Gedoogakkoord
Bijlage
Nummer: 2010D39094, datum: 2010-10-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Brief van informateur Opstelten t.g.v. zijn eindverslag, het regeerakkoord van de fracties van VVD en CDA en het gedoogakkoord van de fracties van VVD, PVV en CDA (2010D39089)
Preview document (🔗 origineel)
Gedoogakkoord VVD-PVV-CDA Inhoudsopgave Inleiding 3 Immigratie 4 Veiligheid 11 Ouderenzorg 15 Financiën 19 Bijlage I: verklaring van 30 juli 2010 Bijlage II: financieel kader Inleiding Dit akkoord van de fracties van VVD, PVV en CDA berust op de politieke samenwerking die is toegelicht in de verklaring van 30 juli 2010 (bijlage I). 1. Immigratie Algemeen Het asiel- en migratiebeleid is streng maar rechtvaardig. Ombuiging, beheersing en vermindering van de immigratie zijn geboden en urgent gelet op de maatschappelijke problematiek. Verwezenlijking hiervan behoort tot de primaire doelstellingen van het te voeren kabinetsbeleid. Rechtvaardig omdat mensen rechten hebben en het kabinet dit als uitgangspunt neemt. Nederland zal vluchtelingen blijven beschermen en opvangen waar het, overeenkomstig het Vluchtelingenverdrag, gaat om slachtoffers van vervolging voor wie Nederland de eerste veilige plek is. Dit kan niet gelden voor asielzoekers die economische migranten blijken te zijn. Daarom wordt zo snel mogelijk vastgesteld tot welke categorie de asielzoeker behoort en of deze hier kan blijven of Nederland moet verlaten. Het migratiebeleid, met name het beleid inzake de gezinsmigratie, is gericht op beperking en terugdringing van de komst van migranten met weinig perspectief. Dit om de integratieproblematiek beter aan te pakken, mede gelet op de participatie van degenen die worden toegelaten. Het kabinet zal hiertoe de mogelijkheden voor een restrictief en selectief migratiebeleid binnen de bestaande juridische kaders, waaronder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), zoveel mogelijk benutten, zowel door voorstellen tot wet- en regelgeving als door intensivering van controle, handhaving en uitvoering van bestaande voorschriften, met inbegrip van nieuwe informatiesystemen, uitwisseling van gegevens en technieken voor identiteitsvaststelling. Hierbij werkt het kabinet waar mogelijk samen met andere landen, met name aangrenzende EU-lidstaten en landen buiten de EU waaruit migranten afkomstig zijn. Het terugkeer- en uitzetbeleid wordt aangescherpt. Illegaal verblijf wordt strafbaar. Uitzetting van strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen vindt eerder en vaker plaats. Tegen mensensmokkel wordt hard opgetreden. Effectieve integratie van nieuwkomers en bevolkingsgroepen is een veelomvattend en veeleisend proces dat voor de gehele samenleving van groot belang is. Hiervoor geldt bij uitstek dat participatie in de samenleving vraagt om een toereikende kwalificatie in taal en opleiding. Inburgering van toegelaten asielzoekers en migranten op een adequaat niveau is voor henzelf en hun kinderen de sleutel tot een volwaardige deelname aan de samenleving in werk en onderwijs. Dit mag worden verwacht van nieuwkomers. Zij zijn hiervoor zelf verantwoordelijk. Het uitblijven van deze inspanningen kan in het kader van de sociale zekerheid en in het belang van de arbeidsparticipatie, niet zonder gevolgen blijven. De tijdelijke verblijfsvergunning zal bij niet slagen voor het inburgeringsexamen worden ingetrokken behoudens uitzonderingen. Bij de uitvoering van het voorgenomen beleid neemt het kabinet tevens initiatieven tot aanpassing van EU-richtlijnen en, indien er voor belangrijke maatregelen geen andere alternatieven blijken te zijn, eventueel, in overleg met andere lidstaten, tot wijziging van verdragen. Realisering van het gehele pakket van maatregelen op het gebied van asiel en migratie zal feitelijk leiden tot een zeer substantiële daling van de instroom. Asiel De opvang van asielzoekers vindt bij voorkeur plaats in het land of de regio van herkomst. Het kabinet streeft naar een doeltreffende uitvoering van het Dublin-verdrag, de Dublin-verordening en de bijbehorende regelgeving waarbij het asielverzoek wordt behandeld door de lidstaat die daarvoor verantwoordelijk is. Nederland draagt actief bij aan de opvang elders en de behandeling van asielverzoeken door de verantwoordelijke lidstaat door samenwerking met de betrokken landen en met internationale organisaties zoals de UNHCR. Het categoriaal beleid vervalt, met inbegrip van de wettelijke grondslag. De behandeling van aanvragen voor asiel vindt zo effectief, efficiënt en zorgvuldig mogelijk plaats De mogelijkheden tot het stapelen van procedures worden beperkt, procedures worden versneld, de rechtsbijstand wordt zo aangepast dat na de behandeling van de eerste aanvraag prikkels voor nieuwe procedures worden weggenomen (toepassing van “no cure no fee” in vervolgprocedures) en de uitspraak in een voorlopige voorziening kan niet altijd in Nederland worden afgewacht Er wordt optimaal ingezet op het tegenwerpen van het ontbreken van identiteitsgegevens bij ongedocumenteerde asielzoekers. Bij de behandeling van de aanvraag voor asiel wordt fraude tegengegaan, onder meer door uitwisseling van informatie en nieuwe technieken voor identiteitsvaststelling. De bewijslast wordt, binnen de grenzen van de jurisprudentie van de Raad van State, meer naar de aanvrager verschoven en verzwaard. Het kabinet zet in op een wijziging van de EU-kwalificatierichtlijn om de bewijslast naar de aanvrager te verschuiven ten aanzien van het aantonen van (het ontbreken van) vluchtalternatieven. Nareizende gezinsleden van asielzoekers zullen niet meer automatisch een asielstatus krijgen maar onder het reguliere beleid voor gezinsmigratie worden gebracht waarbij geen vereisten worden gesteld aan het inkomen of inburgering in het buitenland. Bij de komst van alleenstaande, minderjarige vreemdelingen richt de inzet zich maximaal op zo spoedig mogelijke terugkeer onder de voorwaarde van lokale opvang. Daarvoor is het nodig dat uit het budget voor Ontwikkelingssamenwerking investeringen plaatsvinden in extra lokale opvang zoals weeshuizen. Verder wordt ingezet op