[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32193, bijgewerkt t/m nr. 8 (NvW d.d. 1 juni 2011)

Wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht en enige andere wetten in verband met de invoering van geïntegreerd toezicht en de gewijzigde rol van de Inspectie van het onderwijs bij het toezichtproces

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2010D52418, datum: 2011-07-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2009Z20251:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 8 (NvW van d.d. 1 juni 2011)



32 193	Wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht en enige andere
wetten in verband met de invoering van geïntegreerd toezicht en de
gewijzigde rol van de Inspectie van het onderwijs bij het toezichtproces



	Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de
Inspectie van het onderwijs bevoegdheden toe te kennen inzake het
toezicht op het financieel beheer door onderwijsinstellingen en de
Inspectie van het onderwijs meer bevoegdheden toe te kennen op het
terrein van handhaving;

	dat het tevens wenselijk is de rol van de inspectie bij het
risicogericht en proportioneel toezicht beter tot uitdrukking te
brengen;

	dat in verband hiermee wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht en
enige andere wetten noodzakelijk is;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het	 onderwijstoezicht wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt “Onze Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit” vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken,
Landbouw en Innovatie.

2. In onderdeel d, onder 1, wordt “- Wet op de erkende
onderwijsinstellingen, of” vervangen door:

- Wet medezeggenschap op scholen,

- Wet overige OCW-subsidies,

- Wet op de erkende onderwijsinstellingen, of.

3. Onderdeel m vervalt onder verlettering van onderdeel n tot onderdeel
m.

B

	Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3. Taken

	1. Het toezicht op het onderwijs is opgedragen aan de inspectie.

	2. Het toezicht omvat de volgende taken:

a. het beoordelen en bevorderen van de kwaliteit van het onderwijs,

daaronder begrepen de kwaliteit van het onderwijspersoneel, aan
instellingen als bedoeld in de onderwijswetten met uitzondering van de
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, het beoordelen
en bevorderen van de kwaliteit van de uitoefening van de taken van de
regionale expertisecentra en de kenniscentra beroepsonderwijs
bedrijfsleven, en het beoordelen van de kwaliteitsvoorwaarden van de
voorschoolse educatie op peuterspeelzalen en kindercentra, bedoeld in de
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen,

	b. het beoordelen en bevorderen van de naleving van de bij of krachtens
een onderwijswet gegeven voorschriften,

	c. het beoordelen en bevorderen van de kwaliteit van het stelsel voor
hoger onderwijs, met inbegrip van het stelsel van accreditatie, bedoeld
in artikel 1.1, onderdelen s en t, van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek,

	d. het beoordelen en bevorderen van de financiële rechtmatigheid door
in ieder geval het verrichten van onderzoek naar de rechtmatige
verkrijging van de bekostiging, naar de controlerapporten van de door
het bestuur aangewezen accountant, naar de rechtmatigheid van de
bestedingen en naar de rechtmatigheid van het financieel beheer van de
bekostigde instellingen,

e. het beoordelen en bevorderen van de rechtmatigheid en de
doeltreffendheid van de uitoefening van de taken, opgedragen aan het
college van burgemeester en wethouders bij of krachtens hoofdstuk 1,
afdelingen 3 en 6 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen
peuterspeelzalen, met uitzondering van de bij of krachtens artikel 1.50b
vastgestelde bepalingen omtrent de kwaliteit van voorschoolse educatie,

	f. het rapporteren over de ontwikkeling van het onderwijs en over de
uitoefening van de taken door de instellingen, de regionale
expertisecentra en de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven, in
het bijzonder over de kwaliteit daarvan, en

	g. het verrichten van andere bij of krachtens de wet aan de inspectie
opgedragen taken.

	3. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat Onze
Minister de inspectie mandaat kan verlenen om bestuurlijke sancties op
te leggen en andere besluiten te nemen.

C

	In artikel 4 wordt onder vernummering van het derde lid tot vierde lid
een lid ingevoegd, luidende:

	3. De intensiteit van het toezicht in het onderwijs, met uitzondering
van het hoger onderwijs, is afhankelijk van de kwaliteit van het
onderwijs, van de wijze waarop de professionaliteit van de instelling en
het bestuur is gewaarborgd, van de mate van naleving van wettelijke
voorschriften en, voor zover deze wordt bekostigd uit ’s Rijks kas,
van de financiële situatie van de instelling.

D

	In artikel 9, derde lid, wordt “een besluit” vervangen door: een
besluit tot aanwijzing.

E

	Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10. Reikwijdte

	1. De artikelen 11, 12, 13 en 15 zijn niet van toepassing op de
instellingen voor hoger onderwijs, bedoeld in de artikelen 1.9, 1.12 en
1.12a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

	2. Hoofdstuk 3 is niet van toepassing op de uitvoering van de taken,
opgedragen aan het college van burgemeester en wethouders bij of
krachtens hoofdstuk 1, afdelingen 3 en 6 van de Wet kinderopvang en
kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

F

	Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 11. Regulier onderzoek
basisonderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en
educatie en beroepsonderwijs.

