[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 zoekmachine] [wat is dit?]

Onderzoeksvoorstel tot het houden van een parlementaire enquête naar de crisismaatregelen die de Nederlandse overheid in de periode september 2008 tot en met januari 2009 heeft genomen om de acute problemen in het Nederlands financiële stelsel te bestrijden.

Parlementair onderzoek financieel stelsel

Bijlage

Nummer: 2010D39859, datum: 2010-10-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Aanbieding onderzoeksvoorstel tot het houden van een parlementaire enquête naar de crisismaatregelen die de Nederlandse overheid in de periode september 2008 tot en met januari 2009 heeft genomen om de acute problemen in het Nederlands financiële stelsel te bestrijden. (2010D39858)

Preview document (🔗 origineel)


KBO

Aan het Presidium

















Plaats en Datum	Den Haag,	11 oktober 2010

Betreft	Onderzoeksvoorstel Parlementaire Enquête Financieel Stelsel

Ons kenmerk	10-TCOFS-B-154

Bijlagen	1









	

Hierbij ontvangt u het onderzoeksvoorstel van de Tijdelijke commissie
onderzoek financieel stelsel. Het onderzoeksvoorstel behelst een nadere
uitwerking en invulling van het tweede deel van het parlementaire
onderzoek naar het financiële stelsel. De Tijdelijke commissie verzoekt
de Kamer in te stemmen met het verrichten van een parlementaire enquête
naar de crisismaatregelen die de Nederlandse overheid in de periode
september 2008 tot en met januari 2009 heeft genomen om de acute
problemen in het Nederlandse financiële stelsel te bestrijden. 

Namens de Tijdelijke commissie verzoek ik u het onderzoeksvoorstel voor
de parlementaire enquête ter besluitvorming door te geleiden naar de
Kamer.

De voorzitter van de Tijdelijke commissie onderzoek financieel stelsel

De Wit

De griffier van de Tijdelijke commissie onderzoek financieel stelsel

Van Leiden

 Onderzoeksvoorstel parlementaire enquête financieel stelsel

Inleiding

Aanleiding

De opdracht voor een parlementair onderzoek naar het financiële
stelsel, die de Tweede Kamer op 23 juni 2009 heeft vastgesteld, voorzag
in twee delen. Het eerste deel van het onderzoek is op 10 mei 2010
afgesloten met de aanbieding van het rapport ‘Verloren Krediet:
eindrapport parlementair onderzoek financieel stelsel’. In dit rapport
worden de oorzaken van de turbulente ontwikkelingen, de structurele
problemen en de in het verleden genomen maatregelen in het financiële
stelsel in kaart gebracht. Op basis hiervan zijn aanbevelingen gedaan
voor verdere structurele verbetering van het stelsel. 

Het tweede deel van het onderzoek zal zich – conform de
oorspronkelijke opdracht – richten op een beoordeling van de
crisismaatregelen die de Nederlandse overheid heeft genomen om de acute
problemen in het Nederlandse financiële stelsel te bestrijden. Zoals
was voorzien in de oorspronkelijke opdracht, waarin slechts een globaal
voorstel voor deel II was opgenomen, heeft de Tijdelijke commissie
onderzoek financieel stelsel (hierna: Tijdelijke commissie) aanleiding
gezien de opzet voor deel II aan te scherpen en in te vullen. Daarnaast
stelt de Tijdelijke commissie voor om deel II in de vorm van een
enquête uit te voeren. Onderhavig onderzoeksvoorstel gaat hier nader op
in.

Achtergrond

Eind 2007 werd de wereld opgeschrikt door snel toenemende problemen in
de financiële sector. Bedrijfseconomische risico’s in combinatie met
onzekerheid over de beoordeling en waardering van die risico’s leidden
tot een dalend vertrouwen in de financiële instellingen. Als gevolg
hiervan zijn verschillende instellingen in ernstige financiële
problemen gekomen en heeft het internationale financiële stelsel
aanzienlijk aan stabiliteit verloren.

Een adequaat functionerend financieel stelsel op mondiaal niveau is van
groot belang voor het functioneren van onze economie. De ontwikkelingen
van de afgelopen jaren hebben laten zien dat problemen in het
financiële stelsel grote invloed hebben op onze economie en onze
welvaart. Tegen deze achtergrond heeft de Tweede Kamer eind 2008
besloten tot het uitvoeren van een parlementair onderzoek naar de
ontwikkelingen, incidenten en overheidsmaatregelen in het financiële
stelsel.