aanpassing van de EU-terugkeerrichtlijn (2008/115) terzake. Gezinsmigratie Bij gezinsmigratie gaat het om de komst van gezinsleden van personen die legaal in Nederland verblijven. Zo kan een migratieketen ontstaan waarbij in elke generatie opnieuw partners, vaak verwanten, en kinderen uit het land van herkomst naar Nederland komen met de nadelige gevolgen vandien voor het integratieproces dat zo bij herhaling op achterstand raakt. De negatieve spiraal van deze keten wordt doorbroken door hogere eisen te stellen aan deze wijze van gezinsvorming en gezinshereniging waaronder zodanige opleidingseisen dat een kansrijke integratie bij voorbaat verzekerd is. Het kabinet zet hierbij tevens in op wijziging van de Europese richtlijn. Gelet op het voorgaande zal het kabinet met verschillende voorstellen en verschillende maatregelen komen. De mogelijkheid van gezinsvorming en gezinshereniging wordt beperkt tot partners die gehuwd zijn of met wie een geregistreerd partnerschap is aangegaan en minderjarige kinderen. Voor hun toelating gaat als vereiste gelden dat de referent al tenminste een jaar legaal in Nederland verblijft behoudens kennismigranten. Verder gaan als nieuwe vereisten voor toelating voor gezinsmigranten gelden dat zij moeten beschikken over een zelfstandige huisvesting en een ziektekostenverzekering. De termijn waarna gezinsmigranten een zelfstandige verblijfsvergunning kunnen krijgen wordt verlengd van drie naar vijf jaar behoudens bijzondere omstandigheden. De leges voor gezinsmigratie worden zoveel mogelijk kostendekkend gemaakt. Het beleid tegen schijnhuwelijken en huwelijksdwang wordt verscherpt en de handhaving geïntensiveerd. Huwelijksdwang is verboden en wordt strafbaar gesteld. In principe worden huwelijken tussen neven en nichten verboden. Polygame huwelijken worden niet erkend. De exameneisen in de Wet inburgering buitenland gaan omhoog. Belangrijke nieuwe eisen aan gezinsmigratie kunnen bijvoorbeeld worden gerealiseerd bij aanpassing van de EU-richtlijn inzake gezinshereniging (2003/86). Daarbij zal het kabinet onder meer inzetten op: verhoging van de leeftijdseis voor de partner naar 24 jaar toelating van maximaal een partner in de tien jaar verhoging van de inkomenseis naar tenminste 120% van het minimumloon invoering van een borgsom invoering van een toets waaruit blijkt of de band met Nederland groter is dan de band met andere landen en uitsluiting van de mogelijkheid gezinsleden toe te laten van personen die veroordeeld zijn wegens bepaalde geweldsdelicten. Tot slot zal met het oog op het belang van kwalificatie ten behoeve van participatie en integratie worden ingezet op opneming in deze richtlijn van de mogelijkheid opleidingseisen te stellen aan gezinsmigranten. Nederland is op deze manier in staat mensen die hier rechtmatig zijn gekomen volwaardig te laten deelnemen aan de samenleving. Arbeidsmigratie Verlening van een vergunning aan arbeidsmigranten die niet afkomstig zijn uit de EU en geen kennismigrant zijn, kan pas plaatsvinden indien de werkgever aantoont dat hij geen werknemers uit Nederland of landen van de EU en de Europese Economische Ruimte (EER) heeft kunnen vinden. Voor de tewerkstellingsvergunning geldt het vereiste dat de werkgever tenminste het wettelijk minimumloon betaalt. Voor arbeidsmigranten zal het minimumvereiste van het wettelijk minimumloon gaan gelden. Voor Roemenen en Bulgaren blijft voorts het vereiste van een tewerkstellingsvergunning gelden tot 1 januari 2014 indien de huidige omstandigheden ongewijzigd blijven. Het kabinet zal onderzoeken of en in hoeverre aanscherping van het arbeidsmigratiebeleid mogelijk en wenselijk is. Het kabinet zal ervoor zorg dragen dat de bevordering van de kenniseconomie door alle genomen maatregelen niet wordt belemmerd. De kennismigrantenregeling is van groot belang maar het kabinet zal onderzoeken of misbruik plaatsvindt. Eventueel kan op basis hiervan een nadere opleidingseis worden gesteld. Immigratie algemeen Om in bredere zin de migratie van kansarme migranten te beperken, de integratie te bevorderen en fraude en misbruik te bestrijden, worden onder meer vergunningseisen aangescherpt, het terugkeerbeleid geïntensiveerd en illegaliteit aangepakt. Wat het eerste betreft, gaat het om de aanvraag voor een reguliere vergunning in het buitenland, de vereisten voor verlening van een permanente vergunning, de toepassing van de discretionaire bevoegdheid en de intrekking van een vergunning bij verblijf in het buitenland. Hoofdregel bij de aanvraag voor een reguliere vergunning is dat deze in het buitenland wordt gedaan. Dit vereiste vormt tevens een drempel voor de aanvraag van een reguliere vergunning door degenen die een nieuwe procedure starten nadat hun aanvraag voor asiel in Nederland is afgewezen. In de loop der jaren zijn verschillende uitzonderingen gemaakt op de regel dat de aanvraag in het buitenland plaatsvindt. Het kabinet zal een voorstel doen dat inhoudt dat aanvragen voor een reguliere vergunning in het buitenland worden ingediend. Dit houdt in dat een in Nederland ingediende reguliere aanvraag dan buiten behandeling wordt gesteld zodat geen sprake meer is van rechtmatig verblijf. Het voorstel houdt tevens in dat alle humanitaire en medische overwegingen in het verlengde van de asielprocedure ambtshalve door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zullen worden beoordeeld en dat alle zogenaamde M50-loketten worden afgeschaft. Vooruitlopend hierop zal het kabinet de vrijstellingen van het vereiste van een machtiging tot verblijf schrappen voor degenen die gedurende hun minderjarigheid vijf jaren achtereen rechtmatig in Nederland verbleven en voor degenen die in aanmerking komen voor terugkeer naar Nederland op grond van de Remigratiewet. Aan de verlening van een permanente verblijfsvergunning asiel wordt het vereiste van een behaalde startkwalificatie verbonden, behoudens bijzondere omstandigheden. Het kabinet zal inzetten op een wijziging van de EU-richtlijn langdurig ingezetenen (2003/109) voor invoering van het vereiste van een startkwalificatie voor reguliere aanvragen. Bij vergunningverlening op