[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 zoekmachine] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2011D00646, datum: 2011-01-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Luchtvervoersovereenkomst tussen Canada en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten (2011D00645)

Preview document (🔗 origineel)


Luchtvervoersovereenkomst tussen Canada  en de Europese Gemeenschap en
haar lidstaten; Brussel, 17 december 2009 (Trb. 2010, 211)

TOELICHTENDE NOTA

Inleiding

De luchtvaartrelatie tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Canada is
geregeld in de op 2 juni 1989 te Ottawa tot stand gekomen Overeenkomst
tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Canada inzake luchtvervoer
tussen Nederland en Canada (Trb. 1989, 104). De onderhavige
Luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten,
enerzijds, en Canada, anderzijds (hierna: “de Overeenkomst”)
vervangt het bestaande bilaterale regime tussen het Koninkrijk der
Nederlanden en Canada, alsmede de overige bestaande bilaterale
overeenkomsten tussen andere lidstaten van de Europese Unie en Canada.

De Overeenkomst vindt haar oorsprong in het door de Europese Commissie
van de Raad in oktober 2007 van de lidstaten verkregen mandaat om
onderhandelingen te openen met  Canada over een overeenkomst inzake
luchtvervoer. Naar aanleiding van de uitspraak van het Europese Hof van
Justitie in de zaken waarin uitspraak is gedaan op 5 november 2002 in de
arresten Commissie/Verenigd Koninkrijk (C-466/98), Commissie/Denemarken
(C-467/98), Commissie/Zweden (C-468/98), Commissie/Finland (C-469/98),
Commissie/België (C-471/98), Commissie/Luxemburg (C-472/98),
Commissie/Oostenrijk (C-475/98) en Commissie/Duitsland (C-476/98) is
gebleken dat de Europese Commissie een aantal exclusieve bevoegdheden
heeft met betrekking tot het externe luchtvaartbeleid. 

Op basis van deze bevoegdheden heeft de Europese Commissie in haar
mededeling “De ontwikkeling van een communautair
burgerluchtvaartbeleid ten aanzien van Canada” (COM (2006) 871
definitief) voorgesteld om als onderdeel van de agenda voor een
communautair extern luchtvaartbeleid onderhandelingen aan te gaan met
Canada betreffende liberalisering van de luchtvaartmarkt tussen de
Europese Unie en Canada.

Op 30 november 2008 werd een akkoord bereikt tussen de Europese
Commissie en haar lidstaten enerzijds en Canada anderzijds over de tekst
van de Overeenkomst, hetgeen werd bekrachtigd tijdens de EU-Canada top
in mei 2009. De Overeenkomst is op 17 december 2009 ondertekend.

Het op 13 december 2007 totstandgekomen Verdrag van Lissabon tot
wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag
tot oprichting van de Europese Gemeenschap (Trb. 2008, 11) is in werking
getreden op 1 december 2009. Vanaf die datum heeft de Europese Unie de
Europese Gemeenschap vervangen en opgevolgd. De Europese Unie oefent nu
alle rechten uit en neemt alle verplichtingen op zich die voorheen
toebehoorden aan de Europese Gemeenschap. Deze wijziging heeft dan ook
geen gevolgen voor internationale overeenkomsten akkoord bevonden door
de Europese Gemeenschap, zoals onderhavig verdrag.

De Overeenkomst

Met het tot stand gebrachte regime van een Open Aviation Area is het
onder nadere voorwaarden aan Canadese luchtvaartmaatschappijen
toegestaan om naar iedere plaats binnen de Europese Unie en
luchtvaartmaatschappijen van de Europese Unie om naar iedere plaats
binnen Canada te opereren. Met deze belangrijke uitbreiding van de
wederzijdse markttoegang wordt beoogd de concurrentie tussen de Canadese
luchtvaartmaatschappijen en luchthavens en die van de Europese Unie te
versterken. 

