[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eerste bericht van de commissie-Samson

Bijlage

Nummer: 2010D39970, datum: 2010-10-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Eerste bericht van de commissie-Samson (Deze brief is twee maal aangeboden door verschillende ministeries en is gedrukt onder 32500 VI, nr.5) (2010D39967)

Preview document (🔗 origineel)


Eerste bericht van de commissie-Samson

Seksueel misbruik van kinderen die van overheidswege vanaf 1945 in
instellingen en pleeggezinnen zijn geplaatst

Datum: 23.09.2010

INHOUDSOPGAVE

Inleiding

Onderzoeksaanpak

2.1. Definitie

2.2. Onderzoeksvragen

2.3. Hoorzittingen

2.4. Onderzoeksbereik

2.5. Conclusies en aanbevelingen

Meldpunt

Hulp

Volgende berichten

Bijlagen

Brieven aan de Tweede Kamer

Samenstelling commissie-Samson

Toekomstige rapportage commissie-Samson

Afspraken met het OM

1. Inleiding

Dit is het eerste openbare tussenbericht van de commissie-Samson aan
haar opdrachtgevers de Ministers van Jeugd en Gezin en van Justitie. De
commissie doet onderzoek naar seksueel misbruik van minderjarigen die
sedert 1945 onder verantwoordelijkheid van de overheid in de jeugdzorg
zijn geplaatst. Het begrip jeugdzorg wordt in dit bericht als
verzamelbegrip voor jeugdinstellingen en pleeggezinnen gehanteerd (zoals
omschreven in TK 2009-2010, 32 123 VI, nr. 119). De werkzaamheden van
deze commissie vinden plaats parallel aan het onderzoek van de
commissie-Deetman (over seksueel misbruik van kinderen in de RK kerk).

De commissie-Samson is geïnstalleerd tijdens haar eerste vergadering op
10 augustus 2010. De tweede bijeenkomst heeft op 20 september
plaatsgevonden. Het resultaat van die vergaderingen ziet u terug in dit
eerste bericht. De commissie gaat de komende anderhalf jaar regelmatig
over de uitgevoerde werkzaamheden publiceren. Dit doet zij om tegemoet
te komen aan de grote maatschappelijke aandacht voor het onderwerp.
Kinderen moeten in veiligheid kunnen opgroeien. En dat geldt nog meer
waar de overheid zelf een grote verantwoordelijkheid heeft als zij
kinderen uit huis plaatst!

Aanleiding voor het instellen van de onderzoekscommissie waren de
meldingen van seksueel misbruik van kinderen die in de jaren vijftig en
zestig door de kinderbescherming in katholieke instellingen waren
geplaatst. Tijdens het overleg met de Tweede Kamer dat op 1 april jl.
heeft plaatsgevonden is door de ministers van Justitie en voor Jeugd en
Gezin een grondig en onafhankelijk onderzoek naar de gang van zaken
toegezegd. Dit onderzoek dat zich over een langere periode uitstrekt
gaat over:

de signalen van vermeend seksueel misbruik,

de vraag in hoeverre dit bij overheidsinstanties bekend was en

hoe met deze kennis is omgegaan.

Overigens heeft de commissie nadrukkelijk in haar taakopdracht
meegekregen dat als zij heden ten dage tekortkomingen constateert, zij
met aanbevelingen mag komen (zie voor meer informatie bijlage 1).

Op 28 april 2010 is aan de Tweede Kamer gemeld dat de commissie onder
leiding zal komen te staan van oud-procureur-generaal mevrouw mr. H.W.
Samson-Geerlings. Daarna zijn de leden aangezocht (zie voor meer
informatie bijlage 2). De commissie heeft zelf op dit moment de indruk
dat zij al veel kennis in huis heeft. Dat strekt zich uit over
strafrecht, geschiedenis van instellingen, geweld, criminaliteit,
seksueel misbruik, governance en methoden en technieken van onderzoek.
Mocht er nog een lacune blijken, dan is in de instellingsbeschikking de
mogelijkheid opengelaten om de commissie uit te breiden.