grond van toepassing van de discretionaire bevoegdheid zal terughoudendheid het uitgangspunt zijn. Intrekking van tijdelijke en permanente verblijfsvergunningen kan plaatsvinden tijdens of na een periode van verblijf buiten Nederland. Het kabinet zal de geldende richttermijnen bekorten en de uitzondering voor detentie schrappen waarna intrekking zal plaatsvinden. Verder is intrekking van tijdelijke verblijfsvergunningen en het niet verlenen van permanente verblijfsvergunningen aan de orde indien blijkt dat de vergunninghouder niet of niet langer voldoet aan het inkomensvereiste behoudens bijzondere omstandigheden. In dit kader gaan de IND en de gemeenten nauwer samenwerken. Het terugkeer- en uitzetbeleid wordt geïntensiveerd. In internationale contacten en het bilateraal verkeer met andere landen zal hierop kabinetsbreed worden ingezet. Bij de uitvoering krijgen gezinnen met kinderen prioriteit. Zo nodig wordt de capaciteit voor handhaving uitgebreid. Illegaliteit in de zin van een onrechtmatig verblijf van vreemdelingen in Nederland, vormt een belangrijk probleem. Deze illegaliteit gaat vaak gepaard met diverse vormen van overlast en criminaliteit, waaronder mensensmokkel, en met een verblijf in mensonterende omstandigheden. Dit tast ook het draagvlak voor het asiel- en migratiebeleid aan en heeft een negatief effect op het integratieproces. Het kabinet zal inzetten op strafbaarstelling van illegaliteit en de handhaving hiervan vooral richten op criminele en overlastgevende personen met het oogmerk deze zo snel mogelijk het land uit te zetten. Deze maatregelen vormen onderdeel van een bredere aanpak van criminaliteit bij vreemdelingen. Deze houdt tevens in dat vreemdelingen die hier rechtmatig verblijven maar strafrechtelijk zijn veroordeeld eerder het land worden uitgezet. Hiertoe zal het kabinet de zogenaamde glijdende schaal aanscherpen. Mensenhandel wordt steviger aangepakt. Misbruik van de verblijfsregeling voor slachtoffers van mensenhandel wordt tegengegaan. Er zal vaker gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid van ongewenstverklaring en beëindiging van het verblijfsrecht van strafrechtelijk veroordeelde burgers van EU-lidstaten. Voor verruiming van deze mogelijkheid zal het kabinet inzetten op een wijziging van de EU-richtlijn inzake vrij verkeer (2004/38). Grensoverschrijdende criminaliteit die in Nederland plaatsvindt door in andere landen verblijvende vreemdelingen, illegalen en mensensmokkelaars, wordt harder aangepakt, onder meer door mobiele grenscontroles van de Koninklijke Marechaussee. De aanvraag voor een verblijfsvergunning wordt afgewezen indien de aanvrager illegaal in Nederland verblijft of heeft verbleven tenzij medische gronden zich hiertegen verzetten of de aanvrager behoort tot de categorie alleenstaande minderjarige vreemdelingen of getuigen-aangevers van mensenhandel. Het kabinet zal inzetten op een zodanige wijziging van de EU-richtlijn vrij verkeer dat aan beide genoemde categorieën niet de categorie van gezinsvorming/gezinshereniging behoeft te worden toegevoegd (richtlijn 2004/38). De mogelijkheden om radicale geestelijke bedienaren niet tot Nederland toe te laten of Nederland uit te zetten worden maximaal benut indien toetsing aan de openbare orde of de nationale veiligheid hiertoe aanleiding geeft. Het kabinet komt met een voorstel voor een Rijkswet personenverkeer die berust op het uitgangspunt van wederkerigheid en tevens de mogelijkheid omvat wederzijds eisen te stellen aan de toelating en het verblijf tot en de terugkeer naar landen van het Koninkrijk (Curacao, Aruba, St. Maarten en Nederland). In Europees verband zet het kabinet erop in dat bij de Schengen-evaluatie van Roemenië en Bulgarije de tweejaarlijkse voortgangsrapportages over corruptie en juridische hervormingen in deze landen worden betrokken. Indien uit deze rapportages blijkt dat zij niet voldoen aan de strikte criteria, geeft Nederland geen steun aan volledige toetreding van Roemenië en Bulgarije tot Schengen en opheffing van de interne grenscontroles in de EU en zullen Bulgarije en Roemenie niet worden toegelaten tot Schengen. Het kabinet zet in de EU in op een regeling die inhoudt dat lidstaten niet kunnen besluiten tot een generaal pardon. Het kabinet wil af van de “Europa-route” (route waarbij gezinsmigranten uit derde landen nationale toelatingsvereisten van EU-lidstaten omzeilen c.q. waarbij voor gezinsmigranten voor EU-onderdanen niet de gangbare eisen worden gesteld) die dan ook zal moeten worden gesloten. Integratie Van ieder die naar Nederland komt om zich hier te vestigen, mag worden verwacht dat hij of zij zich houdt aan de regels die hier gelden en actief deelneemt aan de samenleving door beheersing van de Nederlandse taal, het volgen van onderwijs en werk. Kwalificatie is de sleutel tot succesvolle participatie en integratie. Naarmate kwalificatie eerder plaatsvindt, stijgen de kansen op integratie. Daarom is het belangrijk (hogere) taal- en opleidingseisen te verbinden aan toelating tot en verblijf in ons land. De erkenning van diploma’s die buiten de EU zijn behaald en van elders verworven competenties vindt door het daartoe bevoegde instituut plaats met inachtneming van Nederlandse normen en zal zoveel mogelijk worden bespoedigd. Zo worden ook deze migranten kansrijker. Migranten en asielzoekers dragen zelf zorg voor hun inburgering in ons land. Voor degenen die hiervoor over onvoldoende middelen beschikken, komt het kabinet met een sociaal leenstelsel dat inhoudt dat de lening wordt terugbetaald. Uitgangspunt voor het kabinet is dat het niet slagen voor het inburgeringsexamen, behoudens bijzondere omstandigheden, leidt tot intrekking van de tijdelijke reguliere verblijfsvergunning. Het kabinet zet zich ervoor in het Associatie-akkoord EU-Turkije zodanig aan te passen dat inwoners van Turkije onder de inburgeringsplicht komen te vallen. Het kabinet beëindigt het diversiteits/voorkeursbeleid op basis van geslacht en etnische herkomst. Selectie moet plaatsvinden op basis van kwaliteit. Er komt een meldcode voor cultureel bepaald huiselijk geweld en kindermishandeling. Het