[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32433 Wijziging van de Monumentenwet 1988 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in verband met de modernisering van de monumentenzorg

Wijziging van de Monumentenwet 1988 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in verband met de modernisering van de monumentenzorg

Eindtekst

Nummer: 2011D05351, datum: 2011-02-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2010Z10345:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

1 februari 2011



Wijziging van de Monumentenwet 1988 en de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht in verband met de modernisering van de monumentenzorg







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



		Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de
monumentenzorg te moderniseren en daarom onder meer de
aanwijzingsmogelijkheden van beschermde monumenten aan te passen,
subsidieverstrekking in verband met herbestemming van onroerende
monumenten mogelijk te maken en bij eenvoudige ingrepen de
vergunningverlening bij beschermde monumenten te vereenvoudigen;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Monumentenwet 1988 wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 1, onderdeel b, onder 1, vervalt de zinsnede “alle vóór
tenminste vijftig jaar”.

B

	Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid vervalt.

	2. Het derde tot en met zevende lid worden vernummerd tot tweede tot en
met zesde lid.

	3. In het derde lid (nieuw) en het vijfde lid (nieuw) wordt telkens
“derde lid” vervangen door: tweede lid.

	4. In het derde lid (nieuw) vervalt de zinsnede “, en, indien om
aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker”.

	5. In het zesde lid (nieuw) vervalt de zinsnede “, dan wel indien om
aanwijzing is verzocht, binnen tien maanden na ontvangst van dat
verzoek”.

C

	In artikel 5, eerste lid, wordt “artikel 3, vierde lid,” vervangen
door “artikel 3, derde lid,” en wordt “artikel 7, vierde lid,”
vervangen door: artikel 7, derde lid,.

D

	Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “artikel 3, derde tot en met zevende
lid,” vervangen door: artikel 3, tweede tot en met zesde lid,.

	2. Het derde lid vervalt.

	3. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.

E

	In artikel 12, eerste lid, wordt na “artikel 11, tweede lid” een
komma geplaatst.

F

	In artikel 17, derde lid, wordt “Algemene wet bestuursrechtspraak”
vervangen door: Algemene wet bestuursrecht.

G

	In artikel 22 wordt na “artikel 11, tweede lid” een komma
geplaatst.

H

	Aan artikel 34 worden twee leden toegevoegd die luiden:

	6. Onze minister kan tevens subsidie verstrekken in verband met de
herbestemming van onroerende monumenten.

	7. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot
het verstrekken van de subsidie, bedoeld in het zesde lid. De tweede
volzin van het derde lid is van toepassing en het vierde lid is van
overeenkomstige toepassing.

I

	In artikel 36, tweede en derde lid, wordt telkens “de Onze
Minister” vervangen door: Onze minister.

J

	In artikel 41a wordt na “41, eerste lid” een komma geplaatst.

ARTIKEL II

	De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

	Na artikel 3.2 wordt een artikel ingevoegd dat luidt:

Artikel 3.2a

	Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld
in artikel 2.1, eerste lid, onder f, ter zake van een kerkelijk monument
als bedoeld in artikel 1, onder e, van de Monumentenwet 1988, neemt het
bevoegd gezag geen beslissing dan na overleg met de eigenaar. Voor zover
het betreft een beslissing waarbij wezenlijke belangen van het belijden
van de godsdienst of levensovertuiging in dat monument in het geding
zijn, neemt het bevoegd gezag geen beslissing dan in overeenstemming met
de eigenaar.

B

	Artikel 3.10, eerste lid, onder d, komt te luiden:

	d. een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, voor
zover voor die activiteit krachtens artikel 2.26, derde lid, een
adviseur is aangewezen;.

C

	Artikel 3.14 vervalt.

D

Artikel 4.2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen a tot en met k worden geletterd c tot en met m.

2. Voor onderdeel c (nieuw) worden twee onderdelen ingevoegd, die
luiden: 

a. artikel 2.1, eerste lid, onder a, b, c of h, voor zover daaraan in
het belang van de archeologische monumentenzorg voorschriften zijn
verbonden,

b. artikel 2.1, eerste lid, onder b of c, voor zover daarbij de
omgevingsvergunning in het belang van de archeologische monumentenzorg
is geweigerd,. 

E

In artikel 6.1, tweede lid, onder a, wordt “artikel 2.1, eerste lid,
onder b, g of h,” vervangen door: artikel 2.1, eerste lid, onder b, f,
g of h,.

ARTIKEL III

	1. Aanvragen om een aanwijzing als bedoeld in artikel 3, tweede lid,
van de Monumentenwet 1988, zoals dit luidde voor het tijdstip van
inwerkingtreding van deze wet, die zijn ingediend voor het tijdstip van
inwerkingtreding van deze wet alsmede bezwaar- en beroepschriften tegen
een besluit op grond van deze aanvragen, worden afgehandeld
overeenkomstig de Monumentenwet 1988, zoals deze luidde voor het
tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

	2. Aanvragen om een omgevingsvergunning die geheel of gedeeltelijk
betrekking hebben op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste
lid, onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht die
ingediend zijn voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet
worden afgehandeld overeenkomstig de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht, zoals deze luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding
van deze wet.

ARTIKEL IV

	De Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken
wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 1, onderdeel b, onder 3, wordt “artikel 3, vierde lid,”
vervangen door: artikel 3, derde lid,.

B

	In artikel 1, onderdeel b, onder 4, en artikel 15, tweede lid,
onderdeel d, wordt telkens “artikel 7, vierde lid,” vervangen door:
artikel 7, derde lid,.

ARTIKEL V

1. De artikelen van deze wet, met uitzondering van artikel II, onderdeel
D, treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip,
dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend
kan worden vastgesteld.

	2. Artikel II, onderdeel D, treedt in werking met ingang van de dag na
de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt
geplaatst, en werkt terug tot en met 1 oktober 2010.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

 

 

 PAGE    

 PAGE   5