[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Aanbiedingsbrief

Bijlage

Nummer: 2011D07622, datum: 2011-02-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Nota van wijziging (2011D07621)

Preview document (🔗 origineel)


Aanpassing van de Advocatenwet, de Wet op de rechtsbijstand en de Wet
tarieven in burgerlijke zaken in verband met de positie van de
advocatuur in de rechtsorde

NOTA VAN WIJZIGING

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel F wordt in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, en vijfde
lid “artikel 8, derde lid,” telkens vervangen door: artikel 8,
achtste lid.

2. Onderdeel H komt te luiden:

H

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede, vierde en vijfde lid worden vernummerd tot zevende,
twaalfde en dertiende lid.

2. Het eerste tot en met zesde lid komen te luiden:

Met het oog op het in het belang van een goede rechtsbedeling
vaststellen van de hoedanigheid van de advocaat verwerkt de secretaris
van de algemene raad op het tableau van iedere advocaat gegevens met
betrekking tot:

de naam;

de plaats en datum van geboorte; 

de datum van beëdiging;

het adres waar de advocaat kantoor houdt, alsmede overige
contactgegevens en de naam van het kantoor;

voor zover van toepassing: de naam van de patroon, het adres waar deze
kantoor houdt, alsmede de naam van dat kantoor;

de raad van toezicht waartoe de advocaat behoort;

voor zover van toepassing: het lidmaatschap van
specialisatieverenigingen, de rechtsgebieden waarop de advocaat
gespecialiseerd is, alsmede de aanduiding dat het een advocaat betreft
als bedoeld in artikel 16h;

beslissingen op grond van artikel 48, eerste lid;

beslissingen op grond van artikel 48, derde lid;

beslissingen op grond van artikel 48a, eerste lid, en artikel 48b, met
vermelding van de gestelde bijzondere voorwaarden; en

beslissingen op grond van artikel 60ab, eerste lid, en artikel 60b,
eerste lid, voor zover van toepassing met vermelding van de getroffen
voorziening.

In geval van de in het eerste lid, onder h tot en met k, bedoelde
gegevens worden op het tableau tevens de gronden van de beslissing
verwerkt.

De advocaat waarop de gegevens betrekking hebben, de leden van de
algemene raad, de secretaris van de algemene raad, de leden van een raad
van toezicht, alsmede de griffiers, voorzitters, plaatsvervangend
voorzitters, leden en plaatsvervangende leden van een raad van
discipline en het hof van discipline hebben kosteloos inzage in de op
grond van het eerste lid op het tableau verwerkte gegevens.

4.  Een ieder heeft kosteloos inzage in de op het tableau verwerkte
gegevens, bedoeld in:

het eerste lid, onder a, c tot en met g en i;

het eerste lid, onder h, voor zover het betreft een onherroepelijke
beslissing tot het onvoorwaardelijk opleggen van een maatregel als
bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder c en d;

het eerste lid, onder j, voor zover het betreft een onherroepelijke
beslissing met betrekking tot een maatregel als bedoeld in artikel 48,
tweede lid, onder c en d;

het eerste lid, onder k, voor zover het betreft een onherroepelijke
beslissing met betrekking tot een schorsing of het treffen van een
voorziening en voor zolang de opgelegde schorsing of getroffen
voorziening van kracht is.

5.	De gegevens, bedoeld in het vierde lid, onder b en c, voor zover deze
betrekking hebben op het opleggen van de maatregel van schorsing in de
uitoefening van de praktijk, kunnen door anderen dan de in het derde lid
bedoelde personen en instanties niet worden ingezien, indien tien jaren
zijn verstreken na het onherroepelijk worden van de beslissing waarop de
gegevens betrekking hebben. De raad van discipline of het hof van
discipline kan bij zijn beslissing bepalen dat de in de eerste volzin
bedoelde termijn wordt verkort, met dien verstande dat de termijn niet
korter kan zijn dan de duur van de schorsing.

6.	De secretaris van de algemene raad maakt schriftelijk een lijst
openbaar van gegevens over advocaten ten aanzien van wie in een
beslissing tot het onvoorwaardelijk opleggen van een maatregel als
bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder c en d, onherroepelijk is
geworden. In deze lijst worden opgenomen:

de naam van de advocaat en het advocatenkantoor waar de advocaat
werkzaam is;

de plaats waar de advocaat kantoor houdt;

de vermelding van de raad van toezicht waartoe de advocaat behoort;

de maatregel die aan de advocaat is opgelegd, voor zover van toepassing
met vermelding van de duur van de maatregel; en

de datum van de beslissing waarbij de maatregel is opgelegd alsmede de
datum waarop de maatregel ingaat.