kabinet komt met een voorstel voor een algemeen verbod op gelaatsbedekkende kleding zoals boerka’s. In voorschriften wordt opgenomen dat de politie en leden van de rechterlijke macht geen hoofddoek dragen. Er wordt bezuinigd op de subsidies van de rijksoverheid op het gebied van integratie met uitzondering van de subsidie aan Vluchtelingenwerk. Het kabinet zal geen subsidie geven aan organisaties die activiteiten ondernemen die zich tegen de integratie richten. Verkrijging van het Nederlanderschap vormt de bekroning van kwalificatie, participatie en integratie. Het kabinet komt met een voorstel dat de minimumtermijn voor naturalisatie in meer gevallen op vijf jaar stelt en dat de vereisten voor naturalisatie aanvult met een kwalificatievereiste, een middelenvereiste en een aanscherping van het openbare orde vereiste waaronder het vereiste van het ontbreken van een strafrechtelijke veroordeling met uitzonderingen voor een veroordeling op grond van het jeugdstrafrecht, een veroordeling tot gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of een veroordeling tot boetes ter hoogte van negentig dageenheden. Voor optanten komt er een taaleis. Het voorstel van het kabinet houdt tevens in dat het Nederlanderschap pas definitief wordt verkregen indien afstand is gedaan van een of meer andere nationaliteiten waarvan afstand gedaan kan worden. Het kabinet zal met een voorstel komen om personen die binnen vijf jaar na verkrijging van het Nederlanderschap veroordeeld zijn of worden voor een misdrijf waar 12 jaar of meer op staat, het Nederlanderschap te ontnemen. Hiertoe wordt gepoogd binnen het kader van het europees verdrag inzake nationaliteit te komen tot een ruimere uitleg van artikel 7d. Indien deze ruimere uitleg niet mogelijk zal blijken te zijn, zal met de verdragsluitende partijen worden overlegd om te komen tot een wijziging van het verdrag. Indien voor 1 januari 2012 blijkt dat de verdragsluitende partijen niet tot een dergelijke wijziging bereid zijn zal de Nederlandse wetgeving zodanig worden gewijzigd dat de eerste vijf jaar sprake is van een voorwaardelijke verkrijging van de Nederlandse nationaliteit die, met inachtneming van de aangescherpte afstandseis, van rechtswege definitief wordt tenzij men veroordeeld wordt voor een misdrijf waar 12 jaar of meer op staat. Het zwaarwegende belang van arbeidsparticipatie en integratie in Nederland heeft ook gevolgen voor de inrichting van het stelsel van sociale zekerheid. Indien gedrag of kleding van iemand feitelijk zijn kansen op beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt beperkt, volgt een weigering, korting of intrekking van een uitkering op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB). Zo nodig zal het kabinet daartoe met een voorstel komen. In het kader van de sociale zekerheid verdient de verhouding met het land van herkomst van migranten en asielzoekers eveneens aandacht. Het kabinet zet in op het zoveel mogelijk verkrijgen van medewerking van lokale autoriteiten in deze landen bij de controle en handhaving van de vermogenstoets in de WWB. Het kabinet streeft naar beperking van de export van sociale voorzieningen, onder meer door stopzetting van de export van kinderbijslag en het kindgebonden budget naar landen buiten de EU en hantering van het woonlandbeginsel bij de AOW-tegemoetkoming en de WGA-vervolguitkering. 2. Veiligheid Veiligheid is een kerntaak van de overheid. Randvoorwaarde voor vrijheid en vertrouwen is een omgeving die niet onveilig is en waar geen gevoelens van onveiligheid heersen. Het moet veiliger worden op straten, in wijken en de openbare ruimte. Het daadkrachtig aanpakken van straatterreur, overlast, intimidatie, agressie, geweld en criminaliteit vraagt om een zichtbaar, gezaghebbend en doortastend optreden van politie en justitie. Overlast, agressie, geweld en criminaliteit worden directer en effectiever aangepakt. Het kabinet komt met een voorstel tot verruiming van de mogelijkheid tot preventief fouilleren. Het kabinet komt met een voorstel dat zwaardere straffen stelt op geweld tegen politie, brandweer, ambulancepersoneel en andere gezagsdragers. Er komt meer cameratoezicht. Grensoverschrijdend gedrag van risicojongeren, individueel en in bendes, wordt teruggedrongen, ook door consequent lik op stuk te geven, zoals door oppakken, berechten en direct straf ten uitvoer brengen. Waar mogelijk wordt snelrecht toegepast (o.a. night courts) Voor een zinvolle en effectieve aanpak van deze groep wordt gezocht naar een combinatie van straf, verwijdering van de straat, uitvoering van opgedragen werkzaamheden en heropvoeding vanuit het verblijf thuis en op school. Deze strafdienstplicht wordt bijvoorbeeld opgelegd bij vernieling, bedreiging en vermogensdelicten. Ook het betalen van schadevergoeding, afnemen van crimineel verkregen bezit of winsten, aansprakelijk stellen van de ouders en een meldingsplicht op het politiebureau kunnen deel uitmaken van deze maatregel. Bij onvoldoende medewerking of recidive kan de strafdienstplicht worden aangevuld met nachtdetentie. De aanpak is gericht op resocialisatie van de dader ten behoeve van onderwijs en arbeidsparticipatie. De veiligheidshuizen kunnen hierbij een rol vervullen. Het kabinet zal een voorstel voorbereiden voor een adolescentenstrafrecht voor de groep van 15 tot 23 jaar. Kinderen die jonger zijn dan twaalf jaar en overlast veroorzaken of criminaliteit plegen worden zo vroeg mogelijk in beeld gebracht zodat hun probleemgedrag direct en tijdig behandeld kan worden. Hun ouders worden eerder en meer financieel aansprakelijk gesteld. Dit geldt ook in het geval van oudere kinderen. Het kabinet komt met voorstellen om in het volwassenenstrafrecht minimumstraffen in te voeren voor de gevallen waarin een persoon binnen tien jaar opnieuw wordt veroordeeld voor een misdrijf waarop wettelijk een maximumstraf van twaalf jaar of meer is gesteld. De rechter kan in individuele, zeer specifieke omstandigheden van het geval gemotiveerd afwijken van de minimumstraf. In een wetsvoorstel zullen deze specifieke omstandigheden worden uitgewerkt, evenals de hoogte van de minimumstraf