Op 10 december 2008 is tijdens het plenaire debat over de gevolgen van
de kredietcrisis een motie ingediend, die de Tweede Kamer opriep een
parlementair onderzoek te starten naar de kredietcrisis. De stemming
over deze motie is aangehouden in afwachting van nader overleg tussen de
fracties over de opzet en planning van een dergelijk onderzoek. Op 29
april 2009 hebben de fractievoorzitters per brief hun uitgangspunten
voor een parlementair onderzoek naar de kredietcrisis kenbaar gemaakt.
Deze uitgangspunten zijn door een voorbereidende werkgroep uit de vaste
commissie voor Financiën gebruikt als basis voor een voorstel voor een
parlementair onderzoek naar het financiële stelsel. Op 23 juni 2009
heeft de Tweede Kamer de onderzoeksopdracht vastgesteld, waarna de
Tijdelijke commissie is ingesteld.

Leeswijzer

In paragraaf 2 worden de doel- en probleemstelling voor deel II
geformuleerd. In paragraaf 3 staan de globale onderzoeksvragen die op
basis van deze doel- en probleemstelling zijn opgesteld. Vervolgens
geeft paragraaf 4 een nadere beschrijving van de onderzoeksaanpak en
volgt daaruit een doorlooptijd en planning in paragraaf 5. In de
paragrafen 6 en 7 komen achtereenvolgens de kosten van het onderzoek en
de risico’s aan bod. Ten slotte beschrijft paragraaf 8 hoe de borging
van de kwaliteit van het onderzoek wordt vormgegeven.

Doel- en probleemstelling

De Tijdelijke commissie meent dat het specifieke onderwerp van deel II
– de crisismaatregelen – vraagt om een nadere toespitsing van de
doel- en probleemstelling van het onderzoek. Daarbij spelen de volgende
overwegingen een rol:

Procesbeoordeling en cijfermatige analyse

De Tijdelijke commissie is van mening dat een procesmatige beoordeling
van groot belang is. Centrale vraag hierbij luidt: Zijn, gegeven de
situatie op dat moment, de maatregelen op een zorgvuldige manier tot
stand gekomen, met inachtneming van de verschillende
verantwoordelijkheden, mogelijke alternatieven en aard en omvang van de
eventuele (financiële) risico’s?

De vraag hoe adequaat de maatregelen waren in termen van rechtmatigheid,
effectiviteit en doelmatigheid is niet eenduidig te beantwoorden. Zo is
het in de meeste gevallen te vroeg om een definitief oordeel te vellen
over hoe de maatregelen hebben uitgepakt. Daarbij houden analyses van
alternatieven altijd een speculatief karakter en gaan vergelijkingen met
het buitenland maar ten dele op. Een kader voor een eenduidige en
definitieve beoordeling is moeilijk te identificeren.

Bovenstaande wil niet zeggen dat een cijfermatige analyse en beoordeling
van de door de overheid genomen maatregelen niet mogelijk is. Mede op
grond van door het ministerie van Financiën, de Nederlandsche Bank
(DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) aan te leveren
documenten en met behulp van deskundigen kan een toekomstige
enquêtecommissie tot een oordeel komen. Daarbij geldt het uitgangspunt
dat een beoordeling plaatsvindt aan de hand van de kennis op het moment
dat de maatregel werd genomen.

Verantwoording over de periode dat de Tweede Kamer buitenspel stond

De Tijdelijke commissie is van mening dat het element van verantwoording
een belangrijke rol dient te spelen bij het onderzoek. Deel II richt
zich immers op de maatregelen, waarbij al of niet terecht de Tweede
Kamer onvoldoende was betrokken en die bovendien gepaard gingen met een
substantiële inzet van publieke middelen. 

Lessen voor de toekomst

De Tijdelijke commissie vindt dat deel II zich niet enkel moet richten
op terugblikken en verantwoording afleggen, maar ook vooruit moet kijken
naar wat er beter kan. De Tijdelijke commissie meent dat – in
navolging van deel I – gekeken moet worden hoe crisisbestendig het
gehele stelsel van toezicht op, interventie in, en regulering van het
financiële stelsel is. De bevindingen van deel II van het onderzoek
kunnen worden aangegrepen om de positie van de Tweede Kamer met
betrekking tot het financiële stelsel, en de toezichtstructuur in het
bijzonder te evalueren en, – indien nodig – te herdefiniëren.

