Bijlage bij het gedoogakkoord
Bijlage
Nummer: 2010D39095, datum: 2010-10-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Brief van informateur Opstelten t.g.v. zijn eindverslag, het regeerakkoord van de fracties van VVD en CDA en het gedoogakkoord van de fracties van VVD, PVV en CDA (2010D39089)
Preview document (🔗 origineel)
Begrotingsbeleid Het kabinet wil de overheidsfinanciën weer gezond maken. Door de vergrijzing, de kredietcrisis en de Europese schuldencrisis is het saneren van de overheidsfinanciën een harde noodzaak. Doen we dat niet, dan schuiven we bezuinigingen en de gevolgen daarvan voor de maatschappij en de economie simpelweg door naar de toekomst ten laste van onze kinderen. Het bezuinigingspakket biedt onderliggend uitzicht op begrotingsevenwicht. Hiermee zal Nederland naar verwachting ook voldoen aan de vereisten van het Stabiliteits- en Groeipact. Voor het budgettair beleid wordt vastgehouden aan het trendmatige begrotingsbeleid, waarbij de uitgaven en ontvangsten worden gescheiden. Het budgettair beleid wordt aangescherpt conform de adviezen uit het dertiende rapport van de Studiegroep Begrotingsruimte. Zo worden alle conjunctuurgevoelige uitgaven weer onder de kaders gebracht en wordt voorgesteld om meevallende rente-uitgaven niet tot extra ruimte te laten leiden. Daarmee worden de neerwaartse risico’s beter beheerst en kan meer zekerheid worden verkregen over het realiseren van de budgettaire doelstelling. Aan de inkomstenkant wordt gewerkt met een inkomstenkader, waardoor de automatische stabilisatie aan de inkomstenkant mogelijk wordt gemaakt. Indien Nederland voldoet aan de MTO-doelstelling van het SGP en het feitelijk EMU-saldo bij de besluitvorming over de lastenkant in augustus meerjarig een overschot laat zien dan wordt 50% van het overschot bestemd voor aflossing van de staatsschuld en zal een lastenverlichting van 50% van het overschot boven de 0% BBP worden gegeven. Het feitelijk EMU-saldo wordt berekend inclusief de tariefverlaging, rekeninghoudend met toepassing van het vorenstaande en een behoedzame raming voor het saldo van de medeoverheden. Ook dragen de begrotingsregels (een nieuwe set zal gepubliceerd worden) bij aan de beheersing van de begroting. Met het oog op het beperken van risico’s worden de begrotingsregels over het verstrekken van garanties aangescherpt. Belastinguitgaven in enge zin worden beter gemonitord. Additioneel ingrijpen is vereist wanneer het EMU-saldo zich niet ontwikkelt in lijn met de afspraken uit het Stabiliteits- en Groeipact of met budgettaire doelstellingen. Hiervan is sprake indien het geraamde EMU-saldo 1 procentpunt negatiever is dan het saldopad na doorrekening van het regeerakkoord. De belegde ruimte in het Fonds Economische Structuurversterking (FES) van middelen op het gebied van Verkeer en Vervoer, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Duurzaamheid en Kennis/Innovatie wordt overgeheveld naar het Infrastructuurfonds respectievelijke de departementale begrotingen. Er vindt deze periode geen additionele voeding plaats van het FES. De onbelegde ruimte komt ten goede aan de algemene middelen. Bij de budgettaire verwerking van dit akkoord zijn de bedragen in de financiële bijlage leidend. Ombuigingen worden geboekt op het betreffende begrotingshoofdstuk; intensiveringen worden aangehouden in enveloppen op de aanvullende post en jaarlijks tranchegewijs uitgedeeld. Totaaloverzicht (in € mld, +/+ is saldoverbeterend) 2011 2012 2013 2014 2015 struc Terugdraaien eigen betalingen zorg (MLT) 0,00 -0,31 -0,64 -0,95 -1,26 -1,26 Ombuigingen 1,54 5,60 9,38 13,36 18,26 25,42 Intensiveringen -0,48 -1,91 -2,60 -2,94 -3,51 -4,73 Lasten 0,38 0,77 1,47 2,22 1,34 2,21 Subtotaal 1,44 4,16 7,61 11,69 14,83 21,64 Aansluiting MN / MLT 2011-2015 (stand september 2010) 1,43 2,36 2,79 2,97 3,14 3,14 Totaal 2,9 6,5 10,4 14,7 18,0 24,8 Totaal budgettair In de onderstaande tabellen is het totaal aan ombuigingen en intensiveringen per thema weergegeven. Ombuigingen 2011 2012 2013 2014 2015 struc A Kleinere overheid 0,2 1,2 2,7 4,1 6,1 6,6 B Subsidies 0,2 0,5 0,8 1,1 1,4 2,5 C Immigratie en Integratie 0,0 0,0 0,0 0,1 0,1 0,1 D Internationale samenwerking 0,4 0,9 0,8 1,8 1,9 1,9 E Gematigde loonontwikkeling 0,8 0,8 0,8 0,9 0,9 0,9 F Inkomensoverdrachten 0,0 1,5 2,7 3,6 4,3 9,0 G Onderwijs 0,0 0,5 1,0 1,1 1,3 1,5 H Zorg (CARE) 0,0 0,0 0,1 0,3 0,7 0,9 I Zorg (CURE) 0,0 0,2 0,3 0,3 1,4 1,8 J Overig 0,0 0,0 0,1 0,1 0,2 0,4 totaal 1,5 5,6 9,4 13,4 18,3 25,4 Intensiveringen 2011 2012 2013 2014 2015 struc A Zorg (CARE) 0,0 -0,9 -0,9 -0,9 -0,9 -0,9 B Veiligheid -0,4 -0,4 -0,4 -0,5 -0,5 -0,5 C Immigratie en Integratie 0,0 -0,1 -0,1 -0,1 -0,1 -0,1 D Infrastructuur 0,0 0,0 -0,1 -0,2 -0,5 -0,5 E Kwaliteit onderwijs 0,0 -0,5 -1,0 -1,1 -1,3 -1,5 F Natuur en leefomgeving 0,0 0,0 -0,1 -0,2 -0,3 -1,4 totaal -0,5 -1,9 -2,6 -2,9 -3,5 -4,7 Lasten 2011 2012 2013 2014 2015 struc 1 Podiumkunsten, kunst en verzamelvoorwerpen naar 19% 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 2 Afschaffen heffingskortingen box 3 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 3 Doorwerkbonus één jaar opschuiven 0,0 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 4 Aftrek levensonderhoud kinderen beperken tot 21 jaar 0,0 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 5 Giftenaftrek beperken tot ANBI’s met renseigneringsplicht 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 6 Leeftijdsgrens jongste kind naar 12 jaar bij alleenstaande (aanvullende) ouderkorting 0,0 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 7 Assurantiebelasting: gezinnen 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 8 Witteveen aanpassen (taakstellend) 0,0 0,0 0,7 0,7 0,7 0,7 9 Schrappen uitzonderingen OAHK (cohorten 63-72 en gezinnen met jonge kinderen) 0,0 0,2 0,2 0,3 0,3 0,4 10 Assurantiebelasting: bedrijven 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 11 Terugsluis bedrijven -0,1 -0,1 -0,1 -0,1 -0,1 -0,1 12 Lastenverlichting bedrijfsleven (i.p.v. subsidies EZ) 0,0 -0,1 -0,3 -0,4 -0,5 -0,5 13 SDE-plusheffing 0,0 0,0 0,1 0,2 0,3 1,4 14 Doorstroming huurmarkt 0,0 0,0 0,0 0,8 0,8 0,8 15 Vitaliteitsregeling 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 16 Effect ombuigingen cure 0,0 -0,2 -0,2 -0,3 -1,2 -1,5 totaal 0,4 0,8 1,5 2,2 1,3 2,2 OMBUIGINGEN A. Kleinere overheid Ombuigingen 2011 2012 2013 2014 2015 struc A Kleinere overheid 0,20 1,17 2,74 4,10 6,14 6,56 1 Taakstelling Rijk, agentschappen en uitvoerende ZBO's 0,44 1,08 1,52 1,79 2 Nationale politie -0,09 -0,04 0,03 0,05 0,08 0,23 3 Kosten evenementen 0,03 0,03 0,03 0,03 0,03 4 Rechtsbijstand 0,05 0,05 0,05 5 Toespitsen hoger beroep, cassatie 0,01 0,01 0,01 0,01 6 Minder groepstaakstraffen 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 7 Griffierechten 0,24 0,24 0,24 0,24 8 Politieonderwijs 0,06 0,06 9 ANPR (uitgavenkant) 0,01 0,01 0,01 10 verkorten RAIO-opleiding 0,00 0,01 11 Meldkamers 0,01 0,05 12 Plukze -0,01 -0,01 -0,01 0,00 0,02 0,04 13 Toezicht beroepsgroepen 0,01 0,01 0,01 14 Politietoezichthouder 0,01 0,02 0,03 0,03 0,04 15 Montfransgelden 0,08 0,08 0,08 0,08 0,08 16 Doelmatige inzetbaarheid Defensie en minder JSF’s 0,20 0,40 0,50 0,50 0,50 0,50 17 Stopzetten ISV/BLS 0,23 0,23 18 Leefomgeving en natuur Schrappen bijdrage Afvalfonds 0,12 0,12 0,12 0,12 Bundeling verantwoordelijkheden waterschappen 0,01 0,02 0,02 0,02 Bodembescherming: minder beschikkingsmomenten 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 Efficiency winst uitvoering natuurbeheer 0,01 0,02 0,03 0,04 0,04 Geen inzet SBB buiten EHS (inclusief verkoop gronden) 0,01 0,02 0,03 0,04 Versoberingsmaatregelen 0,01 0,02 0,03 0,03 Afschaffen RodS 0,04 0,04 0,04 0,01 0,01 0,01 Ontstapeling gebiedscategorieën 0,01 0,02 0,02 0,02 0,03 0,03 Bodemsanering NS 0,01 0,01 Geluidsanering spoor doorberekenen 0,00 0,00 Gebiedsconcessies natuurgebieden 0,00 0,01 0,02 0,03 0,03 0,03 Bovenplanse verevening voor natuurinvesteringen 0,00 0,01 0,01 0,01 Kosten MER commissie doorberekenen 0,01 0,01 0,01 Robuuste verbindingen schrappen 0,01 0,03 0,04 0,05 0,05 0,05 19 Breder toepassen PPS bij aanleg infrastructuur 0,01 0,03 0,05 0,05 20 Verhogen opbrengst spoorsector en meer doelmatigheid 0,16 0,16 21 Aanbesteden OV grote steden 0,06 0,06 0,12 0,12 22 Niet invoeren kilometerheffing 0,04 0,04 0,04 0,30 0,00 23 Hogere gebruiksvergoeding spoor 0,05 0,05 24 Temporisering en versobering kaderrichtlijn water 0,02 0,02 0,02 0,04 0,05 0,05 25 Ruimtelijke inpassing bovenwettelijk 0,02 0,03 0,05 0,05 0,05 26 Vereenvoudiging omgevingsrecht 0,05 0,05 0,05 27 Doorwerking GF/PF via normeringssystematiek 0,31 0,70 1,06 1,34 1,34 28 Overige maatregelen openbaar bestuur a. Taakverbreding provincies 0,13 0,13 0,10 0,09 0,09 b. Maatregelen