[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 8-9 november 2010

Bijlage

Nummer: 2010D47315, datum: 2010-11-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verslag JBZ-Raad, 8-9 november 2010 (2010D47314)

Preview document (🔗 origineel)


Verslag van de bijeenkomst van het 

Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 

8-9 november 2010 te Brussel

Belangrijkste resultaten

Tijdens de Raad zijn de volgende afspraken gemaakt:

De Raad nam met betrekking tot de visumvrijstelling voor inwoners van
Albanië en Bosnië-Herzegovina die over een biometrisch paspoort
beschikken de door Nederland gestelde voorwaarde over, dat kan worden
overgegaan tot snelle opschorting van de visumliberalisering in geval
van een verhoogde instroom,waarna met visumliberalisering kon worden
ingestemd;

De Commissie presenteerde haar aanpak ter bespoediging van het
Gemeenschappelijk Europees asielstelsel;

De Raad nam conclusies aan over het instellen en implementeren en de
inwerkingtreding van een EU-beleidscyclus om zware en georganiseerde
internationale criminaliteit aan te pakken;

De Raad bereikte ten behoeve van de verdere onderhandelingen
overeenstemming over een aantal uitgangspunten en aspecten van het
voorstel voor een richtlijn betreffende het Europees opsporingsbevel in
strafzaken;

Mogelijk zal tijdens de volgende bijeenkomst van de Raad op 2-3 december
a.s. samen met de ministers van de Transportraad worden gesproken over
de veiligheid van het vrachtvervoer in de luchtvaart.

Gemengd Comité

Goedkeuring van de agenda

SIS II

- stand van zaken

Commissaris Malmström gaf een korte stand van zaken. Volgens planning
is SIS II operationeel in het eerste kwartaal van 2013. In relatie tot
de kosten en beroep op het Europese buitengrenzenfonds voor nationale
SIS II projecten verwachtte de Commissie eind november duidelijkheid te
kunnen geven. Tot slot gaf de Commissie aan het belangrijk te vinden
zoveel mogelijk informatie te delen met de Raad en de voortgang te
bespreken.

Minister Opstelten heeft de Raadsvoorzitter verzekerd dat Nederland de
voortgang van SIS II nauwlettend zal volgen. Hij heeft onderstreept dat
het van groot belang is dat er niet opnieuw vertraging optreedt. Verdere
vertraging zou het vertrouwen in het Schengen Informatie Systeem ernstig
schaden en moet daarom met alle inzet worden voorkomen.

Wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de
lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de
buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van
derde landen waarvan de onderdanen van deze plicht zijn vrijgesteld

Het Belgische Voorzitterschap heeft de Raad gevraagd om een besluit over
de afschaffing van visumverplichtingen voor onderdanen uit Albanië en
Bosnië-Herzegovina die over een biometrisch paspoort beschikken.
Onderdanen van deze twee landen zouden dan voor een periode van maximaal
negentig dagen per half jaar zonder visum in het Schengengebied kunnen
reizen. De Commissie adviseerde hierover reeds positief en heeft een
verklaring opgesteld over monitoring van de visumvrijstelling.

Minister Leers heeft het Voorzitterschap en Commissaris Malmström
bedankt voor de inspanningen op dit dossier. Hij heeft aangegeven dat
Nederland het proces van visumliberalisering in de Westelijke Balkan
altijd heeft gesteund, mits deze landen volledig en aantoonbaar aan de
voorwaarden voor opheffing van de visumplicht voldoen. De minister gaf
daarbij aan dat Nederland niet overtuigd is dat Albanië en
Bosnië-Herzegovina in staat zullen blijken om blijvend aan alle
voorwaarden te voldoen. Het recente verleden heeft laten zien dat er een
risico bestaat dat deze maatregel zal leiden tot een toename van het
aantal asielzoekers uit de regio. In Nederland bestaan er dan ook grote
zorgen over de mogelijke gevolgen van dit voorstel, ook in de Tweede
Kamer.