De opbouw van dit eerste bericht van de commissie is de volgende:

na de inleiding in hoofdstuk 1 wordt in hoofdstuk 2 de onderzoeksaanpak
van de commissie geschetst en methodologisch ingekaderd. Deze aanpak zal
de leidraad van het onderzoek zijn.

in hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het Meldpunt Seksueel Misbruik dat
sinds 19 juli 2010 is ingesteld en het commissiewerk ondersteunt. De
oprichting werd aan de Tweede Kamer gemeld bij brief van 16 juli jl.

veel meldingen van slachtoffers bevatten tegelijkertijd een vraag om
hulp. De commissie-Samson is geen hulpverleningsinstantie, maar heeft
oog voor de hulpvraag als uit een melding blijkt dat er hulp nodig is.
In hoofdstuk 4 staat daarom vermeld hoe met hulpvragen wordt omgegaan.

hoofdstuk 5 eindigt met een doorkijkje naar volgende berichten.

2. Onderzoeksaanpak

De onderzoeksaanpak van de commissie is een veelsoortige. Onderstaand
wordt een wat uitgebreidere verantwoording van de keuzes die de
commissie tot nu heeft gemaakt toegelicht.

2.1 Definitie

In dit onderzoek wordt onder seksueel misbruik verstaan:

Seksueel misbruik van kinderen is seksueel contact van (jong)
volwassenen met kinderen jonger dan 18 jaar (tot 1988 21 jaar). Deze
lichamelijke contacten zijn tegen de zin van het kind of zonder dat het
kind deze contacten kan weigeren. Daders zetten het kind emotioneel
onder druk, dwingen het kind of weten door hun overwicht te bereiken dat
het kind geen nee durft te zeggen tegen seksuele toenaderingen. Voor het
onderzoek naar seksueel misbruik van jeugdigen die op gezag van de
overheid in instellingen of pleeggezinnen zijn geplaatst, wordt hier
onder tevens begrepen seksueel misbruik van groepsgenoten waartegen de
volwassene uit hoofde van zijn functie bescherming had moeten bieden.

2.2 Onderzoeksvragen

In bijlage 3 is op schematische wijze aangegeven hoe de commissie te
zijner tijd in grote lijnen wil rapporteren. Hieraan liggen volgende
keuzen ten grondslag:

Historische context

Er zal geen beschrijving en oordeel worden gegeven over seksueel
misbruik zonder dit in een breder kader plaatsen. Hiermee worden de
belangrijke maatschappelijke en professionele ontwikkelingen van de
afgelopen 60 jaar bedoeld. De commissie zal ingaan op de achtergronden
van de gezinnen van waaruit kinderen door de overheid uit huis geplaatst
werden en ook op de wat algemenere vraag naar de behandeling van
kwetsbare kinderen uit gezinnen met een zwakkere sociaaleconomische
achtergrond. Op welke manier werden besluiten genomen over de toewijzing
aan een pleeggezin of een jeugdinrichting en hoe was de cultuur binnen
de jeugdzorg, zijn belangrijke vragen voor het werk van deze commissie.

Het denken over de onderwerpen seksuele moraal en seksueel misbruik is
in de afgelopen zestig jaar sterk veranderd. Voor het onderzoek zullen
de belangrijkste wijzigingen in het denken over dit onderwerp en
mogelijke gevolgen hiervan in kaart worden gebracht (ook het feit dat
het onderwerp seksueel misbruik in de afgelopen twintig jaar een steeds
gevoeliger thema werd). Hierbij zal aan de orde komen dat de ernst en de
schade van seksueel misbruik de afgelopen twintig jaar steeds breder
onderkend werd.

Deze brede schets zou zonder de ontwikkelingen met betrekking tot de
hulpverlening onvolledig zijn. Hoe ontwikkelde zich de jeugdzorg in
relatie tot de algemene ontwikkeling van het openbaar bestuur in
Nederland en de zich kritisch opstellende burger? Met behulp van deze
vragen zullen ook mogelijke gevolgen voor de hulpverlening worden
verduidelijkt omdat er een interpretatiekader voor vragen bij de
uitvoering van het beleid en de toerusting van hulpverleners kan
ontstaan.