Tegelijkertijd dient een geliberaliseerde overeenkomst de belangen van
consumenten en de luchtvaartsector en haar werknemers. 

In de Overeenkomst wordt uitgegaan van een volledige Open Aviation Area
en van mogelijkheden voor volle eigendom van en zeggenschap over
luchtvaartmaatschappijen van de andere partij. Daarmee weerspiegelt de
Overeenkomst de gewenste toekomst: bij de Overeenkomst zijn afspraken
gemaakt over een stapsgewijze realisatie van die toekomst (bijlage 2 bij
de Overeenkomst). Naarmate de nationale wetten en regels van beide
partijen de onderdanen van de andere partij meer mogelijkheden bieden
eigenaar te zijn van en 

zeggenschap te hebben over hun luchtvaartmaatschappijen, worden er meer
verkeersrechten vrijgegeven totdat de Open Aviation Area volledig
gerealiseerd is, inclusief vrijgave van alle verkeersrechten. 

De Overeenkomst brengt niet alleen een Open Aviation Area tot stand,
maar vormt ook een belangrijke basis voor verdere samenwerking tussen de
Europese Unie en haar lidstaten en Canada op verschillende terreinen van
de luchtvaart die door de Overeenkomst bestreken worden zoals
mededinging, veiligheid, beveiliging, milieu en consumentenbescherming.

Voor Nederland en de Nederlandse luchtvaartsector is de Overeenkomst van
groot belang omdat Canada voor de Nederlandse luchtvaart in het verleden
een redelijk gesloten markt was, die zich kenmerkte door een aantal
restricties op het gebied van tarieven en markttoegang. De Overeenkomst
biedt de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen uitgebreide mogelijkheden
op het gebied van beschikbare frequenties en toegestane bestemmingen en
hij leidt tot afschaffing van de verplichting tarieven bij de Canadese
autoriteiten in te dienen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 stelt dat de toegestane verkeersrechten voor het verrichten
van luchtvervoer van luchtvaartmaatschappijen van beide partijen het
recht omvatten van overvlucht en van  landing voor andere dan
verkeersdoeleinden en het recht om op het grondgebied van de andere
partij te landen voor het, afzonderlijk of gecombineerd, ophalen of
afzetten van passagiers en bagage, inclusief post. Deze laatste
verkeersrechten zijn gekoppeld aan de mogelijkheden voor eigendom van en
zeggenschap van onderdanen van één partij over de
luchtvaartmaatschappijen van de andere partij, hetgeen is vastgelegd in
een stappenplan (bijlage 2 bij de Overeenkomst). 

Bij de eerste stap – eigendom en zeggenschap over 25% van de
stemgerechtigde belangen in luchtvaartmaatschappijen van de andere
partij – zijn 3e en 4e vrijheidsrechten volledig vrijgegeven en
blijven de bestaande verkeersrechten in de bilaterale overeenkomsten
gewaarborgd. Bovendien hebben de luchtvaartmaatschappijen van beide
partijen het recht met betrekking tot hun goederendiensten
internationaal vervoer aan te bieden tussen het grondgebied van de
andere partij en punten in derde landen, in samenhang met diensten
tussen punten op hun grondgebied en punten op het grondgebied van de
andere partij (5e vrijheid).  

De tweede stap – eigendom van en zeggenschap over 49% van de
stemgerechtigde belangen in luchtvaartmaatschappijen van de andere
partij – biedt gecombineerde diensten voor passagiersvervoer van
luchtvaartmaatschappijen van beide partijen de mogelijkheid 5e
vrijheidsrechten op tussengelegen punten uit te voeren. Canadese
luchtvaartmaatschappijen krijgen tevens 5e vrijheidsrechten op routes
binnen de EU. Gecombineerde diensten voor passagiersvervoer van Canadese
luchtvaartmaatschappijen mogen 5e vrijheidsoperaties tussen een
willekeurig punt in de lidstaten en een willekeurig punt in Marokko,
Zwitserland, de Europese Economische Ruimte en de andere leden van de
luchtvaartruimte van de EU aanbieden. Met betrekking tot de
goederendiensten krijgen luchtvaartmaatschappijen van beide partijen het
recht internationaal vervoer aan te bieden tussen punten op het
grondgebied van de andere partij en punten in derde landen, zonder het
vereiste een punt op het grondgebied van die partij te bedienen (7e
vrijheid).