waterschappen 0,00 0,00 0,05 0,10 0,10 c. vermindering aantal politieke ambtsdragers (25%) 0,00 0,00 0,00 0,12 0,12 d. verminderen aantal leden Staten-Generaal (33%) 0,01 29 Opzetten van regionale omgevingsdiensten 0,05 0,08 0,10 0,10 0,10 30 Overhevelen zorg voor jeugd naar gemeenten 0,08 0,30 31 Takenpakket publieke omroep 0,05 0,10 0,20 0,20 Toelichting 1. De besparing bij het Rijk, ZBO’s en agentschappen wordt als volgt verdeeld: Alle departementen (incl. baten-lastendiensten en uitvoerende ZBO’s) krijgen, bovenop de 231 mln waartoe het demissionaire kabinet reeds heeft besloten, een taakstelling van afgerond 1,5% (netto) per jaar in de periode 2013-2015 oplopend tot afgerond 4,5% (netto) in 2015 op personeel en materieel. In de grondslag zijn de gebruikelijke onderdelen van het rijk meegenomen, inclusief de begrotings- en premiegefinancierde ZBO’s. Dit is exclusief de tariefgefinancierde delen van baten-lastendiensten (vanaf 2013) en ZBO’s. Daarvoor geldt wel dat deze onderdelen ook een efficiencyslag kunnen maken. Daarboven komen er kortingen die ingevuld moeten worden met een vermindering van taken dan wel versoberingen. Departementen waarvoor aanzienlijke extensiveringen of verschuivingen van beleids- of uitvoeringsverantwoordelijkheid gewenst worden geacht krijgen een extra taakstelling. Het gaat hierbij om de departementen VROM, VenW, SZW, BuZa, EZ, BZK (excl. KLPD), LNV, OCW en Defensie (kerndepartement+baten-lastendiensten en MIVD). Dit leidt tot een aanvullende korting. Deze variant leidt tot de volgende opbouw van de financiële taakstellingen in 2015. Besparing per departement (netto, in mln. euro) Generiek Additioneel Totaal AZ 1 0 1 HCvS 12 0 12 BuZa (incl. Postennetwerk) 21 46 67 Jus (incl. ondersteuning OM+ZM + deel J&G) 175 0 175 BZK (excl. KLPD) 29 63 92 OCW (incl. deel J&G) 31 69 100 Financiën 139 0 139 Defensie (kerndep.+agentschappen+MIVD) 33 73 106 VROM (incl. WWI) 23 50 72 V&W 61 135 196 EZ (incl. Agentschap NL) 27 102 128 LNV 35 80 115 SZW (incl. deel J&G, UWV) 91 198 288 VWS (incl. deel J&G) 25 0 25 Totaal 702 815 1.517 De verdeling over de jaren is per departement als volgt: Besparing per departement (in mln. euro) 2012 2013 2014 2015 Struc (2018) AZ 0 0 1 1 2 HCvS 0 6 9 12 14 BuZa (incl. Postennetwerk) 0 18 48 67 78 Jus (incl. ondersteuning OM+ZM + deel J&G) 0 62 119 175 206 BZK (excl. KLPD) 0 25 67 92 109 OCW (incl. deel J&G) 0 27 72 100 117 Financiën 0 46 93 139 163 Defensie (kerndep.+agentschappen+MIVD) 0 29 77 106 125 VROM (incl. WWI) 0 20 52 72 85 V&W 0 53 142 196 231 EZ (incl. Agentschap NL) 0 34 94 128 151 LNV 0 31 83 115 135 SZW (incl. deel J&G, UWV) 0 80 209 288 339 VWS (incl. deel J&G) 0 7 16 25 30 Totaal 0 439 1.080 1.517 1.785 In de verdeling is rekening gehouden met extra besparingsverlies in de jaren 2012 en 2013 bij departementen met een aanvullende taakstelling. Taakstellingen van een dergelijke omvang kunnen niet worden ingevuld louter door het natuurlijk verloop van personeel. De regelingen die nodig zijn om ambtenaren af te laten vloeien brengen incidenteel kosten met zich mee. Er is rekening mee gehouden dat de additionele besparingen in 2012 volledig weglekken doordat incidentele kosten moeten worden gemaakt. Voor 2013 is ervan uitgegaan dat deze kosten de helft bedragen van de additionele besparingen in dat jaar. Deze kosten zijn in de departementale bedragen verwerkt. Ter beperking van dit besparingsverlies wordt het arbeidsrechtelijk regime voor ambtenaren (incl. onderwijs) gelijk gesteld aan dat in de marktsector. Hiermee kan mogelijk het budgettair veronderstelde besparingsverlies worden voorkomen. Departementen zullen vanaf het begin voortvarend van start gaan om de jaarlijkse taakstelling te realiseren. Besparingen kunnen worden behaald door een vergaande standaardisering en samenwerking binnen de bedrijfsvoering van de ‘kernministeries’ van de rijksdienst. De minister van BZK wordt verantwoordelijk gesteld voor de kaderstelling en het SGO voor het zware uitvoerings-programma dat hiervoor nodig is. Ook clustering van uitvoeringdiensten biedt aanzienlijke besparingsmogelijkheden. Besparingen zitten in sterke vereenvoudiging en standaardisering van processen, outsourcing en daarna samenvoeging. Gestart kan worden met de clustering van diensten rijksincasso, subsidies (inclusief uitvoering EU-subsidies) en vastgoed. Verdergaand zou naar centralisatie van huisvestingsbudgetten gekeken kunnen worden. Ministeries gaan dan – zoals nu – niet meer over hun eigen huisvestiging. Door centralisatie kan op den duur een beter leegstandsbeheer worden gevoerd door optimalisatie van de werkplekken. Het gaat hierbij om budgetten voor huisvesting (incl. nutsvoorziening), facilitaire diensten, vervoer en gebouw- en werkplek gerelateerde ICT. Budgetten die onlosmakelijk zijn verbonden met het primaire proces moeten, om de integrale (beleids)afweging te kunnen blijven maken, nadrukkelijk niet gecentraliseerd worden. Er komt een nationale politie onder verantwoordelijkheid van de minister die belast is met de zorg voor veiligheid. Hierin gaan de regionele korpsen, het KLPD, de Voorziening tot samenwerking Politie Nederland en de Politieacademie op. Er komen tien politieregio's waarbij de grenzen van de tien arrondissementen van de gerechtelijke kaart leidend zijn. Het wetsvoorstel tot wijziging van de Politiewet (30880) wordt aangepast aan het voorgaande. Per 2012 worden de kosten van politie-inzet doorberekend aan de organisatie van een evenement. (Dit is conform maatregel 35 van Brede Heroverweging (BHO) 15) Besparingen in de rechtsbijstand worden gerealiseerd door het invoeren van de mogelijkheid om zonder tussenkomst van een advocaat een echtscheiding bij de rechter aan te vragen en door aanpassingen en/of niet-indexeren van de tarieven van de advocatuur in de gesubsidieerde rechtshulp. (Dit is conform maatregel 50 van BHO 15) In de civiele rechtspraak wordt de meervoudige rechtspraak beperkt. Alle civiele kantonzaken zullen in hoger beroep enkelvoudig worden behandeld. (Dit is conform BHO 15, maatregel 41) 90% van de huidige groepstaakstraffen wordt vervangen door individuele taakstraffen. (Deze maatregel is conform BHO15, maatregel 44) De rechtspraak wordt per 2013 bekostigd door degenen die daar gebruik van maken. Personen met lage inkomens worden gecompenseerd. (Dit komt overeen met maatregel 28 van BHO 15, zij het met versnelde invoering.) Aspiranten bij politie en Kmar ontvangen niet langer een salaris dan wel bijdrage in hun kosten voor levensonderhoud. Daarnaast wordt de opleidingsduur aan de politie-academie bekort. (Dit komt overeen met de maatregelen 29 en 37 van de BHO 15.) Door structureel gebruik te maken van automatische nummerplaatherkenning (ANPR) wordt 14 mln. aan extra strafrechtelijke inkomsten gegenereerd. De opleiding tot Rechterlijk Ambtenaar in Opleiding (RAIO) wordt bekort. Het aantal meldkamers wordt gereduceerd tot één meldkamerorganisatie met drie locaties. De activiteiten in het kader van het afnemen van met misdrijf verkregen financieel voordeel worden geïntensiveerd. De kosten van het toezicht op onder andere notarissen wordt vanaf 2014 doorberekend aan de beroepsgroep zelf, evenals de kosten van de tuchtrechtspraak. (Betreft maatregel 33 uit BHO 15). De functie van politietoezichthouder wordt ingevoerd. Dit type agent heeft minder (gewelds)bevoegdheden. Per 2012 vallen de zgn. Montfransgelden (voor sociale veiligheid) vrij. De hiermee bekostigde activiteiten worden niet gecontinueerd. De besparingen worden voor structureel 0,4 mld gerealiseerd met het uitgangspunt van een veelzijdig inzetbare krijgsmacht. Het totaal aantal aan te schaffen jachtvliegtuigen wordt verder verminderd om een additionele structurele besparing te realiseren van 0,1 mld in de exploitatie. Besparingen in de eerste jaren (taakstellend) worden gerealiseerd door o.a. aanpassing van de investeringsquote en in deze kabinetsperiode, op het 2e testtoestel na, geen JSF-toestellen aan te schaffen. De budgetten voor het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) en Budget Locatiegebonden Subsidies (BLS) worden geheel afgeschaft nadat de huidige juridisch verplichte convenantperiode afloopt. De totale besparing bedraagt 390 mln en wordt o.a. ingevuld door maatregelen uit de heroverwegingsvariant Maatschappelijk Efficiënt en Solide (MES), exclusief gebiedsgericht beheer bodemsanering, recentralisatie ILG en zelfrealisatie Nationale Landschappen. De maatregelen uit de heroverweging volgen de volgende invalshoeken: herziening wet- en regelgeving, verbeteren governance, alternatieve financiële arrangementen (vervuiler betaalt-principe en profijtbeginsel) en ambities aanpassen. Daar bovenop worden er gronden van Staatsbosbeheer verkocht en wordt RodS