[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Kabinetsreactie op het Werkprogramma van de Commissie voor 2011 (COM (2010) 623 definitief)

Bijlage

Nummer: 2010D48267, datum: 2010-11-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Kabinetsreactie werkprogramma van de Europese Commissie voor 2011 (2010D48266)

Preview document (🔗 origineel)


Kabinetsreactie op het Werkprogramma van de Commissie voor 2011 (COM
(2010) 623 definitief).

Deel I 	Algemene opmerkingen

1. Inleiding

Op 27 oktober 2010 maakte de Commissie haar Werkprogramma voor 2011
bekend. Het programma geeft een overzicht van de plannen van de
Commissie voor het komende kalenderjaar, met een meerjarige doorkijk
naar de periode 2012-2014. 

De Commissie heeft een ambitieuze agenda voor de komende periode.
Hoogste prioriteit voor 2011 is het consolideren en versnellen van het
economisch herstel. De Commissie ziet hierbij een centrale rol
(“ruggengraat van de inspanningen”) voor de Europa 2020-strategie
gericht op slimme, duurzame en inclusieve groei. Het kabinet verwelkomt
deze inzet. De Europa 2020-strategie sluit in veel opzichten aan bij de
ambities van het kabinet om de economische groei duurzaam verder te
herstellen en de concurrentiekracht van Nederland te vergroten. 

2011 moet volgens de Commissie dus het jaar worden van de Europa
2020-strategie, maar daarnaast ook het jaar waarin een volledig akkoord
moet worden bereikt over alle aspecten van het nieuwe regelgevingskader
voor de financiële sector en het jaar waarin het Europees semester voor
de coördinatie van het economisch beleid van start gaat. De Commissie
geeft aan met de Raad en het Europees Parlement te willen bezien hoe
deze en andere spoedeisende voorstellen met prioriteit kunnen worden
goedgekeurd. Het kabinet is het eens met de urgentie die de Commissie
aan deze onderwerpen geeft en zal haar op dit punt dan ook zoveel
mogelijk ondersteunen.

De Commissie zal verder medio 2011 haar voorstellen bekend maken voor
het volgende meerjarig financieel kader van de EU. Inzet van de
Commissie is onder meer om de EU-begroting beter af te stemmen op de
uitvoering van Europa 2020. 

Het kabinet vindt met de Commissie dat ook de totstandbrenging van een
ruimte van vrijheid, veiligheid en recht prominent onderdeel van deze
ambitieuze agenda moet zijn, in het bijzonder waar het migratie betreft.
In het Werkprogramma van de Commissie voor 2011 worden echter weinig
voorstellen genoemd op het terrein van immigratie en integratie. Dat is
volgens het kabinet een miskenning van het belang van dit onderwerp. Het
kabinet zal de komende tijd ook in Europees verband streven naar een
selectief migratiebeleid gericht op migranten die een bijdrage kunnen
leveren aan de concurrentiekracht van Nederland en Europa (bijvoorbeeld
kennismigranten) en daarmee aan de Europa 2020-strategie. Waar migranten
daar niet aan bijdragen, staat het kabinet verschillende maatregelen
voor om de migratie te beperken en daarmee de integratie in Nederland te
bevorderen. Europese regelgeving is daarvoor noodzakelijk.

Het Werkprogramma 2011 is opgebouwd langs lijnen van de vijf politieke
prioriteiten die Commissievoorzitter Barroso noemde in zijn “State of
the Union” van september 2010:

aanpak van de economische crisis en totstandbrenging van een
hersteldynamiek

herstel van de groei ten behoeve van de werkgelegenheid door versnelde
uitvoering van Europa 2020 

totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht 

het aangaan van onderhandelingen met het oog op een moderne EU-begroting
(medio 2011 zal de Commissie haar voorstellen voor het volgende
meerjarig financieel kader presenteren) en

het opeisen van de rol op het wereldtoneel die de EU toekomt.

In deel I van deze kabinetsreactie zal kort op de belangrijkste door de
Commissie genoemde beleidsdoelstellingen  worden ingegaan. In deel II
wordt meer in detail stilgestaan bij de voorstellen uit de Annex van het
Werkprogramma 2011 die volgens het kabinet van bijzonder belang zullen
zijn voor Nederland. 

Dit alles betreft nadrukkelijk een eerste appreciatie van het kabinet
van de voorstellen uit het Werkprogramma. Wanneer de Commissie concreet
met nieuwe voorstellen komt, zal het kabinet deze van geval tot geval
beoordelen. Daarbij zal kritisch worden gekeken naar aspecten van
bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, uitvoerbaarheid,
handhaafbaarheid en mogelijke financiële gevolgen. Subsidiariteit is
zoals aangegeven in het regeerakkoord voor het kabinet een cruciaal
uitgangspunt voor de beoordeling van nieuw en bestaand EU-beleid: dat
wat beter op het niveau van de lidstaten kan worden geregeld, moet niet
in Brussel worden gedaan. Een tweede cruciaal uitgangspunt voor het
kabinet bij de beoordeling van nieuwe Commissievoorstellen is dat er
scherpe keuzes moeten worden gemaakt, gezien de beperkte ruimte de
komende jaren. In deze tijden van grote bezuinigingen kan de EU niet
achter blijven en zal zij zelf ook de hand op de knip moet houden. Alle
voorstellen zullen daarom kritisch op hun financiële consequenties
worden bekeken.

 

Ten slotte speelt bij de beoordeling van alle voorstellen de algemene
wens van het kabinet te komen tot minder regels en administratieve
lasten, met name voor bedrijven en burgers, en kwalitatief betere
regelgeving op EU- en nationaal niveau. Zoals in het regeerakkoord
aangegeven moet deregulering ook in de EU een doelstelling zijn. Regels
die wel zinvol zijn, moeten worden gehandhaafd en voor ieder uniform
gelden. Het kabinet zal wat dit betreft ook zeer kritisch kijken naar de
voorstellen uit Brussel. Minder en beter, is het devies. De Unie moet
zich zoals het regeerakkoord aangeeft concentreren op haar kerntaken
gericht op welvaart, vrijheid en veiligheid. 

2. Herstel van groei en werkgelegenheid: versnellen naar 2020 toe

Het kabinet acht het met de Commissie van cruciaal belang dat het
onlangs gepresenteerde pakket voorstellen voor versterking van het
Stabiliteits- en Groeipact, verscherpt begrotingstoezicht en aanpak van
macro-economische onevenwichtigheden nu een snel vervolgtraject krijgt.
Uiterlijk in de zomer van 2011 moeten de Raad en het Europees Parlement
een akkoord bereikt hebben, zo stelde de Europese Raad in oktober. Het
kabinet zal de Commissie ondersteunen in haar streven om dit tijdpad te
realiseren.

Het kabinet verwelkomt het voorstel van de Commissie om begin 2011 van
start te gaan met “het Europees semester van beleidscoördinatie”.
Door de introductie van het Europees semester kunnen de instrumenten
onder het Stabiliteits- en Groeipact en de Europa 2020-strategie beter
op elkaar worden afgestemd. 

Het kabinet onderschrijft het belang van verdere maatregelen om de
hervorming van de financiële sector compleet te maken, te beginnen met
aanscherping van de Europese kapitaaleisenrichtlijn in lijn met het eind
2010 in het Bazelse Comité van Bankentoezichthouders overeengekomen
pakket aan maatregelen op dit gebied (Bazel-3) waarover ook in
G20-verband overeenstemming is bereikt. De herziening van de richtlijn
Markten voor Financiële Instrumenten (MiFID) in 2011 biedt de
mogelijkheid om nieuwe en bestaande problemen op de kapitaalmarkten het
hoofd te bieden. Het kabinet acht het van groot belang dat in de
herziening van de MiFID aandacht wordt besteed aan transparantie rond
prijsvorming en tegengaan van marktmisbruik. 