Om recht te doen aan de Nederlandse positie en de eenheid van
besluitvorming heeft minister Leers een aantal voorwaarden gesteld. Ten
eerste wordt het Nederlandse standpunt vastgelegd in het verslag van de
vergadering. Ten tweede heeft Nederland, gesteund door enkele andere
lidstaten, de Commissie verzocht om de Raad ervan te verzekeren dat
beide landen daadwerkelijk alle benchmarks vervullen. Ten derde heeft
Nederland gepleit voor een monitoring- en controle-mechanisme van
daadwerkelijke betekenis waarin ondubbelzinnig moet worden vastgelegd
dat, mochten er problemen ontstaan, de Commissie dringend en op korte
termijn actie zal ondernemen wanneer lidstaten die signaleren. Ook moet
het duidelijk zijn waaruit die actie zal bestaan, zoals een tijdelijke
opschorting van de visumliberalisering of hernieuwde aanpassing van de
verordening.

Naar aanleiding van de Nederlandse interventie heeft Commissaris
Malmström bevestigd dat Abanië en Bosnië-Herzegovina volledig voldoen
aan alle voorwaarden en daarmee de Raad de door Nederland vereiste
verzekering gegeven. Voorts heeft de Commissie zich bereid verklaard om
haar schriftelijke verklaring omtrent monitoring aan te passen aan de
Nederlandse wensen. De Commissie heeft daarin, ten eerste, een
uitdrukkelijke verwijzing opgenomen naar de mogelijkheid om over te gaan
tot een ‘rapid suspension’ van de visumliberalisering in geval van
een verhoogde instroom, en ten tweede heeft de Commissie zich vastgelegd
om in een dergelijk geval, waarin een lidstaat problemen signaleert, de
Raad onmiddellijk te informeren over mogelijke maatregelen.

Wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 tot oprichting van een
Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan
de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex)

- stand van zaken

Het Voorzitterschap heeft de stand van zaken toegelicht. Binnen de Raad
moet nog een aantal knelpunten worden opgelost, zoals de relatie tussen
Frontex-evaluaties en risico-analyse en de Schengen-evaluaties, de
mogelijke uitbreiding van het mandaat voor uitwisseling van
persoonsgegevens, en de vraag of in de periodieke evaluatie van het
Agentschap ook het perspectief van een Europese grenswacht mee moet
worden genomen. Besprekingen met het Europees Parlement zullen weldra
beginnen.

De Raad benadrukte het belang van samenwerking aan de buitengrenzen,
waarbij de versterking van Frontex en solidariteit tussen de lidstaten
in het bijzonder werden genoemd. Ook de recente inzet van snelle
grensinterventieteams in Griekenland is hierbij uitdrukkelijk genoemd.
Volgens Commissaris Malmström onderstreept de recente inzet van snelle
grensinterventieteams de noodzaak van solidariteit en de inzet van
middelen aan de buitengrens. De Commissie heeft toegezegd de situatie in
Griekenland nauwlettend in de gaten te houden, evenals de hervorming van
het asielstelsel aldaar. De inzet van de snelle grensinterventieteams
aan de Grieks-Turkse grens, waaraan ook Nederland een bijdrage levert,
heeft volgens Frontex al een dalend effect op de instroom. Nederland
heeft zestien grenswachters naar het gebied gestuurd die onderdeel
uitmaken van de daar actieve snelle grensinterventieteams.

Wijziging van Verordening (EG) nr. 377/2004 van de Raad betreffende de
oprichting van een netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen

- stand van zaken

Zoals in de geannoteerde agenda is gemeld, moet dit voorstel de
verordening op basis van praktijkervaringen aanpassen aan wijzigingen in
het gemeenschapsrecht die sedert de goedkeuring van de verordening in
werking zijn getreden. De voorgestelde wijzigingen hebben met name
betrekking op de verslagleggingsverplichtingen, de samenwerking met
Frontex en de verbetering van informatie-en coördinatienetwerk voor de
migratiebeheersdiensten van de lidstaten (‘ICONet’).

Het Voorzitterschap verwacht in de loop van november een akkoord te
bereiken met de rapporteur van het Europees Parlement.