De Tijdelijke commissie concludeert dat de algemene doelstelling, zoals
die oorspronkelijk in de onderzoeksopdracht voor deel I en deel II stond
geformuleerd, nog steeds van toepassing is. Deze algemene doelstelling
luidt als volgt:

Het parlementair onderzoek heeft uiteindelijk tot doel een bijdrage te
leveren aan het adequaat laten functioneren van het financiële stelsel
in het algemeen en in Nederland in het bijzonder.

Op grond van de hiervoor beschreven overwegingen stelt de Tijdelijke
commissie voor aanvullend een specifieke doelstelling voor deel II te
formuleren:

Doel van deel II van het onderzoek is tot inzicht en oordeelsvorming te
komen aangaande de crisismaatregelen die de Nederlandse overheid heeft
genomen in de periode van september 2008 tot en met januari 2009 en de
inzet van publieke middelen daarbij, teneinde lessen te trekken voor de
toekomst.

Hieruit volgt de volgende probleemstelling voor deel II: 

Hoe verliep de totstandkoming en implementatie van de crisismaatregelen
die de Nederlandse overheid heeft genomen in de periode van september
2008 tot en met januari 2009 en de daarmee gepaard gaande inzet van
publieke middelen?

De commissie dient zich hierover een oordeel te vormen en zal op grond
van haar bevinden komen met aanbevelingen.

Onderzoeksvragen

Op basis van de doel- en probleemstelling kunnen de volgende globale
onderzoeksvragen worden geformuleerd:

Beschrijving van de crisissituatie en de reacties daarop

Wat heeft zich bij de overheid en betrokken instanties afgespeeld in de
aanloop naar de crisismaatregelen?

Hoe zijn de maatregelen, die de overheid heeft genomen om de acute
problemen in het financiële stelsel te bestrijden, tot stand gekomen en
geïmplementeerd?

Wat waren de gevolgen van de genomen maatregelen?

Analyse, verantwoording en beoordeling

In hoeverre waren de maatregelen adequaat?

In hoeverre is de totstandkoming en implementatie van de maatregelen
zorgvuldig verlopen, waaronder de verantwoording richting Kamer?

In hoeverre hebben de betrokken instanties zorgvuldig gehandeld?

Lessen voor de toekomst

Hoe kunnen de publieke belangen bij een stabiele en gezonde financiële
sector beter worden geborgd, in het bijzonder in het geval van
crisissituaties?

Hoe kunnen de Europese en Nederlandse toezichtstructuren worden
verbeterd voor wat betreft het voorkomen van, en ingrijpen bij,
crisissituaties in het financiële stelsel?

Onderzoeksaanpak

Methode: casusonderzoek

Deel II van het onderzoek heeft de vorm van een casusonderzoek. De
verschillende maatregelen die de overheid heeft genomen om de acute
problemen in het Nederlandse financiële stelsel aan te pakken, worden
als afzonderlijke casussen benoemd en onderzocht. Methodologisch
betekent dit dat in eerste instantie de onderzoeksvragen per casus
worden beantwoord alvorens algemene conclusies en aanbevelingen
geformuleerd kunnen worden. 

Selectie casussen

Omwille van een beargumenteerde afbakening van het onderzoek heeft de
Tijdelijke commissie drie criteria geformuleerd voor de selectie van de
casussen. De criteria liggen in het verlengde van de doel- en
probleemstelling van het onderzoek. Voor elke casus die wordt meegenomen
in het onderzoek geldt dat ze aan de volgende drie criteria moet
voldoen:

Het betreft een ingrijpen van de overheid in de financiële sector;

De aard van het overheidsingrijpen: die maatregelen waarbij al of niet
terecht de Tweede Kamer onvoldoende was betrokken;

De vorm van de overheidssteun: die maatregelen die gepaard zijn gegaan
met substantiële inzet van publieke middelen.