Slimme, duurzame en inclusieve groei

Herstel van economische groei en werkgelegenheid dient ook volgens het
kabinet de komende tijd de hoogste prioriteit te krijgen. Het kabinet
verwelkomt dan ook de centrale rol die de Commissie in haar
Werkprogramma voor 2011 toebedeelt aan de Europa 2020-strategie. Het
kabinet ziet in het kader van de doelstelling “slimme groei”  met
belangstelling uit naar de aangekondigde concrete uitwerking van de
kerninitiatieven “de Innovatie-Unie”, “Jeugd in beweging” en
“de Digitale Agenda”. 

In 2010 presenteerde de Commissie al een mededeling over het
kerninitiatief industrie in een globaliserende wereld. Onder de noemer
“duurzame groei” zal de Commissie in 2011 een pakket voorstellen
presenteren waarbij klimaatdoelstellingen worden gekoppeld aan
doelstellingen van energievoorzienings-zekerheid, innovatie, groene
groei en duurzame mobiliteit. Van bijzonder van belang zijn de
aangekondigde routekaart voor de transitie naar een koolstofarme
economie in 2050,  de routekaart energie 2050, de routekaart naar een
efficiënt gebruik van hulpbronnen in Europa en het witboek transport. 

Met deze voorstellen geeft de Commissie vorm aan het Europa
2020-kerninitiatief “efficiënt gebruik van hulpbronnen” gericht op
de transitie naar een zuinige en koolstofarme economie, wat moet leiden
tot het realiseren van de Europese hoofddoelen op het gebied van energie
en klimaat. Uiteindelijke doel van dit ambitieuze programma is te komen
tot ontkoppeling tussen economische groei en het gebruik van hulpbronnen
en energie, het verminderen van CO2-emissies, het vergroten van
concurrentiekracht en het bevorderen van energiezekerheid. Het kabinet
is in beginsel positief over voorstellen die duurzame groei bevorderen.

Voor de kortere termijn zal de Commissie begin 2011 een actieplan
Energie Efficiëntie tot 2020 publiceren met maatregelen voor alle
sectoren (gebouwde omgeving, centrales, transport en industrie). Deze
mededeling wordt in het derde kwartaal gevolgd door een voorstel voor
een richtlijn energiebesparing als opvolger van de
energiedienstenrichtlijn. Het kabinet is – gezien alle ambitieuze
maatregelen die de afgelopen tijd al zijn genomen op dit gebied en de
noodzaak om nu eerst zorg te dragen voor Europabrede implementatie van
deze maatregelen – vooralsnog kritisch over verdergaande Europese
regelgeving op het gebied van energiebesparing, tenzij duidelijk sprake
is van een toegevoegde waarde. Uiteraard dienen eventuele nieuwe
voorstellen ook de subsidiariteitstoets te doorstaan. 

Het Werkprogramma 2011 laat zien dat er geen grote nieuwe voorstellen in
het verschiet liggen op de klassieke milieuterreinen (zoals afval, water
en lucht). De Commissie concentreert zich op deze terreinen op
‘onderhoud’ van de bestaande instrumenten. Het kabinet acht
vereenvoudiging en modernisering van dit instrumentarium noodzakelijk.
Voor de bovengenoemde transitie zal daarnaast een effectieve combinatie
van verschillende instrumenten nodig zijn (bijvoorbeeld
marktinstrumenten en multi-stakeholder benaderingen). Voor vervoer zijn
in 2011 ook geen grote nieuwe sectorale voorstellen voorzien, maar veel
zal afhangen van de inrichting van het Witboek transport en de
herziening van de Trans-Europese Netwerken voor vervoer (TEN-T). 

In het kader van de focus op “inclusieve groei” binnen de Europa
2020-strategie is het kabinet positief over het belang dat de Commissie
hecht aan het helpen van mensen aan een baan, door het investeren in
trainingen en opleidingen en het moderniseren van de arbeidsmarkten. Het
kabinet acht het belangrijk om meer mensen bij de samenleving te
betrekken. Deelname op de arbeidsmarkt is hiervoor een belangrijk
instrument. Het kerninitiatief “nieuwe vaardigheden voor nieuwe
banen” en het nog te verschijnen kerninitiatief van het “Europees
platform tegen armoede” zouden hieraan een bijdrage kunnen leveren.

Interne markt

In oktober 2010 heeft de Commissie mededelingen gepubliceerd over de
toekomst van de interne markt (het zgn. “internemarktpact”). Dat
Nederland belang heeft bij een goed functionerende interne markt is
onmiskenbaar. Een goed functioneren van de interne markt is ook een
cruciale randvoorwaarde om de Europa 2020-doelstellingen te realiseren. 

3. Verwezenlijking van de agenda voor de burgers: vrijheid, veiligheid
en recht

Het kabinet hecht grote waarde aan de totstandkoming van de ruimte van
vrijheid, veiligheid en recht. Daarvoor zijn onder meer beperking van de
instroom van kansarme migranten, versterking van de bewaking van de
buitengrenzen, verdieping van de strafrechtelijke en politiële
samenwerking en verbetering van de uitwisseling van informatie en
bescherming van persoonsgegevens noodzakelijk. 

Verschillende maatregelen die het kabinet voorstaat om de instroom van
kansarme migranten te beperken en de integratie in Nederland te
bevorderen van migranten die wel worden toegelaten, kunnen alleen ten
uitvoer worden gebracht wanneer daarvoor geldende Europese regelgeving
wordt aangepast. In het Werkprogramma van de Commissie voor 2011 worden
echter weinig voorstellen genoemd op het terrein van immigratie en
integratie. Dat is volgens het kabinet een miskenning van het belang van
dit onderwerp. Als de Commissie zich daadwerkelijk wil inzetten om de
kloof te overbruggen tussen de Verdragsregels en de realiteit waarmee de
burgers in hun dagelijks leven worden geconfronteerd, dient zij ook
verdergaande maatregelen te nemen om zorgen die – Europabreed - in de
samenleving bestaan over de gevolgen van te snelle immigratie en
gebrekkige integratie van nieuwkomers te adresseren. Het kabinet zal
zich hier sterk voor maken op Europees niveau.

Het kabinet hecht aan betere integratie en emancipatie van immigranten.
Daarbij zullen hun rechten worden gewaarborgd, maar wordt ook
uitdrukkelijk nadruk gelegd op de eigen verantwoordelijkheden van
immigranten voor de integratie in de samenleving waarin zij leven. Om
een goede integratie mogelijk te maken, moeten ook bij de toelating
eisen worden gesteld. Deze regering streeft daarom naar een selectief
beleid gericht op migranten die een bijdrage kunnen leveren aan de
concurrentiekracht van Nederland en Europa (bijvoorbeeld
kennismigranten) en dat voor andere migranten (bijvoorbeeld
gezinsmigranten) restrictief is. Voor sommige maatregelen is aanpassing
van Europese regels zoals de richtlijn gezinshereniging of de richtlijn
vrij verkeer van personen noodzakelijk. De publicaties van het groenboek
over gezinshereniging en de tweede EU Agenda on Immigration bieden een
kans om de Nederlandse inzet op dit gebied kenbaar te maken, met andere
lidstaten te bespreken en hiervoor draagvlak te creëren.