Ontwikkeling en uitvoering formele kaders

Belangrijk voor het oordeel over seksueel misbruik zijn vooral ook de
formele kaders en de uitvoering hiervan. De ontwikkeling van de
wettelijke regels en de overheidsverantwoordelijkheid zullen nauwkeurig
worden omschreven. Hoe zag de bevoegdheids- en verantwoordingsverdeling
eruit op het moment van plaatsing? Welke procedures werden bij
plaatsingen, signalering van misbruik, klachten en aangiftes bij de
politie gehanteerd? Aan de hand van deze vragen zal een duidelijk beeld
over de feitelijke gang van zaken worden geschetst.

Al deze vragen zijn belangrijk om te stellen. Want als dit kader niet
duidelijk is, kan daar in de praktijk van de hulpverlening niet mee
gewerkt worden. Bij de beschrijving van het formele kader zal een
duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen het formele kader zoals dat
gold en geldt voor kinderen in jeugdinstellingen en voor kinderen in
pleeggezinnen. Dat komt in twee aparte hoofdstukken naar voren.

Aard van het misbruik en de omgang ermee

Ook bij de feitelijke omschrijving van seksueel misbruik van kinderen
zal onderscheid worden gemaakt tussen jeugdinstellingen en
pleeggezinnen. De gemelde seksuele handelingen zullen zo nauwkeurig
mogelijk in beeld worden gebracht. Aan de hand van de gebruikte casus
zal bovendien worden nagegaan welke gevolgen het misbruik voor deze
kinderen had en wat de relatie tot de dader was.

Een vraag is tevens in hoeverre het misbruik bekend was bij de
verantwoordelijken in de instellingen en bij de (gezins)voogden. Er is
tot nu weinig bekend over het optreden door de daartoe geëigende
instanties. De commissie zal in het bijzonder ook letten op seksueel
misbruik bij kinderen met een beperking, voor zover zij door de
kinderrechter uit huis zijn geplaatst.

Methodologie

Het onderzoek kent enkele methodologische en ethische vraagstukken. Niet
alle op het meldpunt ontvangen data zijn even betrouwbaar (zie hoofdstuk
3). Hoe werken herinneringen aan nare of traumatische gebeurtenissen die
zoveel jaar na dato worden verteld of die betrekking hebben op misbruik
op zeer jonge leeftijd? Wat kan er waar zijn van verhalen van
meld(st)ers die zelf verwikkeld zijn in een ‘vechtscheiding’? Hoe
beïnvloeden traumatiserende ervaringen de herinnering? Naar verwachting
zullen cross-validaties nodig zijn. Een moeilijk vraagstuk zal worden de
inschatting van de kwantitatieve omvang van het aantal seksueel
misbruikte kinderen in de jeugdzorg.

Niet alle door het meldpunt ontvangen casus zullen in de casestudy van
het rapport worden gebruikt, maar ze zijn wél nodig om het onderzoek
preciezer te maken, verdiepende vragen te kunnen stellen en om de focus
te bepalen (tijdvak, geografisch, aard). Ook kan het zijn dat bepaalde
jeugdinstellingen vaker naar voren komen of dat veel klachten over een
bepaalde toezichthoudende instantie worden ontvangen. Dat soort
meldingen helpt de commissie om met aanvullend onderzoek algemene en zo
nodig specifieke conclusies te trekken over de feitelijke gang van
zaken.

Onduidelijk is op dit moment in hoeverre archief-/dossieronderzoek
behulpzaam kan zijn (m.n. als de neiging bestond of bestaat om bekende
gevallen van seksueel misbruik onvoldoende serieus te nemen). De
commissie zal proberen deze vraagstukken te behandelen en daarbij de
uitgangspunten in recente internationale studies en eerdere
belangwekkende studies zoals van N. Draijer, F. Lamers-Winkelman, R. v.
IJzendoorn betrekken.

2.3 Hoorzittingen

De commissie-Samson zal gedurende de looptijd van het onderzoek mensen
horen. Hiervoor worden niet alleen slachtoffers en daders benaderd. Ook
mensen die werkzaam zijn en waren bij de betrokken instellingen,
ambtenaren en andere betrokkenen kunnen door de commissie worden
verzocht om hun verhaal bij de commissie te doen. Hierdoor zullen
achtergronden over het seksuele misbruik en het functioneren van de
jeugdzorg en het toezicht op de jeugdzorg duidelijk worden.

