Nederlandse belang bij dit voorstel is beperkt, aangezien Nederland
voor laaggeschoolde arbeidsmigratie (seizoensmigratie inbegrepen) een
restrictief beleid voert. Voorts heeft het kabinet zorgen over de
handhaafbaarheid van dit voorstel. Door het wegvallen van de
tewerkstellingsvergunningsplicht en het verbod op extra documenten als
bewijs dat de betrokkene is toegelaten tot de arbeidsmarkt, verliest de
Arbeidsinspectie een belangrijk instrument in de strijd tegen illegale
tewerkstelling en bestrijding van uitbuiting. Evenals in het voorstel
voor de richtlijn inzake één toelatingsprocedure voor één
gecombineerde vergunning, is het voor Nederland van essentieel belang
dat de bijlage bij de verblijfsvergunning met daarop arbeidsgegevens
wordt toegestaan. Aangezien op een visum geen arbeidsgegevens kunnen
worden geplaatst is handhaving van de tewerkstellingsvergunningsplicht
bij arbeid korter dan drie maanden van groot belang. Ook vindt het
kabinet de voorgestelde maximale duur van het seizoenswerk (26 weken per
kalenderjaar) te lang, omdat deze kan leiden tot WW-aanspraken. Het
kabinet wil derhalve deze termijn zodanig aanpassen dat de in de Wet
modern migratiebeleid opgenomen termijn voor seizoensarbeid (24 weken
binnen 38 weken) mogelijk blijft.

	

5.	Een gemeenschappelijk Europees asielstelsel 

-stand van zaken

Het Voorzitterschap heeft binnen het Gemeenschappelijk Europees
Asielstelsel (GEAS) een aantal onderwerpen geprioriteerd, namelijk
aanpassing van de Eurodac-verordening, de Dublin-verordening, de
Kwalificatierichtlijn en de richtlijn Langdurig Ingezetenen. De andere
dossiers die momenteel in onderhandeling zijn, te weten de
Procedurerichtlijn en de Opvangrichtlijn, genieten geen prioriteit onder
het Belgisch Voorzitterschap.

Om ook vooruitgang te boeken in de onderhandelingen over de
laatstgenoemde onderwerpen is door het Voorzitterschap op 13-14
september jl. een conferentie georganiseerd over kwaliteit en
efficiëntie van asielprocedures. Hier is met name gesproken over de
verhouding tussen wetgevende instrumenten en praktische samenwerking en
is uitvoerig stilgestaan bij de rol die EASO (‘European Asylum Support
Office’) hierin kan vervullen. 

Het kabinet is van mening, en heeft op de conferentie uitgedragen, dat
de kwaliteit en efficiëntie van asielprocedures van groot belang is,
maar dat niet alles op detailniveau in wetgeving hoeft te worden
vastgelegd. Nederland heeft uiteengezet hoe de nieuwe asielprocedure en
het stelsel waarbij in één procedure alle gronden van bescherming
worden getoetst, bijdraagt aan kwaliteit en efficiëntie. Om de praktijk
in lidstaten nader tot elkaar te brengen is praktische samenwerking en
het delen van ervaringen nodig. Het EASO kan hier een grote rol in
spelen en zou zich prioritair moeten richten op het organiseren van
‘Asylum Support Teams’, het verzamelen en analyseren van informatie
over landen van herkomst en het verder ontwikkelen en uitrollen van het
asielcurriculum.

6. 		(evt.) Wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling
van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding
van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst
van derde landen waarvan de onderdanen van deze plicht zijn vrijgesteld

-aanneming 

Dit is hetzelfde onderwerp als GC3. Zie de daar opgenomen annotatie. 

7.		(evt.) Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de
Raad ter bestrijding van seksueel misbruik, seksuele uitbuiting van
kinderen en kinderpornografie, en tot intrekking van Kaderbesluit
2004/68/JBZ 

-oriënterend debat

Tijdens deze bijeenkomst van de Raad zal een oriënterend debat
plaatsvinden over het bovenstaande voorstel. 

Het voorstel vervangt het kaderbesluit uit 2004 (2004/68/JBZ) door een
richtlijn met een ruimere strekking. De Commissie brengt met deze
richtlijn het beschermingsniveau binnen de EU in overeenstemming met de
in het Verdrag van Lanzarote neergelegde internationale rechtsnorm voor
de bescherming van kinderen tegen seksueel misbruik en seksuele
uitbuiting. Zo wordt voorgesteld de definitie van kinderpornografie in
overeenstemming te brengen met het Verdrag van Lanzarote. Ook wordt
voorgesteld het nieuwe misdrijf ‘grooming’ (online kinderlokken) in
de richtlijn op te nemen, waarbij de formulering die in het Verdrag van
Lanzarote is overeen- gekomen, zoveel mogelijk wordt overgenomen. 