afgeschaft. De beschikbare middelen om robuuste verbindingen (incl. de Oostvaarderswold) binnen de EHS te realiseren worden geschrapt. De toegestane uitgaven aan beschikbaarheidsvergoedingen in het infrafonds wordt verhoogd van 10% naar 20%, waardoor meer PPS projecten kunnen worden opgestart. Ervaring met PPS projecten leert dat een efficiencywinst van 10% op infrastructuurprojecten goed haalbaar is. Verhoging van het aandeel PPS projecten leidt tot een besparing van structureel ca. 50 mln. (BHO 3, maatregel 2.3). Door efficiencyverbetering kan de opbrengst van de spoorsector worden vergroot (hogere concessieopbrengst, lagere rijksbijdrage aan ProRail). Door openbare aanbesteding van het stadsvervoer in de G3-stadsregio’s kan structureel ca 120 mln bespaard worden. De rijksbijdrage aan de BDU voor de drie grote stadsregio’s wordt met dit bedrag beperkt. Door af te zien van invoering van de kilometerheffing kan het hiervoor gereserveerde investeringsbedrag bespaard worden (BHO 3, maatregel 3.2.1). De kosten voor het gebruik van het spoor worden doorberekend aan de vervoerders (BHO 3, maatregel 3.3.1). In de periode tot 2027 wordt ca. 7 mld uitgegeven aan de Kader Richtlijn Water, waarvan ruim 3/4 wordt gedragen door regionale overheden. Door versobering en temporisering van de uitvoering van de rijksdoelstellingen wordt de bijdrage van het Rijk aan de Kader Richtlijn Water structureel met 50 mln verlaagd. Het Rijk betaalt bij de inpassing van rijksinfrastructuur alleen de meest kosteneffectieve maatregelen om te voldoen aan de wettelijke vereisten. (BHO 3, maatregel 4.1) Door het vereenvoudigen en stroomlijnen van het omgevingsrecht kan door kortere looptijden en minder bezwaarprocedures minimaal 10% bespaard worden op de plankosten die overheden, burgers en bedrijven moeten maken om ruimtelijke projecten te realiseren. Dat betekent dat op termijn een besparing gerealiseerd kan worden van 50 mln op het Infrastructuurfonds. Deze maatregel ligt in het verlengde van de Crisis- en Herstelwet. De ontwikkeling van de rente-uitgaven van het Rijk zijn niet langer relevant voor de ontwikkeling van het GF en PF. De normeringssystematiek “samen de trap op, samen de trap af” wordt verder met ingang van 2012 weer in werking gesteld, waarbij de begroting 2011 als startpunt geldt. Overige maatregelen openbaar bestuur: De onderdelen van de EHS en ILG (incl. aandeel DLG, Subsidie Agrarisch Natuurbeheer, ganzenbeheer en het faunafonds) die na ombuigingen resteren en de Regionale Historische Centra worden gedecentraliseerd naar provincies met een korting op het budget van 25%. De huidige eigendomsverdeling van de grondvoorraad van DLG blijft gehandhaafd. De doelstelling EHS wordt neerwaarts bijgesteld. De wettelijke normering van de provinciale opcenten op de motorrijtuigenbelasting wordt zodanig aangescherpt dat de kortingen niet worden afgewenteld (op autobezitters). Een deel van de rijkstaken op terrein van water (beheer en onderhoud van primaire waterkeringen) wordt overgedragen aan waterschappen. Dit leidt tot een besparing op de rijksbegroting (Infrastructuurfonds). Waterschappen kunnen deze taken structureel financieren uit de efficiencywinsten uit operatie-Storm (eigen voorstel waterschappen). De eerste jaren financieren ze dit zelf voor door in te teren op hun vermogen (zonder extra lastenverhoging). De waterschapsbesturen worden indirect gekozen door gemeenteraden. Verminderen van het aantal politieke ambtsdragers bij provincies, gemeenten en waterschappen levert een besparing op de loonkosten en de kosten aan directe ondersteuning (Variant BHO 18). Verminderen van het aantal leden van de Staten-Generaal met éénderde levert een besparing op van 6 mln structureel. Hiervoor is een grondwetswijziging nodig. Door het oprichten en uitbouwen van regionale uitvoeringsdiensten (RUD’s) boeken decentrale overheden efficiencywinst op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Er is uitgegaan van een ingroeimodel van 4 jaar waarbij rekening is gehouden met invoeringskosten het eerste jaar. De besparingen worden afgeroomd via een verlaging van het provincie- en/of gemeentefonds. Gemeenten worden financieel en uitvoeringstechnisch verantwoordelijk voor de uitvoering van alle jeugdzorg die nu onder het Rijk, de provincies, de gemeenten, de AWBZ en de ZvW valt. Alle gelden die hier momenteel in omgaan zullen (inclusief 90 mln die provincies vanuit hun algemene middelen inzetten voor jeugdzorg), verminderd met een efficiencykorting (300 mln), worden overgeheveld naar gemeenten. Door het samenvoegen van de verschillende financieringsstromen en het laten vervallen/anders vormgeven van het recht op zorg zijn gemeenten in staat maatwerk te leveren en kan het stelsel van zorg voor jeugdigen doelmatiger en doeltreffender worden vormgegeven. Er vindt een bezuiniging plaats op de publieke omroep alsmede o.a. de themakanalen en het muziekcentrum voor de omroep. Hiertoe zal met ingang van 2016 het stelsel worden gewijzigd (de huidige erkenningperiode loopt tot en met 2015). Op grond van de mogelijkheden binnen het huidige stelsel worden vanaf 2013 de uitgaven aan de publieke omroep stapsgewijs verlaagd. Hiertoe zal per 1 januari 2013 een nieuwe Mediawet van kracht worden. De 200 mln taakstellende structurele besparing zal, indien dat een verschraling van kwaliteit tot gevolg mocht hebben, leiden tot één publiek net minder. B. Subsidies Ombuigingen 2011 2012 2013 2014 2015 struc B Subsidies 0,17 0,50 0,84 1,13 1,38 2,51 EZ 1 SDE 0,05 0,09 0,09 1,20 2 Themagerichte innovatiesubsidies 0,03 0,08 0,16 0,22 0,30 0,30 3 Ondernemingsklimaatsubsidies 0,02 0,06 0,12 0,14 0,20 0,20 4 VROM SMOM-subsidie beëindigen 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 Instrumenten gebiedsontwikkeling 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 Bufferzones decentraliseren of stopzetten 0,01 0,01 0,01 Waddenfonds decentraliseren met efficiencykorting 0,00 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 Verdroging-budget duurz. ondernemen, duurzaam bodemgebruik en milieukwaliteit 0,02 0,02 0,02 Onderzoek en materieel 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 Taakstelling diverse kleine subsidies 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 Subsidies roetfilters geen vervolg geven 0,00 ProMT subsidies 0,00 0,00 0,00 0,00 OCW 5 Cultuursubsidies 0,03 0,05 0,10 0,15 0,20 0,20 6 Taakstelling 0,14 0,14 0,14 0,13 0,13 VWS 7 Taakstelling 0,01 0,04 0,07 0,10 0,10 0,10 LNV 8 Taakstelling subsidies / verkoop gronden ZBO's LNV 0,02 0,03 0,04 0,05 0,05 0,03 V&W 9 Taakstelling 0,01 0,03 0,04 0,06 0,08 0,08 10 Korting BDU/exploitatiebijdrage regionaal OV 0,03 0,06 0,09 0,12 0,16 0,20 SZW 11 Taakstelling 0,01 0,01 0,02 0,02 Toelichting De SDE stopt per 1-1-2011 en wordt omgevormd tot een SDE+ regeling. De reeds aangegane verplichtingen voor de SDE worden nog uit algemene middelen gefinancierd. Deze verplichtingen lopen af naar €0 in 2029. Hiermee wordt een ombuiging gerealiseerd van 1,2 mld. De huidige verplichtingen MEP en SDE blijven uit algemene middelen gefinancierd. Innovatiemiddelen op de EZ-begroting worden geschrapt, waarbij de nadruk ligt op themagerichte innovatiesubsidies (o.a. Syntens, luchtvaartbeleid, ruimtevaartbeleid en innovatieprogramma’s). De besparing wordt gerealiseerd door het schrappen van subsidies gericht op het ondernemingsklimaat en internationale bedrijfslevenprogramma’s (onderdeel van HGIS, non-ODA). Het regionaal economisch beleid wordt waar mogelijk versoberd gedecentraliseerd (o.a. pieken in de delta en bedrijventerreinen). De totale besparing ad structureel 51 mln. wordt o.a. gerealiseerd door diverse ombuigingen op het gebied van ruimtelijke ordening en milieu, zoals o.a. het afschaffen van subsidieregelingen voor milieuorganisaties, internationaal milieubeleid en een decentralisatie van het Waddenfonds (inclusief efficiencykorting bespaart dit 5 mln). De uitgaven aan cultuur worden verlaagd. De versobering heeft betrekking op de vierjarige- en langjarige cultuursubsidies, de Cultuurfondsen en overige programmakosten. De uitgaven aan behoud en beheer cultureel erfgoed, bibliotheken en het Nationaal Archief worden zoveel mogelijk ontzien. Uitgangspunt is dat in alle regio's een hoogwaardig cultureel aanbod blijft bestaan. Er komt een Geefwet. Deze ombuiging wordt gerealiseerd door een maximale omzetting van alle specifieke subsidies in de lumpsum, onder aftrek van de reeks ad 135 mln. Deze ombuiging komt in de plaats van de besparing op de Kinderopvangtoeslag in de Miljoenennota 2011. Dit betreft een taakstellende bezuiniging op subsidies van VWS voor onder andere beïnvloeding leefstijl, anti-roken en patiëntenverenigingen (opbrengst 50 mln). Voor de overige 50 mln. zal VWS