2.4 Onderzoeksbereik

Het onderzoeksterrein van de commissie is behoorlijk breed en het
onderzoek bestrijkt een groot tijdvak. Het onderzoeksbereik is beperkt
tot lichamelijke contacten. Mede gezien de taakopdracht onderzoekt de
commissie niet het seksuele misbruik bij kinderen die vrijwillig in
instellingen of pleeggezinnen geplaatst zijn. Ook gaat zij niet in op
seksueel misbruik in andere sectoren. Hetzelfde geldt voor seksueel
misbruik van kinderen in hun eigen leefomgeving door familieleden,
bekenden of vreemden.

De commissie onderzoekt niet de vrijwillige plaatsingen in katholieke
instellingen. Dat doet de commissie-Deetman. Wél onderzoekt de
commissie-Samson de niet-vrijwillige plaatsingen in katholieke
instellingen. Zij onderhoudt dan ook contact met de commissie-Deetman
die namens de Nederlandse bisschoppen en religieuzen is ingesteld. Beide
commissies zijn onafhankelijk. Als er raakvlakken zijn in het onderzoek
(bijvoorbeeld als de Raad voor de Kinderbescherming of de Kinderrechter
zich bemoeide met een katholieke instelling) wordt deze kennis gedeeld.
Hetzelfde geldt voor literatuuronderzoek.

2.5 Conclusies en aanbevelingen

Het onderzoek leidt uiteindelijk tot conclusies en aanbevelingen waarbij
de commissie een nadrukkelijk onderscheid wil maken tussen de wat oudere
en de recente gevallen van seksueel misbruik. Bij het Meldpunt zijn veel
meldingen over recente en zelfs actuele gevallen van seksueel misbruik
binnengekomen. De commissie zal op basis van de eerste indrukken
beleidsmatige aanbevelingen voor de toekomst doen. 

De commissie-Samson zal zich niet begeven op het terrein van politieke
afwegingen inzake individuele of collectieve claims of het
mogelijkerwijs maken van een gebaar richting slachtoffers.

3. Meldpunt

Sedert 19 juli 2010 functioneert een Meldpunt seksueel misbruik voor
slachtoffers, daders en professionals. Het nummer van het Meldpunt is
070-3765872. Het telefonisch meldpunt is geopend van maandag tot en met
vrijdag, van 9.30 uur tot 13.00 uur en van 14.00 uur tot 16.30 uur. De
beller kan hierbij aangeven dat zijn melding anoniem is.

Daarnaast is het ook mogelijk een melding te doen via een e-mail naar  
HYPERLINK "mailto:meldpunt@comsamson.nl"  meldpunt@comsamson.nl . Het
verzoek is dan om de melding te doen via een bepaald format van vragen
dat op de website (www.onderzoek-seksueel-kindermisbruik.nl) te zien is.
Tenslotte zijn meldingen per brief mogelijk. Deze kunnen worden gestuurd
naar Commissie-Samson, Postbus 13151, 2501 ED Den Haag.

Het Meldpunt is tot nu toe hoofdzakelijk via de telefoon benaderd. Elke
keer dat het telefoonnummer in de landelijke en regionale media
verschijnt, wordt er in ruime mate gebeld. In twee maanden zijn er circa
honderd meldingen per telefoon binnengekomen. Een groot deel daarvan
betreft een geval van misbruik van de laatste jaren. Blijkbaar voldoet
het Meldpunt aan een behoefte.

Het grootste deel van de meldingen zijn meldingen van slachtoffers of
hun ouders. Indirecte meldingen via andere familieleden of van bekenden
of hulpverleners zijn er niet zoveel.

Veel mensen vertellen voor het eerst hun verhaal. Iets wat hen in hun
jeugd overkomen is en hun leven bepaald heeft. Men heeft vaak het
gebeurde een plek kunnen geven en is blij om zijn of haar levensverhaal
te kunnen vertellen. “Want dit mag anderen niet overkomen wat mij
overkomen is”, sluit men vaak af.