Waar het de strafrechtelijke samenwerking betreft, passen de voorstellen
van de Commissie om te komen tot een alomvattend pakket maatregelen ten
behoeve van slachtoffers in de lijn van het kabinetsbeleid. Daarbij
hoort ook dat Nederlanders die in een andere EU-lidstaat slachtoffer
worden van criminaliteit een sterkere positie krijgen en dat de
ondersteuning waarop zij aanspraak kunnen maken, wordt verbeterd. 

Het kabinet zal tevens aandacht vragen voor de realisatie van een
Europese Cyber Security Strategie. Het kabinet heeft “Cyber
Security”als hoogste prioriteit benoemd op het domein nationale
veiligheid vanwege het gevaar van maatschappelijke ontwrichting. 

4. Europa op het wereldtoneel: de ons toekomende rol opeisen

Het kabinet acht het met de Commissie van belang dat de komende jaren
verder gewerkt wordt aan een versterkt eensgezind en samenhangend extern
optreden van de Unie. De Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) die
in 2010 van start is gegaan, zal in 2011 voldoende uit de grondverf
moeten komen om hier een centrale rol bij te gaan spelen. De EDEO zou
zich naar de mening van het kabinet overigens niet alleen moeten
bezighouden met de door de Commissie genoemde beleidsgebieden van
ontwikkelingssamenwerking, handel, uitbreiding, humanitaire hulp en de
externe aspecten van het interne beleid. Zoals in het regeerakkoord
aangegeven, ziet het kabinet ook een toekomstige rol voor de EDEO op het
punt van consulaire zaken en visa. Op dat terrein valt zeker nog
efficiencywinst te halen door intensievere EU-samenwerking. 

Het kabinet ondersteunt de voornemens van de Commissie op het gebied van
handelsbeleid en ziet met belangstelling uit naar de verdere uitwerking
van de onlangs door de Commissie gepubliceerde handelsstrategie. Naast
hervorming van het APS zal de Commissie een bredere visie op handel en
ontwikkeling publiceren in 2011. Deze mededeling biedt een uitgelezen
kans om handel een centralere rol te geven bij het bevorderen van
duurzame groei en welvaart in de armste landen.

Het uitbreidingsdossier heeft de bijzondere aandacht van het kabinet.
Het kabinet is het eens met de notie van de Commissie dat voortgang bij
de onderhandeling over toetreding afhankelijk moet zijn van de
vorderingen die de kandidaat-lidstaten (zelf) maken, vooral – maar
niet alleen - op het gebied van eerbiediging van de rechtsstaat. Het
kabinet zal de voorstellen van de Commissie op dit terrein met een
kritisch oog blijven volgen. Conditionaliteiten (waaronder de
ICTY-conditionaliteit) moeten daadwerkelijk gerespecteerd worden voordat
verdere stappen worden gezet op de weg naar toetreding. 

Het kabinet kijkt met belangstelling uit naar de uitkomst van de
evaluatie van het nabuurschapsbeleid. Deze moet in 2011 resulteren in
voorstellen voor verdere ontwikkeling van dit beleid. 

De follow-up van het groenboek over de toekomst van het
EU-ontwikkelingsbeleid tenslotte heeft eveneens bijzondere aandacht van
het kabinet. Nederland is een van de grotere donoren. Tien procent van
de Nederlandse OS-middelen wordt via de EU uitgegeven. In de
voorbereiding van het EU–ontwikkelingsbeleid onder de nieuwe
Financiële Perspectieven wil Nederland een aantal accenten leggen,
waaronder verandering van het begrotingssteunbeleid en een grotere
nadruk op economische groei. Er dienen fundamentele vragen te worden
gesteld over de modernisering van het EU-ontwikkelingsbeleid, naar een
zakelijker benadering.

5. Met het EU-beleid een maximale impact bewerkstelligen

De Commissie moet voor 1 juli 2011 haar voorstellen voor de Europese
Meerjarenbegroting vanaf 2014, de Financiële Perspectieven, uitbrengen.
Parallel zal de Commissie een voorstel doen met betrekking tot de eigen
middelen. Voorafgaand hieraan zal de Commissie in de eerste helft van
2011 de lidstaten consulteren om de verschillende wensen te
inventariseren en met een zo gebalanceerd mogelijk voorstel te komen. De
Commissie zal ook de uitkomsten van de discussie rond de
EU-begrotingsevaluatie in haar voorstellen meenemen. Het kabinet zal in
deze komende consultaties aangeven dat Nederland een fundamentele
hervorming en modernisering van de Europese begroting noodzakelijk acht,
zodat deze wordt toegesneden op de EU-prioriteiten van de 21e eeuw,
zoals de EU-2020-strategie, en transparanter en evenwichtiger
gefinancierd wordt. Dit moet er ook toe leiden dat de Nederlandse
afdrachten aan de EU vanaf 2014 substantieel verminderen met minimaal
€1 miljard euro per jaar. Over de meer precieze inzet van het kabinet
ten aanzien van de Financiële Perspectieven zal uw Kamer te zijner tijd
nader worden geïnformeerd. 

In de aanloop naar de bekendmaking van haar voorstellen voor de
Meerjarenbegroting vanaf 2014 zullen op diverse beleidsterreinen door de
Commissie toekomstvisies voor beleidsprioriteiten neergelegd worden,
zoals voorstellen voor de hervorming van het Gemeenschappelijke
Landbouw- en Visserijbeleid en denkrichtingen voor de toekomst van het
structuur- en cohesiebeleid. Het kabinet is van mening dat bij de
behandeling van dergelijke voorstellen de brede discussie over de
Meerjarenbegroting steeds in ogenschouw moet worden genomen. De
bedoeling is dat de onderhandelingen over de Financiële Perspectieven
worden afgerond tijdens de Europese Raad van december 2012.

In november 2010 heeft de Europese Commissie het Vijfde Cohesieverslag
gepresenteerd, met daarbij een mededeling waarin zij de contouren
schetst voor het toekomstige Cohesiebeleid. De Commissie verwacht in
juli 2011 wetgevingsvoorstellen te kunnen presenteren. 

Op 18 november jl. heeft de Europese Commissie haar Mededeling
gepubliceerd over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) voor de
periode 2014 – 2020. Het kabinet acht, in lijn met het Regeerakkoord,
een hervorming van het GLB noodzakelijk, waarbij de huidige, generieke
directe betalingen worden vervangen door doelgerichte betalingen. Deze
moeten zijn gericht op de beloning van maatschappelijke prestaties en
versterking van de concurrentiekracht en het innovatievermogen van de
agrarische sector. Het kabinet hecht aan een duurzame voedselproductie.
Het GLB moet hieraan kunnen bijdragen door het stimuleren van
innovatieve oplossingen voor uitdagingen op dit terrein.

Ten aanzien van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid: de Commissie
verwacht in mei en juni 2011 een mededeling en wetgevingsvoorstellen te
presenteren over de hervorming hiervan. Het kabinet acht een stevige
hervorming van het GVB noodzakelijk en wil een Europees visserijbeleid
dat gericht is op een duurzaam gebruik van visbestanden, een grotere rol
voor markt en ondernemerschap en besluitvorming die eenvoudiger is en
tot beter uitvoerbaar en handhaafbaar beheer leidt. De inzet is
daarnaast om teruggooi uit te bannen en het visserijbeleid meer in
samenhang met ander maritiem beleid vorm te geven.

De discussie over de hervorming van het GLB, het GVB en het
Cohesiebeleid kan niet los worden gezien van de bredere discussie die
zal plaatsvinden over de Financiële Perspectieven vanaf 2014.