Zesde verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement
betreffende de handhaving, door bepaalde derde landen, van de
visumplicht in strijd met het wederkerigheidsbeginsel

De Commissie heeft het zesde verslag betreffende de handhaving, door
bepaalde derde landen, van de visumplicht in strijd met het
wederkerigheidsbeginsel toegelicht. Er zijn nog maar weinig derde landen
waarmee nog geen volledige reciprociteit bestaat, alleen Canada en de
Verenigde Staten. Wat het dispuut tussen Canada en Tsjechië betreft was
Commissaris Malmström van mening dat er vooruitgang wordt geboekt en
dat Canada heeft voldaan aan de voorwaarden die de Commissie heeft
gesteld. De Commissie ziet dan ook geen aanleiding om tegenmaatregelen
voor te stellen. Wat de Verenigde Staten betreft maakte Commissaris
Malmström melding van de onwenselijke ontwikkeling van de ESTA-fee,
waar ook het Europees Parlement fel tegen gekant is. Ook zijn enkele
lidstaten nog altijd uitgesloten van het Amerikaanse Visa Waiver
Programme, maar deze lidstaten voldoen niet aan de voorwaarden in de
Amerikaanse wetgeving.

Diversen

Raad

Goedkeuring van de agenda

Goedkeuring van de A-puntenlijst

Wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de
lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de
buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van
derde landen waarvan de onderdanen van deze plicht zijn vrijgesteld

- vaststelling

Volgend op het Gemengd Comité heeft de Raad unaniem ingestemd met het
voorstel tot aanpassing van Verordening 539/2001 en de afschaffing van
de visumplicht voor Albanië en Bosnië-Herzegovina. De ministers van
Albanië en Bosnië-Herzegovina hebben, daartoe uitgenodigd, toegezegd
dat alle waarborgen om misbruik van de visumvrijdom te voorkomen
onverminderd van kracht blijven. Het is uitdrukkelijk de
verantwoordelijkheid van Albanië en Bosnië-Herzegovina om misbruik te
voorkomen.

Gemeenschappelijk Europees asielstelsel

- stand van zaken

Het Belgische Voorzitterschap introduceerde de stand van zaken en gaf
per geprioriteerd dossier uit het asielpakket aan wat de laatste
ontwikkelingen zijn. Met betrekking tot de richtlijn langdurig
ingezetenen, de kwalificatierichtlijn en de Dublin II verordening zijn
de technische discussies in een dermate vergevorderd stadium dat de
informele triloog met het Europees Parlement nog dit jaar kan beginnen.
Ook wees het Voorzitterschap op het gewijzigde voorstel voor de
Eurodac-verordening dat met het oog op voortgang in het asielpakket,
vanwege problemen met het Europees Parlement, was ontdaan van de toegang
van rechthandhavingsautoriteiten tot het systeem.

Daarnaast wees het Voorzitterschap op de noodzaak van meer praktische
samenwerking, onder andere door het op te richten Asielagentschap
(European Asylum Support Office, EASO), hetgeen ook een van de
uitkomsten van de ministeriële asielconferentie van 13-14 september jl.
was. Daar zijn toen vier doelstellingen geformuleerd voor het EASO:
ondersteuning van training, verzamelen en analyseren van informatie over
landen van herkomst, solidariteit van lidstaten onder ‘particular
pressures’ door middel van opbouw van capaciteit en bijdragen aan de
implementatie van het Gemeenschappelijk Europees asielstelsel (GEAS).

Minister Leers heeft in zijn interventie aangegeven dat voor Nederland
toegang van rechthandhavingsautoriteiten tot Eurodac belangrijk is. Ten
aanzien van de Dublin II verordening en de reikwijdte van familieleden
wil Nederland niet verder gaan dan tot familieleden in de tweede graad.
Dit betekent dat als in een lidstaat reeds een familielid van de
verzoeker verblijft, deze lidstaat alleen verplicht verantwoordelijk kan
worden voor de behandeling van het asielverzoek als het gaat om de
ouders, kinderen, grootouders of broer(s) of zus(sen) van de verzoeker.
Nederland zal zich actief opstellen om met andere lidstaten inbreng te
leveren ten aanzien van de doelstellingen van het GEAS. Met Nederland
wezen veel lidstaten op de noodzaak van een gewijzigde aanpak om de
voortgang van het asielpakket te bespoedigen en van een snelle start van
het EASO. Met Nederland toonden veel lidstaten zich ontevreden dat de
toegang van rechthandhavingsautoriteiten tot Eurodac niet langer in het
voorstel is opgenomen. Tevens werd opgeroepen tot een snellere
uitvoering van het Actieplan Griekenland.