per delict. Bij recidive wordt als minimumstraf tenminste de helft van het maximum van de gevangenisstraf opgelegd die naar de wettelijke omschrijving op het betreffende delict als maximumstraf is gesteld. Daders moeten in hun eigen omgeving worden aangepakt. Veiligheidshuizen spelen hierbij een belangrijke rol. De veiligheidshuizen, samenwerkingsverbanden van verschillende organisaties, gaan dadergericht te werk bij het terugdringen van overlast, huiselijk geweld en criminaliteit. De voordelen van deze wijze van preventief werken hebben tot goede resultaten geleid. De veiligheidshuizen zullen worden voortgezet en verder ontwikkeld. Sluiting van instellingen waarin strafbare feiten zijn gepleegd door oproepen en aanzetten tot geweld is nodig en zal zoveel mogelijk worden bevorderd door inzet van de beschikbare middelen. Het kraakverbod wordt actief en prioritair gehandhaafd. De veiligheid in het openbaar vervoer wordt verbeterd. Werkgevers in het openbaar vervoer nemen de aangifte over van werknemers die het slachtoffer van geweld zijn geworden. Dit geldt ook voor andere publieke sectoren zoals scholen, ziekenhuizen, brandweer en ambulance. Dierenmishandeling wordt harder aangepakt, onder meer door 500 animal cops (dierenpolitie). Er komt een apart alarmnummer voor dieren in nood en dierenmishandeling waaraan ook de dierenambulance zal worden gekoppeld (bijvoorbeeld 1-1-4 “red een dier”). * Overlast en criminaliteit die verband houden met prostitutie en de handel in verdovende middelen worden teruggedrongen. Coffeeshops worden besloten clubs die alleen voor meerderjarige inwoners van Nederland toegankelijk zijn op vertoon van een clubpas. Er komt een afstand van tenminste 350 meter tussen scholen en coffeeshops. De minister verscherpt het landelijk beleid en ziet erop toe dat gemeenten het afstandscriterium en de overige relevante delen van het landelijk beleid in hun vergunningen handhaven. Het kabinet komt met voorstellen zwaardere straffen te stellen op de (voorbereiding van) in- en uitvoer, teelt en (georganiseerde) handel van drugs en tot aanpassing van het onderscheid tussen harddrugs en softdrugs. Vanwege de vrouwenhandel en vrouwenuitbuiting (loverboys-problematiek) gaat de minimumleeftijd voor prostituees omhoog naar 21 jaar. Vrouwenhandel wordt intensiever opgespoord en harder aangepakt. De bestuurlijke aanpak wordt onder meer via de BIBOB-wetgeving geïntensiveerd. Zware delicten als gewelds- en zedendelicten zijn niet alleen zeer ingrijpend en traumatisch voor de slachtoffers en hun naaste omgeving, met name als het toegebrachte leed onherstelbaar is, maar zij raken ook in brede zin het vertrouwen in de rechtsorde en de veiligheidsbeleving van burgers. De bescherming van de samenleving tegen de daders maakt toereikende (gevangenis)straffen en maatregelen daarom noodzakelijk. Bij ernstige gewelds- en zedendelicten wordt verzekerd dat de persoon na zijn veroordeling in eerste aanleg en hangende beroep of cassatie in hechtenis blijft of wordt genomen. Bij het oplossen van cold cases wordt herziening ten nadele (wetsvoorstel 32044) mogelijk met terugwerkende kracht en tegelijkertijd ook voor de delicten doodslag en gewelds- en zedendelicten met dodelijke afloop. Daartoe worden, indien noodzakelijk, de verjaringstermijnen voor doodslag en enige andere gewelds- en zedendelicten aangepast. Het kabinet komt met voorstellen tot verlenging van de verjaringstermijn van ernstige gewelds- en zedendelicten. * zie ook de passage over dierenwelzijn in het regeerakkoord De instroom in de TBS wordt beperkt, zonder de risico’s voor de samenleving uit het oog te verliezen. De longstay-afdelingen worden versoberd indien dit niet leidt tot onbeheersbaarheid In aansluiting op de reeds voorgenomen aansluiting van GGZ op het justitieel traject komt er een onderzoek naar permanent toezicht op zedendelinquenten die de TBS-behandeling hebben afgerond. De aanwijzingsbevoegdheid van de bewindspersoon wordt vergroot en de contracten met particuliere TBS-instellingen en GGZ-instellingen worden versoberd zonder de risico’s voor de samenleving uit het oog te verliezen. Het kabinet komt met een voorstel dat inhoudt dat een TBS-gestelde bij onttrekking aan zijn verlof tenminste een jaar lang geen verlof krijgt tenzij zwaarwegende persoonlijke omstandigheden zich daartegen verzetten. Indien een dader taakstraffen of maatregelen niet voltooit of voorwaarden bij voorwaardelijke straffen niet nakomt, wordt zoveel mogelijk verzekerd dat vrijheidsbeneming van de dader volgt. Daders worden harder aangepakt, slachtoffers krijgen een sterkere positie. De ondersteuning van slachtoffers wordt verbeterd. Er komt een beslagtitel in het strafrecht om in een vroeg stadium beslag te leggen op middelen van verdachten die onder meer ten goede kunnen komen aan de schadevergoeding en proceskosten van slachtoffers. In een aanwijzing aan het Openbaar Ministerie en politie wordt vastgelegd dat personen die zichzelf in eigen huis of bedrijf verdedigen tegen overvallers of inbrekers niet worden geconfronteerd met een aanhouding tenzij de rechter-commissaris op vordering van het OM besluit tot inbewaringstelling van de zelfverdediger omdat er duidelijke aanwijzingen zijn van eigenrichting. Er komt een intensivering van de snelheidscontroles als de verkeersveiligheid in het geding is. Bij substantiële snelheidsovertredingen volgen zwaardere boetes. De politie gaat effectiever functioneren ten behoeve van de veiligheid van burgers en dieren. Het kabinet breidt de operationele sterkte van de politie uit met 3000 agenten, waaronder 500 animal cops (dierenpolitie) voor het bestrijden van dierenmishandeling. Ook de recherche en de justitiële keten worden uitgebreid. Bij de vorming van gecombineerde teams van de politie en andere diensten zal de krijgsmacht vaker worden ingezet. De aanrijtijden van de politie worden verbeterd, zowel in de stedelijke gebieden als in de gebieden daarbuiten. Het kabinet komt met richtlijnen of, zo nodig, regelgeving om te verzekeren dat burgers overal snel en eenvoudig aangifte kunnen doen en tijdig informatie ontvangen over