Bij de derde stap – het recht om een luchtvaartmaatschappij op te
richten op het grondgebied van de andere partij voor binnenlandse en
internationale luchtdiensten – krijgen gecombineerde diensten voor
passagiersvervoer van beide partijen het recht 5e vrijheidsvluchten op
alle verder gelegen punten uit te voeren.

Wanneer de vierde en tevens laatste stap – volledige eigendom en
zeggenschap over  luchtvaartmaatschappijen van de andere partij – is
genomen, zijn de bepalingen uit bijlage 2 niet langer van toepassing en
wordt bijlage 1 bij de Overeenkomst (volledig pakket aan
verkeersrechten) van kracht. 

In artikel 3 zijn de afspraken met betrekking tot aanwijzing, vergunning
en intrekking vastgelegd. Een aanvraag van een luchtvaartmaatschappij
voor een vergunning om op grond van de Overeenkomst te mogen opereren
wordt ingewilligd onder de volgende voorwaarden: de
luchtvaartmaatschappij komt in aanmerking voor de vergunning op basis
van de wetten en regels die normaal worden toegepast door de
luchtvaartautoriteiten van de partij die de vergunningen en toelatingen
afgeeft en bovendien voldoet de luchtvaartmaatschappij aan de wetten en
regels van die partij. Verder dient in het geval van een
luchtvaartmaatschappij uit Canada de effectieve zeggenschap over de
luchtvaartmaatschappij te berusten bij onderdanen van een van de
partijen, de luchtvaartmaatschappij een Canadese vergunning te hebben en
moet het hoofdkantoor in Canada gevestigd zijn, onverminderd de
bepalingen uit bijlage 2 bij de Overeenkomst. In het geval van een
luchtvaartmaatschappij uit een lidstaat dient de effectieve zeggenschap
te berusten bij onderdanen van een van de partijen, IJsland,
Liechtenstein, Noorwegen of Zwitserland, de luchtvaartmaatschappij over
een vergunning van de EU te beschikken en het hoofdkantoor in een
lidstaat gevestigd te zijn.

De bepalingen inzake veiligheid (artikel 6) en beveiliging (artikel 7)
worden onverkort gehandhaafd en toegepast bij de verlening van
vergunningen. Indien niet aan de vereisten voor vergunningverlening
voldaan wordt, kan de vergunning worden ingetrokken.

Onderdanen van beide partijen mogen volledige eigendom verkrijgen van
luchtvaartmaatschappijen van de andere partij voor zover de voorwaarden
van bijlage 2 bij de Overeenkomst worden nageleefd (artikel 4).

De commerciële aangelegenheden van luchtvaartmaatschappijen van
partijen omvatten onder andere het recht om op elkaars grondgebieden
kantoren te vestigen voor promotie en verkoop van luchtvervoer, het
recht op eigen grondafhandeling, alsmede het recht op het sluiten van
samenwerkingsovereenkomsten met andere luchtvaartmaatschappijen (artikel
13). 

De Overeenkomst bevat verder bepalingen over douanerechten en
–heffingen (artikel 8), statistieken (artikel 9), consumentenbelangen
(artikel 10), beschikbaarheid van luchthavens en luchtvaartvoorzieningen
en –diensten (artikel 11), heffingen op luchthavens,
luchthavenvoorzieningen en –diensten (artikel 12), concurrentie
(artikel 14), luchtverkeersbeheer (artikel 15), voortzetting
aanwijzingen en vergunningen (artikel 16), milieu (artikel 18),
arbeidskwesties (artikel 19) en internationale samenwerking (artikel
20).