3. Het achtste tot en met elfde lid komen te luiden:

8. Van het tableau worden eveneens geschrapt zij die, hetzij
onafgebroken, hetzij met onderbrekingen, gedurende een tijdvak van drie
jaar voorwaardelijk als advocaat ingeschreven hebben gestaan:

a. zonder dat het bewijs kan worden overgelegd dat met gunstig gevolg de
in artikel 9b bedoelde stage is voltooid; of

b. zonder dat het bewijs kan worden overgelegd dat met gunstig gevolg
het in artikel 9c bedoelde examen is afgelegd.

9. Indien het in het achtste lid bedoelde tijdvak is onderbroken en de
in het achtste lid, onder a en b, bedoelde bewijzen niet kunnen worden
overgelegd, kan betrokkene verzoeken om opnieuw gedurende een tijdvak
van drie jaar voorwaardelijk als advocaat te worden ingeschreven. Dit
verzoek kan worden ingediend na verloop van een door de algemene raad
nader te bepalen termijn na onderbreking van het tijdvak.

10. Voor voorwaardelijk ingeschreven advocaten die in deeltijd werkzaam
zijn, wordt het in het achtste lid bedoelde tijdvak naar evenredigheid
verlengd, met dien verstande dat deze verlenging niet meer dan drie jaar
kan bedragen. Indien de raad van toezicht op grond van artikel 9b,
tweede lid, de stage heeft verlengd, wordt het in het achtste lid
bedoelde tijdvak verlengd met de in de beslissing opgenomen termijn, met
dien verstande dat deze verlenging niet meer dan drie jaar kan bedragen.

11. De in het achtste lid bedoelde schrapping geschiedt na kennisgeving
door de algemene raad met ingang van een tijdstip dat ten minste twee
maanden en ten hoogste zes maanden na de datum van kennisgeving gelegen
is. Van de kennisgeving wordt gelijktijdig mededeling gedaan aan de
betrokken advocaat, diens patroon, de raad van toezicht in het
arrondissement waar de advocaat kantoor houdt en aan het openbaar
ministerie.

4. Na het dertiende lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:

14. Het eerste lid, aanhef en onder a, b, d, en f tot en met k, tweede
tot en met zevende lid en dertiende lid, zijn van overeenkomstige
toepassing op advocaten die hun werkzaamheden uitoefenen onder hun
oorspronkelijke beroepstitel als bedoeld in artikel 16h, met dien
verstande dat:

	- in het eerste lid, onderdeel h, in plaats van “artikel 48, eerste
lid,” wordt gelezen: artikel 48, eerste lid, en artikel 60aa, tweede
lid; en

	- in het vierde lid, onderdelen b en c, en zesde lid, in plaats van
“artikel 48, tweede lid, onder c en d” telkens wordt gelezen:
artikel 48, tweede lid, onder d, en artikel 60aa, tweede lid.

3. Na onderdeel I wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ia

Artikel 9a komt te luiden:

Artikel 9a

Tot het voeren van de titel van advocaat is uitsluitend gerechtigd
degene die als advocaat is ingeschreven op grond van artikel 1, eerste
lid, of 2a, eerste lid.

4. Onderdeel J komt te luiden:

J

In artikel 9aa, tweede lid, wordt «artikel 8, vierde en vijfde lid»
vervangen door: artikel 8, twaalfde en dertiende lid.

5. Na onderdeel K wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ka

In de artikelen 9d, eerste lid, 9i en 46b, tweede en achtste lid, wordt
“Onze Minister van Justitie” telkens vervangen door: Onze Minister
van Veiligheid en Justitie.

6. Na onderdeel N worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Na

Artikel 16h wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “bij de raad van toezicht in het
arrondissement waarin hij kantoor houdt” vervangen door: op het
tableau van de Nederlandse orde van advocaten.

2. In het tweede en derde lid wordt “De raad van toezicht” telkens
vervangen door: De secretaris van de algemene raad.

3. Het vierde lid vervalt.

Nb

In artikel 16i, tweede lid, wordt “bij de raad van toezicht”
vervangen door: op het tableau.

7. In onderdeel T wordt in artikel 28a, tweede en derde lid, en in
artikel 28b, eerste en derde lid, “Onze Minister van Justitie”
telkens vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

8. Onderdeel DD komt te luiden:

DD

Artikel 46c, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De tekst “de raad van discipline” wordt vervangen door: het hof
van discipline.