Commissaris Malmström gaf aan dat een gewijzigde aanpak, mits voorzien
van voldoende inbreng en steun van de lidstaten, mogelijk is. Zij
presenteerde de volgende elementen:

Minder gedetailleerde, gewijzigde voorstellen op de opvangrichtlijn en
de asielprocedurerichtlijn, mede geïnspireerd op de inbreng van
lidstaten en discussies met het Europees Parlement, begin 2011;

Versnelling van het voorstel tot uitbreiding van Eurodac met toegang van
rechthandhavingsautoriteiten;

Daarnaast een balans tussen de posities van de Raad en het Europees
Parlement ten aanzien van een Dublin II opschortingsmechanisme. Daarbij
denkt zij aan een urgentiemechanisme dat slechts onder uitzonderlijke
omstandigheden toegepast kan worden door de Raad, voor een beperkte
periode van maximaal zes maanden, van toepassing op lidstaten die het
asielacquis toepassen, na de totstandkoming van het GEAS in 2012, met
een rol voor het EASO en in comitologie. Daarnaast dienen complementaire
financiële maatregelen genomen te worden en moet er aandacht voor de
externe dimensie zijn. Over het Actieplan Griekenland meldde de
Commissaris dat er de nodige fondsen beschikbaar zijn.

Praag-proces – Werken aan migratiepartnerschappen

Hongarije en Tsjechië vroegen aandacht voor de follow-up van het
zogenaamde Praag-proces in de vorm van een tweede ministeriële
conferentie in 2011.

Ontwerp-conclusies van de Raad over het instellen en implementeren en de
inwerkingtreding van een EU-beleidscyclus om zware en georganiseerde
internationale criminaliteit aan te pakken 

- openbaar debat

De Raad nam de conclusies aan na een korte toelichting van het
Voorzitterschap.

Stand van uitvoering van de besluiten 2008/615/JBZ en 2008/616/JBZ van
de Raad (“Prüm-besluiten”)

Het Voorzitterschap benadrukte het belang van tijdige implementatie van
de Prüm-besluiten. De Prüm-besluiten zijn essentieel voor de
informatieuitwisseling in Europa op het gebied van kentekens, DNA en
dactyloscopie (vingerafdrukken). Het Voorzitterschap concludeerde dat er
een breed draagvlak is voor het opzetten van een helpdesk bij Europol en
de ‘mobile competence teams’, en een stevige wil bij de lidstaten om
de Prüm-besluiten tijdig in te voeren.

Informatie van de Commissie over een initiatief betreffende het in de
handel brengen en het gebruik van precursoren van explosieven

De Commissie gaf een korte toelichting op de ontwerp-verordening over
het op de markt brengen en het gebruik van precursoren van explosieven.

Voorstel voor een richtlijn betreffende maatregelen tegen nieuwe vormen
van cybercriminaliteit, met name grootschalige aanvallen op
informatiesystemen