In het regeringsakkoord is terzake bepaald dat het kabinet in de
onderhandelingen over deze Financiële Perspectieven zich zal inzetten
voor een substantiële vermindering van de afdrachten door Nederland aan
de EU. In het licht van deze doelstelling en het verder willen
moderniseren van de Europese begroting dienen het GLB en het
Cohesiebeleid zich te voegen, net als andere begrotingsonderdelen, naar
budgettair krappere totaalkaders.

Bevordering van slimme regelgeving

Het kabinet onderschrijft het belang van minder en betere regelgeving op
EU- en nationaal niveau. De voorstellen die de Commissie in oktober 2010
heeft gepresenteerd in haar mededeling slimme regelgeving (COM(2010)
543) passen in dit streven. Het kabinet is in beginsel positief over de
aandacht die de Commissie wil schenken aan de kwaliteit van regelgeving
in de verschillende fasen van het beleids- en wetgevingsproces. Het
ambitieniveau van de Commissie is volgens het kabinet echter nog te
laag. De mededeling van de Commissie over slimme regelgeving blijft
achter in het formuleren van concrete voorstellen gericht op een
kwalitatieve verbetering van het EU-wetgevingsbeleid en het aanpakken
van bestaande en het voorkomen van nieuwe lasten als gevolg van
regeldruk. Ook van de andere Europese instellingen, de  Raad en het
Europees Parlement, kan de bijdrage aan het integrale programma worden
versterkt.

Bij het opstellen van nieuwe EU-regelgeving moet naar de mening van het
kabinet meer aandacht worden besteed aan haalbare omzettingstermijnen,
zeker bij regelgeving met zware maatschappelijke gevolgen. Daarbij dient
te worden voorkomen dat het instrumentarium voor handhaving op Europees
niveau in detail wordt voorgeschreven. 

In sommige gevallen schrijft Europese wetgeving het aantal te verrichten
inspecties voor. Dit strookt niet met de ambities van het kabinet voor
modern systeemtoezicht. Het kabinet wenst op dit punt nationaal
voldoende beleidsruimte te houden.

Lopende werkzaamheden 

Het kabinet acht het met de Commissie van belang dat voldoende aandacht
wordt besteed aan de handhaving en tenuitvoerlegging van het EU-recht.
Een goede en uniforme uitvoering van Europese regelgeving zorgt voor een
gelijk speelveld in de EU en voor geloofwaardigheid en draagvlak bij
Europese burgers en bedrijven. Uit de aangekondigde analyse van de
oorzaken van te late en onjuiste omzetting van het EU-recht moeten op
korte termijn lessen worden getrokken voor het vereenvoudiging en
herziening van bestaande wetgeving. Deel II:  Lijst met voor Nederland
belangrijke voorstellen

Annex I

1. Annual Growth Survey

Een belangrijk nieuw onderdeel van de Europa 2020-strategie is de
introductie van het “Europees Semester van beleidscoordinatie” in
2011. Vanaf volgend jaar zullen alle lidstaten jaarlijks in april zowel
hun Stabiliteits- of Convergentieprogramma als hun Nationale
Hervormingsprogramma moeten indienen. Tijdens de Europese Raad in maart
(de Annual Growth Summit) zal hierover worden gesproken op basis van de
Annual Growth Survey die de Europese Commissie in januari zal
presenteren. Dit rapport zal zowel terugblikken als vooruitkijken en zal
ingaan op budgettaire en (structurele) macro-economische ontwikkelingen
in de lidstaten. Door de introductie van het Europees semester kunnen de
instrumenten onder het Stabiliteits- en Groeipact en de Europa
2020-strategie beter op elkaar worden afgestemd. Hierdoor kan een
grotere efficiëntie worden bereikt op het gebied van de
beleidsaanbevelingen die onder beide worden gedaan. Het kabinet
ondersteunt dit streven.

2. Strengthening economic governance follow-up

Het rapport van de werkgroep Van Rompuy bevat voorstellen op het terrein
van nationale budgettaire raamwerken, het Europees semester, het
Stabiliteits- en Groeipact (SGP), macro-economische onevenwichtigheden,
crisisresolutie en economische governance. De Europese Raad van 28 en 29
oktober 2010 heeft het rapport van de werkgroep onderschreven en
opgeroepen tot een snel vervolgtraject om zowel de Commissievoorstellen
als de voorstellen die door de werkgroep zijn gedaan juridisch uit te
werken, uiterlijk in de zomer van 2011. Het rapport bevat elementen die
in de toekomst zowel de preventieve als de correctieve arm van het SGP
zullen versterken. Het sanctie-instrumentarium van het SGP zal worden
uitgebreid en sancties zullen sneller en eenvoudiger kunnen worden
toegepast. Daarnaast zal er meer aandacht komen voor schuld en voor de
houdbaarheid van de overheidsfinanciën, waarbij geconcretiseerd zal
worden wanneer schuld in voldoende mate afneemt. Ook zullen minimumeisen
worden opgesteld waaraan nationale begrotingsraamwerken zullen moeten
voldoen.

Daarnaast stelt de werkgroep voor om een formele procedure op te zetten
om schadelijke macro-economische onevenwichtigheden binnen de EU en het
eurogebied tegen te gaan. Deze procedure zal bestaan uit een preventieve
en een correctieve arm. In de preventieve fase zullen alle lidstaten
worden beoordeeld aan de hand van vooraf vastgestelde indicatoren met
bijbehorende grenswaarden. Als op basis daarvan blijkt dat er mogelijk
onevenwichtigheden bestaan, kan een diepteonderzoek plaatsvinden,
waaruit mogelijk beleidsaanbevelingen volgen. Lidstaten met
onevenwichtigheden die zeer schadelijk zijn voor het functioneren van de
rest van het eurogebied, komen in een ‘excessieve
onevenwichtighedenprocedure’ terecht waarin specifiekere
beleidsaanbevelingen worden gedaan. Deze lidstaten zullen frequenter
gemonitord worden. Voor eurolanden kunnen mogelijk sancties volgen in
het geval van het herhaaldelijk niet opvolgen van de
beleidsaanbevelingen. Het kabinet is voorstander van een dergelijke
procedure, omdat grote onevenwichtigheden schadelijk kunnen zijn voor
het functioneren van de muntunie. Hier moeten ook overschotlanden aan
bijdragen, al moet dit geen symmetrische exercitie worden. 

Tenslotte is besloten dat er een permanent crisisresolutiemechanisme
moet komen, waarvoor een beperkte verdragswijziging noodzakelijk kan
zijn. De Europese Raad heeft vastgesteld dat Artikel 125 VWEU (de ‘no
bail-out clausule’) niet gewijzigd zal worden. De Europese Raad heeft
de Europese Commissie uitgenodigd om voorbereidend werk te verrichten
ten aanzien van algemene kenmerken waar een dergelijk mechanisme aan
moet voldoen, waaronder zeer strikte beleidscondities, de rol van de
private sector en de betrokkenheid van het IMF. Het kabinet hecht sterk
aan strikte beleidscondities, aan een belangrijke rol voor het IMF en de
private sector bij de burden sharing en stelt daarnaast dat lering
getrokken dient te worden uit de ervaring met Griekenland en de European
Financial Stability Facility. 