wat er met hun aangifte gebeurt. Bonnenquota verdwijnen en worden niet door iets vergelijkbaars vervangen Bij de vaststelling van de landelijke en regionale prioriteiten in jaarplannen komt in de prioritering meer nadruk te liggen op de lokale knelpunten in de buurten en wijken. . Er komt een nationale politie onder verantwoordelijkheid van de minister die belast is met de zorg voor veiligheid. De minister wordt eindverantwoordelijk voor het beheer. Er komen tien politieregio’s waarbij de grenzen van de tien arrondissementen van de gerechtelijke kaart leidend zijn. De burgemeester blijft verantwoordelijk voor de openbare orde, capaciteitsinzet voor lokale taken en het vergunningenbeleid. Bij geschillen in een regio over de inzet van de politie wordt de beslissing genomen door de regioburgemeester bij wie het gezag berust, gehoord de regionale hoofdofficier van justitie en de regionale politiechef. De regioburgemeester (de burgemeester van de grootste gemeente in de regio) stemt daartoe af met de burgemeesters in de regio. Bij geschillen over de inzet van de politie die de regio overstijgen, beslist de minister of degene die hij daartoe gemandateerd heeft. In de regio’s beslist de driehoek over de inzet waarbij de burgemeester een beslissende stem heeft. Het wetsvoorstel tot wijziging van de Politiewet (30880) wordt aangepast aan het voorgaande. De organisatie van de politie wordt efficiënter en effectiever. De duur van de opleiding van de politie wordt beperkt met behoud van kwaliteit. Het kabinet komt met voorstellen tot aanpassing van de Arbeidstijdenwet en de Landelijke Arbeidstijdenregeling politie die het voor de politie mogelijk maken eenvoudiger meer ruimte te vinden voor uitvoering van de primaire taken. Bureaucratie, overhead en procedures worden teruggedrongen. Er komt meer ruimte voor het vakmanschap van de politie. Dit leidt tot meer blauw op straat. Het kabinet komt met een voorstel inzake doorberekening van veiligheidskosten voor vergunningplichtige commerciële evenementen van incidentele aard. Er komt een uitbreiding van het dynamische systeem van maximumsnelheden. De maximumsnelheid op autosnelwegen gaat omhoog naar 130 km/u. Ook op andere wegen wordt de maximumsnelheid herbeoordeeld. Indien nodig voor de luchtkwaliteit, geluidsbelasting of verkeersveiligheid geldt een lagere maximumsnelheid. Zodra de speekseltests naar drugs betrouwbaar zijn, worden deze ingezet om het gebruik van drugs in het verkeer terug te brengen. Voertuigherkenning draagt bij aan preventie en vereenvoudiging van opsporing en vervolging van strafbare feiten en aan de handhaving van fiscale verplichtingen. Hiertoe komt er een bredere inzet van systemen van automatische nummerplaatherkenning Het kabinet zal privatisering voorbereiden van voor het gevangeniswezen relevante taken met het oog op versobering en kosteneffectiviteit. Hierbij betrekt het kabinet de resultaten van de onderzoeken die in 2005 en 2009 zijn verricht naar de privatisering van het gevangeniswezen in het Verenigd Koninkrijk. De informatieveiligheid en bescherming van persoonsgegevens worden verbeterd. Voorgenomen maatregelen inzake opslag, koppeling en verwerking van persoonsgegevens worden zoveel mogelijk voorzien van een horizonbepaling en bij de voorbereiding nadrukkelijk getoetst aan effectiviteit. Het kabinet komt met een voorstel voor een meldplicht voor alle diensten van de informatiemaatschappij, waaronder de overheid, in geval van verlies, diefstal of misbruik van persoonsgegevens waarbij alle datalekken worden gemeld aan de nationale toezichthouder die boetes kan opleggen indien de meldplicht niet wordt nageleefd. Het toezicht op grootschalige informatiseringsprojecten en het oplossen van automatiseringsproblemen wordt structureel aangescherpt. Het kabinet komt met een integrale aanpak van cybercrime. 3. Ouderenzorg Steeds meer mensen worden ouder en blijven langer gezond en dat is mooi. Echter door de vergrijzing worden steeds meer ouderen vroeg of laat afhankelijk van zorg. Zij vallen terug op hun sociale netwerken en op collectief georganiseerde zorg. De zorg staat onder druk. De kosten lopen op en forse personeelstekorten dienen zich aan. We zijn het echter aan de ouderen die ons land hebben opgebouwd verplicht om zorg te dragen voor een goede oude dag, voor kwalitatief goede en toegankelijke zorg. Voor een sterke vermindering van uitdroging, doorligwonden en ondervoeding en voor een einde aan 24-uursluiers. Hiervoor is een compact kwalitatief programma voor de ouderenzorg samengesteld. We willen (veel) meer zorgmedewerkers, meer (bij)scholing, meer rechten, meer en betere kwaliteitsnormen, een sterkere Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), minder overhead, minder regeldruk, meer buurtzorg, kleinere zorginstellingen en meer maatregelen tegen ouderenmishandeling. Binnen de gezondheidszorg verdienen ouderen, langdurig zieken en gehandicapten bijzondere aandacht. Het gaat om mensen die thuis afhankelijk zijn van zorg of mensen die in instellingen moeten wonen. De wensen en (on)mogelijkheden van deze mensen en hun omgeving zijn leidend. Mensen hebben behoefte aan zorg op buurt- en wijkniveau. De huisarts en de wijkverpleging staan daarin centraal. De schaal van de instellingen moet terugkeren naar de menselijke maat. De instellingen voor ouderenzorg krijgen meer financiële ruimte en kunnen weer investeren in kwaliteit van zorg en zorgpersoneel. Instellingen worden zo gestimuleerd om aan hoge kwaliteitsstandaarden te voldoen. Instellingen die onder de maat presteren zal de Inspectie hard aanpakken. De rechten van de patiënten in de instellingen worden uitgebreid. Een betere ouderenzorg Het kabinet streeft naar verbetering van de kwaliteit van de ouderenzorg. Hiervoor is bijna 1 miljard euro vrijgemaakt. De zogenaamde zorgzwaartepakketten, inclusief de opleidingen, worden kostendekkend gemaakt. Zo krijgen zorginstellingen meer financiële armslag. Hierdoor kunnen 12.000 extra medewerkers aan het werk voor de dagelijkse verzorging van onze ouderen en gehandicapten. Daarnaast zal geïnvesteerd worden in de kwaliteit van zorg en