Lijst van vragen en antwoorden
Bijlage
Nummer: 2010D45381, datum: 2010-11-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Antwoorden op de vragen van de commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake de Innovatieregeling en Regeling Jonge Journalisten (2010D45219)
Preview document (🔗 origineel)
Lijst van vragen en antwoorden Is het roulerend poolsysteem, waarmee tien jonge journalisten kunnen worden aangesteld bij betaalde nieuwsbladen al gestart en wat zijn de ervaringen tot nu toe? Betekent het feit dat de kosten van dit poolsysteem ten laste komen van het Stimuleringsfonds voor de pers, dat deze kosten niet betaald worden uit de stimuleringsregeling? In hoeverre vindt er door de regeling jonge journalisten verdringing plaats van gewone arbeidsplaatsen op de redacties? Het roulerend poolsysteem voor aanstelling van jonge journalisten bij betaalde nieuwsbladen treedt naar verwachting per 1 januari 2011 in werking. Er vindt thans afrondend overleg plaats tussen de betrokken partijen: Nederlandse Nieuwsblad Pers (NNP), Nederlands Uitgevers Verbond (NUV) en de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ). Deze regeling vormt een aanvulling op de regeling voor kranten, opinieweekbladen en persbureaus. De middelen hiervoor komen ten laste van het Stimuleringsfonds voor de Pers en zijn dus additioneel aan de € 4 miljoen, die voor de Stimuleringsregeling voor Jonge Journalisten beschikbaar zijn gesteld aan het fonds. De belangstelling aan de kant van de betaalde nieuwsbladen is groot; een aantal heeft al aangegeven graag te willen inhaken op het moment dat de inschrijving geopend wordt. Uitgangspunt is te voorkomen dat door deze regeling verdringing plaatsvindt van gewone arbeidsplaatsen op de redactie. Net zoals dat het geval is bij de regeling voor kranten, opinieweekbladen en persbureaus gaat het om extra arbeidsplaatsen boven de reguliere sterkte van de desbetreffende redactie. Als ijkpunt voor de reguliere sterkte hanteert men de redactieomvang per 1 oktober 2010. Op welke manier is de continuïteit gewaarborgd, met andere woorden, hoe kunnen de jonge journalisten aan het werk blijven als de regeling stopt? Een waarborg voor continuïteit is niet op voorhand te geven; de economische situatie is bijvoorbeeld een onzekere factor. De verwachting is evenwel dat de inzet van jonge journalisten een journalistieke kwaliteitsverbetering tot gevolg zal hebben. Een zichtbare kwaliteitsverbetering, gekoppeld aan actieve abonnementenwerving, kan een positief effect hebben op de totale bedrijfsvoering van de betreffende bladen. Overigens zijn uitgevers en redacties doordrongen van het belang om “jong bloed” binnen te halen en te houden. De regeling is bedoeld als – tijdelijke – steun in de rug, maar wij zullen deelnemende partijen blijven wijzen op het belang van continuïteit van de inzet van jonge journalisten, ook na afloop van de regeling. Op welke wijze wordt de continuïteit bij beide regelingen gewaarborgd? De regeling voor kranten, opinieweekbladen en persbureaus is begin 2010 van start gegaan en heeft een looptijd van twee jaar. De regeling voor nieuwsbladen start naar verwachting per 1 januari 2011 en heeft eveneens een looptijd van twee jaar. Wat de continuïteit betreft verwijs ik naar het antwoord op vraag 2. Wat gebeurt er na 2010 met de subsidieregeling persinnovatie? Blijft de regeling bestaan, en zo ja, hoe wordt deze vormgegeven? Zo nee, waarom niet? Voor uitvoering van de Tijdelijke Subsidieregeling Persinnovatie zijn voor 2010 eenmalig extra middelen beschikbaar gesteld aan het Stimuleringsfonds voor de Pers. Het gaat om een bedrag van € 8 miljoen, dat afkomstig was uit de incidentele extra reclameopbrengst van de STER in 2008. Voor 2011 zijn geen extra middelen voor het fonds voorzien, omdat de financiële ruimte daarvoor ontbreekt. Met het Stimuleringsfonds voor de Pers heb ik afgesproken dat zij binnen hun reguliere budget (€ 2,3 miljoen per jaar) prioriteit geven aan projecten met een innovatief karakter. Op welke manier en met welke criteria zijn de voorstellen precies getoetst (aan de Tijdelijke Subsidieregeling Persinnovatie) op hun innovatieve karakter? Bij de 1e ronde van de Innovatieregeling legde het bestuur 28 aanvragen, die aan de criteria van de regeling leken te voldoen, voor aan een vijftal experts op het gebied van innovatie. Daarbij vroeg het fonds met name hun oordeel over het innovatieve karakter van de projecten en hun mogelijk duurzame betekenis voor innovatie van de hele perssector. De meningen van de experts heeft het bestuur vervolgens meegewogen in zijn besluitvorming over de aanvragen. In die besluitvorming heeft het bestuur vooral gekeken naar de wijze waarop voldaan werd aan de twee belangrijke criteria van de regeling, te weten: gerichtheid op journalistieke producten, diensten of werkwijzen verband houdend met nieuwsgaring, nieuwsduiding en opinievorming over de maatschappelijke actualiteit, mede in het belang van politieke meningsvorming; innovatief karakter, dat wil zeggen dat de te subsidiëren activiteiten vernieuwingen tot stand brengen in journalistieke functies zodat de persverscheidenheid wordt vergroot en daarmee een vernieuwende bijdrage wordt geleverd aan de journalistieke informatievoorziening. Verder is meegewogen in hoeverre het innovatieve karakter van de aanvragen tenminste