Aan de hand van de criteria heeft de Tijdelijke commissie de volgende
interventies en arrangementen geselecteerd: 

Deelneming van de staat in Fortis/ABN AMRO;

Kapitaalverstrekkingsfaciliteit (ING, AEGON, SNS REAAL);

Garantiefaciliteit voor bancaire leningen (Fortis Bank Nederland, ING,
Lease Plan, SNS, NIBC, Achmea);

Verruiming van het depositogarantiestelsel;

Garanderen Icesave tegoeden en voorfinanciering van de uitkering
depositogarantiestelsel IJsland;

Back-up faciliteit ING.

Mede op basis van toetsing aan de criteria maken casussen als DSB, de
Eurocrisis, de pensioenfondsen en ingrepen van de Nederlandse overheid
in de reële economie geen deel uit van het onderzoek. Hiermee blijft
het onderzoek tegelijkertijd overzichtelijk en uitvoerbaar.

Betrokken actoren en instanties

De Tijdelijke commissie constateert dat in deel II van het onderzoek ten
minste de volgende actoren en instanties worden betrokken:

Het kabinet, in het bijzonder de minister van Financiën als
eindverantwoordelijke voor het financiële stelsel en toezichthouder op
de toezichtuitoefenende instanties;

De toezichtuitoefenende instanties DNB en AFM;

De hulpbehoevende financiële instellingen;

De Tweede Kamer als controlerende en medewetgevende instantie;

De Europese instanties, waaronder de Europese Commissie en de Europese
Centrale Bank;

Burgers en bedrijven.

Onderzoeksperiode

In principe behandelt deel II de periode waarin de verschillende
overheidsinterventies plaatsvonden: september 2008 tot en met januari
2009. Omdat de casussen allemaal verschillend zijn, is geen eenduidige
begin- en einddatum te geven voor de onderzoeksperiode. Uitgangspunt
voor het bepalen van een begin- en einddatum per casus is dat alleen
informatie bij het onderzoek wordt betrokken als ze relevant is voor het
beoordelen van de totstandkoming en implementatie van de
crisismaatregelen.

Fasering

Fase 1: Literatuurstudie en dossieronderzoek

Op basis van artikelen in de media, Kamerstukken en documenten van het
Ministerie van Financiën, DNB, en de AFM wordt onder meer in kaart
gebracht hoe de crisismaatregelen tot stand zijn gekomen en hoe de
Tweede Kamer daarbij is betrokken. Gedurende deze fase wordt ook advies
ingewonnen bij verschillende deskundigen om de eerste bevindingen te
duiden.

	

Fase 2: Besloten voorgesprekken 

Op basis van de literatuurstudie en het dossieronderzoek worden
voorlopige conclusies geformuleerd en een selectie gemaakt van uit te
nodigen personen voor de besloten voorgesprekken. Er worden
vragenlijsten opgesteld aan de hand waarvan de besloten voorgesprekken
worden gevoerd. 

Fase 3: Openbare verhoren

Op basis van de eerste twee fases wordt een concept eindrapportage
opgesteld, waarna een selectie gemaakt kan worden van uit te nodigen
personen voor de openbare of desgewenst besloten verhoren. Vragenlijsten
worden opgesteld aan de hand waarvan de genodigden worden gehoord.

Fase 4: Eindrapportage

Conclusies en aanbevelingen worden geformuleerd en de eindrapportage
wordt opgesteld en gepresenteerd. 

Fase 5: Afronding onderzoek

Er vindt een behandeling plaats van het eindrapport in de Tweede Kamer.
Het onderzoeksproces wordt geëvalueerd en documenten worden
gearchiveerd.

Instellen enquêtecommissie

De Tijdelijke commissie stelt de Kamer voor om deel II van het onderzoek
te laten plaatsvinden in de vorm van een parlementaire enquête. Ze
merkt op dat de Wet op de parlementaire enquête in 2008 is herzien. Er
heeft nog geen enquête plaatsgevonden onder deze nieuwe wet. Op basis
van deze wet ziet de Tijdelijke commissie voordelen bij een
parlementaire enquête in relatie tot het voorliggende
onderzoeksvoorstel. Deze voordelen liggen onder meer in de plicht tot
medewerking voor alle personen die in Nederland verblijf houden en alle
in Nederland gevestigde of hier bedrijfsactiviteiten uitoefenende
rechtspersonen. Tevens heeft het kunnen verhoren onder ede een
meerwaarde voor het inwinnen van de benodigde informatie in het geval
van de specifieke casussen. Ten slotte heeft de Kamer bij het debat over
het rapport deel I in grote meerderheid aangegeven voorstander te zijn
van het instellen van een enquêtecommissie.

