[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inkomenspositie ouderen

Bijlage

Nummer: 2010D48947, datum: 2010-12-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Reactie op de motie Rouvoet over de koopkrachtplaatjes voor gezinnen met kinderen en reactie op de de brief van de Koepel van ouderenorganisaties over de koopkrachtontwikkeling van ouderen (2010D48946)

Preview document (🔗 origineel)


Bijlage: inkomenspositie ouderen

Inleiding

Tijdens het AO van de themacommissie Ouderenbeleid van 21 januari 2010
is toegezegd om inzicht te verschaffen in de inkomens- en
vermogenspositie van 67-plussers, tegen de achtergrond van de discussie
in hoeverre generieke regelingen voor ondersteuning van ouderen nog
noodzakelijk zijn. De afgelopen jaren is uit diverse onderzoeken
gebleken dat de inkomenspositie van ouderen relatief is verbeterd (SCP,
SZW, Goudswaard), waarbij ook het aantal ouderen met een inkomen onder
de armoedegrens is gedaald. Dit memo geeft op basis van CBS gegevens een
overzicht van de inkomens- en vermogenspositie van ouderen. Tevens wordt
inzicht verschaft in het inkomensregelingen die gelden voor ouderen.

Ouderen hebben een gunstige inkomensontwikkeling…

Het gemiddelde inkomen van ouderen is de afgelopen jaren sneller
gestegen dan van 65-minners. Onderstaande tabel laat dit effect zien
voor de periode 2001-2009. Het gemiddelde (gestandaardiseerd
besteedbaar) inkomen van 65-69 jarigen is in deze periode zelfs met 37%
toegenomen, tegenover 29% van alle 65-plussers. De rijping van
pensioenfondsen speelt hierin een belangrijke rol: pas de laatste jaren
gaan veel ouderen met pensioen die gedurende hun gehele werkzame leven
een aanvullend pensioen hebben opgebouwd. Ook stijgt het aandeel oudere
vrouwen dat lang werkt dan wel gewerkt heeft sterk. Het
gestandaardiseerde gemiddelde besteedbaar inkomen ligt voor 65-plussers
nog wel lager dan voor 65-minners.

Tabel 1:	Gestandaardiseerd gemiddeld besteedbaar inkomen van huishoudens
naar leeftijd hoofdkostwinner (in euro’s)

	2001	2009	groei

65 - 69 jaar	18.300	25.100	37%

65-plussers	17.300	22.400	29%

65-minners	19.600	23.700	21%

Bron: CBS statline

…met als resultaat minder armoede onder ouderen

Figuur 1 laat zien dat het aandeel lage inkomens bij ouderen in 2001 nog
vergelijkbaar was met het aandeel lage inkomens in de totale bevolking,
maar sindsdien veel harder gedaald is dan in de totale bevolking. In
2008 bedraagt het aandeel lage inkomens bij ouderen (3,8%) minder dan de
helft van dat in de totale bevolking (8,0%). Een vergelijkbare
ontwikkeling heeft zich voor gedaan bij langdurig lage inkomens.

Figuur 1:	Ontwikkeling aandeel huishoudens met lage dan wel langdurig
lage inkomens, totale bevolking en 65-plussers, 2001-2008

Bron: CBS statline

	

Vermogenspositie ouderen

Ouderen beschikken gemiddeld over veel vermogen: in 2009 is dit
gemiddeld circa € 240.000 per huishouden tegenover circa € 150.000
voor huishoudens jonger dan 65 jaar. Vermogen is hierbij gedefinieerd
als de waarde van het eigen huis minus de hypotheekschuld, en het
overige financiële vermogen. Hoewel het gemiddelde vermogen van ouderen
vrij hoog is, betekent dit niet dat alle ouderen vermogen hebben. Circa
40% van de ouderen heeft niet of nauwelijks vermogen, vermogen is
ongelijker verdeeld dan inkomen. Het gemiddelde vermogen van ouderen is
harder gestegen dan het gemiddelde vermogen van 65-minners, en het
gemiddelde vermogen van 65-74 jarigen is harder gestegen dan het
gemiddelde vermogen van ouderen.

Tabel 2:	Gemiddeld vermogen naar leeftijd kostwinner (in euro’s)

	2000	2009	groei

65 – 74 jaar 	151.000	274.000	82%

65-plussers	148.000	238.000	61%

65-minners	98.000	146.000	50%

Bron: CBS statline

Inkomensbeleid ouderen

Het specifieke inkomensbeleid ouderen is gedeeltelijk
inkomensafhankelijk. De ouderenkorting heeft een inkomensgrens van €
34.857 in 2011, personen met een hoger inkomen hebben geen recht op de
ouderenkorting. Dit betekent overigens niet dat huishoudens met hoge
inkomens geen ouderenkorting krijgen; omdat de ouderenkorting wordt
getoetst op individueel inkomen, kan de partner van iemand met een hoog
inkomen wel recht hebben op de ouderenkorting. De tegemoetkoming AOW is
een bruto bedrag, waardoor het netto bedrag voor hogere inkomens –
door het hogere marginale belastingtarief – lager uitpakt.
Alleenstaande ouderen hebben recht op de alleenstaande ouderenkorting.
Deze is inkomensonafhankelijk. 

