[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Advies Raad van State

Bijlage

Nummer: 2011D05309, datum: 2011-02-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verdrag Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Zweden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen (2011D05304)

Preview document (🔗 origineel)


No.W02.10.0323/II/K	's-Gravenhage, 26 augustus 2010

Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002060, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van
State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag
tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse
Antillen, en het Koninkrijk Zweden inzake de uitwisseling van informatie
betreffende belastingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 173 en
Trb. 2010, 131), met toelichtende nota.

Het Verdrag ziet op de uitwisseling van informatie met het oog op de
belastingheffing. De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de
goedkeuring van het Verdrag, maar plaatst daarbij enige kanttekeningen.

1.	Doelstelling en reikwijdte Verdrag

In artikel 1, eerste lid, tweede volzin, van de Nederlandse tekst van
het Verdrag wordt gesproken over "het onderzoek naar of de vervolging
van belastingzaken". De Engelse tekst spreekt over "the investigation or
prosecution of tax matters". De woorden "vervolging" en "prosecution"
duiden op strafrechtelijke vervolging. Dit lijkt in strijd met artikel
1, derde lid, van het Verdrag, waarin staat dat het Verdrag de
toepassing van de regels inzake de wederzijdse rechtshulp in strafzaken
onverlet laat, en met de toelichting op dit derde lid, waarin wordt
gesteld "dat informatieverzoeken ten behoeve van een onderzoek in de
strafrechtelijke sfeer niet worden bestreken door het Verdrag".

De Raad adviseert hier in de toelichtende nota nader op in te gaan.

2.	Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is

In artikel 3, tweede lid, van het Verdrag staat dat het Verdrag ook van
toepassing is op alle in wezen gelijksoortige belastingen die na de
datum van ondertekening van dit Verdrag naast of in plaats van de
bestaande belastingen worden geheven, mits de bevoegde autoriteiten
zulks overeenkomen. De toelichtende nota vermeldt hierover dat
"belastingen die na de inwerkingtreding van dit Verdrag worden ingevoerd
en die in wezen gelijksoortig zijn met of ter vervanging dienen van de
in dit artikel genoemde belastingen, eveneens onder de reikwijdte van
dit Verdrag vallen". De toelichtende nota vermeldt eveneens "[…] dat
dit Verdrag na de staatkundige hervorming in ieder geval van toepassing
zal zijn op de […] vastgoedbelasting en opbrengstbelasting die op de
BES-eilanden zullen worden geheven". In de toelichtende nota ontbreekt
de verdragsrechtelijke voorwaarde dat de bevoegde autoriteiten dit
moeten overeenkomen.

De Raad adviseert de toelichtende nota op dit punt aan te vullen.	

3.	Begripsomschrijvingen

In artikel 4, eerste lid, onderdelen p en q, van het Verdrag zijn
omschrijvingen opgenomen van de begrippen "criminal laws"
respectievelijk "criminal tax matters". In de toelichting op die
onderdelen wordt opgemerkt dat deze omschrijvingen feitelijk overbodig
zijn omdat de begrippen in het Verdrag verder niet voorkomen. De Raad
merkt op dat de omschrijvingen nog wel betekenis kunnen hebben voor het
begrip "criminal matters" in artikel 1, derde lid, van het Verdrag, welk
begrip niet is omschreven.

De Raad adviseert de toelichtende nota op dit punt aan te passen.

4.	Mogelijkheid een verzoek af te wijzen

In de toelichting op artikel 7, vijfde lid, van het Verdrag staat dat de
zinsnede "door de belastingbetaler" is toegevoegd om te verduidelijken
dat slechts de betreffende belastingplichtige een verzoek kan
tegenwerken. Artikel 7, vijfde lid, van het Verdrag houdt daarentegen in
dat een beroep tegen de aanslag door de belastingplichtige geen grond
voor weigering is. 

Verder wijst de Raad er op dat het gebruik van het woord
"belastingplichtige" in de toelichting op artikel 7, vijfde lid, van het
Verdrag, niet toereikend is omdat het ook kan gaan om
"inhoudingsplichtigen".

De Raad adviseert de toelichtende nota op deze punten aan te passen.

5.	Vertrouwelijkheid

In de toelichting op artikel 8 van het Verdrag wordt aandacht besteed
aan de bescherming van persoonsgegevens. De toelichting verwijst naar de
Europese Richtlijn ter zake, die voorschrijft dat lidstaten van de
Europese Unie alleen informatie mogen uitwisselen met derde landen
indien die landen een passend beschermingsniveau bieden. Het is juist
dat - zoals in de voorlaatste volzin van de toelichting wordt gesteld -
deze richtlijn geen gelding heeft voor de Nederlandse Antillen en dat
dit voorschrift voor de Nederlandse Antillen niet geldt. Dat neemt
echter niet weg dat de vraag omtrent de bescherming van verstrekte
persoonsgegevens relevant is. 

De Raad adviseert de toelichting op artikel 8 van het Verdrag te
vervangen door een passage waarin wordt ingegaan op het
beschermingsniveau voor de aan de Verdragspartner verstrekte
persoonsgegevens.

6.	Kosten

Artikel 9 van het Verdrag regelt de verdeling van kosten die zijn
verbonden aan de uitwisseling van informatie. Tenzij de bevoegde
autoriteiten van de verdragsluitende partijen anders overeenkomen, geldt
de volgende verdeling.

a.	"Ordinary" costs ("gewone" kosten in de Nederlandse vertaling van het
Verdrag): deze kosten worden gedragen door de aangezochte partij.

b.	"Extraordinary" costs ("buitengewone" kosten in de Nederlandse
vertaling van het Verdrag), daaronder begrepen redelijke kosten voor het
inschakelen van externe adviseurs: deze kosten worden gedragen door de
verzoekende partij.

c.	"Significant" costs ("aanmerkelijke" kosten in de Nederlandse
vertaling van het Verdrag): indien de kosten naar aanleiding van een
specifiek verzoek naar verwachting aanmerkelijk zullen zijn, vindt
vooraf overleg plaats tussen de bevoegde autoriteiten.

De Raad merkt op dat in de toelichting op artikel 9 van het Verdrag de
kostencategorieën b en c met elkaar worden verward.

De Raad adviseert de toelichtende nota in overeenstemming te brengen met
de tekst van het Verdrag.

De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te
vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide kamers der
Staten-Generaal en aan de Staten van de Nederlandse Antillen, nadat aan
het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk,

	Artikelen 25 en 26 van de Richtlijn van 24 oktober 1995 betreffende de
bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van
persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, PbEG
L 281, blz. 31-50.	

  PAGE  2 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........