Instellen onderzoeksstaf

De enquêtecommissie wordt ondersteund door een ambtelijke staf, die
bestaat uit een griffier, een adjunct-griffier, een commissieassistent,
een informatiespecialist, een jurist, een onderzoekscoördinator en vijf
onderzoekers. Deze staf ondersteunt de commissie in haar werkzaamheden
in logistieke zin, procesmatig en inhoudelijk. Het gaat daarbij onder
meer om het doen van onderzoek, het voorbereiden en begeleiden van
vergaderingen en gesprekken, en het opstellen van discussiestukken en
conceptrapportages. 

Looptijd en planning

Start deel II

De Tijdelijke commissie is, na daartoe de benodigde informatie te hebben
ingewonnen, van oordeel dat een start van deel II van het onderzoek niet
hoeft te worden uitgesteld vanwege ‘nieuwe branden’, grote
risico’s als het gaat om koersgevoelige informatie of rechtszaken, die
de overheid kunnen schaden en/of het onderzoek ernstig kunnen
bemoeilijken. 

Aanvankelijk was voorzien dat het tweede deel van het onderzoek
aansluitend aan het eerste deel kon worden uitgevoerd. Mede door de
tussentijdse verkiezingen, waardoor de plenaire behandeling van het
rapport over deel I pas op 14 en 16 september 2010 in de Tweede Kamer
heeft plaatsgevonden, heeft de Tijdelijke commissie zich vanaf half
september kunnen buigen over de start en opzet van deel II. Gezien het
advies van de Tijdelijke commissie om voor de uitvoering van deel II een
enquêtecommissie in te stellen, kan het onderzoek direct na installatie
van deze commissie van start gaan. In onderstaande planning van het
onderzoek is ervan uitgegaan dat deze installatie uiterlijk begin
november plaatsvindt. 

Doorlooptijd

De doorlooptijd van deel II van het onderzoek wordt geschat op 14
maanden. De Tijdelijke commissie is – mede op basis van haar
ervaringen met deel I – tot deze planning gekomen op grond van de
overweging dat het casusonderzoek zowel kwantitatief als kwalitatief
veeleisend en tijdrovend is. Daarbij is het noodzakelijk het
dossieronderzoek voor elke casus af te ronden voordat met besloten
gesprekken kan worden gestart. Er moet voldoende tijd voor
overkoepelende analyses worden ingeruimd om vragen te kunnen formuleren
aan de betrokkenen. Dit laatste geldt ook voor de voorbereiding op de
openbare verhoren. 

Er blijft altijd een risico aanwezig dat door onvoorziene omstandigheden
of overmacht de planning moet worden bijgesteld. In dat geval zal een
nieuw planningsvoorstel worden ingediend.

In het volgende overzicht is een globale planning weergegeven.

Globale planning:

November 2010 – februari 2011	Literatuurstudie en dossieronderzoek 

Kerstreces vrijdag 17 december t/m maandag 10 januari

				Krokusreces vrijdag 18 t/m maandag 28 februari

Maart 2011			Voorbereiding besloten voorgesprekken		

									

April 2011			Besloten voorgesprekken

										

				Meireces vrijdag 29 april t/m maandag 16 mei

Mei – augustus 2011		Voorbereiding openbare/besloten verhoren	

Zomerreces vrijdag 1 juli t/m maandag 5 september

							

September 2011			Openbare/besloten verhoren

				Herfstreces – exacte data nog niet bekend

										

Oktober – november 2011		Eindrapportage

					

December 2011			Presentatie eindrapportage en afronding onderzoek

Begroting 

Voor het totale onderzoek deel I en II, met een voorziene looptijd van
15 maanden, was oorspronkelijk een bedrag begroot van € 1,544 mln.,
waarvan ca. een derde voor deel II. De kosten van deel II van het
onderzoek, zoals voorgesteld in de vorm van een parlementaire enquête,
worden geschat op een bedrag van € 1,430 mln. Dit bedrag valt daarmee
hoger uit dan voorzien bij de instelling van de Tijdelijke commissie.
Dat komt voornamelijk door de langere doorlooptijd en doordat er sprake
is van een parlementaire enquête. Bij de eerst mogelijke wijziging van
de begroting van de Tweede Kamer zullen de benodigde middelen worden
toegevoegd aan de begroting, conform artikel 3 van de Wet op de
parlementaire enquête 2008. De begroting voor deel II van het onderzoek
is afgestemd met de stafdienst Financieel Economische Zaken (FEZ) van de
Tweede Kamer.