	2. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Ter uitvoering van de in artikel 3, tweede lid, onderdelen a, b en
d, bedoelde taken onderzoekt de inspectie jaarlijks met inachtneming van
artikel 4 het onderwijs aan elke instelling. Naar aanleiding van het
onderzoek geeft de inspectie een oordeel over de kwaliteit van het
onderwijs aan de instelling en over de naleving van wettelijke
voorschriften door de instelling.

	3. In het tweede lid komt de aanhef te luiden: “De inspectie verricht
het onderzoek aan de hand van de bij of krachtens een onderwijswet
gegeven voorschriften en, indien het betreft een instelling, als bedoeld
in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra of de
Wet op het voortgezet onderwijs, aan de hand van een of meer aspecten
van kwaliteit” en wordt onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel b, onder 7°, door een komma, een onderdeel toegevoegd,
luidende:

	c. de kwaliteit van het onderwijspersoneel.

	4. In het derde lid wordt “het vorige lid” vervangen door: het
tweede lid.

	5. Aan het vierde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Indien de
inspectie dit nodig oordeelt, verricht zij onderzoek zonder deze
kennisgeving.

	6. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	6. Het tweede lid, onderdeel c, is van overeenkomstige toepassing op de
instellingen, bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs.

G

	Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12. Toezicht op basis van verantwoording

	1. De inspectie gaat bij een onderzoek als bedoeld in artikel 11 uit
van openbare verantwoordingsinformatie over de resultaten en de
kwaliteit van het onderwijs, de financiële situatie van de instelling
en de wijze waarop de professionaliteit van de instelling en het bestuur
is gewaarborgd.

	2. De informatie, bedoeld in het eerste lid, is richtinggevend voor het
oordeel van de inspectie, indien deze voldoende actueel en betrouwbaar
is.

H

	Na artikel 12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12a. Onderzoek hoger onderwijs

	1. Ter uitvoering van de in artikel 3, tweede lid, onderdelen b en d,
bedoelde taken onderzoekt de inspectie met inachtneming van artikel 4 de
naleving van de wettelijke voorschriften en de financiële
rechtmatigheid bij instellingen voor hoger onderwijs, als bedoeld in
artikel 10, eerste lid.

	2. Ter uitvoering van de in artikel 3, tweede lid, onderdelen b, c en
d, bedoelde taken onderzoekt de inspectie ontwikkelingen in het stelsel
van hoger onderwijs.

	3. Ter uitvoering van de in artikel 3, tweede lid, onderdelen b, c en
d, bedoelde taken kan de inspectie in incidentele gevallen onderzoek
verrichten op aanwijzing van de minister dan wel uit eigen beweging
onder door Onze Minister te stellen voorwaarden. Dit onderzoek kan mede
de kwaliteit van het onderwijs omvatten.

	4. Artikel 11, derde tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige
toepassing. De artikelen 20 en 21 zijn van overeenkomstige toepassing,
tenzij de aard of omvang van het onderzoek zich tegen openbare
rapportage verzet.

Ha

Artikel 13a vervalt.

I

	Artikel 14, eerste lid, komt te luiden:

	1. Indien de inspectie oordeelt dat de kwaliteit van het onderwijs
ernstig of langdurig tekortschiet dan wel de naleving van voorschriften
als bedoeld in de artikelen 11 en 12a tekortschiet, informeert zij Onze
Minister en kan zij voorstellen doen over te treffen maatregelen.

J

	Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15. Specifiek onderzoek basisonderwijs, (voortgezet) speciaal
onderwijs, voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs

	1. Naast het onderzoek, bedoeld in artikel 11, kan de inspectie ter
uitvoering van haar taken, bedoeld in artikel 3, uit eigen beweging dan
wel op aanwijzing van Onze Minister specifiek onderzoek verrichten.

	2. Artikel 11, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
De artikelen 20 en 21 zijn van overeenkomstige toepassing, tenzij de
aard of omvang van het onderzoek zich tegen openbare rapportage verzet.

Ja

	In artikel 15i, eerste lid, aanhef, en het vijfde lid, wordt “artikel
15f” telkens vervangen door: artikel 15h.

K

Na Hoofdstuk 3c wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 3D. TOEZICHT KENNISCENTRA BEROEPSONDERWIJS  BEDRIJFSLEVEN

Artikel 15l. Reikwijdte

	Dit hoofdstuk is van toepassing op het toezicht op de kenniscentra
beroepsonderwijs bedrijfsleven, bedoeld in artikel 1.5.1 van de Wet
educatie en beroepsonderwijs.

Artikel 15m. Taken en bevoegdheden bij het toezicht

	De artikelen 4, 8 en 9 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15n. Uitoefening van het toezicht

	1. Ter uitvoering van de in artikel 3, tweede lid, bedoelde taken,
onderzoekt de inspectie jaarlijks de kwaliteit van de uitoefening van de
wettelijke taken door de kenniscentra, bedoeld in de artikelen 1.5.2 van
de Wet educatie en beroepsonderwijs en 10b4 van de Wet op het voortgezet
onderwijs.