Mensen die hun verhaal via het meldpunt van de commissie hebben gedaan,
kunnen door de commissie worden teruggebeld (om bijvoorbeeld nadere
informatie voor het onderzoek te verkrijgen). De commissie ziet de
meldingen vooral als een mogelijkheid om de gang van zaken in
jeugdinstellingen of in pleeggezinnen te typeren en een mogelijke
indicatie over de frequentie van misbruik te verkrijgen. De commissie
zal een aantal meldingen gebruiken dat exemplarisch is voor seksueel
misbruik van kinderen uit de onderzoeksdoelgroep. Mocht de commissie
naar aanleiding van deze informatie aanleiding zien voor het maken van
een afspraak om iemand te horen, dan wordt deze afspraak, in overleg met
degene die de melding heeft gedaan, gemaakt.

Andere bellers lopen vast met een melding bij autoriteiten, voelen zich
niet gehoord, het misbruik wordt ontkend of gebagatelliseerd. Zij
benaderen de commissie om wijziging in deze onbevredigende toestand te
krijgen. Men krijgt iets niet voor elkaar bij de betreffende instelling,
voogd, Raad voor de Kinderbescherming, Inspectie Jeugdzorg, de politie
etc. De commissie hanteert in deze de volgende lijn: de commissie zal op
verstandige wijze actie ondernemen richting de betrokken instantie
zonder in hun verantwoordelijkheden te willen treden.

Dit ligt anders als er bij het Meldpunt over een lopend schrijnend geval
van seksueel misbruik wordt bericht. Daar zal de commissie, eventueel
tegen de wens van de melder in, versneld actie op ondernemen richting
het Openbaar Ministerie en de Raad voor de Kinderbescherming.

De commissie wil op dit punt ook graag weergeven hoe melders aangifte
kunnen doen want daar blijkt bij de melders onduidelijkheid over te
bestaan. De politie houdt altijd eerst een informatief gesprek waarbij
wordt geïnventariseerd of een strafzaak enige kans van slagen heeft
(bijv. zijn er verifieerbare elementen?). Een afweging is ook altijd of
het proces te belastend kan zijn voor het slachtoffer. Pas als een
slachtoffer zelf een verklaring bij de politie heeft getekend is de
aangifte officieel.

Uitgangspunt is dat de melder zelf aangifte doet en moet instemmen met
het doorsturen van materiaal door de commissie. De commissie zal alleen
in schrijnende gevallen waarbij het misbruik door blijft gaan, eventueel
tegen de wens van de melder in, het OM en de Raad voor de
Kinderbescherming hierover informeren.

Hoofdstuk 4: Hulp

Met betrekking tot seksueel misbruik van minderjarigen, die onder
verantwoordelijkheid van de overheid in instellingen of pleeggezinnen
zijn geplaatst, kan de commissie zelf geen individuele begeleiding of
professionele hulp aanbieden. Wél heeft de commissie contact opgenomen
met instanties die daarvoor goed toegerust zijn.

Mochten bellers in hun jeugd slachtoffer zijn geweest van seksueel
misbruik en om hulp vragen, dan wordt doorverwezen naar Slachtofferhulp
Nederland, telefoonnummer 0900 – 999 90 01,   HYPERLINK
"http://www.slachtofferhulp.nl"  www.slachtofferhulp.nl .

Mocht er op dit moment sprake zijn van seksueel misbruik van
minderjarigen, dan wordt de melder gewezen op het Advies & Meldpunt
Kindermishandeling, telefoonnummer 0900 – 123 12 30,   HYPERLINK
"http://www.amk-nederland.nl"  www.amk-nederland.nl .

Hoofdstuk 5: Volgende berichten

De commissie zal periodiek openbare berichten aan haar opdrachtgevers
uitbrengen. Mensen willen met recht graag weten welke richting de
commissie inslaat. Dit bericht geeft hopelijk voor velen een eerste
indruk over het werk van de commissie. De commissie doet dat temeer
omdat met een redelijk lange onderzoeksduur rekening gehouden moet
worden. Er is sprake van een complexe opdracht op een terrein waar in
Nederland nog niet veel onderzoek is gedaan. Archieven ontbreken veelal,
afgesloten dossiers zijn niet gemakkelijk voorhanden en er is tot op
heden verhoudingsgewijs weinig historisch-sociologisch onderzoek op dit
terrein uitgevoerd. Het onderwerp van onderzoek bestrijkt een groot
tijdvlak en heeft betrekking op de herinneringen van kinderen van
vroeger en de ervaringen van nu. Zoals gezegd gaat dit onderzoek gepaard
met de nodige methodologische uitdagingen. Waar mogelijk werkt de
commissie met tussenrapporten.

