[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2010D45337, datum: 2010-11-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Notawisseling verdrag Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht inzake de registratie van stagiairs (2010D45335)

Preview document (šŸ”— origineel)


Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden
en de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht inzake de
registratie van stagiairs; ā€™s-Gravenhage, 18 mei 2010 

(Trb. 2010, 214 en 269)

TOELICHTENDE NOTA

Inleiding

De Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht (hierna te
noemen: ā€˜de HCCHā€™), gevestigd te Den Haag, maakt met enige regelmaat
gebruik van stagiairs uit het buitenland. Deze stagiairs leveren een
bijdrage aan het functioneren van de instelling. Het op 1 december 1959
te ā€˜s-Gravenhage tot stand gekomen zetelverdrag ā€“ de Briefwisseling
tussen de Nederlandse Minister van Buitenlandse Zaken en de
Secretaris-Generaal van de Haagse Conferentie voor International
Privaatrecht inzake het verlenen van voorrechten en immuniteiten aan de
organen der Conferentie (Trb. 1959, 181), zoals uitgebreid bij
briefwisselingen van 16/17 december 1992 (Trb. 1993, 13) en 28
februari/5 maart 2002 (Trb. 2002, 56) ā€“voorziet echter niet in een
regeling met betrekking tot de positie van stagiairs. Hierdoor blijkt
het problematisch om voor uit het buitenland afkomstige stagiairs de
binnenkomst, het verblijf en de stage in Nederland mogelijk te maken via
de Nederlandse vreemdelingen- en tewerkstellingsregelgeving. Gezien het
belang dat de organisatie heeft bij het inzetten van deze stagiairs, is
dan ook op hun verzoek een aanvullend verdrag op het eerdergenoemde
verdrag van de organisatie voor de stagiairs gesloten. Dit verdrag is
bij notawisseling tot stand gebracht.

Algemeen

Op grond van het nieuwe verdrag worden uit het buitenland afkomstige
stagiairs voor de duur van maximaal zes maanden door het ministerie van
Buitenlandse Zaken geregistreerd. Deze termijn kan in uitzonderlijke
omstandigheden eenmaal worden verlengd met een maximum periode van zes
maanden. Daarnaast dienen de stagiairs voor hun verblijf aan bepaalde
voorwaarden te voldoen, zoals een binnenkomst op reguliere wijze op
grond van een op voorspraak van het ministerie van Buitenlandse Zaken te
verstrekken visum, het beschikken over een geldige verblijfstitel voor
een verblijf in Nederland, het hebben van een afdoende medische
verzekering en voldoende financiƫle middelen. De stagiairs zullen van
de HCCH geen stagevergoeding ontvangen, en dienen de kosten van het
levensonderhoud zelf te dekken. Een stagiair zal geen aanspraak kunnen
maken op Nederlandse (sociale) voorzieningen. Het is betrokkene niet
toegestaan in Nederland anders dan in het kader van de stagevervulling
arbeid te verrichten, en zij verplichten zich binnen twee weken na
beƫindiging van de stage Nederland te verlaten.

Bij aanname van een stagiair verstrekt de HCCH aan het ministerie van
Buitenlandse Zaken een door de stagiair getekende verklaring vergezeld
van bewijsstukken dat aan de bovenstaande voorwaarden is voldaan. Op
grond van artikel 4 van het onderhavige verdrag ontvangen de uit het
buitenland afkomstige stagiairs van het ministerie van Buitenlandse
Zaken vervolgens een identiteitskaart, welke door de HCCH uiterlijk acht
dagen na het vertrek van de stagiair uit Nederland wordt geretourneerd.
Deze identiteitskaart is tevens verblijfstitel voor de stagiair.

Overigens doet dit verdrag geen afbreuk aan de rechten van stagiairs op
wie van toepassing zijn de bepalingen van, of die vastgesteld worden
krachtens, het op 25 maart 1957 te Rome tot stand gekomen Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie (Trb. 2008, nr. 51) en het
op 13 december 2007 te Lissabon tot stand gekomen Verdrag van Lissabon
tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het
Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (Trb. 2008, 11),
betreffende het recht op toelating en verblijf, alsmede het verrichten
van werkzaamheden. De regels omtrent toelating en verblijf van
EU-burgers (en hun familieleden) zijn vastgelegd in Richtlijn 2004/38/EG
(de zogenaamde ā€˜Burgerschapsrichtlijnā€™) die is gebaseerd op, onder
andere, artikel 21 van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie (reizen en verblijven van EU-burgers). De bepalingen
omtrent het verrichten van werkzaamheden binnen de Unie zijn vastgelegd
in artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie (vrij verkeer van werknemers) en de daarop gebaseerde Verordening
1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer
van werknemers binnen de Gemeenschap. De Europese bepalingen inzake het
vrij verkeer van werknemers zijn van toepassing op EU-burgers die
werkzaamheden verrichten in een andere lidstaat dan die waarvan zij
onderdaan zijn. Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de
Europese Unie kan een stagiair wiens stageperiode dient als praktische
voorbereiding op de eigenlijke uitoefening van een beroep, worden
aangemerkt als ā€˜werknemerā€™ in de zin van artikel 45 van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie.

Het in artikel 2 van de Wet arbeid vreemdelingen opgenomen verbod om
vreemdelingen zonder tewerkstellingsvergunning arbeid te laten
verrichten zal voor zover het de stagevervulling betreft, gelet op
artikel 3, eerste lid, onder a, van die wet, juncto artikel 1, eerste
lid, onder d, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen, niet
meer op hen van toepassing zijn.

Het aanvullende stagiairverdrag wordt voorlopig toegepast vanaf de dag
dat de notawisseling heeft plaatsgevonden, hetgeen noodzakelijk wordt
geacht in verband met de reeds voorziene plaatsing van stagiairs bij de
HCCH. In dat kader is het van belang dat, voorafgaand aan de
inwerkingtreding van het verdrag, voor die plaatsing reeds een
juridische basis aanwezig is.

Koninkrijkspositie

Het verdrag zal, evenals eerdergenoemd zetelverdrag, voor wat het
Koninkrijk betreft alleen voor Nederland gelden.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid,
onder b, van de Wet op de Raad van State).