- presentatie door de Commissie

Het Voorzitterschap wees op het belang van een krachtige aanpak van het
groeiende probleem van cybercriminaliteit en met name ook van het grote
gevaar dat uitgaat van het groeiende verschijnsel van botnets
(gecompromitteerde netwerken). Botnets leiden tot de verspreiding van
spam en aanvallen op computersystemen. De nieuwe richtlijn moet een
bijdrage leveren aan de bestrijding hiervan. Commissaris Malmström
beschikt niet over officiële statistieken van het aantal cyberaanvallen
op particuliere en overheidssystemen, maar duidelijk is wel dat het
aantal meldingen onrustbarend groeit. Ook Europol heeft in zijn
dreigingsanalyse gewezen op de ontwikkeling dat criminelen in toenemende
mate gebruik maken van cybercriminaliteit en van met name botnets, omdat
dit zeer lucratief blijkt te zijn. De onderhavige richtlijn heeft als
doel preventie en bestrijding van deze vorm van criminaliteit. In het
voorstel zijn sancties opgenomen op het plaatsen en toepassen van
botnets en aan de verhuur van materiaal daarvoor. Zo wordt een minimale
maximumstraf van twee jaar voorgesteld voor onrechtmatige verstoring van
IT-systemen. Met verzwarende omstandigheden oplopend tot vijf jaar. De
bestaande straffen in sommige lidstaten hebben nu nog onvoldoende
preventieve werking. Daarom worden deze met dit voorstel opgetrokken.
Identiteitsdiefstal en aanvallen op vitale (overheids)systemen zijn
immers zware misdrijven. Voorts wees de Commissie op het belang van het
versterken van de samenwerking tussen rechtshandhavende instanties. In
het voorstel is bij een aanval op een systeem een bindende verplichte
reactietijd van acht uur voorgesteld voor de contactpunten, die zeven
dagen per week 24 uur per dag paraat moeten zijn. Daarnaast worden
lidstaten verplicht statistische informatie te verzamelen. Hongarije gaf
aan tijdens zijn Voorzitterschap met de onderhandelingen over dit
voorstel te starten.

Minister Opstelten sprak zijn steun uit aan dit voorstel. Hij wees erop
dat de aanpak van cybercrime een topprioriteit is voor Nederland.
Cybersecurity is een belangrijke nieuwe dreiging op het terrein van
nationale veiligheid. Digitale systemen zijn immers essentieel voor het
functioneren van de Nederlandse samenleving en economie. Overheden en
bedrijfsleven zullen nog nauwer samenwerken, en dit vereist een fors
hogere prioriteit, zowel nationaal als internationaal. In dit verband
hebben recent het Nederlandse Openbaar Ministerie en de High Tech Crime
Unit van de politie met steun van specialisten een zogenoemd command en
control centrum van een Armeense crimineel ontmanteld, waarbij 143
servers in beslag zijn genomen. Met dit voorbeeld wees Nederland op het
belang van het bundelen van de krachten binnen de EU de komende jaren
ter bestrijding van dit fenomeen. Lidstaten dienen elkaar te informeren
over (nieuwe) ontwikkelingen en succesvolle aanpakken. In EU-verband
moet de weerbaarheid vergroot worden. Deze gedachte van een brede en
samenhangende aanpak werd ook door de Commissie gesteund.

Initiatief voor een richtlijn betreffende het Europees onderzoeksbevel
in strafzaken

- oriënterend debat

Het Voorzitterschap gaf aan dat bij deze eerste bespreking van het
Europees onderzoeksbevel (EOB) in de Raad vijf vragen voorliggen:

De Raad wordt gevraagd in te stemmen met de idee dat met dit instrument
een stap vooruit moet worden gezet ten opzichte van het bestaande
systeem;

Aan de Raad wordt akkoord gevraagd voor een stelsel van categorieën van
(meer of minder ingrijpende) onderzoeksmaatregelen met daaraan
gekoppelde modaliteiten van weigeringsgronden;

De Raad wordt verzocht te bevestigen dat geen algemene weigeringsgrond
op basis van het nationale recht opgenomen dient te worden; 

Instemming van de Raad wordt verzocht ten aanzien van toetsing van de
proportionaliteit in de uitvaardigende lidstaat; 

De Raad wordt gevraagd zich uit te spreken over capaciteit en
financiële middelen die voortvloeien uit het instrument.