een taakstelling ingeboekt krijgen. Verschillende subsidies op het LNV-domein komen te vervallen en daarnaast worden extra gronden uit de ZBO’s onder LNV verkocht. Met uitzondering van subsidies die reeds meelopen in de decentralisatie van de EHS en het ILG, betreft het ondermeer subsidies op het terrein van duurzaam ondernemen, innovatie en onderzoeksprogramma's DLO. De subsidies op het terrein van VenW worden beperkt. Daarbij zal het huidige takenpakket van het KNMI nader worden bezien (evt. privatisering). De rijksbijdrage aan de Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer wordt beperkt met 5%. Daarnaast wordt de reële groei van de BDU afgeroomd met 1,1% per jaar. Deze maatregel is aanvullend op de maatregel om het OV in de grote steden openbaar aan te besteden (BHO, maatregel 2.1.2). De subsidies op het terrein van SZW worden taakstellend beperkt. C. Immigratie & Integratie Ombuigingen 2011 2012 2013 2014 2015 struc C Immigratie en Integratie 0,00 0,02 0,04 0,06 0,08 0,11 1 Einde aan specifiek integratiebeleid 0,01 0,01 0,01 0,02 0,03 2 Leges regulier verhogen 0,01 0,01 0,03 0,03 3 Beperken instroom en verkorten doorlooptijden (max.) 0,01 0,02 0,03 0,03 0,03 4 Rationalisatie COA 0,00 0,01 0,02 5 Leges twv kostendekkend maken 0,00 0,00 0,00 0,00 6 Gevolgen onttrekken aan verplichte inburgering pm pm pm pm pm pm Toelichting Bij immigratie worden maatregelen genomen die een beperking van de kosten van de vreemdelingenketen en dempende werking op de instroom van asielzoekers tot gevolg hebben. Zo worden de doorlooptijden bij de IND en de Rechtbanken versneld. Dit heeft een kortere verblijfsduur van asielzoekers in de opvang tot gevolg. Verder worden de d-gronden voor asiel (art 29 VW2000) afgeschaft en er wordt een grotere verantwoordelijkheid voor het aantonen van zijn of haar identiteit bij de vreemdeling gelegd. Nederland blijft hiermee voldoen aan haar internationale verplichtingen. Dit levert 30 mln structureel op (grotendeels gebaseerd op BHO variant 14 A). Daarnaast worden de leges voor reguliere aanvragen kostendekkend gemaakt. Dit levert structureel 25 mln op (vanaf 2014). Er wordt uiterlijk in 2013 een sociaal leenstelsel ingevoerd ten behoeve van inburgeringscursussen (zie onder de intensiveringen). Tot slot wordt het specifieke integratiebeleid geheel afgeschaft (dit betreft het integratiebeleid wat op artikel 4 van de oude begroting van Wonen Wijken en Integratie stond). Dit levert structureel 29 mln op (grotendeels gebaseerd op BHO variant 14 D3). D. Internationale samenwerking Ombuigingen 2011 2012 2013 2014 2015 struc D Internationale samenwerking 0,41 0,91 0,75 1,79 1,86 1,86 1 Ontwikkelingssamenwerking gemiddeld op 0,7% BNP-ODA per jaar in kabinetsperiode 0,34 0,84 0,66 0,69 0,75 0,75 2 Toerekening conform ODA-criteria 0,06 0,06 0,06 0,06 0,06 0,06 3 HGIS/vrijwillige afdrachten internationale organisaties 0,01 0,01 0,03 0,04 0,05 0,05 4 EU-afdracht 1,00 1,00 1,00 Toelichting De besparing wordt gerealiseerd door de uitgaven voor OS van 0,8% BNP-ODA terug te brengen naar gemiddeld 0,7% BNP-ODA (vanaf 2012) per jaar in de kabinetsperiode (inclusief internationaal klimaatbeleid). Volgens internationale afspraken is het mogelijk om de toerekening aan ODA te verhogen met 60 mln, door onder andere een hogere EU-toerekening en meer kosten toe te rekenen voor vrijwillige terugkeer asielzoekers. Vrijwillige bijdragen aan internationale organisaties worden verminderd of gestopt. De besparing bedraagt 0,05 mld, waarvan 0,04 mld op de begroting van buitenlandse zaken (zie bijlage 4 van BHO 13) Het ingeboekte bedrag heeft betrekking op het behouden van de huidige korting van 1 miljard op de EU-afdracht. E. Gematigde loonontwikkeling Ombuigingen 2011 2012 2013 2014 2015 struc E Gematigde loonontwikkeling 0,79 0,81 0,83 0,86 0,87 0,87 1 Loonontwikkeling collectieve sector 0,79 0,81 0,83 0,86 0,87 0,87 Toelichting De lonen in de collectieve sector (excl. zorg) worden in 2011 bevroren (nominaal nul). Dit betekent dat ook de loonbijstelling tranche 2011 voor wat betreft de ruimte voor contractloon (cls) niet wordt uitgedeeld. Mocht geen overeenstemming met de bonden worden bereikt over een nominale nullijn, dan vindt een wetswijziging plaats om het zogenoemde overeenstemmingvereiste te wijzingen ter voorkoming van besparingsverlies dan wel afwenteling op het voorzieningenniveau/programma-uitgaven. F. Inkomensoverdrachten Ombuigingen 2011 2012 2013 2014 2015 struc F Inkomensoverdrachten -0,04 1,48 2,72 3,59 4,34 9,01 1 AHK in referentieminimumloon afbouwen in 20 jaar 0,06 0,11 0,16 0,21 1,00 2 Bevriezen doelgroep zorgtoeslag 0,60 1,30 1,70 2,10 2,90 3 Beperken/samenvoegen Wajong, WSW en re-integratiebudgetten Beperken Wajong tot volledig en duurzaam arbeidsongeschikten 0,02 0,04 0,07 0,09 0,90 Verlagen uitkering gedeeltelijk arbeidsongeschikten -0,03 -0,03 -0,03 0,05 0,10 0,00 Beperken nieuwe instroom WSW tot beschutte arbeid + loondispensatie voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten: 0,03 0,10 0,65 Maatregelen WWB 0,05 0,10 0,10 0,10 0,10 Gerichte re-integratie en begeleiding ontschotte WWB, Wajong en WSW (netto) 0,20 0,29 0,42 0,49 0,30 Gerichte re-integratie WW (bruto korting 0,1) 0,05 0,05 0,05 0,05 0,05 Gerichte bemiddeling 0,03 0,05 0,08 0,10 0,10 4 Maatregelen kindgebonden budget 0,20 0,21 0,22 0,23 0,23 5 Aanpassingen kinderopvangtoeslag 0,11 0,15 0,18 0,20 0,20 6 Afschaffen WWIK 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 7 Woonlandbeginsel WIA, ANW, AKW/WKB -0,01 0,01 0,01 0,02 0,02 0,03 8 Normeren lokaal inkomensbeleid 0,04 0,04 0,04 0,04 0,04 9 Uitzendbureaus bij ziekte verantwoordelijk voor werknemers -0,01 0,02 0,02 0,02 0,02 10 Selectieve en gerichte schuldhulpverlening 0,02 0,02 0,02 0,02 0,02 11 AOW vanaf pensioneringsdatum 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 12 Aanpak fraude 0,05 0,09 0,14 0,18 0,18 13 Niet exporteren kinderbijslag buiten EU 0,01 0,01 0,01 14 Verlengen termijn zelfstandig verblijfsrecht huwelijksmigranten 0,01 0,01 0,01 15 Geen AOW tegemoetkoming bij onvolledige opbouw 0,02 0,02 0,02 0,02 0,02 16 Vermogenstoets zorgtoeslag 0,17 0,17 0,17 0,17 17 Vermogenstoets kindgebonden budget 0,02 0,02 0,02 0,02 18 Verhogen AOW-leeftijd 2,00 Toelichting De afbouw van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting (ahk, in de fiscaliteit al vanaf 2009 afgebouwd) wordt doorvertaald naar de uitkeringshoogte (excl. AOW). Hierbij is uitgegaan van afbouw in 20 jaar met ingang van 2012. Vanaf 2012 worden in 4 gelijke stappen de normpercentages voor alleenstaanden en meerpersoonshuishoudens verhoogd van 2,7% naar 3,5% respectievelijk van 5% naar 7%, en het afbouwpercentage van 5% naar 6,5% in 2015. Het budgettaire beslag van de zorgtoeslag wordt hierdoor constant gehouden in de periode tussen 2010 en 2015, waarmee wordt voorkomen dat het aantal huishoudens dat zorgtoeslag ontvangt sterk oploopt. De bestaande budgetten voor WAJONG, WSW en WWB worden ontschot. Met ingang van 1-1-2012 wordt de Wajong alleen toegankelijk voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten. De bestaande Wajong-populatie zal vanaf 1-1-2012 worden ingedeeld in ‘volledig en duurzaam’ arbeidsongeschikt en ‘gedeeltelijk’ arbeidsongeschikt, waarbij de uitkering van gedeeltelijk arbeidsongeschikten per 1-1-2014 wordt verlaagd naar 70% WML. Huidige WSW-ers worden niet herkeurd. De WSW blijft bestaan voor mensen die geïndiceerd zijn voor een beschutte werkplek. Het systeem van loondispensatie dat in de Wajong bestaat wordt ook mogelijk voor nieuwe instroom met een indicatie ‘begeleid werken’. Deze mensen ontvangen een beloning (loon en/of een aanvulling daarop) tot maximaal WML. Bestaande groepen worden ontzien. Wel zal hierdoor de wachtlijst in de WSW worden beperkt. Het subsidiebedrag per WSW-plek zal worden afgestemd op eerder doorgevoerde wijzigingen in de WSW-CAO. Door samenvoeging van de re-integratie en begeleidingsbudgetten kunnen deze middelen gerichter en efficiënter worden ingezet, waarbij speciale aandacht zal worden besteed aan mensen met een arbeidshandicap. Ook het budget voor bemiddeling van het UWV zal gerichter worden ingezet. In de WWB wordt de bijstand voor inwonenden afgeschaft en wordt de toets op het partnerinkomen vervangen door een toets op het huishoudinkomen (met een beperkte vrijlatingsregeling voor minderjarige kinderen). De voorwaarden en sancties voor jongeren tot 27 jaar die een beroep doen op de bijstand (Wet investeren Jongeren) worden aangescherpt. Bij vaststelling van het zogenoemde I-deel wordt hier rekening mee gehouden. De wet Vazalo zal niet in werking treden. De verhoging van de tegemoetkoming van het kindgebonden budget (WKB) in 2011, wordt per 1 januari 2012 teruggedraaid. Daarnaast wordt