[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32610 NR inzake Wijziging van de Embryowet in verband met de evaluatie van deze wet

Wijziging van de Embryowet in verband met de evaluatie van deze wet

Nader rapport

Nummer: 2011D03949, datum: 2011-01-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2011Z01542:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Nader rapport inzake het voorstel van wet, houdende wijziging van de
Embryowet in verband met de evaluatie van deze wet







	

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 30 december
2009, no. 09.003726, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn
advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te
doen toekomen. Dit advies, gedateerd 26 maart 2010, nr. W13.09.0553/I,
bied ik U hierbij aan.

1a. De Raad verdeelt het onderzoek waarmee de Embryowet door deze
wijziging wordt uitgebreid in twee categorieën. Ten eerste betreft dat
onderzoek dat niet aan de foetus ten goede kan komen en geen risico voor
de vrouw en de foetus met zich kan brengen. Daarnaast onderscheidt de
Raad onderzoek dat niet aan de foetus ten goede kan komen en wél risico
voor de vrouw en de foetus met zich kan brengen. Het eerste genoemde
onderzoek levert naar de mening van de Raad geen bezwaren op. Met
betrekking tot het laatst genoemde onderzoek merkt de Raad op dat niet
is gebleken dat deze onderzoeken bij de CCMO aan de orde zijn geweest en
dat de CCMO deze voortdurend heeft moeten afwijzen. De wenselijkheid van
het laatstgenoemde onderzoek moet (daarom) volgens de Raad overtuigend
gemotiveerd worden, mede in het licht van de overige waarborgen voor
wetenschappelijk onderzoek met foetussen. 

De Raad veronderstelt klaarblijkelijk dat de memorie van toelichting de
uitbreiding naar onderzoek dat de foetus niet ten goede kan komen,
motiveerde met voorbeelden van onderzoek die de Embryowet al toestaat.
De betreffende passage in de memorie van toelichting betreft echter
vooral een illustratie van de snelle vooruitgang van de wetenschap op
het terrein van wetenschappelijk onderzoek met foetussen in de
baarmoeder in het algemeen. In de toelichting is dit verduidelijkt.
Verder is in de toelichting de noodzaak van de uitbreiding naar
onderzoek dat niet ten goede kan komen aan de desbetreffende foetus doch
wel risico voor de vrouw en de foetus met zich kan brengen nader
gemotiveerd. Duidelijk is gemaakt dat door de belemmering in de
Embryowet verdere ontwikkeling van een groot deel van het echografisch
onderzoek in Nederland niet mogelijk is.

Hoewel bij de CCMO inderdaad geen onderzoeksvoorstellen zijn ingediend
voor onderzoek met de foetus dat de betrokken foetus zelf niet ten goede
kan komen en wel enig risico met zich brengt voor de zwangere vrouw en
de foetus, is er voor gekozen nu deze vorm van wetenschappelijk
onderzoek mogelijk te maken om de wet bestendig te laten zijn voor
toekomstige ontwikkelingen met betrekking wetenschappelijk onderzoek met
de foetussen. 

Dat de bovenbedoelde onderzoeksprotocollen niet zijn ingediend bij de
CCMO valt te verklaren uit het feit dat het Nederlandse onderzoekers
bekend was dat de Embryowet dergelijk onderzoek niet toestaat. Het is
immers inmiddels ruim bekend dat onderzoek dat de foetus niet ten goede
kan komen maar risicoloos is, zelfs niet geoorloofd is. De reden dat wel
enkele voorstellen zijn ingediend voor onderzoek met behulp van
echografie is waarschijnlijk dat onderzoekers hoopten dat de CCMO de
Embryowet ruim zou uitleggen.

Naar aanleiding van het signaal van de CCMO dat de Embryowet een
belemmering bevat voor belangrijk wetenschappelijk onderzoek is er
schriftelijk en mondeling met het parlement van gedachten gewisseld. Bij
die gelegenheden is het onderhavige voorstel voor wijziging van de
Embryowet toegezegd. Wat betreft de inhoud van dat voorstel is
aangegeven wat er op zijn minst mogelijk gemaakt zou worden.
Wetenschappelijk onderzoek dat risicoloos is voor de foetus zou in ieder
geval toegelaten worden. Er is verder niet vooruitgelopen op hoe het
onderwerp wetenschappelijk onderzoek met foetussen precies zou worden
uitgewerkt in het wetsvoorstel. In de genoemde gedachtewisseling zijn
andere vormen van onderzoek dan ook niet aan de orde geweest.