betrekking had op één van de volgende gebieden: bereiken of behouden van burgers als gebruikers van persfuncties; betrekking hebben op nieuwe (combinaties van) journalistieke producten, diensten, markten, organisatieprocessen; betrekking hebben op nieuwe journalistieke modellen, werkwijzen en presentaties; betrekking hebben op nieuwe vormen van betalings-, distributie- en verdienmodellen; betrekking hebben op lokale of regionale journalistieke activiteiten (waarvoor tenminste 50% van de middelen voor deze regeling gereserveerd moest worden). Uiteindelijk heeft het fonds in die 1e ronde van de Innovatieregeling 15 aanvragen gehonoreerd. Kan er een overzicht beschikbaar gesteld worden van de aanvragen die gehonoreerd zijn met een toelichting op het innovatieve element van de betreffende voorstellen? In de bijlage treft u een overzicht aan van de 15 projecten die in de 1e ronde van de Innovatieregeling zijn toegewezen, compleet met een korte toelichting op hun innovatieve karakter. In welke mate zijn de arbeidsplaatsen bij redacties nieuw en aanvullend op bestaande formatie of ter behoud of vervanging van reeds bestaande arbeidsplaatsen? Bij het antwoord op vraag 1 is aangegeven dat de arbeidsplaatsen voor jonge journalisten worden toegekend als extra, dus boven de reguliere sterkte van de desbetreffende redacties. Uitgangspunt is immers dat geen verdringing plaatsvindt van gewone arbeidsplaatsen. Bij de uitvoering van de regeling, die in opdracht van het Stimuleringsfonds voor de Pers geschiedt door de Nederlandse Dagbladpers (NDP) en de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), wordt daarop nauwlettend toegezien. Waarom is er niet gekozen voor een 50% verdeling tussen landelijke en lokale/regionale activiteiten? Betekent dit dat er in de tweede ronde meer lokale/regionale projecten gehonoreerd worden? De commissie-Brinkman adviseerde om minstens 25% van de innovatiemiddelen naar de regio te laten gaan. Op verzoek van de Kamer is in de Tijdelijke Subsidieregeling Persinnovatie vastgelegd, dat minstens 50% van de beschikbare middelen ten goede dient te komen aan projecten op lokaal/regionaal niveau. In de 1e ronde van de Innovatieregeling is ruim 70% van de middelen naar lokale/regionale projecten gegaan, zoals blijkt uit de bijlage waarin de 15 toegewezen projecten staan vermeld. Daarmee is dus ruimschoots voldaan aan de gestelde voorwaarde. Ook bij de 2e ronde zal het fonds deze voorwaarde in acht nemen. Hoeveel aanvragen zijn er in totaal binnengekomen voor een bijdrage van de Stimuleringsregeling voor Jonge Journalisten? Zijn alle aanvragen gehonoreerd? Uit de jongste gegevens blijkt dat aanvragen voor in totaal 55 jonge journalisten zijn toegekend. Die aanvragen zijn afkomstig van nagenoeg alle krantenuitgevers (betaald én gratis), van drie opinieweekbladen en van de persbureaus ANP en GPD. Van die 55 plaatsen is het overgrote deel inmiddels bezet; de resterende plaatsen zullen op korte termijn worden ingevuld. Er is slechts één aanvraag afgewezen; deze was afkomstig van een vaktijdschrift en viel om die reden buiten de regeling, aangezien die uitsluitend betrekking heeft op kranten, opinieweekbladen en persbureaus. Hoe ziet de regeling voor jonge journalisten er uit in de periode na 2011-2012? Blijft de regeling bestaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wordt deze vormgegeven? De regeling heeft een tijdelijk karakter, met een looptijd van twee jaar. Dat is vanaf het begin benadrukt. Er bestaat dan ook geen voornemen om de regeling daarna voort te zetten. Bovendien is daar ook geen financiële ruimte voor. Kan er al een indicatie worden gegeven in hoeverre beide regelingen bijdragen aan een versterking van de structurele positie van de pers? Ik stel vast dat zowel de Tijdelijke Subsidieregeling Persinnovatie als de Stimuleringsregeling voor Jonge Journalisten naar tevredenheid werken. Over de resultaten van de Innovatieregeling zal in de loop van 2011 meer te melden zijn, aangezien de regeling na afloop zal worden geëvalueerd. Dit vormt onderdeel van een brede evaluatie van het functioneren van het Stimuleringsfonds voor de Pers, dat voor 2011 is voorzien. Bij de regeling voor jonge journalisten kunnen we vaststellen dat een verheugend groot aantal jonge journalisten dankzij deze regeling in dienst is getreden bij de diverse redacties. De positieve effecten daarvan zullen naar verwachting op termijn zichtbaar worden. Ik zal de Kamer over de voortgang en uitkomsten van beide regelingen op een later tijdstip nader informeren. Dit zijn de volgende personen: prof. Erik Brouwer (hoogleraar innovatie en mededinging aan de Universiteit van Tilburg en tevens verbonden aan PwC), Sven Maltha (partner en directeur van Dialogic innovatie & interactie), Paul Molenaar (voormalig CEO van Ilse Media en lid van de commissie-Brinkman), prof. Bart Nooteboom (hoogleraar innovatiebeleid aan de Universiteit van Tilburg, oud-voorzitter WRR projectgroep Innovatie en oud-lid WRR) en prof. Paul Rutten (hoogleraar digitale mediastudies aan de Universiteit Leiden en secretaris van de commissie-Brinkman). De enige krantenuitgever die geen aanvraag heeft ingediend is NRC Media. Bij de opinieweekbladen is geen aanvraag ingediend door Elsevier. Zij hebben bij het ontwerpen van de regeling al laten weten dat zij daar geen beroep op zouden doen.