Het volgende bericht zal begin december verschijnen. Daarin zal worden
ingegaan op de concrete planning van de verschillende
onderzoeksproducten. Een vaste en steeds actuele bron van informatie
voor geïnteresseerden vormt de website van de commissie die vanaf medio
september operationeel is geworden. De website is te bereiken op  
HYPERLINK "http://www.onderzoek-seksueel-kindermisbruik.nl/" 
www.onderzoek-seksueel-kindermisbruik.nl 

Bijlage 1

Officiële bekendmakingen

Instellingsbeschikking (Staatscourant, nr. 13487, 1 september 2010)

Mededeling van 16 juli 2010 over de samenstelling van de commissie (TK
32 123 VI, Nr. 119)

Mededeling op 28 april 2010 dat mevr. Samson de commissie voorzit (TK 32
123 VI, nr. 101)

Toezegging op 31 maart 2010 van Ministers Hirsch Ballin en Rouvoet om
een commissie in te stellen is van 1 april 2010 (TK 32 123 – VI, nr.
91)

Bijlage 2

Samenstelling commissie-Samson

Mevrouw mr. H.W. (Rieke) Samson-Geerlings

Voorzitter Rieke Samson heeft een loopbaan binnen het Openbaar
Ministerie. Na haar Raio-opleiding is zij gestart als
substituut-Officier van Justitie bij het arrondissementsparket in
Rotterdam en is zij opgeklommen tot Procureur-generaal. In december 2009
heeft zij afscheid genomen als Procureur-generaal.

Rieke Samson heeft verschillende nevenfuncties vervuld. Binnen het
Openbaar Ministerie was zij voorzitter van de adviserende Landelijke
Selectiecommissie Opsporingsberichtgeving en voorzitter van de werkgroep
aanpak zware milieucriminaliteit. Voorts was zij van april 1996 tot
januari 1999 bestuurslid van de Otto Gerhard Heldringstichting te Zetten
en de Dr. Wouter Laurensstichting “De Dreef” te Wapenveld. Ook was
zij voorzitter van de Commissie seksuele intimidatie Justitie.

Binnen de commissie is Rieke Samson de deskundige op het terrein van de
strafrechtelijke consequenties van seksueel misbruik van kinderen.

Mevrouw dr. P.C.M. (Nelleke) Bakker

Commissielid Nelleke Bakker is historica en universitair hoofddocent
pedagogische wetenschappen en onderwijskunde aan de Rijksuniversiteit
Groningen. Zij doceert historische pedagogiek. Zij is in 1995
gepromoveerd op een studie naar opvoedingsidealen in Nederland tussen
1845 en 1925. In 2006 publiceerde zij samen met twee andere historisch
pedagogen het overzichtswerk Vijf eeuwen opvoeden in Nederland. Idee en
praktijk 1500-2000 (Van Gorcum). Zij verricht en begeleidt onderzoek op
het gebied van de geschiedenis van opvoeding, onderwijs en zorg in
Nederland in de twintigste eeuw.

Nelleke Bakker is daarnaast voorzitter van de Belgisch-Nederlandse
Vereniging voor de Geschiedenis van Opvoeding en Onderwijs en was
jarenlang redacteur van het Jaarboek voor de Geschiedenis van Opvoeding
en Onderwijs en van het wetenschappelijke tijdschrift Pedagogiek.

Binnen de commissie is Nelleke Bakker de deskundige op het gebied van de
geschiedenis van de kinderbescherming en van de veranderende
maatschappelijke en culturele context waarbinnen deze plaats vond.

Mevrouw prof.dr.mr. C.C.J.H. (Catrien) Bijleveld

Commissielid Catrien Bijleveld is hoogleraar criminologie aan de
Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Vrije Universiteit. Zij werkt
verder als senior onderzoeker bij het Nederlands Studiecentrum
Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR). Haar loopbaan speelt zich af
in het wetenschappelijk onderzoek. In 1986 studeerde zij cum laude af in
Methoden en Technieken van sociaal wetenschappelijk onderzoek. In 1989
promoveerde zij op de analyse van categorische tijdsreeksen. In 2002
studeerde zij cum laude af in de rechtsgeleerdheid aan de Universiteit
Leiden.