Het voorstel heeft op een aantal punten materiële meerwaarde ten
opzichte van het Verdrag van Lanzarote. Die meerwaarde wordt onder
andere gevonden in de verdere harmonisatie van straffen en verdergaande
extraterritoriale rechtsmacht. Voorts beoogt het voorstel te voorzien in
doorwerking binnen de EU van ontzettingen uit het beroep die verband
houden met veroordelingen voor zedenmisdrijven. Ten slotte worden
maatregelen voorgesteld op het terrein van het filtreren en blokkeren
van kinderpornografie op het internet. 

Het kabinet verwelkomt het voorliggende voorstel voor een richtlijn in
zijn algemeenheid. De bestrijding van seksuele uitbuiting en seksueel
misbruik van kinderen, in het bijzonder kinderpornografie en
kinderprostitutie, behoeft een krachtige internationale aanpak. Iedere
zinvolle inspanning om de internationale samenwerking te intensiveren en
verder te verbeteren, wordt door Nederland toegejuicht. 

Het voorstel sluit goed aan bij het in Nederland geldende beleid van een
krachtige aanpak van seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van
kinderen. 

8. 		Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad
betreffende het recht op informatie in strafprocedures		

-presentatie door de Commissie

Tijdens de bijeenkomst van de Raad zal de Commissie het bovenstaande
voorstel – dat op 20 juli jl. is ingediend – presenteren. Het
kabinet heeft zijn standpunt ten aanzien van dit fiche recent, zoals
gebruikelijk, in een BNC-fiche neergelegd. Hieronder treft u daarvan een
beknopte samenvatting aan. 

Het voorstel beoogt minimumregels vast te stellen met betrekking tot het
recht van de verdachte geïnformeerd te worden over een aantal
essentiële strafprocessuele rechten die hem toekomen (zoals het recht
op bijstand door een raadsman en het recht op vertolking) alsmede het
recht om geïnformeerd te worden over de zaak die tegen hem loopt (het
feit waarvan hij wordt verdacht en toegang tot processtukken). Het
voorstel maakt deel uit van een reeks voorstellen die beogen de
bestaande (in EVRM en Handvest gewaarborgde) rechten van verdachten te
versterken. Deze voorstellen zijn aangekondigd in de routekaart inzake
procedurele rechten van verdachten (PbEU 2009, C 295). De richtlijn
inzake het recht op vertolking en vertaling is de eerste maatregel uit
de routekaart, de voorliggende richtlijn betreft de tweede maatregel.
Hierna volgen er nog vier.

Het kabinet staat in zijn algemeenheid positief tegenover het voorstel.
Het voorstel kan bijdragen aan het bevorderen van een gelijkwaardig
niveau van rechtsbescherming van verdachten in de EU en daarmee aan het
vergroten van het vertrouwen van de lidstaten in elkaar
strafrechtspleging. Het sluit aan bij een reeds in Nederland in gang
gezette ontwikkeling om de verdachte door middel van een folder
schriftelijk te informeren over het recht een raadsman te consulteren
alvorens door de politie te worden gehoord.

9.		(evt.) Initiatief voor een richtlijn van het Europees Parlement en
de Raad betreffende het Europees beschermingsbevel

-informatie van het Voorzitterschap

Tijdens de bijeenkomst van de Raad van 3-4 juni jl. is over de
rechtsgrondslag van dit initiatief gesproken. 

De Spaanse Voorzitter heeft in juni geconstateerd dat er een
gekwalificeerde meerderheid was voor een algemene oriëntatie door de
Raad. Een aantal lidstaten en de Commissie waren het hiermee niet eens.
Zij stemden niet in met de reikwijdte van de voorgestelde richtlijn, in
relatie tot de rechtsgrondslag in het Werkingsverdrag EU. 

De tekst van het Voorzitterschap is aan het Europees Parlement
voorgelegd.

In het Europees Parlement zijn inmiddels amendementen ingediend, op
basis van het oorspronkelijke voorstel. Hierover zal op 29 september
a.s. een oriënterende stemming plaatshebben in de commissies
Burgerlijke vrijheden en justitie (LIBE) en Vrouwenrechten en
seksegelijkheid (FEMM). 

Tijdens deze bijeenkomst van de Raad zal het Voorzitterschap
waarschijnlijk een stand van zaken geven ten aanzien van de behandeling
van het voorstel in het Europees Parlement. Het Voorzitterschap zal
mogelijk ook laten weten hoe de procedure zal worden vervolgd, gezien de
standpunten die in de Raad van juni 2010 zijn geuit. 