4. Legislative initiative on a framework for bank crisis management and
resolution 

De ontwikkeling van een Europees kader voor crisisbeheersing en
afwikkeling van in problemen verkerende kredietinstellingen heeft ook de
aankomende periode prioriteit. In navolging op haar consultatiedocument
van 20 oktober 2009 heeft de Europese Commissie op 20 oktober 2010 een
mededeling gepubliceerd met de door de Commissie voorgestane hoofdlijnen
van het beleid ten aanzien van crisisbeheersing en afwikkeling. In het
voorjaar van 2011 zal de Commissie met een wetgevingsvoorstel ter nadere
uitwerking hiervan komen. Het kabinet zal zich sterk blijven inzetten
voor Europese afspraken over crisisbeheersing en afwikkeling. De
financiële crisis heeft namelijk zeer helder het belang aangetoond van
een over de volle breedte inzetbaar palet van instrumenten dat tijdig en
effectief kan worden ingeroepen ten behoeve van een financiële
onderneming die in problemen komt of reeds in problemen verkeert.
Ingeval van grensoverschrijdende financiële ondernemingen is ook de
gelijkvormigheid van instrumenten van belang. Voor het kabinet zijn
hierbij belangrijke uitgangspunten dat financiële ondernemingen
failliet moeten kunnen gaan en dat de kosten van vergaand ingrijpen of
faillissement bij de onderneming en haar kapitaalverschaffers neer
dienen te slaan.

5. Amendments of Capital Requirements Directives (CRD IV)(Carry-over
2010)

Eind 2010 heeft het Bazelse Comite van Bankentoezichthouders
overeenstemming bereikt over een pakket aan maatregelen ter aanscherping
van het bestaande kapitaalraamwerk. Dit pakket, ook wel Bazel-3 genoemd,
zal voor de Europese Commissie het uitgangspunt vormen bij het
formuleren van nieuwe voorstellen tot aanscherpen van de Europese
kapitaaleisenrichtlijn (CRD). 

Om begin 2011 met concrete voorstellen te kunnen komen, is de Europese
Commissie in 2010, parallel aan de werkzaamheden van het Bazelse
Comité, gestart met het nader uitwerken van de verschillende
wijzigingsvoorstellen. Namens Nederland waren hier experts van De
Nederlandsche Bank bij betrokken. In haar reactie op het Wetgeving- en
Werkprogramma 2010 heeft het kabinet al gewezen op het belang van deze
aanscherpingen van de Europese kapitaaleisenrichtlijn. Ook voor het
komende jaar zijn deze richtlijnamendementen geïdentificeerd als een
voor het kabinet prioritair traject. 

7. Review of the Market in Financial Instruments Directive (MiFID)

De MiFID (Markets in Financial Instruments Directive) is op 1 november
2007 van kracht geworden. De MiFID heeft als doel een efficiënte en
geïntegreerde Europese markt voor beleggingsdiensten en -activiteiten
tot stand te brengen, de belangen van de belegger adequaat te
beschermen, de concurrentiemogelijkheden tussen beleggingsondernemingen
te vergroten en grensoverschrijdende diensverlening beter te
faciliteren. De MiFID heeft grote impact op Nederland als publieke
marktplaats voor vraag en aanbod van kapitaal. Onder invloed van de
MiFID is hevige concurrentie losgebarsten tussen de verschillende
handelplatformen in Europa. Positief effect hiervan is dat
transactiekosten zijn gedaald en grensoverschrijdende handel is
toegenomen. Er zijn echter mogelijk ook negatieve effecten van de
toegenomen concurrentie en de toename in het aantal handelsplatformen.
De herziening van de MiFID in 2011 biedt de mogelijkheid om nieuwe en
oude problemen op de kapitaalmarkten het hoofd te bieden. Het
kabinet acht het van groot belang dat in de herziening van de MiFID
aandacht wordt besteed aan transparantie rondom prijsvorming (met name
pre-trade transparantie). Ook ziet het kabinet het tegengaan van
marktmisbruik als prioriteit, bijvoorbeeld door invoering van een
Europees verplichte Client-ID. Dit is, gezien het grote aantal
grensoverschrijdende transacties, het meest effectief. Daarnaast dient
er aandacht te zijn voor de effecten van toegenomen handel via dark
pools (handelssystemen waar geen transparantievoorschriften voor de
handel gelden) en handel door High Frequency Trading (het
geautomatiseerde uitvoeren van handelstrategieën via zeer krachtige
computers).

12.  Low carbon economy 2050 roadmap

De aangekondigde routekaart voor de transitie naar een koolstofarme
economie in 2050 is niet alleen van belang met het oog op
klimaatdoelstellingen, maar ook voor doelstellingen ten aanzien van
energievoorzieningszekerheid, innovatie, groene groei en duurzame
mobiliteit. Nederland  onderschrijft het belang van EU-interne
voorbereiding op de doelstelling van 80–95% reductie van
broeikasgassen in 2050 en verkenning van maatregelen die daarvoor nodig
zijn. Belangrijk is dat kosteneffectieve reductiepaden naar 2050 worden
geanalyseerd, inclusief verschillende opties voor de timing van
maatregelen. Dit geeft inzicht in de implicaties voor emissiereducties
op de middellange termijn (2030, 2040) en welke stappen op korte termijn
nodig zijn, gericht op de toekomst. Volgens het kabinet moeten ook
kosten en baten van maatregelen bij een eventuele ophoging van de 20%
doelstelling voor 2020 in deze analyse worden meegenomen. Ook moet er
aandacht zijn voor het voorkomen van zgn. ‘lock-inn’ effecten. In
het voorjaar zal de Europese Raad de routekaart bespreken. De 2050
routekaart voor een koolstofarme economie biedt het raamwerk voor de
uitwerking van sectorale 2050 routekaarten, met name inzake energie en
transport.

13. Energy Roadmap 2050 

In het derde kwartaal van 2011 zal de Commissie de Energy Roadmap 2050
publiceren. Hierin zal zij een aantal scenario’s beschrijven om aan te
geven wat de ambitie moet zijn van beleid en instrumenten
(infrastructuur, marktregulering, CO2-prijzen, steun voor technologie,
hernieuwbare energie en energie-efficiency) om te komen tot een
efficiënt  en CO2-arm energiesysteem in 2050. Het kabinet acht een
geïntegreerde benadering voor het bereiken van een efficiënt en
koolstofarm energiesysteem in 2050 van belang. De scenario’s dienen
als achtergrond voor beleidsbeslissingen die vaak een
langetermijnkarakter hebben.

14. Roadmap to a resource Efficient Europe

Deze routekaart zal een samenhangend pakket van maatregelen met
betrekking tot een variëteit aan beleidsterreinen bevatten om de
transitie naar economie die efficiënt is in het gebruik van hulpbronnen
te ondersteunen. Hierbij gaat het niet alleen om verlaging van de
milieudruk, maar ook om kansen voor de concurrentiekracht van de EU en
zekerstelling van toevoer van hulpbronnen. Wat Nederland betreft gaat
het hierbij om het bereiken van duurzame groei met inachtneming van
duurzaam gebruik van alle hulpbronnen, dat wil zeggen energie,
abiotische (mineralen, metalen) en biotische hulpbronnen (bodem, water
en lucht inclusief hun ecosystemen). Het is vanwege de onderlinge
interdependenties belangrijk het samenhangende pakket van maatregelen
voor deze typen hulpbronnen af te stemmen met de aanpak voor
klimaatverandering en voedselzekerheid. Een dergelijke brede
aanvliegroute heeft meerwaarde, omdat juist in andere sectoren, zoals
landbouw, visserij, transport, energie en industrie, een transitie nodig
is naar een efficiënt en duurzaam gebruik van hulpbronnen.