2. De tekst “in zijn ressort” vervalt.

3. Aan het slot wordt toegevoegd: Na onderzoek en afhandeling brengt de
deken de klacht ter kennis van de raad van discipline in het ressort
waartoe hij behoort.

9. Na onderdeel FF worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

FFa

In het eerste lid van artikel 48a vervalt: ten aanzien van de
openbaarmaking daarvan en.

FFb

In artikel 50, eerste lid, onderdeel e, en artikel 58, onderdeel f,
wordt “een raad voor rechtsbijstand” telkens vervangen door: “de
raad voor rechtsbijstand” en wordt “de voorzitter van de
desbetreffende raad voor rechtsbijstand” telkens vervangen door: het
bestuur van de raad voor rechtsbijstand.

10. Na onderdeel GG wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

GGa

Artikel 60aa wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. In afwijking van artikel 48, tweede lid, onderdeel c, kan als
maatregel worden opgelegd de schorsing gedurende ten hoogste Ă©Ă©n jaar
in de bevoegdheid om in Nederland de in artikel 16h bedoelde
werkzaamheden uit te oefenen.

3. In het derde lid wordt “maatregelen” vervangen door: maatregel.

4. In het vijfde lid wordt “De raad van toezicht” telkens vervangen
door: De secretaris van de algemene raad.

5. In het zesde lid wordt “waarbij deze advocaat zich heeft laten
inschrijven” vervangen door: in het arrondissement waar deze advocaat
kantoor houdt.

11. Onderdeel HH komt te luiden:

HH

Artikel 60b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt “een raad voor rechtsbijstand, aan de
voorzitter van de desbetreffende raad voor rechtsbijstand” vervangen
door: de raad voor rechtsbijstand, aan het bestuur van de raad.

2. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de vijfde volzin wordt “de voorzitter van de raad van
rechtsbijstand ” vervangen door: het bestuur van de raad voor
rechtsbijstand.

b. In de zesde volzin vervalt na de zinsnede “de secretaris van de
algemene raad”: ontvangt.

B

Artikel II komt te luiden:

Artikel II

De Wet op de rechtsbijstand wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 1, eerste lid, wordt “Onze Minister van Justitie”
vervangen door “Onze Minister van Veiligheid en Justitie”.

2. In artikel 17, tweede lid, onderdeel c, wordt “artikel 60aa, tweede
lid, onder a tot en met c” vervangen door: artikel 60aa, tweede lid.

3. De laatste volzin van artikel 38, vierde lid, vervalt.

C

Na artikel V wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel Va

Indien het bij koninklijke boodschap van 14 december 2004 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke
ambtenaren in verband met enkele aanvullingen op de regeling inzake de
nevenbetrekkingen van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren
in opleiding gedurende de binnenstage (29 937) tot wet is verheven of
wordt verheven en in werking is getreden of in werking treedt, wordt in
artikel 44, tweede lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren
“waarbij hij als advocaat is ingeschreven onderscheidenlijk als
raadsheer-plaatsvervanger in het gerechtshof tot het rechtsgebied
waarvan de rechtbank behoort waarbij hij is ingeschreven” vervangen
door: van het arrondissement waarin hij kantoor houdt onderscheidenlijk
als raadsheer-plaatsvervanger in het gerechtshof tot het rechtsgebied
waarvan het arrondissement behoort waarin hij kantoor houdt.

D

De aanduiding van de ondertekenaar van het wetsvoorstel komt te luiden:
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

Toelichting

ALGEMEEN

Aanleiding

Met deze nota van wijziging worden enkele aanvullende wijzigingen
doorgevoerd in de Advocatenwet die zijn aangekondigd in de nota naar
aanleiding van het verslag bij het onderhavige wetsvoorstel. Het betreft
hierbij een regeling voor de openbaarmaking van bepaalde gegevens van
advocaten – in het bijzonder gegevens over aan advocaten opgelegde
tuchtrechtelijke maatregelen - alsmede wijziging van de bepaling over de
bevoegdheid tot het voeren van de titel “advocaat”. Van de
gelegenheid is tevens gebruik gemaakt om op de daarvoor in aanmerking
komende plaatsen in zowel het wetsvoorstel als in de Advocatenwet de
aanduiding “Minister van Justitie” te vervangen door “Minister van
Veiligheid en Justitie”. Voorts zijn enkele andere verbeteringen
aangebracht.