1b. Zowel in het algemene deel als in het artikelsgewijze deel van de
toelichting is de taakverdeling tussen de METC’s en de CCMO
verduidelijkt. Daarbij is duidelijk gemaakt dat onderzoek waarbij sprake
is van invasieve handelingen bij de foetus of onderzoek waarbij de
toestand van de foetus opzettelijk wordt gewijzigd, wordt beoordeeld
door de CCMO en het onderzoek waarvoor dat niet het geval is, beoordeeld
wordt door de medisch-ethische toetsingscommissie.

2. In de toelichting is de onderlinge afstemming tussen de WMO en de
Embryowet verduidelijkt. Daarin is duidelijk gemaakt dat de WMO met
uitzondering van een aantal in artikel 1, derde lid, van de WMO genoemde
artikelen terugtreedt indien over het onderzoeksprotocol van een
wetenschappelijk onderzoek een positief oordeel is gegeven op grond van
de Embryowet. Dit betekent dat als over een onderzoeksprotocol een
positief oordeel is gegeven op grond van de Embryowet de WMO met
uitzondering van de genoemde artikelen niet van toepassing is. Het is
afhankelijk van de inhoud van het onderzoek aan de onderzoeker om te
bepalen of het onderzoek zich met name richt op de zwangere vrouw of op
de foetus of op beide en het onderzoek te laten beoordelen op grond van
de Embryowet of de WMO. Indien de onderzoeker kiest een positief oordeel
over het onderzoek te vragen op grond van de Embryowet en dit oordeel
wordt gegeven, dan is de WMO met uitzondering van de genoemde artikelen
niet van toepassing. Indien de onderzoeker er voor kiest over het
onderzoek een positief oordeel op grond van de WMO te vragen en dit
positieve oordeel wordt verkregen dan is de Embryowet niet van
toepassing, zij het dat bij de afgifte van het positief oordeel op grond
van de WMO de belangen van de foetus zullen worden betrokken.

Het in artikel 19 van de Embryowet opgenomen criterium eist dat het
redelijkerwijs aannemelijk moet zijn dat het onderzoek zal leiden tot de
vaststelling van nieuwe inzichten op het gebied van de geneeskunst
betreffende ongeboren en pasgeboren kinderen of omtrent de voltooiing
van zwangerschappen. Dit criterium valt binnen het criterium van artikel
3, onderdeel a, van de WMO dat eist dat het redelijkerwijs aannemelijk
moet zijn dat het onderzoek zal leiden tot nieuwe inzichten op het
gebied van de medische wetenschap. 

Uiteraard is het van belang dat de afbakening duidelijk is. Om die reden
wordt voorgesteld de artikelen 19, en 20 van de Embryowet zo te
verduidelijken dat wetenschappelijk onderzoek naar
zwangerschapsondersteunende weefsels ook getoetst moet worden op grond
van de Embryowet. Als het wetenschappelijk onderzoek betreft waarbij
handelingen met of waarnemingen plaatsvinden bij de navelstreng, de
placenta, het vruchtwater of de vliezen is duidelijk dat dan ook voldaan
moet worden aan de eisen van artikel 19 en 20 Embryowet.

De Raad geeft in overweging om te bezien of het wetenschappelijk
onderzoek met foetussen een plaats kan krijgen in de WMO. Voor de
langere termijn is dat een goed streven. Bij de keuze voor het
onderhavige wetsvoorstel is echter doorslaggevend geweest de
wenselijkheid de wetswijziging zo beperkt mogelijk te houden zodat deze
relatief snel tot stand zou kunnen komen.

3. Naar aanleiding van de eerste redactionele kanttekening is Artikel
III van het wetsvoorstel in die zin gewijzigd dat de wet in zijn geheel
in werking zal treden. Aan de tweede redactionele kanttekening is gevolg
gegeven. 

Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie,
verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de
gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Volksgezondheid,

Welzijn en Sport,

mw. drs. E.I. Schippers

Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  3  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  3 

Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  1  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  3 

Kenmerk

DWJZ-3040557

Den Haag

20 januari 2011