Catrien Bijleveld is deskundig op het gebied van methoden en technieken
van criminologisch onderzoek en criminele carrières, met name van
zedendelinquenten en vrouwen.

Binnen de commissie is Catrien Bijleveld de deskundige ten aanzien van
methodologische en criminologische vraagstukken.

Mevrouw dr. S. (Sietske) Dijkstra

Commissielid Sietske Dijkstra is psycholoog en sinds 2007 lector
Huiselijk geweld en vrouwenopvang aan Avans Hogeschool in Breda en Den
Bosch. Daarnaast leidt ze sinds 1998 haar bureau Dijkstra, toegespitst
op geweld in relaties en de rol van professionals daarbij. Met tal van
samenwerkingspartners voert ze praktijkgericht onderzoek uit en richt ze
zich op scholing en advisering.

Van 1991 tot 2000 was zij werkzaam bij de Universiteit Utrecht als
onderzoeker en docent. In 2000 promoveerde zij op de biografische studie
Met vallen en opstaan, een onderzoek naar de invloed van geweld in de
kindertijd op het latere relationele leven van vrouwen en mannen.

Sietske Dijkstra is binnen de commissie de specialist om de gevolgen van
seksueel misbruik op de verdere ontwikkeling van het slachtoffer goed te
kunnen begrijpen.

Prof.dr. G.D. (Goos) Minderman 

Commissielid Goos Minderman is hoogleraar Public Governance aan de
Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde van de Vrije
Universiteit in Amsterdam. Hij is directeur van het Jelle Zijlstra
Center voor Public Control and Governance waarbij zijn aandachtsgebied
is gericht op bestuurlijke ontwikkelingen in het Nederlandse middenveld
van non-profitorganisaties, tegen de achtergrond van de internationale
governancetheorieën. Na een loopbaan bij de ministeries van Financiën
en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, stapte hij in 1998 over naar de
Vrije Universiteit. In 2000 promoveerde hij te Utrecht op de dissertatie
getiteld: Tweede Kamer en Rijksfinanciën, een studie naar parlementaire
sturing van rijksfinanciën.

Goos Minderman maakt in 2006-2007 deel uit van de Eerste Kamer voor
GroenLinks. Van 2007-2009 was hij lid van de Raad van Toezicht van
Stichting Rentray (Jeugdzorg). Hij is voorzitter van de
monitoringscommissie governancecode voor woningbouwcorporaties,
voorzitter van de geschillencommissie governance in het MBO, lid van het
presidium van de Conference of European Churches (Genève/Brussel) en
lid van de Raad van Toezicht van het Westfriesgasthuis te Hoorn.
Minderman is al vele jaren gastdocent public governance en openbare
financiën bij de Universiteit Leiden/Campus Den Haag, stuurgroeplid van
het Sarpahati Network for Public Leadership in Stellenbosch
(Zuid-Afrika) en member of the advisory board van het Center for
Executive Leadership van Rutgers University (New Jersey, USA).

Binnen de commissie is Goos Minderman de deskundige om de
toezichthoudende taak van de overheidsorganisaties te kunnen beoordelen.

Bijlage 3

Toekomstige rapportage commissie-Samson

1. Inleiding

Aanleiding en opdracht commissie

Belang van het onderwerp: een vergeten hoofdstuk?

Taakafbakening, reikwijdte en periodisering onderzoek

Wat valt niet onder het onderzoek?

Gehanteerde definitie seksueel misbruik

Samenstelling commissie

Werkwijze commissie, verantwoording en methodologie

Relatie met commissie-Deetman en buitenlands onderzoek

Opbouw rapport

I

2. Belangrijke ontwikkelingen in de tijd

Afnemende armoede in gezinnen

“The other world”

In welke context van het oorspronkelijke gezin kon seksueel misbruik
nadien optreden?