Risico’s

De Tijdelijke commissie is zich bewust van mogelijke risico’s die
spelen met betrekking tot het onderzoek in deel II. Het gaat onder meer
om de verhouding van het onderzoek tot andere (gerechtelijke) procedures
en de omgang met vertrouwelijke en koersgevoelige informatie. 

Gezien de onderzoeksopzet zal de informatie die een enquêtecommissie
ontvangt zeer waarschijnlijk koersgevoelige informatie kunnen bevatten.
Voor de omgang met dergelijke informatie biedt de Wet op de
parlementaire enquête 2008 handvatten. Zo is in de wet opgenomen hoe om
te gaan met vertrouwelijke informatie. Daarnaast zijn er extra
waarborgen te bieden die meer zekerheid geven over een zorgvuldige
behandeling van deze informatie. Te denken valt aan een
‘complianceregeling’ voor de onderzoeksstaf van de commissie. 

In verband met een mogelijke samenloop met strafrechtelijke,
civielrechtelijke of andere procedures onderkent de commissie mogelijke
risico’s in termen van vertraging van het onderzoek of dat niet alle
informatie verkregen kan worden in het belang van parallel aan het
onderzoek lopende gerechtelijke procedures. De Wet op de parlementaire
enquête 2008 biedt ook hier aanknopingspunten, waaronder de
mogelijkheid om afspraken te maken met het Openbaar Ministerie in geval
van een strafrechtelijk onderzoek. Er spelen echter ook
civielrechtelijke procedures waarbij de Staat is betrokken. Het is aan
de enquêtecommissie om in deze gevallen een analyse te maken van
daadwerkelijke risico’s voor betrokken partijen en zo nodig daarover
afspraken te maken.

Ten slotte dient de enquêtecommissie afspraken te maken met de vaste
commissie voor Financiën over de (mogelijke) samenloop van
werkzaamheden. De enquêtecommissie zal de lopende ontwikkelingen inzake
het financiële stelsel en de bancaire sector aandachtig moeten volgen
om met haar aanbevelingen aan te kunnen sluiten bij de actuele situatie.

Kwaliteitsborging

Voor de kwaliteitsborging van deel II van het onderzoek wordt – net
als bij deel I – onder meer gebruik gemaakt van een klankbordgroep van
externe deskundigen op het terrein van het financiële stelsel. Zij
zullen de commissie kunnen voorzien van adviezen over de aanpak en
uitvoering van het onderzoek en de resultaten.

 Kamerstuk 31 980, nr. 1.

 Kamerstuk 31 980, nr. 4.

 Kamerstukken II, 31 371, nr. 66.

 Handelingen II, 10 december 2008, 35-3059 t/m 35-3104.

 Parlisnummer 2009Z08753.

 Kamerstuk 31 980, nr. 1.

 Kamerstuk 31 980, nr. 1.

 Toepassing van de criteria leidt tot een iets andere invulling van de
casussen dan in de oorspronkelijke onderzoeksopdracht stond
geformuleerd. Zo valt het verbod op short selling van 22 september 2008
buiten het onderzoek (voldoet niet aan criterium nr. 3) en wordt het
garanderen van de Icesave tegoeden en voorfinanciering van de uitkering
depositogarantiestelsel IJsland van 11 oktober 2008 wel meegenomen. Het
aantal casussen blijft hiermee onveranderd.

 Dit waren de uitgangspunten zoals geformuleerd in de oorspronkelijke
onderzoeksopdracht, die ertoe zouden kunnen leiden de start van het
onderzoek uit te stellen (Kamerstuk 28 244, nr. 1).

  



Tijdelijke commissie onderzoek financieel stelsel 











	Vervolg Brief

	Bladzijde	  PAGE  11 



  



Tijdelijke commissie onderzoek financieel stelsel





Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Lange Houtstraat 1

Den Haag

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

Tel:	070-318 5070

E-mail:	tcofs@tweedekamer.nl