	2. Indien de inspectie naar aanleiding van het onderzoek, bedoeld in
het eerste lid, oordeelt dat de kwaliteit tekortschiet, verricht zij na
een door haar aangegeven termijn onderzoek naar de verbeteringen die het
kenniscentrum heeft gerealiseerd.

	3. De inspectie stelt het bestuur in kennis van de datum en het doel
van het onderzoek, bedoeld in het eerste of tweede lid. Kennisgeving
geschiedt ten minste vier weken voor aanvang van een onderzoek. Indien
de inspectie dit nodig oordeelt, verricht zij onderzoek zonder deze
kennisgeving.

	4. Bij de uitvoering van een onderzoek als bedoeld in het eerste of
tweede lid, kan de inspectie onafhankelijke deskundigen betrekken.

	5. De artikelen 12, 13, 14 en 15 zijn van overeenkomstige toepassing.

L

	Hoofdstuk 4 vervalt.

M

	In artikel 20, eerste lid, wordt “in artikel 11, tweede of derde
lid” vervangen door: in artikel 11, dan wel artikel 12a.

N

Artikel 23, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin wordt “Onze Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit” vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken,
Landbouw en Innovatie.

2. Er wordt een zin toegevoegd, luidende: De benoeming geschiedt voor de
tijd van ten hoogste vier jaar.

O

In artikel 24, tweede lid, eerste volzin, wordt voor “drie leden”
ingevoegd “ten minste” en wordt “Onze Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit” vervangen door: Onze Minister van
Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

ARTIKEL II

De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 45a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Indien het bevoegd gezag niet of niet tijdig voldoet aan de
verplichting, bedoeld in het eerste lid, zendt Onze minister de
samenvatting van het inspectierapport, bedoeld in het eerste lid, in de
vijfde week na vaststelling van het inspectie rapport aan de ouders van
de leerlingen. 

	 

B

Artikel 175 vervalt.

C 

Artikel 178c wordt als volgt gewijzigd: 

1.  In het eerste lid, onderdeel a, wordt “de bekostiging van scholen
en de begrotings- en beleidsvoorbereiding” vervangen door: de
bekostiging van scholen, de begrotings- en beleidsvoorbereiding, en de
uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 45a, tweede lid.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. In afwijking van het derde lid, kan Onze minister uit het
basisregister onderwijs ten behoeve van het zenden van de samenvatting
van het inspectierapport aan de ouders van de leerlingen ingevolge
artikel 45a, tweede lid, het persoonsgebonden nummer van die leerlingen
gebruiken. 

ARTIKEL III

De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 48a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Indien het bevoegd gezag niet of niet tijdig voldoet aan de
verplichting, bedoeld in het eerste lid, zendt Onze minister de
samenvatting van het inspectierapport, bedoeld in het eerste lid, in de
vijfde week na vaststelling van het inspectie rapport aan de ouders van
de leerlingen. 

B

Artikel 161 vervalt.

C 

Artikel 164c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt “de bekostiging van scholen
en de begrotings- en beleidsvoorbereiding” vervangen door: de
bekostiging van scholen, de begrotings- en beleidsvoorbereiding, en de
uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 48a, tweede lid.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. In afwijking van het derde lid, kan Onze minister uit het
basisregister onderwijs ten behoeve van het zenden van de samenvatting
van het inspectierapport aan de ouders van de leerlingen ingevolge
artikel 48a, tweede lid, het persoonsgebonden nummer van die leerlingen
gebruiken. 

ARTIKEL IIIA

De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 23c wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Indien het bevoegd gezag niet of niet tijdig voldoet aan de
verplichting, bedoeld in het eerste lid, zendt Onze Minister de
samenvatting van het inspectierapport, bedoeld in het eerste lid, in de
vijfde week na vaststelling van het inspectie rapport aan de ouders van
de leerlingen. 

B

Artikel 103d wordt als volgt gewijzigd: 

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt “de bekostiging van scholen
en de begrotings- en beleidsvoorbereiding” vervangen door: de
bekostiging van scholen, de begrotings- en beleidsvoorbereiding, en de
uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 23c, tweede lid.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. In afwijking van het derde lid, kan Onze Minister uit het
basisregister onderwijs ten behoeve van het zenden van de samenvatting
van het inspectierapport aan de ouders van de leerlingen ingevolge
artikel 23c, tweede lid, het persoonsgebonden nummer van die leerlingen
gebruiken.

ARTIKEL IV

	De artikelen 2.5.3, vierde lid, derde volzin, 2.5.6, tweede volzin en
2.5.7 van de Wet educatie en beroepsonderwijs vervallen.

ARTIKEL V

	[Vervallen.]

ARTIKEL VI

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

 PAGE    

 PAGE   6