32622 NR inzake wetsvoorstel herziene richtlijn beleggingsinstellingen
Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en het Burgerlijk Wetboek ter implementatie van richtlijn nr. 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (herschikking) (PbEU L 302) en de daarbij behorende uitvoeringsrichtlijnen
Nader rapport
Nummer: 2011D05095, datum: 2011-02-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.C. de Jager, minister van Financiën (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: I.W. Opstelten, minister van Veiligheid en Justitie
Onderdeel van zaak 2011Z02011:
- Indiener: J.C. de Jager, minister van Financiën
- Medeindiener: I.W. Opstelten, minister van Veiligheid en Justitie
- Volgcommissie: vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2011-02-02 14:45: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2011-02-03 12:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-02-15 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-03-03 14:00: Implementatie richtlijn beleggingsinstellingen (icbe's) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Financiën
- 2011-04-27 15:30: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2011-06-23 10:14: Hamerstuk: Wijz. Wet op het financieel toezicht en het Burgerlijk Wetboek ter implementatie van een richtlijn tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (32622) (Hamerstukken), TK
Preview document (🔗 origineel)
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 23 augustus 2010, nr.10.002341, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 1 oktober 2010, nr. W06.10.0409/III, bied ik U hierbij aan. Het ontwerp geeft de Raad van State aanleiding tot het maken van een aantal opmerkingen. 1. Icbe-toelating In zijn advies constateert de Afdeling Advisering van de Raad van State dat, overeenkomstig het stelsel van de Wft, de artikelen 2:67 en 2:69 zich niet richten tot de icbe maar tot de beheerder van een beleggingsinstelling of icbe. Het is de Afdeling niet duidelijk hoe voorkomen wordt dat ten aanzien van een beheerder met zetel in een andere lidstaat die in Nederland een icbe wil beheren, zowel in de lidstaat van herkomst als in Nederland vergelijkbare voorschriften worden gesteld. Voorts merkt de Afdeling op dat buiten twijfel dient te staan dat een beheerder met zetel in een andere lidstaat, overeenkomstig artikel 5 van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen, voor elke icbe afzonderlijk om toelating zal dienen te verzoeken. Naar aanleiding van de opmerkingen van de Afdeling is het voorstel en de memorie van toelichting aangepast. In artikel 2:72, eerste lid, van het wetsvoorstel is opgenomen dat onverminderd de artikelen 2:65, eerste lid, aanhef en onderdeel a, of tweede lid, 2:67, tweede lid, en 2:69 met betrekking tot de vergunningaanvraag voor een instelling voor collectieve belegging in effecten (icbe) een beheerder met zetel in een andere lidstaat die voornemens is een icbe met zetel in Nederland te beheren daartoe slechts over gaat nadat de Autoriteit Financiële Markten (AFM) met het voornemen heeft ingestemd. Door deze aanpassing is duidelijk dat de eisen betrekking hebben op de vergunningaanvraag voor de desbetreffende icbe en niet op de beheerder die al een vergunning heeft in zijn lidstaat van herkomst (lidstaat van de zetel van de beheerder). 2. Verrichten van diensten door een beheerder met zetel in Nederland De Afdeling merkt op dat artikel 2:121c van de Wft een beperkter bereik heeft dan artikel 18 van de richtlijn. Het voorgestelde artikel 2:121c voorziet niet tevens in de situatie dat een beheerder door middel van het verrichten van diensten een icbe met zetel in een andere lidstaat gaat beheren. Voorts constateert de Afdeling dat het voorgestelde artikel 2:121c (ter implementatie van artikel 18 van de richtlijn) aanmerkelijke overeenkomsten vertoont met het voorgestelde artikel 2:123 (ter implementatie van artikel 93 van de richtlijn). In de richtlijn is het onderscheid tussen de artikelen 18 en 93 daarin gelegen dat artikel 18 ziet op regulering van de activiteiten van de beheerder (grensoverschrijdende werkzaamheden) en artikel 93 op regulering van de icbe (productpaspoort). De Afdeling adviseert dit onderscheid in de artikelen 2:121c en 2:123 tot uitdrukking te brengen. Aan dit advies is gehoor gegeven door in artikel 2:121c (vernummerd tot 2:122a) te verduidelijken dat de procedure betrekking heeft op een beheerder met zetel in Nederland die het voornemen heeft om voor de eerste maal door middel van het verrichten van diensten een instelling voor collectieve belegging in effecten met zetel in een andere lidstaat te beheren of rechten van deelneming in door hem beheerde instellingen voor collectieve belegging in effecten in een andere lidstaat aan te bieden. Dit artikel is derhalve gericht tot de activiteiten van de beheerder. In de toelichting bij artikel 2:123 is voorts aangegeven dat het bij artikel 2:123 gaat om het zogenaamde productpaspoort (dat wil zeggen dat het artikel betrekking heeft op de instelling voor collectieve belegging in effecten). 3. Home-/Host-country control ten aanzien van beheerder De Afdeling wijst erop dat ingevolge artikel 17, vierde en vijfde lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen een beheerder die werkzaamheden verricht via een bijkantoor, moet voldoen aan de regels overeenkomstig artikel 14 van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen van de lidstaat van ontvangst (host-country control). Voorts merkt de Afdeling op dat artikel 18, derde lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen bepaalt dat een beheerder die via het verrichten van diensten zijn werkzaamheden verricht, moet voldoen aan de regels overeenkomstig artikel 14 van de lidstaat van herkomst van de beheerder (home-country control). De Afdeling concludeert terecht dat in de regulering van de beheerder een onderscheid dient te worden gemaakt afhankelijk van de vraag of de beheerder met zetel in een andere lidstaat de icbe met zetel in Nederland vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten beheert. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling zijn de artikelen 4:8, 4:12 en 4:38 aangepast. Uit de artikelen 4:8, 4:12 en 4:38 blijkt duidelijk welke artikelen van toepassing zijn op een beheerder met zetel in een andere lidstaat die vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor icbe’s met zetel in Nederland beheert of rechten van deelneming in door hem beheerde icbe’s aanbiedt en welke artikelen van toepassing zijn op een beheerder met zetel in een andere lidstaat die via het verrichten van diensten icbe’s met zetel in Nederland beheert of rechten van deelneming in door hem beheerde icbe’s aanbiedt. 4. Redactionele kanttekeningen Met de redactionele kanttekeningen van de Afdeling, opgenomen in de bij het advies behorende bijlage, is rekening gehouden. Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt om in het voorstel van wet nog enkele artikelen in te voegen die zijn gebaseerd op richtlijn 2010/43/EU van de Europese Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie wat betreft organisatorische eisen, belangenconflicten, bedrijfsvoering, risicobeheer en inhoud van de overeenkomst tussen een bewaarder en een beheermaatschappij (PbEU L 176). Ik moge U, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden. De Minister van Financiën, Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 2 van NUMPAGES \* MERGEFORMAT 3 Directie Financiële Markten Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.minfin.nl Inlichtingen mevr. mr. V.N.G. van Leeuwen T 070-3427270 F 070-3427984 v.n.g.leeuwen@minfin.nl Ons kenmerk FM/2010/24021 U Uw brief (kenmerk) Bijlagen > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Aan de Koningin Datum Betreft Nader rapport inzake het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het financieel toezicht en het Burgerlijk Wetboek ter implementatie van richtlijn nr. 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (herschikking) (PbEU L 302) en de daarbij behorende uitvoeringsrichtlijnen Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 1 van NUMPAGES \* MERGEFORMAT 3