personeel. Kwaliteit van instellingen voor ouderenzorg Om de kwaliteit van de instellingen te verbeteren zal het veld ondersteund worden bij het opstellen van normen en het uitwisselen van best practices. Intercollegiale toetsing zal worden bevorderd. Er wordt daartoe een kwaliteitsinstituut opgericht ter ondersteuning van de instellingen in de ouderenzorg. Normen uit kwaliteitsprogramma’s die zich inmiddels bewezen hebben, zoals onder andere programma tegen doorliggen en ondervoeding, worden sectorbreed ingevoerd door ze op te nemen in de kwaliteitsnormen van de IGZ. Normen uit toekomstige nieuwe kwaliteitsprogramma’s moeten, zodra zij zich bewezen hebben, ook onderdeel worden van de kwaliteitsnormen van de IGZ. Patiëntenrechten De rechten van patiënten worden versterkt. Hierbij is het uitgangspunt dat de rechten individueel afdwingbaar dienen te zijn, maar dat tevens geborgd moet worden dat er sprake is van redelijkheid en billijkheid bij de uitvoering van deze rechten. Dit wordt geregeld via een Wet Cliëntenrechten Zorg. Daarnaast komt er voor bewoners van instellingen een specifieke Zorginstellingen Beginselenwet die concrete rechten voor bewoners van zorginstellingen regelt zoals het recht om elke dag te douchen en dagelijks desgewenst enige tijd in de buitenlucht door te brengen. Inspectie voor de Gezondheidszorg Het toezicht op de instellingen voor ouderenzorg wordt anders vormgegeven. Raden van Bestuur worden expliciet verantwoordelijk en aanspreekbaar op het functioneren van hun instellingen. De Inspectie voor de Volksgezondheid zal minder papieren verantwoording vragen en meer inspectie op de werkvloer uitvoeren. (Zware) Sancties volgen bij geconstateerde onregelmatigheden. De inspectie krijgt naast de reeds bestaande bevoegdheid van het uitdelen van boetes, ook de bevoegdheid een bevel te geven bij een structurele situatie van onverantwoorde zorg. Bij goed presterende instellingen kan worden volstaan met toezicht door de IGZ op het systeem dat instellingen zelf hanteren voor het bewaken van kwaliteit. Interne systemen van goed presterende instellingen zorgen voor permanente feed back over de kwaliteit van de instelling. Klachten kunnen door de instelling zelf worden afgehandeld, bijvoorbeeld door gebruikmaking van een externe klachtencommissie. Bij minder goed of slecht presterende instellingen zal de inspectie streng moeten toezien op de instelling zelf. De inspectie zal inspecteren op de werkvloer, ook via onaangekondigde bezoeken waarbij bijvoorbeeld mystery guests ingezet kunnen worden. Naast het reguliere klachtenrecht komt er een mogelijkheid om bij ernstige klachten over persoonlijke verzorging en persoonlijke bejegening direct bij de IGZ te kunnen klagen. De inspectie komt bij zeer ernstige klachten onmiddellijk in actie (niet pas bij een structureel patroon van klachten). Men heeft altijd de mogelijkheid om bij de individueel geschonden rechten naar de rechter te stappen. Buurtzorg De thuiszorg heeft flinke problemen zoals kwaliteitsverlies, vergrijzing, stijgende kosten en gebrek aan personeel. Buurtzorg richt zich niet op productie of het aantal uren zorg maar op duurzame zorguitkomsten: gezondheidswinst, oplossingen voor de cliënt, kwaliteit van leven en zorgonafhankelijkheid. Een belangrijk deel van de activiteiten van buurtzorg is de inschakeling van en afstemming met andere zorgprofessionals. De huisarts en de wijkverpleegkundige zijn hierin de belangrijkste schakels. Hij of zij weet wat er speelt en houdt alles scherp in de gaten. Buurtzorg is effectiever, het aantal uren per cliënt per jaar is lager, de doorlooptijd is korter en de hoeveelheid ongeplande zorg is lager. Naast ‘beter’ is buurtzorg ook ‘goedkoper’. Kleinere zorginstellingen Het kabinet zal bevorderen dat er kleinere zorginstellingen komen. Een optimale schaalgrootte van zorginstellingen zorgt voor meer efficiëntie, lagere kosten, meer integraliteit, hogere klanttevredenheid en betere zorg. Het kabinet zal zorgen dat de schaalgrootte van zorginstellingen optimaliseert. Het ontstaan van zorggiganten wordt teruggedrongen. Maatregelen die de kleinschaligheid kunnen bevorderen zijn ondermeer: Een zorgspecifieke fusietoets door de IGZ en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) voorafgaand aan een eventuele mededingingstoets door de Nederlandse Mededigingsautoriteit (NMa). De bevoegdheid van IGZ om een zorginstelling op te splitsen vanwege kwaliteitsargumenten. Hiertoe moet de relevante wetgeving (o.a. de Kwaliteitswet, het rechtspersonenrecht) worden gewijzigd. Minder overhead Het kabinet streeft ernaar de overhead in de gezondheidszorg substantieel terug te dringen. Daartoe zal een normering per sector worden vastgesteld. In de gezondheidszorg hoort niet het management maar de uitvoering -en dus de werkvloer- centraal staan te staan. Het moet mogelijk zijn carrière te maken op de werkvloer. De verpleging en verzorging moeten hun vak terug krijgen zonder overbodige administratieve belasting. Het kabinet is bovendien voornemens een experiment met regelarme zorginstellingen te starten. Daartoe zal een inventarisatie worden gemaakt van regels in de zorg die afgeschaft kunnen worden en waarvan twijfel is over de noodzaak. De opbrengsten van het terugdringen van de overhead gaat terug naar de zorginstelling. Stop ouderenmishandeling Het kabinet zal extra maatregelen nemen om ouderenmishandeling tegen te gaan, zoals een verplichte verklaring omtrent gedrag voor betaald zorgpersoneel. Er komt een richtlijn ouderenmishandeling. Het project stop ouderenmishandeling wordt voortgezet. Er komt een meldplicht voor ouderenmishandeling. Systeemkeuzes in de AWBZ Omschakeling van handelingsfinanciering naar uitkomstfinanciering voor de AWBZ De huidige wijze van financiering per handeling in de AWBZ wordt veranderd in financiering op resultaat. Zo komt de behoefte van de patiënt centraal te staan. Dit leidt tot meer innovatie, minder bureaucratie op de werkvloer (zoals minutenregistraties), betere kwaliteit en meer doelmatigheid. Wettelijke verankering persoonsgebonden budget Het persoonsgebonden budget (PGB) biedt cliënten