met deze maatregel het kindgebonden budget vanaf 2012 tot en met 2015 niet jaarlijks geïndexeerd en wordt per 2012 de oploop in het kindgebonden budget afgeschaft vanaf het derde kind. Kinderopvangtoeslag. Per 1 januari 2012 worden drie maatregelen getroffen. In de eerste kind tabel wordt de vaste voet lineair afgebouwd van 33,3% naar 0 (BHO 5, p. 78 nr. 7). In de tweede kind tabel wordt het subsidiepercentage versneld afgebouwd naar 64% (BHO 5, p. 78 nr. 14). Tot slot wordt het maximum uurtarief verlaagd richting € 5,-. De invulling van deze laatstgenoemde maatregel wordt komend voorjaar in samenhang bezien met de invulling van de ombuigingen in de kinderopvangtoeslag die onderdeel uitmaken van de maatregelen vanaf 2012 uit de Miljoenennota. De WWIK wordt m.i.v. 2012 afgeschaft, waardoor dezelfde polisvoorwaarden gaan gelden als in de WWB. Invoering van het woonlandbeginsel voor de WIA, ANW, AKW/KGB leidt tot een verlaging van de uitkeringen. Het woonlandbeginsel wordt m.i.v. 2012 toegepast op alle landen. Om de armoedeval te beperken wordt de inkomensgrens van het gemeentelijk inkomensbeleid genormeerd op maximaal 110% WML, zodat inkomensaanvullingen gerichter worden verstrekt. Uitzendwerkgevers worden verantwoordelijk voor twee weken loondoorbetaling bij ziekte van hun werknemers. Met ingang van 2012 kan beroep worden gedaan op een meer selectieve en gerichte toepassing van schuldhulpverlening en nazorg. Het recht op de AOW-uitkering gaat m.i.v. 2012 in, op de dag dat men de AOW-leeftijd heeft bereikt. Uitkeringsfraude wordt harder aangepakt. Uitkeringsfraude wordt bestraft met het inhouden van de uitkering gedurende 3 maanden. De kinderbijslag en het kindgebonden budget worden niet meer buiten de EU geëxporteerd. Het recht op bijstand voor immigranten hangt samen met het rechtmatig verblijf in Nederland. Alleen wanneer een migrant over een geldige verblijfstitel beschikt kan deze een beroep doen op de bijstand. Huwelijksmigranten kunnen na 3 jaar een zelfstandige verblijfsvergunning aanvragen, voor andere migranten geldt een termijn van 5 jaar. De jareneis voor het verkrijgen van een zelfstandige verblijfsvergunning voor huwelijksmigranten wordt verhoogd van 3 naar 5 jaar. Dit levert een besparing op in de bijstand. De aow-tegemoetkoming wordt niet meer uitgekeerd aan personen die een onvolledige aow-uitkering hebben en in dat kader een aanvullende bijstandsuitkering aanvragen. Mensen met een box 3 vermogen boven de IB-vrijstelling plus 80 000 euro hebben geen recht op zorgtoeslag. Mensen met een box 3 vermogen boven de IB-vrijstelling plus 80 000 euro hebben geen recht op kindgebonden budget. De AOW-leeftijd wordt per 1 januari 2020 verhoogd naar 66 jaar. G. Onderwijs Ombuigingen 2011 2012 2013 2014 2015 struc G Onderwijs 0,00 0,54 0,98 1,10 1,33 1,45 1 Efficiencykorting raden en instituten 0,02 0,02 0,02 0,02 0,02 2 PO Gewichtenregeling 0,01 0,03 0,04 0,05 0,05 3 PO Budgettering Passend onderwijs 0,05 0,30 0,30 0,30 0,30 4 VO verminderen aantal profielen HAVO/VWO 0,02 0,05 0,05 5 VO vereenvoudigen bekostigingsmodel, tegengaan vertraging en versnellen excellente leerlingen 0,05 0,06 0,06 0,06 6 MBO Vereenvoudiging kwalificatiestructuur, tegengaan vertraging, verkorten en intensiveren (doorlopende) leerlijnen, kenniscentra breder organiseren. 0,03 0,05 0,14 0,16 7 MBO invoeren leeftijdsgrens 30 jr voor bekostiging 0,08 0,11 0,17 0,17 8 VO efficiencykorting lesmateriaal 0,03 0,03 0,03 9 HO geen OV-jaarkaart langstudeerders 0,01 0,01 0,03 0,03 10 HO aflossingstermijn van 15 naar 20 jaar 0,01 11 HO Invoeren sociaal leenstelsel masterfase 0,02 0,11 12 HO langstudeerders a) verhoging collegegeld met € 3.000 0,18 0,17 0,15 0,14 0,14 b) efficiencykorting instellingen met € 3.000 per student 0,19 0,17 0,16 0,14 0,14 c) gedragseffect (in vier jaar oplopend tot 25%) 0,03 0,06 0,09 0,09 13 Efficiency onderzoek en innovatie 0,09 0,09 0,09 0,09 0,09 Toelichting Een efficiencykorting op adviesraden en instituten via de bijdrage van instellingen. Deze korting mag niet raken aan het primaire onderwijsproces en moet de bestuurlijke drukte en overbodige stapeling van instituties in het onderwijs terugdringen. De maatregel betreft het aanpassen van het totaalbudget voor de gewichtenregeling als gevolg van het dalend aantal doelgroepleerlingen. De besparing in de tabel is gebaseerd op het constant houden van het bedrag per schoolgewicht op het niveau van schooljaar 2010-2011. De invoering van passend onderwijs wordt voortgezet. Daarbij wordt het totale budget voor passend onderwijs gebudgetteerd en met €300 mln verlaagd, puttend uit de voorstellen van de heroverwegingscommissie. Ter voorkoming van weglek worden LWOO en PRO tevens gebudgetteerd. In HAVO en VWO wordt het aantal profielen teruggebracht. De efficiencywinst blijft deels bij scholen; €50 mln wordt ingeboekt. Het bekostigingsmodel wordt vereenvoudigd, daarbij wordt tevens ingezet op het versnellen van excellente leerlingen en het tegengaan van vertraging. Dit impliceert dat er voor scholen meer ruimte moet komen om het onderwijsproces in te richten. Door aanscherping van de exameneisen wordt diploma-inflatie voorkomen. De maatregel betreft het vereenvoudigen van de kwalificatiestructuur (waaronder het verminderen van het aantal opleidingen in relatie tot de arbeidsmarkt en het vereenvoudigen van de kwalificatiedossiers), het tegengaan van studievertraging en verkorten en intensiveren van (doorlopende) leerlijnen. Dit wordt via het bekostigingsysteem geregeld. De efficiencywinst boven de taakstelling blijft bij de scholen. Diploma-inflatie wordt voorkomen door versterking van onafhankelijke examinering en daarbij het centraal examineren van kernvakken. De maatregel introduceert een nieuwe leeftijdsgrens van 30 jaar voor publieke bekostiging van mbo-opleidingen. Door de invoering van gratis schoolboeken en toenemende digitalisering van lesmateriaal is er sprake van een bewuster inkoopbeleid. Op het budget voor lesmateriaal wordt daarom een efficiencykorting toegepast. De OV-kaart voor langstudeerders (nominaal+1) wordt afgeschaft. De terugbetalingstermijn voor studieleningen wordt met vijf jaar verlengd. Er wordt een sociaal leenstelsel ingevoerd voor studenten in de Masterfase. Fiscale weglek wordt voorkomen. Het collegegeld voor studenten die langer dan 1 jaar uitlopen in hun studie wordt verhoogd met € 3000,-. De verhoging van de collegegelden voor de langstudeerders en een aanvullende efficiencykorting voor langstudeerders (eveneens 3000 euro) worden in mindering gebracht op het instellingsbudget. In de raming is rekening gehouden met een gedragseffect van 25%, te bereiken in 4 jaar. De rijksbijdrage aan de instellingsbudgetten wordt navenant verlaagd. Fiscale weglek wordt voorkomen. Door schaalvergroting en door de samenwerking met het bedrijfsleven en onderzoeksinstituten te verbeteren is het mogelijk pro rato een efficiencykorting toe te passen op middelen voor onderzoek op universiteiten en praktijkgericht onderzoek op hogescholen. H. Zorg (Care) Ombuigingen 2011 2012 2013 2014 2015 struc H Zorg (CARE) -0,01 -0,04 0,10 0,34 0,65 0,89 1 Scheiden wonen en zorg 0,10 0,30 2 Omschakeling handelingsfinanciering naar uitkomstfinanciering 0,00 3 Revalidatiezorg naar de Zvw 0,05 0,05 4 Functies dagbesteding en begeleiding naar de WMO -0,01 -0,06 -0,04 0,14 0,14 0,14 5 BTW-compensatiefonds care 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 6 Vermogensinkomensbijtelling AWBZ 0,08 0,08 0,08 0,08 7 Eigen bijdrage jeugdzorg breed 0,07 0,07 8 Beperken doelgroep AWBZ 0,02 0,06 0,12 0,21 0,25 Toelichting In de AWBZ wordt scheiden wonen en zorg doorgevoerd. Dit levert 0,1 mld aan doelmatigheidswinst op in 2015 en structureel 0,3 mld. Compensatie vindt plaats via een verlaging van de intramurale eigen bijdrage en verhoging van de huurtoeslag, waardoor gemiddeld op macroniveau geen koopkrachteffecten optreden. Kabinet is voornemens over te stappen naar een bekostigingssysteem gebaseerd op uitkomst/resultaat in plaats van handelingen ten einde de prikkelstructuur te verbeteren. De exacte vormgeving dient nader te worden uitgewerkt. Revalidatiezorg gaat over van de AWBZ naar de Zvw. Dit levert 0,05 mld. doelmatigheidswinst op wanneer de ex post risicoverevening volledig is vervallen en de revalidatiezorg meeloopt in de ex ante risicoverevening. De functies dagbesteding en begeleiding gaan over van de AWBZ naar de WMO. 2013 is een overgangsjaar, waarbij gemeenten verantwoordelijk zijn voor de mensen die zich na 1 januari 2013 melden. Vanaf 2014 ligt de verantwoordelijkheid geheel bij gemeenten. De eerste jaren leidt de overheveling tot transitiekosten; de opbrengst van 0,14 mld vanaf 2014 is een netto reeks. Introductie van een BTW compensatiefonds