Preferentie van plaatsing in pleeggezinnen boven instellingen

Cultuur in instellingen en pleeggezinnen

Seksuele moraal door de jaren heen

Gewijzigde opvattingen over seksueel misbruik

Toenemende sensitiviteit voor het onderwerp seksueel misbruik

Geschiedenis van de jeugdzorg

Van een verzuild stelsel naar toenemende overheidsinvloed

Professionalisering in de hulpverlening

Toerusting van professionals en feedback vanuit de organisatie

Kritische rol van de burger

Overheid die steeds meer eisen gaat stellen

Positieve of negatieve invloed van de financieringssystematiek

II

3. Beschrijving van het kader rondom gedwongen plaatsing van kinderen in
instellingen

Schets van relevante aspecten van de regelgeving van de
jeugdbescherming, toezicht en jeugdstrafrecht (incl. strafbaarstelling
volwassenen, verjaring) in relatie tot de rechten van het kind

Institutionele schets (dus welke organen en met welke verdeling van
bevoegdheden en rollen)

Schets van de procedure rondom gedwongen plaatsingen

Schets van de signalerings- en klachtenprocedures

Schets van de formele rol van (gezins)voogden

Schets van strafrechtelijke procedures

4. Beschrijving van het kader rondom gedwongen plaatsing van kinderen in
pleeggezinnen

Schets van relevante aspecten van de regelgeving van de
jeugdbescherming, toezicht en jeugdstrafrecht (incl. strafbaarstelling
volwassenen, verjaring) in relatie tot de rechten van het kind

Institutionele schets (dus welke organen en met welke verdeling van
bevoegdheden en rollen)

Schets van de procedure rondom gedwongen plaatsingen

Schets van de signalerings- en klachtenprocedures 

Schets van de formele rol van (gezins)voogden

Schets van strafrechtelijke procedures

III

5. Feitelijke beschrijving van seksueel misbruik in instellingen

Beschrijvingen casus (mede op basis van meldingen) en de gevolgen
daarvan voor slachtoffers en daders

Leeftijd van het slachtoffer

Seksueel misbruik bij kinderen met een beperking

Seksueel misbruik door groepsleiding, hoger geplaatsten en anderen

Seksueel misbruik door groepsgenoten

Analyse van jeugdinstellingen (reactie leidinggevenden, besturen,
interne signalerings- en klachtenprocedures)

Was de leiding op de hoogte en wat deed zij?

Analyse van Raad voor de Kinderbescherming, Kinderrechter, RSJ,
Inspectie Jeugdhulpverlening/Jeugdzorg, (gezins)voogden etc.

Een kwalitatieve en kwantitatieve duiding

Spreiding over het land, veel genoemde jeugdinstellingen

Internationale signalen (internationale toezichthouders)

In welke context van het oorspronkelijke gezin kon het seksueel misbruik
nadien optreden?

Beschrijving daderprofiel

6. Feitelijke beschrijving van seksueel misbruik in pleeggezinnen

Beschrijvingen casus (mede op basis van meldingen) en de gevolgen
daarvan voor slachtoffers en daders

Analyse van slachtoffers en daders in pleeggezinnen inclusief de rol van
gezinsvoogden

Een kwalitatieve en kwantitatieve duiding

Beschrijving daderprofiel

7. Een methodologische verantwoording van het onderzoek

Betrouwbaarheid van data

Pseudoherinnering

‘Vechtscheidingen’

Wat hebben ons het Meldpunt en andere meldpunten geleerd?

8. Het Meldpunt

Impact voor betrokkenen

Contact van het Meldpunt met slachtoffers (gesprekken, hoorzittingen)

Verwijzen door de commissie naar de passende vorm van hulpverlening

Contact met daders 

Contacten vanuit de commissie met Raad voor de Kinderbescherming,
Inspectie Jeugdzorg, politie, OM

9. Samenvatting en conclusie

10. Advies commissie

- Onderscheid maken naar de verschillende slachtoffers in de tijd

- Hoe om te gaan met daders die nog werken?

- Beleidsmatige aanbevelingen voor huidige lacunes 

Bijlage

Overzicht van onderzochte jeugdinstellingen

Bijlage 4 Afspraken met het OM

Het OM richt een coördinatiepunt in.

De commissie levert geanonimiseerde zaken aan ter beoordeling op de
verjaringstermijn en legt zaken voor ter toetsing op strafvervolging.

Met het OM wordt besproken hoe om te gaan met schrijnende gevallen
waarin melder geen aangifte wil doen, maar de commissie wel.

 PAGE    

 PAGE   18