Ter evaluatie van de tenuitvoerlegging alsmede interpretatie van de
Overeenkomst is een Gemengd Comité ingesteld dat minstens eenmaal per
jaar bijeenkomt en op basis van consensus werkt (artikel 17). Met de
instelling van het Gemengd Comité wordt tevens beoogd informatie uit te
wisselen over nieuwe wet- en regelgevende initiatieven.  

De Overeenkomst voorziet tevens in de mogelijkheid van arbitrage
(artikel 21) en het wijzigingen van de Overeenkomst (artikel 22).
Daarnaast zijn afspraken over het beëindigen van de Overeenkomst
vastgelegd (artikel 24).

Ten slotte wordt de relatie met besluiten in internationale
organisaties, waaronder de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie,
uitgelegd, alsmede het verband tussen de Overeenkomst en de reeds
bestaande bilaterale overeenkomsten tussen Canada en de lidstaten van de
EU (artikel 26).

Bijlagen

De drie bijlagen vormen een integrerend onderdeel van de Overeenkomst.
Bijlage 1 specificeert de overeengekomen diensten en routes. Bijlage 2
beschrijft het stappenplan voor de beschikbaarheid van rechten gekoppeld
aan de mogelijkheden voor eigendom van en zeggenschap van onderdanen van
één partij over de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij.
Bijlage 3, deel 1 benoemt de bilaterale luchtvaartovereenkomsten tussen
Canada en de lidstaten waarvan de relevante bepalingen worden vervangen
door deze Overeenkomst. Bijlage 3, deel 2 beschrijft de 5e
vrijheidsrechten die voor Canadese luchtvaartmaatschappijen en
luchtvaartmaatschappijen van de individuele lidstaten beschikbaar zijn
wanneer er sprake is van eigendom en zeggenschap over 25% van de
stemgerechtigde belangen in luchtvaartmaatschappijen van de andere
partij (eerste stap uit bijlage 2 bij de Overeenkomst).

De bijlagen zijn aan te merken als uitvoerend van aard. Verdragen tot
wijziging van de bijlagen behoeven op grond van artikel 7, onderdeel f,
van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire
goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht terzake
voorbehouden. 

Voorlopige toepassing

De Overeenkomst zal voorlopig worden toegepast overeenkomstig de interne
wetgeving van de partijen vanaf de eerste dag van de maand volgende op
de datum van de laatste nota waarbij de partijen elkaar in kennis hebben
gesteld van de voltooiing van de nationale procedures voor de voorlopige
toepassing van de Overeenkomst. Dit in afwachting  van de noodzakelijke
ratificatieprocedures van de EU, haar lidstaten en Canada (artikel 23).
Deze voorlopige toepassing is in het belang van alle partijen in verband
met de verruiming van de luchtvaartbetrekkingen tussen de lidstaten van
de EU en Canada. De liberalisatie van de luchtvaartmarkt heeft als doel
om te komen tot o.a. de verbetering van de dienstverlening tegen
concurrerende tarieven en het verrichten van lijndiensten onder de
bescherming van de bepalingen inzake de luchtvaartveiligheid en de
milieubepalingen. Tenslotte kan het Gemengd Comité zijn werkzaamheden
direct aanvangen. 

Voor Nederland zal een verklaring van voorlopige toepassing worden
afgelegd, zodra ook andere staten die afleggen.

Koninkrijkspositie

De onderhavige Overeenkomst zal voor wat het Koninkrijk betreft, evenals
het bilaterale verdrag van 2 juni 1989, alleen voor het Europese deel
van Nederland gelden, waartoe de reikwijdte van de Overeenkomst zich
beperkt.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu

De Minister van Buitenlandse Zaken

.

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
uitsluitend opmerkingen  van redactionele aard bevat (artikel 26, zesde
lid jo vijfde lid, onder b, van de wet op de Raad van State