wordt onderzocht. De bijtelling voor het vaststellen van de eigen bijdrage AWBZ op basis van het box 3 vermogen wordt verhoogd van 4% naar 8% op het verzamelinkomen. Dit levert vanaf 2013 0,08 mld op. Binnen de jeugdzorg breed wordt een eigen bijdrage ingevoerd. Bij uithuisplaatsing wordt deze bijdrage (ten minste) gelijk gemaakt aan de besparing die in een gezin optreedt als gevolg van het uithuis plaatsen van een kind. Concreet wordt hierbij dan uitgegaan van een eigen bijdrage van 3400 euro per kind per jaar. Daarnaast wordt er een eigen bijdrage ingevoerd voor (ouders van) jeugdigen die AWBZ zorg ontvangen. En verder wordt een eigen bijdrage ingevoerd in de extramurale jeugdzorgverlening. Rekening houdend met de inningskosten leveren deze maatregelen 0,07 mld op. In lijn met veel van de ons omringende landen wordt het IQ-criterium voor recht op zorg in de AWBZ aangepast (BHO 12, p.91, maatregel 4). De opgenomen besparingsreeks is voor de AWBZ taakstellend. I. Zorg (Cure) Ombuigingen 2011 2012 2013 2014 2015 struc I Zorg (CURE) 0,02 0,21 0,28 0,33 1,44 1,83 1 Marktwerking (uitbreiden B-segment, invoering DOT, afschaffen FB vanwege gelijktrekken bekostigingssystematiek, in verantwoord tempo afschaffen van de ex-post verevening) 0,04 0,09 0,33 2 Stringenter pakketbeheer 0,03 0,04 0,05 0,07 0,07 3 Verbeteren governance en beperken gouden handdrukken 0,01 0,01 0,01 0,01 0,11 4 Maatregelen GGZ Driedrempelvariant eigen bijdrage GGZ 0,04 0,04 0,04 0,04 0,04 Zelf betalen no-show GGZ 0,02 0,02 0,02 0,02 0,02 Stimuleren zelfmanagement cliënt (E-health) en versterking eerstelijns GGZ 0,05 0,05 Versterken kwaliteit GGZ 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 Verlagen aantal zittingen eerstelijns psycholoog 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 Doelmatigheidsmaatregelen GGZ (scenario B IBO GGZ) 0,05 5 IVF slechts 1 behandeling vergoed 0,00 0,03 0,03 0,03 0,03 6 Fysiotherapie pas vergoed bij meer dan 15 behandelingen 0,03 0,03 0,03 0,03 0,03 7 Naar aanvullende verzekeringen overhevelen van aandoeningen met lage ziektelast 1,00 1,00 8 BTW-compensatiefonds cure 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 9 Aanpassing WGP basis pm pm pm pm pm pm 10 Werelddekking zorg buiten EU uit het basispakket 0,03 0,06 0,06 0,06 0,06 11 Toetsing rechtmatigheid van vergoeding conform ZVW 0,02 0,04 0,04 0,04 0,04 0,04 Toelichting De lijn, die vanaf 2006 met de Zvw is ingezet ten aanzien van de marktwerking in de curatieve zorg, wordt doorgetrokken conform BHO 11 variant B. Zo wordt DOT per 2012 ingevoerd en het B-segment uitgebreid onder gelijktijdige vergroting van risicodragendheid van verzekeraars voor de kosten van somatische zorg. De transitiefase dient behoedzaam ingericht te worden waarbij aandacht is voor de volgtijdelijkheid van de diverse te nemen stappen/maatregelen. Door het loslaten van de 10% kortingsgrens van collectiviteiten en een verbod op gelegenheidscollectiviteiten worden werkgevers geprikkeld tot het maken van afspraken over verzekerde prestaties en ingekochte zorg voor hun werknemers. Daarnaast wordt de toetreding van nieuwe aanbieders vergemakkelijkt, door inbreng van risicodragend kapitaal toe te staan. Winstuitkering wordt onder voorwaarden mogelijk gemaakt. Er wordt geen winst uitgekeerd gedurende de eerste drie jaar na het moment van investeren. Er wordt pas winst uitgekeerd na een positieve beoordeling van vooraf vastgestelde minimumkwaliteitseisen door een onafhankelijke toezichthouder, en na een positieve beoordeling van financiële buffers. Instrumenten en regelgeving om cruciale zorg de waarborgen bij financiële problemen van ziekenhuizen worden zoveel mogelijk gericht op eigen verantwoordelijkheid van ziekenhuizen en een early warning systeem. Voorwaarden hierbij is dat verzekeraars voldoende geprikkeld worden en macrobeheersing mogelijk is. Om de macrobeheersbaarheid van de zorguitgaven te realiseren resteren ten principale nog twee instrumenten: verkleinen van de collectieve pakketaanspraken en het verhogen van eigen betalingen. Verder wordt het wetsvoorstel Wet Marktordening Gezondheidszorg (WMG) doorgezet waar mee wordt beoogd de macro beheersing van de uitgaven in ieder geval in de transitiefase te versterken. De exacte juridische implicaties en gevolgen zijn afhankelijk van de uiteindelijk gekozen praktische invulling van de instrumenten uit het wetsvoorstel en dienen voor invoering nader te worden onderzocht. Tevens worden de geïnitieerde maatregelen ter bevordering van samenhangende sturing op kwaliteit, richtlijnconformiteit, verzekerde aanspraak en pakketbeheer voortgezet en verankerd middels samenvoeging van relevante instituties op dit terrein in een Kwaliteitsinstituut. Deze set aan maatregelen levert in 2015 0,09 en structureel 0,325 mld op. Over de toelating tot het collectief verzekerde basispakket wordt expliciet vooraf besloten, op basis van noodzakelijkheid, (kosten)effectiviteit en uitvoerbaarheid. Verouderde behandelingsmethoden en die niet voldoen aan de gestelde criteria worden uit het collectief verzekerde basispakket verwijderd. Stringent pakketbeheer vereist een aanpassing van de Zvw en een uitbreiding van de taak van de pakketbeheerder (CVZ). Deze maatregelen beperken de toekomstige groei van de zorguitgaven en leveren 0,025 mld in 2012 oplopend tot structureel 0,065 mld. op. De verantwoordelijkheid voor kwaliteit en de positie van de Raad van Bestuur van het ziekenhuis wordt ten opzichte van de medisch specialisten versterkt. Dit wordt gerealiseerd door het wetsvoorstel WMG door te zetten, inclusief de implementatie van het beheersmodel medisch specialisten (ook m.b.t. tot hen die werkzaam zijn in Zelfstandige Behandelcentra) en de Wet Cliëntenrechten Zorg (WCZ). Daarnaast wordt de inzet van onder andere physician assistent (PA) en verpleegkundig specialisten (VS) geoptimaliseerd. Hiertoe zal de benodigde behandelingsvrijheid van niet-artsen geborgd worden in protocollen en relevante wet- en regelgeving zoals de Wet Beroepen Individuele Gezondheidszorg (BiG). Het beloningsbeleid van zorginstellingen verandert wanneer de wet normering topinkomens (WNT) in huidige vorm wordt aangenomen. Instellingen kunnen de bespaarde middelen zelf besteden, bijvoorbeeld aan kwalitatief betere zorg. Zorgkantoren houden bij het onderhandelen over tarieven rekening met het gevoerde beloningsbeleid. Tezamen leveren deze maatregelen structureel 0,02 mld. op. In de GGZ worden diverse maatregelen doorgevoerd. Zo wordt de eigen bijdrage in de eerstelijns GGZ en tweedelijns GGZ verhoogd (€ 155 voor 8 sessies eerstelijns en € 175 tweedelijns boven de 1.800 behandelminuten € 250 extra) en wordt het no-show tarief in de curatieve GGZ afgeschaft. Dit betekent dat de aanbieder de betreffende DBC voor de no-show niet meer kan declareren ten laste van het verzekerde pakket. Tevens wordt de eerstelijns GGZ versterkt, om zo tegen te gaan dat in de tweedelijn GGZ zorg wordt geleverd die (goedkoper) in de eerste lijn kan worden geleverd ook wordt het maximum aantal vergoede zittingen ELP (eerstelijns psycholoog) verlaagd van 8 naar 5. Als laatste wordt in de GGZ volledige risicodragendheid van verzekeraars voor de curatieve GGZ inclusief invoering van prestatiebekostiging ingevoerd en wordt de macronacalculatie voor de geneeskundige GGZ uiterlijk in 2015 afgeschaft. De totale structurele besparing van alle maatregelen is 0,12 mld. Op dit moment worden 3 IVF behandelingen collectief vergoed. Dit wordt beperkt tot 1e behandeling. Dit levert een besparing op van 0,025 mld. Het aantal fysiotherapiebehandelingen die cliënten zelf moeten betalen wordt verhoogd tot 15. Dit levert een besparing op van 0,03 mld. Verzekerde prestaties (geneeskundige zorg, geneesmiddelen en GGZ-zorg) gericht op behandeling van een lage ziektelast worden uit het basispakket gelicht; hiervoor kunnen aanvullende verzekeringen worden afgesloten. Dit leidt tot een structurele besparing van 1,0 mld. Introductie van een BTW compensatiefonds wordt onderzocht. Nadere bestudering moet uitwijzen of het mogelijk is om het aantal referentielanden voor de WGP uit te breiden dan wel te wijzigen. Het afschaffen van de werelddekking (buiten de EU) moet leiden tot een daling van de uitgaven met 0,03 mld vanaf 2012, oplopend tot 0,06 mld vanaf 2013. Een strenger toezicht door de NZa (o.m. door een verlaging van de tolerantiegrens bij accountantscontroles van 5% naar 3%) zal tot een kostenbesparing van 0,04 mld. J. Overig Ombuigingen 2011 2012 2013 2014 2015 struc J Overig 0,00 0,01 0,10 0,07 0,18 0,35 1 Opbrengst licenties 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 2 Differentiëren heffings- en invorderingsrente met 1,5% 0,00 0,00 0,09 0,06 0,17 0,34 Introductie van licentie-fee voor (of