Het initiatief voor een Europees beschermingsbevel (EB) beoogt te
regelen dat de bescherming die een persoon in één lidstaat geniet op
basis van een beschermingsmaatregel, zoals een contact- of gebiedsverbod
gehandhaafd en voortgezet wordt in elke andere lidstaat waar deze
persoon verblijft. Een EB-maatregel kan door een justitiële of
vergelijkbare autoriteit worden afgegeven wanneer de beschermde persoon
besluit of besloten heeft om in een andere lidstaat te wonen of te
verblijven. Dit kan zowel strafrechtelijke, bestuursrechtelijke als
civielrechtelijke maatregelen betreffen. Uitgangspunt is dat de
richtlijn de lidstaten niet verplicht tot aanpassing van hun nationale
systemen op het gebied van beschermingsmaatregelen. 

Nederland is positief over initiatieven tot bescherming van slachtoffers
op het grondgebied van de EU. In Nederland is de bescherming van
slachtoffers een prioriteit, in het bijzonder de aanpak van huiselijk
geweld. 

10. 		Voorstel voor een verordening (EU) van de Raad betreffende de
totstandbrenging van nauwere samenwerking op het gebied van het
toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed

-stand van zaken

Tijdens deze bijeenkomst zal de Raad door het Voorzitterschap worden
geïnformeerd over de stand van de besprekingen over de genoemde
ontwerp-verordening (Rome III). 

Het doel van het voorstel is meer rechtszekerheid, voorspelbaarheid en
flexibiliteit te bieden door echtgenoten binnen de Europese Unie zelf
een (beperkte) keuze van het toepasselijk recht te geven en voor de
lidstaten die deelnemen aan de nauwere samenwerking tot een uniform
conflictenrecht te komen. 

De regels zullen van toepassing zijn binnen de lidstaten die meedoen aan
de nauwere samenwerking. De regels kunnen ertoe leiden dat vaker dan nu
het geval is het recht van een staat buiten de groep die meedoet aan de
nauwere samenwerking of buiten de EU van toepassing is.

Tijdens de bijeenkomst van 3 en 4 juni jl. heeft de Raad een besluit
genomen tot nauwere samenwerking met betrekking tot het toepasselijk
recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed. Uiteindelijk
hebben veertien lidstaten aangegeven deze nauwere samenwerking te willen
aangaan. Deze lidstaten zijn: België, Bulgarije, Duitsland, Spanje,
Frankrijk, Hongarije, Italië, Letland, Luxemburg, Malta, Oostenrijk,
Portugal, Roemenië en Slovenië. 

Nederland heeft zich niet tegen deze nauwere samenwerking verzet, maar
doet vooralsnog niet mee. De reden hiervoor is dat Nederland steeds
bezwaar heeft gehad tegen de in de ontwerp-verordening opgenomen
aanknopingsladder aan de hand waarvan het toepasselijk recht op de
echtscheiding wordt bepaald in de situatie dat door partijen geen
rechtskeuze is gemaakt. De voorgestelde aanknopingsladder zou voor
Nederland tot gevolg hebben dat de Nederlandse rechter vaker dan nu het
echtscheidingsrecht van een andere EU-lidstaat of van een niet-EU-land
dient toe te passen in internationale echtscheidingen in plaats van
Nederlands recht. 

De Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht is verzocht om
in kaart te brengen wat voor Nederland de gevolgen zouden zijn van
deelname aan de nauwere samenwerking. Het advies van de Staatscommissie
wordt afgewacht, alvorens terzake een besluit te nemen. 

Niet-wetgevende besprekingen

11.	SIS II 

-algemene planning 

-begrotingsraming voor SIS II 

=bevestiging

Dit is hetzelfde onderwerp als GC4. Zie de daar opgenomen annotatie. 

12.		Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad -
het terrorismebestrijdingsbeleid van de EU: belangrijkste resultaten en
nieuwe uitdagingen	

-presentatie door de Commissie 

Op 20 juli 2010 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht over het
terrorismebestrijdingsbeleid van de EU: belangrijkste resultaten en
nieuwe uitdagingen. Het kabinet heeft zijn standpunt ten aanzien van dit
fiche recent, zoals gebruikelijk, in een BNC-fiche neergelegd. Hieronder
treft u daarvan een beknopte samenvatting aan. 

Deze mededeling is een uitvloeisel van en een aanvulling op de in het
Stockholm-programma vastgestelde maaatregelen en initiatieven ter
bestrijding van terrorisme en van het bijbehorende actieplan. De
mededeling volgt de structuur van de EU-terrorismebestrijdingsstrategie
2005, die uit vier takken bestaat: voorkomen, beschermen, achtervolgen
en reageren. De mededeling gaat hoofdzakelijk over het gevaar van
terrorisme voor de interne veiligheid van de EU. De Commissie heeft
afzonderlijke mededelingen aangekondigd over de evaluatie van specifieke
instrumenten voor gegevensverzameling en -beheer.