15. en 16. European Energy Efficiency Plan en Directive on energy
efficiency and savings 

De Commissie zal begin 2011 een actieplan Energie Efficiëntie tot 2020
publiceren met maatregelen voor alle sectoren (gebouwde omgeving,
centrales, transport en industrie). Deze mededeling wordt in het derde
kwartaal gevolgd door een voorstel voor een richtlijn energiebesparing
met concrete maatregelen als opvolger van de energiedienstenrichtlijn.
Op het terrein van energiebesparing zijn in de afgelopen periode reeds
diverse maatregelen genomen voor een ambitieus Europees beleid, zoals de
herziening van de richtlijnen ecodesign en energie-etikettering. Het
kabinet hecht eraan dat in de komende jaren snel en volledig invulling
wordt gegeven aan deze richtlijnen door het stellen van eisen aan nieuwe
specifieke productgroepen. De Europese Commissie heeft via de opstelling
van uitvoeringsmaatregelen reeds een middel in handen om eisen te kunnen
stellen aan energiegerelateerde producten. Ook is de richtlijn
Energieprestatie van gebouwen (EPBD) recent in Brussel aangescherpt.
Deze wordt nu door de lidstaten geïmplementeerd en zal ertoe leiden dat
het onbenutte besparingspotentieel in gebouwen beter kan worden gebruikt
door het nemen van kosteneffectieve energiebesparende maatregelen. 

Het kabinet is vooralsnog kritisch over verdergaande Europese
regelgeving op het gebied van energiebesparing, tenzij duidelijk sprake
is van een toegevoegde waarde, zoals bij de uitvoeringsmaatregelen onder
de ecodesignrichtlijn. Nieuwe Europese voorstellen op het terrein van
energiebesparing zullen dan ook kritisch getoetst worden aan de eisen
van subsidiariteit en proportionaliteit. Voorts zijn
(kosten)effectiviteit en efficiency van het beleid voor het kabinet
belangrijke criteria bij de beoordeling van verdere voorstellen. 

  

17. White Paper on the Future of Transport

Dit witboek zal een visie geven op het transportbeleid tot aan 2050 en
zal een kader vormen voor concrete communautaire initiatieven op dit
gebied in het komende decennium. In de voorstellen zullen naar
verwachting de voltooiing van de interne vervoersmarkt, verwezenlijking
van innovatie in vervoermiddelen en -systemen en modernisering van de
infrastructuur centraal staan. In het bijzonder geldt dit voor de
herziening van de Trans-Europese Netwerken voor vervoer (TEN-T) en het
realiseren van een gemeenschappelijk Europees luchtruim. 

Voor Nederland is de verdere ontwikkeling van het Europese
vervoersbeleid van groot belang gezien de omvang van de Nederlandse
transportsector, de economische betekenis van de mainports Rotterdam en
Schiphol en de economische kansen voor innovatie gericht op
duurzaamheid. Hier liggen veel mogelijkheden voor verbetering van de
uitvoering en handhaving van bestaande regelgeving, voor vereenvoudiging
en voor de inzet van niet-wetgevende instrumenten. Nederland hecht groot
belang aan versterking van de mondiale concurrentiekracht van de
Europese transportsectoren.

Vanwege de grote - en vooralsnog toenemende - bijdrage van het vervoer
aan de Europese CO2-uitstoot zal het witboek een geloofwaardig
perspectief en een concrete eerste aanzet moeten geven voor een
koolstofarme vervoerssector (“decarbonisation”). Naast het stellen
van strenge emissie-eisen en bevorderen van innovatie is optimaliseren
van logistieke ketens, met aandacht voor alle modaliteiten, een
belangrijk doel. Dit vereist een zeer nauwe afstemming met andere
initiatieven onder de noemer "duurzame groei". 

18. Legislative initiative on Posting of Workers 

Het doel van dit initiatief is het verbeteren van de implementatie en
handhaving van de detacheringsrichtlijn. Het kabinet staat positief
tegenover dit initiatief voor zover het ziet op betere
informatieverstrekking tussen de lidstaten, waardoor een betere
implementatie en handhaving mogelijk is. Buitenlandse bedrijven moeten
kunnen achterhalen welke arbeidsvoorwaarden ze moeten garanderen voordat
ze werknemers grensoverschrijdend gaan detacheren. Bij dit onderwerp is
een actieve rol weggelegd voor de sociale partners. Zij zijn de
CAO-partijen en zij weten het beste wat er in hun CAO is afgesproken.
Ook hebben zij een rol om deze informatie te verspreiden ten behoeve van
buitenlandse bedrijven.

19. Revision of the Directive on Working Time (Directive 2003/88) 

De Commissie is van plan om in 2011 de discussie over een herziening van
de arbeidstijdenrichtlijn opnieuw te starten. In 2010 heeft een eerste
consultatie van de sociale partners plaatsgevonden. Afhankelijk van de
uitkomsten van de eerste consultatieronde zal in 2011 mogelijk een
tweede consultatie plaatsvinden. De uitkomsten hiervan zijn bepalend
voor de aard van het voorstel. De sociale partners hebben volgens het
Verdrag de mogelijkheid om zelf te gaan onderhandelen. Uit het
werkprogramma blijkt dat de Commissie bij de herziening van de richtlijn
inzet op een benadering die rekening houdt met de veranderende
werkpatronen in de lidstaten en die de implementatie van de huidige
richtlijn onder andere op het punt van aanwezigheidsdiensten
verduidelijkt. Eerdere onderhandelingen over een aanpassing van de
richtlijn zijn in 2009 gestrand toen Raad en Europees Parlement in een
bemiddelingsprocedure geen overeenstemming konden bereiken. De inzet van
Nederland bij die onderhandelingen was met name gericht op een heldere,
goede definitie van aanwezigheidsdiensten. 

21. White paper on pensions

Het kabinet ziet met belangstelling het witboek van de Commissie over
pensioenen tegemoet. Zoals in de kabinetsreactie op het groenboek reeds
is aangegeven onderschrijft Nederland het uitgangspunt dat de inrichting
van de pensioenstelsels een zaak is van de lidstaten. Waar wat het
kabinet betreft een grote rol voor Europa ligt is in het beschermen van
ons gemeenschappelijk belang bij houdbare pensioenstelsels en
financiële stabiliteit. Een krachtige handhaving van het Stabiliteits-
en Groeipact speelt hierbij een centrale rol. Voorts is het kabinet
benieuwd of de Commissie plannen heeft ten aanzien van de positie van
binnen Europa migrerende werknemers en met betrekking tot het vrij
verkeer van diensten. Het kabinet zal die plannen toetsen aan de eigen
uitgangspunten zoals die verwoord zijn in de kabinetsreactie op het
groenboek en de opvattingen die hieromtrent leven bij sociale partners.
Daarbij gaat het dan zowel over de noodzaak van eventueel voor te
stellen maatregelen als de concrete inhoud en consequenties daarvan.
Speciale aandacht verdient daarbij de vraag of de opvattingen of plannen
van de Commissie voldoende recht doen aan de specifieke karakteristieken
van het Nederlandse pensioenstelsel.

30. Directive on the rights of and support to victims of crime

Het voorstel van de Europese Commissie om te komen tot een alomvattend
pakket maatregelen ten behoeve van slachtoffers past in de lijn van het
kabinetsbeleid. Daarbij hoort ook dat Nederlanders die in een andere
EU-lidstaat slachtoffers worden van criminaliteit een sterkere positie
krijgen en dat de ondersteuning waarop zij aanspraak kunnen maken wordt
verbeterd.  De Europese Commissie wil de rechten van slachtoffers als
het gaat om bijstand, positie in het strafrecht en de bescherming van
slachtoffers regelen in een richtlijn. Zo wordt de mogelijkheid
gecreëerd om in een vroeg stadium van de strafzaak beslag te leggen op
middelen van verdachten ten behoeve van de schadevergoeding aan
slachtoffers.