veiling van) vergunningen voor de exploitatie van internetkansspelen/loterijen. Er wordt een differentiatie aangebracht in de heffings- en invorderingsrente (HIR) van 1,5% tussen de te betalen en de te ontvangen HIR. De te betalen rente blijft 2,5%, de door de bedrijven en burgers te ontvangen rente bedraagt 1% (o.b.v. stand Q4 2010). De structurele opbrengst van 344 mln wordt behaald in 2017. INTENSIVERINGEN A Zorg (ouderenzorg CARE) Intensiveringen 2011 2012 2013 2014 2015 struc A Zorg (CARE) 0,01 0,86 0,86 0,86 0,86 0,86 1 ZZP's inclusief opleidingen 0,82 0,82 0,82 0,82 0,82 2 Verstevigen Inspectie 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 1) verbeteren kwaliteitsnormen 2) uitbreiden bevoegdheden 3) introduceren individueel klachtenrecht 3 Ouderenmishandeling 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 1) richtlijn ouderenmishandeling 2) meldplicht ouderenmishandeling 3) verlengen project "Stop Ouderenmishandeling" 4) VOG voor zorgpersoneel en vrijwilligers 4 Taakstellend nader in te vullen 0,02 0,02 0,02 0,02 0,02 5 Terugdraaien eigen betalingen care en cure 0,00 0,92 1,22 3,47 4,87 4,87 Terugdraaien eigen risico MLT (cure) 0,00 0,62 0,61 2,58 3,70 3,70 Terugdraaien eigen betalingen MLT (care) 0,00 0,25 0,51 0,74 0,97 0,97 Terugdraaien eigen betalingen MLT WMO 0,00 0,05 0,10 0,15 0,20 0,20 Toelichting De prijzen van de zogenaamde zorgzwaartepakketten, inclusief de opleidingen, worden verhoogd. Daarnaast wordt de maatregel ‘verlaging contracteerruimte AWBZ’ van ca. 142 mln structureel ongedaan gemaakt, voor 32 mln gedekt door een aanscherping op het geneesmiddelenterrein. De totale intensivering bedraagt daarmee 0,85 mld. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) zal uitgebreider gebruik maken van bestaande (tuchtrecht, bevel e.d.) en recent verkregen bevoegdheden (Wubhv), intensiever toezien op opstellen en naleving van kwaliteitsnormen en gebruik maken van individuele klachten (die door klachtbehandelings-instanties worden behandeld) voor de uitvoering van risicogestuurd toezicht gericht op structurele tekortkomingen in de zorg. Er zullen maatregelen worden getroffen om oudermishandeling tegen te gaan. Een taakstellende nader in te vullen intensivering. Het verhogen van de eigen betalingen in de ouderenzorg uit de MLT wordt niet overgenomen, waardoor de totale intensiveringen in de ouderenzorg uitkomen op ongeveer 2 mld (0,86 + 0,97 + 0,20). Het verplicht eigen risico, zoals is verondersteld in de MLT, wordt ook niet overgenomen. Wel handhaaft het kabinet de voorgestelde verhoging van het eigen risico met 40 euro per 2012. Hierdoor resteert een intensivering ten opzichte van het basispad, die deels gedekt wordt door doorvoeren van bezuinigingen in de curatieve zorg. Voorzover er geen dekking is voor de intensivering, worden de hogere zorguitgaven afgedekt door een hogere zorgpremie. B Veiligheid Intensiveringen 2011 2012 2013 2014 2015 Struc B Veiligheid 0,40 0,42 0,44 0,46 0,47 0,47 1 Politie 0,30 0,32 0,34 0,36 0,37 0,37 2 Justitie keten (OM en ZM) 0,10 0,10 0,10 0,10 0,10 0,10 Toelichting Met dit bedrag kunnen 500 animal cops en 2500 meer agenten gefinancierd worden dan zonder deze intensivering het geval zou zijn. De uitbreiding van de operationele sterkte van de Politie leidt tot meer druk op de rest van de keten: daarom vinden intensiveringen plaats ten behoeve van vervolging (OM) en berechting (ZM). C Immigratie en Integratie Intensiveringen 2011 2012 2013 2014 2015 Struc C Immigratie en Integratie 0,05 0,07 0,09 0,10 0,05 0,05 1 Maximaal versnellen asielprocedures (extra capaciteit IND) 0,003 0,003 0,003 0,003 0,003 0,003 2 Strafbaar stellen illegaliteit / ontwikkelen systeem biometrische gegevens 0,010 0,016 0,019 0,021 0,004 0,004 3 Sluitende controle/handhaving op referent naleving Vreemdelingewetgeving (extra capaciteit IND en Vreemdelingenpolitie) 0,015 0,020 0,030 0,032 0,012 0,012 4 Verkorten procedures i.g.v. fraude/bedrog/criminaliteit 0,002 0,002 0,002 0,002 0,002 0,002 5 AMV's versneld terugsturen+uitbreiden opvangcapaciteit land van herkomst 0,001 0,001 0,001 0,001 0,001 0,001 6 Onmiddellijke heroverweging alle vergunningen categoriaal beleid (extra capaciteit IND) 0,002 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 7 Uitbreiding politieliaisons bij ambassades 0,001 0,001 0,001 0,001 0,001 0,001 8 Reeds bij eerste aanvraag voor gezinsvorming strikt checken bij indicaties van fraude of misbruik 0,003 0,003 0,003 0,003 0,003 0,003 9 MVV alleen uit het buitenland + schrappen uitzonderingen: extra inzet IND buitenland 0,002 0,002 0,002 0,002 0,002 0,002 10 Intensiveren grenscontroles: project PARDEX (mensenhandel, controle documenten etc.) 0,004 0,010 0,015 0,016 0,009 0,009 11 Intensieve controle op criminaliteit en inkomensvereiste automatiseren 0,001 0,001 0,001 0,001 0,001 0,001 12 Standaard/sluitende controle op gebruik Europa-route (extra capaciteit IND) 0,001 0,001 0,001 0,001 0,001 0,001 13 Intensiveren controle op arbeids- en kennismigranten: extra capaciteit IND 0,001 0,001 0,001 0,001 0,001 0,001 14 Daadwerkelijk intrekken verblijfsvergunning i.g.v. beroep op bijstand door vreemdeling (uitbreiding handhavingscapaciteit/koppeling systemen UWV en SVB) 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 15 Dubbel check door IND op inwilligingen verblijfsaanvragen door aparte unit (incl. einde behandelquota beslismedewerkers) 0,004 0,004 0,004 0,004 0,004 0,004 16 Intensiveren controle op arbeids- en kennismigranten (extra capaciteit arbeidsinspectie en DUO) 0,001 0,001 0,001 0,001 0,001 0,001 17 Sociaal leenstelsel inburgering 0,01 0,01 0,01 0,01 Op het gebied van immigratie wordt een pakket van maatregelen genomen dat enerzijds misbruik zoveel mogelijk moet inperken en anderzijds procedures zoveel mogelijk moet versnellen, zonder concessies aan de kwaliteit van beoordelingen te doen. Dit wordt onder andere bewerkstelligd door middel van extra capaciteit bij de IND, strengere controles en een betere (geautomatiseerde) gegevensuitwisseling. Op het gebied van integratie wordt vanaf 2013 een sociaal leenstelsel inburgering ingevoerd, omdat naar een stelsel wordt toegewerkt waarbij de kosten bij de inburgeraar wordt neergelegd.D Infrastructuur Intensiveringen 2011 2012 2013 2014 2015 Struc D Infrastructuur 0,10 0,20 0,50 0,50 Extra wegen en spoor 0,10 0,20 0,50 0,50 Toelichting Het budget voor aanleg van wegen en ook spoor wordt verhoogd. E Onderwijs Intensiveringen 2011 2012 2013 2014 2015 Struc E Kwaliteit onderwijs 0,00 0,54 0,98 1,10 1,33 1,45 1 PO uitbreiding doelgroep VVE 0,03 0,05 0,05 0,05 0,05 2 PO/VO/MBO Versterken centrale een uniforme toetsing, mede t.b.v. meten leerwinst 0,08 0,08 0,08 0,08 0,08 3 PO/VO/MBO professionalisering onderwijspersoneel 0,10 0,15 0,15 0,15 0,15 4 PO/VO/MBO prestatiebeloning op basis van objectief gemeten leerwinst 0,01 0,02 0,04 0,20 0,25 5 PO/VO hoogbegaafden 0,02 0,03 0,03 0,03 0,03 6 PO/VO taal en rekenen 0,02 0,02 7 PO meer schakelklassen en summercourses 0,04 0,05 0,05 0,05 0,05 8 VO/MBO plusvoorzieningen en wijkscholen 0,03 0,03 0,03 0,03 0,03 9 MBO Kwaliteitsverbetering 0,15 0,15 0,15 0,15 10 HO verhogen intensiteit onderwijs 0,05 0,13 0,21 0,23 0,30 11 Kwaliteitsimpuls/reservering ramingsrisico 0,07 0,18 0,22 0,27 0,27 12 Innovatie en onderzoek 0,09 0,09 0,09 0,09 0,09 Toelichting Het bereik van VVE wordt via de wet OKE groter. Door middel van sterkere drang (via consultatiebureau, jeugdzorg, huisartsen, WMO-loket) wordt de doelgroep sterker gestimuleerd om deel te nemen aan VVE. Gemeenten zijn vrij om de voorschoolse educatie sterker te verbinden aan basisonderwijs. Er wordt geïnvesteerd in de centrale en/of uniforme toetsing op het PO, VO en MBO zodat de leerwinst objectief kan worden gemeten door de onderwijsinspectie. Daartoe wordt onder meer in het PO een centrale begin- (groep 3) en eindtoets verplicht en wordt in het MBO onafhankelijke examinering versterkt waarbij kernvakken centraal worden geëxamineerd. Er wordt geïnvesteerd in de kwaliteit van PABO’s en lerarenopleidingen, gekoppeld aan centrale examinering op basis van de Kennisbasis. Het al door de sector in ontwikkeling zijnde scholingsregister wordt uitgebreid met een verplichting voor het onderhoud en waar nodig verhoging van kennis en vaardigheden van docenten en schoolleiders. Hiervoor wordt extra scholingsbudget beschikbaar gesteld. Geobjectiveerd goede prestaties van docenten worden sterker beloond door het introduceren van opbrengstgerichte financiële beloningen voor (teams van) leraren. Er ontstaat meer ruimte voor extra lessen en een passend aanbod voor hoogbegaafde leerlingen. De invoering van referentieniveaus voor taal en rekenen wordt extra ondersteund. De intensivering betreft een uitbreiding