een grote keuzevrijheid om de zorg in te richten zoals zij dat willen. Om dit recht onverkort te handhaven wordt de PGB-subsidieregeling opgeheven en worden PGB’s wettelijk verankerd, met in achtneming van bestaande financiële kaders. Scheiden wonen en zorg In de AWBZ wordt overgegaan tot het scheiden van wonen en zorg. Hierdoor krijgen bewoners meer keuzevrijheid. Zorginstellingen zullen zich beter gaan richten op de woonwensen van cliënten. Ter compensatie van de extra woonlasten, wordt de huidige intramurale eigen bijdrage verlaagd. Bewoners die de woonlasten financieel niet kunnen dragen, komen in aanmerking voor de huurtoeslag. Voorwaarde voor de invoering is dat de achterblijvende partner op woonlasten niet financieel achteruit gaat ten opzichte van het huidige systeem en er voldoende eenpersoonskamers beschikbaar zijn. Overhevelen functies dagbesteding en begeleiding naar de wet maatschappelijke ondersteuning De functies dagbesteding en begeleiding kunnen het best dichtbij de cliënt geregeld worden. Zij passen daarom beter binnen de systematiek van de wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) dan bij de AWBZ. De gemeente kent deze mensen en hun situatie beter dan de logge zorgkantoren. Daarom worden de functies dagbesteding en begeleiding overgeheveld van de AWBZ naar de Wmo. Aansturing AWBZ Binnen de AWBZ vindt een aantal hervormingen plaats. Verzorging, verpleging, intramurale geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg blijven onderdeel van de AWBZ. Momenteel wordt gewerkt met zorgkantoren per regio. Hun taken en de risico’s zullen door de zorgverzekeraars worden overgenomen. Dit zorgt er voor dat patiënten qua medische zorg nog maar met één loket te maken hebben. Het zorgt voor doelmatigheidsprikkels doordat zorgverzekeraars de instellingen zullen controleren op efficiency en kwaliteitsverbetering. 4. Financiën Door de voorgestelde maatregelen stijgt de werkgelegenheid op lange termijn met één procent. Tot 2015 ligt de groei van de economie en de consumptie lager dan wat we gewend waren voor de crisis. Dat neemt niet weg dat we nog altijd mogen rekenen op een gemiddelde economische groei van 1¼ procent. Het totaal van de maatregelen drukt volgens het CPB de mediane koopkracht met ½%-punt per jaar. Inclusief het basispad resulteert een koopkrachtdaling van ¼% per jaar. De totale koopkrachtdaling voor werknemers is volgens het CPB afgerond 0 per jaar. Begrotingsbeleid Het kabinet houdt vast aan het trendmatige begrotingsbeleid. De uitgaven en de ontvangsten worden gescheiden. Alle conjunctuurgevoelige uitgaven worden weer onder de kaders gebracht. Meevallende rente-uitgaven leiden niet tot extra ruimte. Daarmee kunnen de risico’s voor de overheidsfinanciën beter worden beheerst. Het geeft ook meer zekerheid worden voor het realiseren van de budgettaire doelstelling. Aan de inkomstenkant wordt via een inkomstenkader automatische stabilisatie mogelijk gemaakt. Indien Nederland voldoet aan de medium term objective-doelstelling van het SGP en het feitelijk EMU (Europese Monetaire Unie)-saldo bij de besluitvorming over de lastenkant in augustus meerjarig een overschot laat zien dan wordt 50% van het overschot bestemd voor aflossing van de staatsschuld en zal een lastenverlichting van 50% van het overschot boven de 0% BBP worden gegeven. Het feitelijk EMU-saldo wordt berekend inclusief de tariefverlaging, rekeninghoudend met toepassing van het vorenstaande en een behoedzame raming voor het saldo van de medeoverheden. Ook dragen de begrotingsregels (een nieuwe set zal gepubliceerd worden) bij aan de beheersing van de begroting. Met het oog op het beperken van risico’s worden de begrotingsregels over het verstrekken van garanties aangescherpt. Belastinguitgaven in enge zin worden beter gemonitord. Additioneel ingrijpen is vereist wanneer het EMU-saldo zich niet ontwikkelt in lijn met de afspraken uit het SGP of met budgettaire doelstellingen. Hiervan is sprake indien het geraamde EMU-saldo 1 procentpunt negatiever is dan het saldopad na doorrekening van het regeerakkoord. De belegde ruimte in het Fonds Economische Structuurversterking (FES) van middelen op het gebied van Verkeer en Vervoer, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Duurzaamheid en Kennis en Innovatie wordt overgeheveld naar het Infrastructuurfonds respectievelijke de departementale begrotingen. Er vindt deze periode geen additionele voeding plaats van het FES. De onbelegde ruimte komt ten goede aan de algemene middelen. Bij de budgettaire verwerking van dit akkoord zijn de bedragen in de financiële bijlage leidend. Ombuigingen worden geboekt op het betreffende begrotingshoofdstuk; intensiveringen worden aangehouden in enveloppen op de aanvullende post. Bijlage I Verklaring VVD, PVV, CDA De drie partijen VVD, PVV en CDA verschillen van mening over aard en karakter van de islam. De scheidslijn zit hem in het karakteriseren van de islam als óf religie óf (politieke) ideologie. Partijen accepteren elkaars verschil van inzicht hierover en zullen hier ook op grond van hun eigen opvattingen naar handelen. Er is echter veel dat partijen bindt: het sterker, veiliger en welvarender maken van Nederland is daarbij het gemeenschappelijke doel en uitgangspunt. Daarom is – met acceptatie van elkaars verschillen van mening en het volledig aan elkaar gunnen van de vrijheid van meningsuiting over bestaande verschillen van inzicht – overeengekomen dat de PVV het nader te onderhandelen regeerakkoord op onderdelen zal steunen vanuit een gedoogpositie. VVD en CDA zullen van hun kant in het overeen te komen gedoogakkoord wensen van de PVV honoreren. In zo’n gedoogakkoord zullen in ieder geval de afspraken moeten staan over de invulling van de maatregelen van de bezuinigingen en harde afspraken over immigratie, integratie en asiel, veiligheid en betere ouderenzorg waarbij duidelijk is dat voor de PVV de bereidheid tot het steunen van bezuinigingen gekoppeld is aan de inhoud van de te maken afspraken op het gebied van immigratie, integratie en asiel, veiligheid en ouderenzorg. 30 juli 2010 Gedoogakkoord VVD-PVV-CDA PAGE PAGE 2