Nederland vindt het belangrijk dat naast helder en concreet
geformuleerde regelgeving ook aandacht wordt besteed aan flankerend
beleid, zoals het delen van best practices op EU-niveau. Om de
uitvoering van de in regelgeving neergelegde rechten ook daadwerkelijk
in alle landen van de EU te realiseren, is het belangrijk een
cultuuromslag naar meer slachtoffergericht werken te bereiken. 

31 Initiatives on Smart Borders (BZK Annex I 31)

Legislative proposal to set up an Entry/Exit System (EES)

Legislative proposal to set up a Registered Traveller Programma (RTP)

Legislative proposal amending the Schengen Borders Code 

Communication the possibility of introducing an EU ESTA

Het kabinet onderstreept dat bij het grenstoezicht een goede balans moet
worden gevonden tussen enerzijds het controle- en veiligheidsbelang en
anderzijds het economisch belang van Nederland en de Schengen-partners
bij een vlotte en klantgerichte afhandeling van personen- en
goederenstromen. Het vinden en behouden van de juiste balans ziet het
kabinet als zijn belangrijkste uitdaging. 

Het kabinet verwelkomt het verzoek van de Europese Raad aan de lidstaten
en de Commissie om na te gaan hoe de verschillende soorten controles aan
de buitengrens beter kunnen worden gecoördineerd en geïntegreerd ter
verwezenlijking van de tweeledige doelstelling: het vergemakkelijken van
de toegang voor de bonafide reiziger enerzijds en het verhogen van de
veiligheid anderzijds waaronder het bestrijden van illegale immigratie.
Met het Nederlandse programma Vernieuwing Grensmanagement wordt
geanticipeerd op de voorstellen van de Europese Commissie voor het
verbeteren van het grenstoezicht in de Europese Unie. Voor een tijdige
vernieuwing van het grensmanagement is het van belang dat deze
voorstellen medio 2011 worden gepresenteerd.

33. Coherent proposal data protection 

A new comprehensive legal framework for the protection of personal data
in the EU (Carry-over 2010)

De Commissie zal met een voorstel komen dat erop gericht is de
EU-richtlijn dataprotectie uit 1995 aan te passen aan de
voortschrijdende technische ontwikkelingen. In een op 4 november 2010
door de Commissie vastgestelde bekendmaking zijn de redenen zijn voor
deze herziening in een samenhangend wettelijk kader uiteengezet:

- de omgang met de gevolgen van nieuwe technologieën;

- de noodzaak tot uitwerking van de interne-marktdimensie;

- verbetering van de mogelijkheden voor internationale
gegevensdoorgifte, effectievere handhaving van het
gegevensbeschermingsrecht;

- meer samenhang in het totale wettelijke kader.

Uit artikel 16 VWEU vloeit voort dat daarbij tevens het uit 2008
daterende EU-kaderbesluit voor de bescherming van persoonsgegevens bij
de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken tussen de
lidstaten wordt betrokken. Het kabinet steunt dit voorstel om het
gegevensbeschermingsrecht te moderniseren. Daarbij zal wel aandacht
moeten uitgaan naar een vermindering van administratieve lasten, aan
modernisering van het begrippenapparaat en de verhoudingen van het
EU-gegevensbeschermingsrecht tot dat van derde landen. Vanwege het
belang van de beschikbaarheid van persoonsgegevens voor de veiligheid
zal het kabinet nadrukkelijk aandacht vragen voor de bescherming van
persoonsgegevens in de sfeer van politie en justitie.

Ook zal het kabinet daarbij bijzondere aandacht schenken aan
vraagstukken als informatiebeveiliging, met inbegrip van een meldplicht
bij geconstateerde inbreuken op de beveiliging van die persoonsgegevens,
en een passende sanctionering bij overtreding van de geldende regels.

38. Initiative to modernize EU development policy

Dit betreft nieuwe, brede, beleidsrichtsnoeren voor het Europese beleid
op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Daarin zal ondermeer worden
meegenomen de uitkomst van de groenboek-consultaties over de toekomst
van begrotingssteun en over groei en economische samenwerking. Ook zal
hierin de thematiek van klimaat en ontwikkeling, inclusief energie, en
ontwikkelingssamenwerking en de private sector worden behandeld. Deze
richtsnoeren zullen nieuwe kaders vaststellen voor Europese
ontwikkelingssamenwerking voor de periode 2014-2020. Aangezien tien
procent van de Nederlandse OS-middelen via de EU worden uitgegeven, is
dit voor het kabinet een prioritair voorstel. Het kabinet zal onder meer
pleiten voor een sterkere nadruk op economische sectoren
(infrastructuur, landbouw, energie) in de Europese hulpprogrammering en
een grotere terughoudendheid bij de Commissie in het verstrekken van
begrotingssteun.

40. A modern budget for Europe’s future

Zie hiervoor in algemene zin deel I van de kabinetsreactie, onder 5.

Annex II

27. Initiative to support the implementation of smart grids

De Commissie zal in 2011 met nadere voorstellen komen, waaronder een
wetgevingsvoorstel over slimme netten en een mededeling over externe
energiebetrekkingen, als uitwerking van twee in november 2010
gepresenteerde mededelingen over de energie-infrastructuur en de
Europese energiestrategie-2020. Opvallend is hierbij dat in de
aangekondigde voorstellen in de annex bij het werkprogramma een Europees
energieveiligheids- en infrastructuurinstrument gericht op het
stimuleren van energie-infrastructurele investeringen ontbreekt. Het
wetgevingsvoorstel over slimme netten zal voorzien in een raamwerk voor
de implementatie van slimme netten in lidstaten, waarbij
kwaliteitscriteria zijn opgenomen, en een verplichting voor
lidstaten om nationale plannen te ontwikkelen. Met het bevorderen van
slimme netten wil de Commissie energiebesparing bevorderen, het gebruik
van hernieuwbare energie stimuleren en de benodigde infrastructuur voor
elektrische auto's aanleggen. Het kabinet acht de ontwikkeling van
slimme netten een essentieel onderdeel van een Europese strategie voor
energie-infrastructuur, gericht op Europese
energievoorzieningszekerheid, het bereiken van energie- en
klimaatdoelen, de voltooiing van de interne energiemarkt en
diversificatie van bronnen en aanvoerroutes. De financiële
consequenties moeten worden bezien in het licht van de bredere discussie
over de Financiële Perspectieven.

 

28. Communication on security of energy supply and international
cooperation

Als uitwerking van de Energiestrategie-2020 zal de Commissie in 2011
een mededeling publiceren over Europese externe energiebetrekkingen.
Nederland is een voorstander van het benutten van de kracht van de EU
richting derde landen. Dit geldt met name daar waar sprake is van
knelpunten of (dreigende) crisissituaties. Voorts kan de EU
randvoorwaarden scheppen waarbinnen landen en bedrijfsleven optimaal
kunnen handelen in het aangaan van energierelaties met derde landen.

30. Commission opinion on Serbia’s application for EU membership

Dit betreft het avis van de Commissie over de Servische
lidmaatschapsaanvraag. Dit avis zal tweede helft van 2011 worden
gepresenteerd, waarschijnlijk gelijktijdig met de jaarlijkse
EU-voortgangsrapportage. Mede vanwege het vraagstuk van de samenwerking
met het Joegoslaviëtribunaal is dit avis voor de regering prioritair.
Daarnaast zal het kabinet, net als elk jaar, een uitgebreide appreciatie
geven over de voortgangsrapportage EU-uitbreiding.