De Raad stemde in met de idee dat met dit instrument een stap vooruit
moet worden gezet ten opzichte van het bestaande acquis. Er was eveneens
vrij brede steun voor de indeling van onderzoeksmaatregelen en
weigeringsgronden in categorieën, zij het dat die indeling nog nadere
bespreking vergt. Een substantieel aantal lidstaten gaf aan van mening
te zijn dat bij de uitvoering van een EOB een onderzoeksmaatregel niet
mag worden toegepast, wanneer toepassing van die maatregel in een
vergelijkbare nationale zaak niet toegestaan zou zijn. Een aantal
lidstaten onderstreepte om die reden het belang van dubbele
strafbaarheid. Één lidstaat pleitte voor het opnemen van het nationale
recht als weigeringsgrond. Minister Opstelten benadrukte in dat verband
het belang van een ‘level playing field’ ten aanzien van
onderzoeksmaatregelen. Dit houdt in dat alle lidstaten dezelfde
basisverplichting moeten aangaan, dat een aanzienlijk aantal ingrijpende
onderzoeksmaatregelen in beginsel moet kunnen worden uitgevoerd door
elke lidstaat.

Ten aanzien van het proportionaliteitsvraagstuk vond een groot aantal
lidstaten dat de proportionaliteit alleen kan worden getoetst door de
uitvaardigende lidstaat. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, gaf
aan dat de tenuitvoerleggende lidstaat ook invloed moet kunnen hebben op
de proportionaliteitstoets en dat moet worden voorkomen dat EOB’s
worden uitgevaardigd in bagatelzaken.

De lidstaten waren het erover eens dat de kosten geen belemmering mogen
vormen voor de samenwerking en dat een weigeringsgrond niet
hoofdzakelijk mag zijn ingegeven door financiële overwegingen. Wel
vroeg minister Opstelten aandacht voor de inzet van capaciteit en
financiële middelen in algemene zin op het terrein van strafrechtelijke
samenwerking. Zeker in tijden van economische krimp zijn dat elementen
die meewegen.

Het Voorzitterschap concludeerde onder meer dat de uitvaardigende
lidstaat het beste in staat is een oordeel te geven over de
proportionaliteit. Tegelijkertijd moet overleg tussen de uitvaardigende
en de tenuitvoerleggende lidstaat over de toe te passen maatregelen
mogelijk zijn en dient ook te worden voorzien in een regeling om
toepassing van EOB’s in bagatelzaken te voorkomen. Voorts werd
samengevat dat de meeste lidstaten de indeling in categorieën steunen,
maar de modaliteiten per categorie nog moeten worden bepaald. Ten slotte
wees het Voorzitterschap op de noodzaak dat dubbele strafbaarheid, het
‘ne bis in idem’ en de bescherming van grondrechten aandacht krijgen
bij de verdere onderhandelingen over het voorstel.

Voorstel voor een richtlijn betreffende het recht op informatie in
strafprocedures

- oriënterend debat

Het Voorzitterschap lichtte toe dat wordt toegewerkt naar een politiek
akkoord op de JBZ-Raad op 2-3 december a.s. 

Jaarlijks rapport van het EWDD en mededeling van de Commissie over de
tussentijdse evaluatie van het actieplan inzake drugs (2009-2012)

Commissaris Reding lichtte het voortgangsrapport 2010 van het
EU-actieplan inzake drugs (2009-2012) toe. Evaluatie van het
drugsactieplan is noodzakelijk met het oog op een aanpak gericht op
consumptie én productie. De Commissie meldde vooruitgang in
bijvoorbeeld een duidelijke vermindering van het aantal hiv-gevallen
onder drugsgebruikers. Daarnaast worden meer regionale structuren
ontwikkeld ter bestrijding van netwerken van illegale drugshandelaars,
bijvoorbeeld het Europese drugspact met betrekking tot West-Afrika. Daar
staan ook enkele negatieve ontwikkelingen tegenover, zoals de toename
van ‘new psychoactive substances’ als alternatief voor illegale
drugs. De Commissie kijkt naar de mogelijkheid om met wetgevende
inititiatieven te komen op dit gebied. Ook moet goed worden gekeken naar
gezondheidsproblemen in gevangenissen als gevolg van drugsgebruik.
Commissaris reding pleitte ervoor in deze financieel moeilijke tijden op
zijn minst niet te bezuinigen op budgetten op dit terrein.