Het kabinet waardeert het overzicht dat in de mededeling wordt gegeven
van het terrorismebestrijdingsbeleid van de Unie. Ook kunnen veel van de
voorstellen die in de mededeling zijn opgenomen, in beginsel op steun
van het kabinet rekenen. 

Het kabinet onderschrijft het horizontale belang dat in de mededeling
wordt toegeschreven aan bescherming van mensenrechten, zoals neergelegd
in het EU Handvest voor de Grondrechten. Voorts merkt het kabinet op dat
voor elk specifiek voorstel telkens een nieuwe afweging zal moeten
worden gemaakt, zodat vorm kan worden gegeven aan het feit dat
mensenrechtenbescherming een essentiële randvoorwaarde is voor een (op
lange termijn) effectief terrorismebestrijdingsbeleid. 

13.    	Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de
Raad - Overzicht van het informatiebeheer op het gebied van vrijheid,
veiligheid en recht 

-presentatie door de Commissie

De Commissie geeft in het document een volledig overzicht van alle
EU-instrumenten op het gebied van verzameling, opslag en grensover-
schrijdende uitwisseling van persoonsgegevens met het oog op rechts-
handhaving en migratiebeheer die al zijn ingevoerd (zoals SIS, VIS,
Eurodac, Europol, en Prüm) of waarover wordt gesproken (zoals PNR,
inreis/uitreis-systeem, en Europees systeem voor reisvergunningen). Het
document beschrijft het belangrijkste doel van deze instrumenten, de
structuur, de soorten persoonsgegevens die worden verwerkt, de lijst van
autoriteiten die toegang hebben tot de gegevens en de bepalingen die de
gegevensbescherming en –bewaring regelen. Daarnaast bevat het document
een beperkt aantal voorbeelden dat laat zien hoe deze instrumenten in de
praktijk werken. Ten slotte schetst deze mededeling de beginselen die
ten grondslag zouden moeten liggen aan de verzameling, opslag en
uitwisseling van persoonsgegevens.

De Raad heeft vorig jaar zijn beginselen vastgesteld door middel van de
Informatie Management Strategie voor EU interne veiligheid. De Raad
heeft ten behoeve van de uitwerking van dit document de Commissie
gevraagd om deze beginselen ook toe te passen.

Nederland zal vragen naar de samenhang tussen de beginselen van de
Commissie en de Raad.

14.		Mededeling van de Commissie over het verzamelen en behandelen van
passagiersgegevens

-oriënterend debat 

	De Commissie zal tijdens de Raad de op 21 september jl. gepubliceerde
mededeling presenteren over het verzamelen en behandelen van
passagiersgegevens. In de mededeling wordt voorgesteld om criteria vast
te stellen die de basis moeten vormen voor toekomstige onderhandelingen
met derde landen over de verstrekking van Passenger Name Records
(gegevens van vliegtuigpassagiers). Vooralsnog wordt het voorstel voor
het tot stand brengen van een EU-kader als positief beoordeeld. Ook is
Nederland positief over de nadruk op een goede waarborging van de
privacyaspecten van de Passenger Name Records van reizigers uit de
Europese Unie die zijn verstrekt aan derde landen, al verdienen deze
criteria op onderdelen nog nadere bestudering. Het kabinet zal zijn
standpunt ten aanzien van deze mededeling, zoals gebruikelijk, in een
BNC-fiche neerleggen. 

15.	Gerechtelijke dimensie van de strijd tegen het terrorisme

		Op 1-2 juli jl. vond in Brussel een expert-bijeenkomst plaats over de
gerechtelijke dimensie van de strijd tegen het terrorisme. Op basis van
de discussies tijdens die bijeenkomst heeft de Europese coördinator
terrorismebestrijding enkele aanbevelingen opgesteld. De aanbevelingen
betreffen:

		-	justitiële organisatie;  

		-	speciale opsporingstechnieken en financiering van terrorisme; 

		-	rechten van de verdachte; 

		-	justitiële samenwerking; 

		-	internationaal perspectief.

De Raad voor de rechtspraak en het College van procureurs-generaal is
verzocht hun zienswijze op de aanbevelingen te geven en aan te geven
welke bijdrage de rechtspraak en het openbaar ministerie reeds leveren
en/of kunnen leveren aan de realisering van de beoogde doelen die uit de
aanbevelingen spreken. Na kennis te hebben genomen van de reactie van de
Raad voor de rechtspraak en het College van procureurs-generaal, zal het
kabinet zijn standpunt bepalen. 

16. 		Diversen

	Er zijn nog geen onderwerpen voor dit agendapunt gemeld.

 Verordening (EG) Nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van
9 juli 2008 en Besluit 2008/633/JBZ van de Raad van 23 juni 2008. 

 PAGE   1 

 PAGE   1