Naast de ouderenkortingen en de tegemoetkoming AOW zijn er
kortingsregelingen waar alle ouderen recht op hebben; zo kunnen alle
ouderen met korting gebruik maken van het openbaar vervoer (de oude roze
strippenkaart). Daarnaast is het beleid zo vormgegeven dat er meer van
ouderen met een midden en hoog inkomen wordt gevraagd. Enkele
voorbeelden hiervan zijn:

Het recht op specifieke inkomensregelingen voor ouderen – zoals de
ouderenkorting - neemt af voor hogere inkomens.

Hogere inkomens betalen meer eigen bijdrage voor de AWBZ en de Wmo
waardoor ouderen bij iedere verbetering van de inkomenspositie meer
eigen bijdrage gaan betalen. 

Ouderen met een hoger inkomen hebben minder recht op toeslagen zoals de
huur- en zorgtoeslag dan ouderen met een lager inkomen.

Met het afschaffen van de partnertoeslag AOW in 2015 – en de korting
van 8% per 2011 - wordt aangesloten bij de ontwikkeling dat vrouwen in
toenemende mate economisch zelfstandig zijn.

Tot slot

Bovenstaand overzicht laat zien dat ouderen de afgelopen jaren een
verbetering in hun vermogens- en inkomenspositie hebben gezien. Nieuwe
cohorten ouderen hebben een groter inkomen en een groter vermogen dan
voorgaande cohorten ouderen. Daarnaast is de armoede onder ouderen –
gemeten op basis van het aandeel lage inkomens - afgenomen. De
regelingen gericht op ouderen zijn deels inkomensafhankelijk, deels
inkomensonafhankelijk.

Overzicht generieke inkomensregelingen ouderen

Gegevens uit onderstaande tabel zijn afkomstig uit de brief van 8
december 2009 betreffende het stelsel van inkomensregelingen.

Regeling	Inhoud regeling en doelgroep	Uitvoering 	Hoogte bedrag*	Omvang
gebruik*	Uitgaven*      

Algemene ouderdomswet (AOW)	Ouderdomspensioen voor personen vanaf 65
jaar.	SVB	Bruto bedrag per maand exclusief vakantiegeld voor:	Totaal
2,76 mln uitkeringsjaren:	28,2 miljard



	- Alleenstaande 70%: € 1018,06	- alleenstaanden: 1,01 mln 





- Alleenstaande ouder 90%: € 1289,75	- gehuwden: 1,75 mln 





- Gehuwde 50% p.p.: € 698,67 	 

	AOW-tegemoetkoming	Tegemoetkoming voor ouderen met AOW.	SVB	Bruto €
34,26 per maand.	2,8 miljoen	1,1 miljard

	De uitbetaling loopt gelijk met uitbetaling AOW.





Ouderenkorting	Fiscale korting voor belastingplichtigen van 65 jaar of
ouder, met een verzamelinkomen tot € 34.934 	Belastingdienst	€ 684
per jaar	2.095.000 personen 	1,32 miljard 





(raming 2009)	(raming 2009)

Aanvullende alleenstaande ouderenkorting	Fiscale korting voor
belastingplichtigen met een AOW-uitkering voor alleenstaanden
(onafhankelijk van inkomen)	Belastingdienst	€ 418 per jaar	1.105.000
personen 	0,45 miljard





(raming 2009)	(raming 2009)

* De uitkeringsbedragen zijn per 1 januari 2010 en de aantallen en
uitgaven zijn conform de raming 2010 in de begroting 2010, tenzij anders
aangegeven

 CBS/SCP (2006). Armoedebericht 2006, Centraal Bureau voor de
Statistiek, Voorburg/Heerlen.

 Ministerie van SZW, De toekomstige inkomenspositie van ouderen,
Werkdocument, 2006

 K.P. Goudswaard, R.M.W.J. Beetsma, Th. E. Nijman en P. Schnabel, Een
sterke tweede pijler; naar een toekomstbestendig stelsel van aanvullende
pensioenen, Rapport van de Commissie Toekomstbestendigheid aanvullende
pensioenregelingen, Den Haag, 2010

 Kamerstukken II 2009/10, 24 515, nr. 172.