34. Proposal for a revision of the Decision on communicable diseases
combined with an initiative on prevention and control of other serious
cross border health threats at EU-level (Health Security in the European
Union)

Onlangs is de discussie gestart over het aanpassen van Beslissing
2119/98 is – o.a. naar aanleiding van de uitbraak van Nieuwe Influenza
A(H1N1). Het streven is erop gericht om in 2011 hierover overeenstemming
te bereiken. Één van de doelstellingen van de aanpassing van
Beslissing 2119/98 is de EU-regelgeving in overeenstemming te brengen
met de Internationale Gezondheidsregeling (International Health
Regulations, WHO, 2005) waarin uitgegaan wordt van het all-hazards
principe; beslissing 2119/98 concentreert zich nu nog op
infectieziekten. Gevolg van deze wijziging kan zijn dat de verschillende
ministers in Nederland nauwer moeten samenwerken met de minister van
Volksgezondheid op het gebieden van hun beleidsterrein waar de
volksgezondheid in geding is. Dit is een vervolg op reeds eerder
ingezette intensieve samenwerking met het ministerie van EL&I waar het
van dieren op mensen overdraagbare ziekten betreft. Het kabinet volgt de
discussie en wacht het voorstel van de Commissie af. 

35. Review of Directive 2001/95/EC on general product safety (GPSD)

Het initiatief van de Commissie om te komen tot een verbetering van de
Richtlijn Algemene Productveiligheid 2001/95/EG wordt door het kabinet
ondersteund. De aandachtspunten die zijn benoemd worden onderschreven en
moeten leiden tot eenduidige regelgeving voor zowel bedrijven als
toezichthouders. Tijdens de besprekingen met betrekking tot de
herziening van de richtlijn blijft Nederland voorstander van het
zorgvuldiger toepassen van de spoedmaatregel. Daarnaast biedt de
herziening de mogelijkheid om binnen Europa heldere afspraken te maken
over de verplichte controles op specifieke importstromen, al dan niet
bekostigd door retributie. Nederland heeft met zijn havens een
belangrijke positie op de internationale handelsmarkt en daarmee een
grote verantwoordelijkheid als het gaat om de controles op producten van
buiten de EU. Daarnaast biedt de herziening de mogelijkheid om een
aantal preferente onderzoekslaboratoria aan te wijzen. Met deze
aanwijzing kan op EU-niveau beschikbare kennis efficient worden
onderhouden en uitgebouwd. Nederland heeft met de laboratoria van de
nVWA een uitstekende kans om hierin een positie te krijgen.

37. Revision of the Tobacco Products Directive 2001/37/EC, concerning
the manufacture, presentation and sale

In 2011 zal de Commissie een beslissing nemen over de aanpassing van de
Tabaksproductenrichtlijn. Algemeen wordt aangenomen dat tot aanpassing
zal worden overgegaan. Naar verwachting zal reeds in het voorjaar van
2011 een voorstel voor een nieuwe richtlijn worden gedaan. Naar
aanleiding van dat voorstel zullen de lidstaten met elkaar in
onderhandeling moeten over nieuwe maatregelen op het gebied van
productie, verkoop en aanprijzing van tabaksproducten. Daarbij komen
mogelijk verdergaande gezondheidswaarschuwingen, verkoopbeperkingen en
informatieverplichtingen voor de fabrikant aan de orde. De nieuwe
richtlijn zal verplichtingen voor Nederland met zich meebrengen. Dat
maakt dat het kabinet er extra alert op zal zijn dat de Nederlandse
belangen  goed worden afgewogen en meegenomen bij de aanpassing van deze
richtlijn. 

38. Mededeling over de 2e EU-Strategie voor de bescherming en het
welzijn van dieren (2011-2015)

De nieuwe dierenwelzijnsstrategie zal waarschijnlijk fungeren als
opvolger van het huidige Europese Actieplan voor dierenwelzijn, dat een
overzicht geeft van de doelstellingen en actiegebieden voor de jaren
2006–2010. In december 2010 wordt een evaluatie van dit beleid
verwacht. Daarna zal de Commissie medio 2011 met haar nieuwe strategie
komen en deze als mededeling aanbieden aan de lidstaten en het Europees
Parlement. Op 17 mei jl. heeft de toenmalige minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit de Tweede Kamer geïnformeerd over de stevige
Nederlandse inzet voor deze strategie (Kamerstuk 21 501-32). Ook uit
het huidige kabinet streeft, conform het regeerakkoord, naar ambitieuze,
verbeterde EU-normen voor dierenwelzijn. Nederland zal een actieve rol
vervullen bij de totstandkoming en vaststelling van de nieuwe strategie.

40. Directive on the use of Passenger Name Records for law enforcement
purposes (European PNR)

De Commissie zal vermoedelijk begin 2011 een hernieuwd voorstel voor een
EU PNR-systeem uitbrengen. De inwerkingtreding van het Verdrag van
Lissabon maakte deze hernieuwing noodzakelijk. Het gaat om een wetgevend
voorstel dat beoogt dat EU-lidstaten voor rechtshandhavende doeleinden
PNR-gegevens ontvangen van luchtvaartmaatschappijen voor passagiers die
van of naar de EU vliegen. Nederland hecht aan een evenwichtig stelsel
van gegevensbescherming en streeft naar zoveel mogelijk harmonisatie in
de praktijk. Daarnaast onderstreept het kabinet het belang van de
ontwikkeling van EU-PNR in nauwe samenwerking met andere initiatieven op
het gebied van grenstoezicht. 

79. Richtlijn voor maritieme ruimtelijke ordening

Doel van het voorstel is om een geharmoniseerde aanpak van gebruik van
de zee te bevorderen. Nederland kan instemmen met de doelstelling, maar
ziet vooralsnog geen noodzaak om op dit terrein tot Europese regelgeving
te komen. Evenals veel andere lidstaten is Nederland bevreesd voor
overregulering. Nederland zal voorstellen op dit gebied kritisch
beoordelen en tevens aan een eigen juridische analyse onderwerpen.

82. Mededeling Europese Strategie en Actieplan naar een duurzame
bio-based economy in 2020

Nederland, Duitsland en Frankrijk hebben de Commissie eind 2009 verzocht
om een integrale benadering voor de ontwikkeling naar een bio-based
economy te ontwikkelen. De daarop door de Commissie voor de tweede helft
van 2011 aangekondigde mededeling is van groot belang voor Nederland.
Vóór 2030 wil Nederland een derde van de fossiele bronnen door groene
grondstoffen ofwel biomassa vervangen. Deze overgang naar een bio-based
economy levert grote winst op voor de agro-, chemische, logistieke en
energiesector. De marktwaarde voor de EU wordt op 350 miljard euro per
jaar geschat. Het Nederlandse bedrijfsleven denkt het Bruto Nationaal
Product dankzij de bio-based economy al in 2020 met 20 miljard euro per
jaar te kunnen verhogen. De overgang van een economie gebaseerd op
fossiele grondstoffen naar een bio-based economy is een complexe
systeeminnovatie in een niet-stabiele internationale omgeving.
Coherentie-aspecten, zoals stijging van de wereldvoedselprijzen en de
toegang van ontwikkelingslanden tot kennis en internationale handel op
het gebied van biomassa hebben ook de aandacht van het kabinet. De
noodzaak om ook op EU-niveau tot een geïntegreerde benadering op
systeemniveau te komen, wordt onderkend door de sociale partners.
Nederland is als kennisland bij uitstek toegerust om een leidende rol op
zich te nemen.

 PAGE   14 

 PAGE   1