van het aantal schakelklassen en summercourses. De intensivering betreft het structureel financieren van de plusvoorzieningen en de wijkscholen. Door middel van intensievere begeleiding van (potentiële) vsv-ers in het vmbo en mbo wordt het aantal voortijdig schoolverlaten teruggedrongen. De schooluitval in het MBO wordt bestreden door intensivering van de onderwijstijd in het eerste jaar, intensieve begeleiding, loopbaanoriëntatie en coaching. Er wordt geïnvesteerd in het verhogen van de intensiteit van het onderwijs in het Hoger Onderwijs. Intensieve studiebegeleiding en onderwijsprogrammering zijn nodig om de student te motiveren, uit te dagen en te binden. In het budgettair kader is de post kwaliteitsimpuls opgenomen oplopend tot €270 mln in 2015 De bedoeling is dat deze middelen ten goede komen aan de kwaliteit van het onderwijs, waaronder ook het opvangen van de leerlingenramingen. Dit betreft extra geld voor onderzoek en innovatie. F Natuur en leefomgeving Intensiveringen 2011 2012 2013 2014 2015 Struc F Natuur en leefomgeving 0,03 0,03 0,13 0,23 0,30 1,40 1 Programmatische aanpak stikstof 0,03 0,03 0,03 0,03 2 Invoering SDE+ 0,10 0,20 0,30 1,40 Toelichting Om de economische ontwikkeling te stimuleren en tegelijkertijd de milieucondities te verbeteren om de teruggang van biodiversiteit te remmen wordt er tijdelijk geïnvesteerd in de Programmatische Aanpak Stikstof. Het kabinet verbetert de SDE tot een meer efficiënte 'SDE+', voor een deel gefinancierd uit een opslag op de energierekening (elektriciteit en gas) en mogelijk voor een deel uit een kolen- en gasbelasting voor grote stroomproducenten (rekening houdend met het internationale speelveld en EU wetgeving). De vervuiler betaalt is uitgangspunt bij de SDE+. Met het oog op de beheersbaarheid worden de uitgaven en ontvangsten samenhangend met de SDE+ regeling op de begroting verwerkt. De verdeling van de opslag over burgers en bedrijven is in lijn met de opbrengst van de Energiebelasting (circa 50% burgers en 50% bedrijven) en evenredig verdeeld over gas en elektriciteit. De totale uitgaven voor MEP/SDE en SDE+ bedragen in 2015 en verdere jaren maximaal 1,4 mld. In 2014 vindt een evaluatie plaats van de kosten en baten van het beleid mede in de context van het Europese beleid. Bij de evaluatie komen in ieder geval de actuele kostenraming, de mogelijke import en de optie van een verplicht aandeel duurzaam aan de orde. LASTEN Lasten 2011 2012 2013 2014 2015 struc 0,38 0,77 1,47 2,22 1,34 2,21 1 Podiumkunsten, kunst en verzamelvoorwerpen naar 19% 0,09 0,09 0,09 0,09 0,09 0,09 2 Afschaffen heffingskortingen box 3 0,12 0,12 0,12 0,12 0,12 0,12 3 Doorwerkbonus één jaar opschuiven 0,13 0,13 0,13 0,13 0,13 4 Aftrek levensonderhoud kinderen beperken tot 21 jaar 0,13 0,13 0,13 0,13 0,13 5 Giftenaftrek beperken tot ANBI’s met renseigneringsplicht 0,00 0,00 0,04 0,04 0,04 0,04 6 Leeftijdsgrens jongste kind naar 12 jaar bij alleenstaande (aanvullende) ouderkorting 0,25 0,25 0,25 0,25 0,25 7 Assurantiebelasting: gezinnen 0,19 0,19 0,19 0,19 0,19 0,19 8 Witteveen aanpassen (taakstellend) 0,70 0,70 0,70 0,70 9 Schrappen uitzonderingen OAHK (cohorten 63-72 en gezinnen met jonge kinderen) 0,15 0,20 0,25 0,31 0,40 10 Assurantiebelasting: bedrijven 0,06 0,06 0,06 0,06 0,06 0,06 11 Terugsluis bedrijven -0,06 -0,06 -0,06 -0,06 -0,06 -0,06 12 Lastenverlichting bedrijfsleven (i.p.v. subsidies EZ) -0,12 -0,25 -0,37 -0,50 -0,50 13 SDE-plusheffing 0,10 0,20 0,30 1,40 14 Doorstroming huurmarkt 0,00 0,00 0,00 0,76 0,76 0,76 15 Vitaliteitsregeling 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 16 Effect ombuigingen cure -0,02 -0,17 -0,23 -0,27 -1,18 -1,50 17 Doorwerking terugdraaien eigen risico cure op zvw-premie 0,00 0,61 0,58 2,52 3,61 3,61 Podiumkunsten (niet circussen en bioscopen) en kunst en verzamelvoorwerpen worden onder het hoge tarief gebracht. In box 3 worden de diverse vrijstellingen (van de 1,2% rendementsheffing) behouden. De extra heffingskortingen die 1,3% van deze vrijstelling bedragen komen te vervallen, het gaat hierbij om: heffingskortingen voor groen beleggen, sociaal-ethisch beleggen, cultureel beleggen en beleggingen in durfkapitaal. Tevens vervalt de Persoonsgebonden aftrekpost durfkapitaal en de (nog niet ingevoerde) tijdelijke vrijstelling etc. (2011-2015) i.v.m. het Alternext amendement. De ingangsleeftijd van de doorwerkbonus wordt 1 jaar later. Deze doorwerkbonus geldt voor oudere werknemers met een inkomen vanaf € 9.041, loopt geleidelijk op en is leeftijdsafhankelijk. Een werknemer die in belastingjaar 62 wordt krijgt momenteel € 2.340 per jaar, deze categorie schuift een jaar op. De aftrek voor levensonderhoud kinderen wordt beperkt van kinderen tot 30 jaar naar kinderen tot 21 jaar. Deze bedraagt momenteel een vast bedrag afhankelijk van de leeftijd en de mate van onderhoud. De giftenaftrek wordt beperkt tot giften aan Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI’s) en er komt een renseigneringsplicht voor de instelling die de gift heeft ontvangen. Er komt een Geefwet in de wet IB2001 en de successiewet om de geeffaciliteiten te stroomlijnen. Bij de alleenstaande (aanvullende) ouderkorting wordt de leeftijdsgrens voor het jongste kind naar 12 jaar verlaagd. Deze bedraagt momenteel voor de alleenstaande ouderkorting 27 jaar en voor de aanvullende alleenstaande ouderkorting 16 jaar. De assurantiebelasting wordt met 2% verhoogd, hiervan slaat 75% neer bij burgers en 25% bij bedrijven (zie ook 10). Te beginnen in 2013 wordt het Witteveenkader aangepast. Daardoor kunnen vanaf dat moment minder pensioenaanspraken met fiscale faciliëring worden opgebouwd. De richtleeftijd wordt verhoogd naar 66 jaar en de maximale jaarlijkse opbouwpercentages worden aangepast. De structurele opbrengst van deze aanpassing bedraagt 0,7 mld. Op dit moment is voor kostwinnergezinnen met jonge kinderen (t/m 5 jaar) en gezinnen met een niet-werkende partner die is geboren voor 1/1/1972 de volledige algemene heffingskorting overdraagbaar. Dit wordt in 13 jaar versoberd: de uitzondering voor gezinnen met jonge kinderen komt geheel te vervallen. De leeftijdsgrens voor niet-werkende partners schuift op naar 1/1/1963. Zie 7. Via Vpb en Wbso wordt de lastenverzwaring als gevolg van 10 voor bedrijven teruggesluisd. Ter compensatie van lagere subsidies aan de uitgavenkant worden de lasten voor bedrijven met 0,5 mld via de Vpb en Wbso verlaagd. Het kabinet verbetert de SDE tot een meer efficiënte 'SDE+', voor een deel gefinancierd uit een opslag op de energierekening (elektriciteit en gas) en mogelijk voor een deel uit een kolen- en gasbelasting voor grote stroomproducenten (rekening houdend met het internationale speelveld en EU wetgeving). De verdeling van de opslag over burgers en bedrijven is in lijn met de opbrengst van de Energiebelasting (circa 50% burgers en 50% bedrijven) en evenredig verdeeld over gas en elektriciteit. Voor huurders van gereguleerde woningen met een huishoudinkomen tot 43.000 zal de maximale jaarlijkse huurstijging gelijk aan de inflatie zijn. De doorstroming op de huurmarkt wordt bevorderd door voor huurders van een gereguleerde woning, met een huishoudinkomen van meer dan 43.000 euro, jaarlijks een maximale huurstijging van inflatie+5% toe te staan. Dit gaat in per 1 juli 2011. Het aantal WWS-punten wordt in regio's met schaarste verhoogd met maximaal 25-punten, afhankelijk van de WOZ-waarde. Verhuurders, die meer dan 10 woningen verhuren, zullen bijdragen aan de huurtoeslag middels een jaarlijkse heffing met een opbrengst van 0,76 mld in 2015. Huurders van woningcorporaties krijgen het recht om hun woning tegen een redelijke prijs te kopen. De spaarloon- en levensloopregeling worden budgetneutraal geïntegreerd in een nieuwe vitaliteitsregeling. De ombuigingen in de cure leiden tot een lagere zvw-premie. Het terugdraaien van de verhoging van het eigen risico uit het basispad MLT impliceert een hogere nominale zvw-premie. De personele en materiele uitgaven van baten-lastendiensten en ZBO's zijn volledig toegerekend aan het moederdepartement. De taakstelling dient door het moederdepartement evenredig te worden doorbelast aan derde-departementen die bijdragen. Een afzonderlijke duidelijk zichtbare heffing naast de energiebelasting die geheven wordt overeenkomstig de energiebelasting (vgl systematiek zoals uiteengezet in punt 2 van de brief minister van EZ dd. 26 november 2009, Kamerstukken II 2009/10, 31 239, nr. 77) Een afzonderlijke duidelijk zichtbare heffing naast de energiebelasting die geheven wordt overeenkomstig de energiebelasting (vgl systematiek zoals uiteengezet in punt 2 van de brief minister van EZ dd. 26 november 2009, Kamerstukken II 2009/10, 31 239, nr. 77). Gedoogakkoord VVD-PVV-CDA Bijlage II PAGE PAGE 1