Advisering door College bescherming persoonsgegevens

Aangezien de in deze nota van wijziging opgenomen regeling mede ziet op
de verwerking van persoonsgegevens, is advies gevraagd aan het College
bescherming persoonsgegevens (Cbp). Het Cbp adviseerde om in de regeling
over de registratie en inzage van tuchtrechtelijke maatregelen een
begrenzing in de tijd op te nemen. Voorts adviseerde het Cbp om de
registratie van en inzage in gegevens over de geboorteplaats en –datum
van advocaten nader te onderbouwen of achterwege te laten. Deze adviezen
van het Cbp zijn in die zin overgenomen, dat beperkingen zijn 
aangebracht op de mogelijkheid tot inzage in de bedoelde gegevens door
anderen dan  personen en instanties die betrokken zijn bij het toezicht
op en het tuchtrecht voor advocaten. In de toelichting op de onderdelen
wordt hierop nader ingegaan.

Inwerkingtreding

In artikel VII van het wetsvoorstel wordt voorzien in een
inwerkingtreding op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan
worden vastgesteld. Dit biedt de mogelijkheid om bij de inwerkingtreding
van de in deze nota van wijziging opgenomen regeling, die betrekking
heeft op de registratie en openbaarmaking van gegevens rekening te
houden met de noodzakelijke technische aanpassingen die de Nederlandse
orde van advocaten (NOvA) dient door te voeren. Voor de goede orde zij
opgemerkt dat de regeling geen opdracht aan de NOvA inhoudt om alsnog
gegevens te registreren van tuchtrechtelijke maatregelen die reeds
vóór de inwerkingtreding van de wetswijziging zijn opgelegd. Een
dergelijke verplichting zou tot onredelijke uitvoeringslasten leiden en
overigens ook vanuit een oogpunt van rechtszekerheid niet de voorkeur
verdienen.

ONDERDELEN

Wijziging onderdelen F en H (artikelen 4 en 8 Advocatenwet)

Openbaarmaking van gegevens

Binnen de advocatuur bestaat al langere tijd de wens om bepaalde
gegevens over aan advocaten opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen
(systematisch) openbaar te maken. Daarbij wordt in het bijzonder van
belang geacht dat (potentiële) cliënten kennis moeten kunnen nemen van
aan advocaten opgelegde schorsingen en schrappingen. Hiermee wordt
bijgedragen aan de transparantie en integriteit van het beroep. De
kennis hierover kan cliënten helpen bij het maken van een zorgvuldige
keuze voor een advocaat. Met openbaarmaking wordt dan ook tevens een
consumentenbelang gediend. Van openbare toegankelijkheid van informatie
over antecedenten gaat een zuiverende werking uit. De bestaande
wettelijke mogelijkheden tot het openbaar maken van gegevens van
tuchtrechtelijk veroordeelde advocaten volstaan daartoe niet. Op grond
van het huidige artikel 48, derde lid, van de Advocatenwet heeft de raad
van discipline de mogelijkheid om te besluiten tot openbaarmaking van
bepaalde maatregelen, indien enig door artikel 46 beschermd belang dit
rechtvaardigt. Van deze mogelijkheid wordt in de praktijk slechts in
uitzonderlijke gevallen gebruik gemaakt. De reden daartoe lijkt te zijn
dat het besluit tot openbaarmaking wordt gezien als een verzwaring van
een opgelegde sanctie. Gelet op de belangen die gediend zijn met het
systematisch openbaar maken van bepaalde maatregelen is het wenselijk om
in de Advocatenwet een bepaling op te nemen die het publiek (in het
bijzonder cliënten van advocaten) in staat stelt kennis te nemen van
bepaalde tuchtrechtelijke antecedenten. Daarin voorzien de voorgestelde
nieuwe eerste zes leden van artikel 8. Het geheel draagt bij aan de
kwaliteit van de advocatuur, die mede in het licht van de in de
Advocatenwet neer te leggen kernwaarden voor de advocatuur structureel
aandacht verdient. 

Gedifferentieerd openbaarmakingsregime

Met de wijziging van artikel 8 wordt voorzien in een gedifferentieerd
openbaarmakingregime. Hiermee wordt bereikt dat de openbaarmaking van
persoonsgegevens van advocaten niet verder gaat dan noodzakelijk is voor
de bescherming van de belangen van derden en een zuiverende werking
binnen de beroepsgroep. De regeling wordt neergelegd in artikel 8 omdat
in dat artikel al bepalingen zijn neergelegd over het verwerken en
raadplegen van informatie op het tableau. In de aanhef van het nieuwe
eerste lid is, mede met het oog op artikel 7 van de Wet bescherming
persoonsgegevens (Wbp), de doelomschrijving van de gegevensverwerking op
het tableau opgenomen: het in het belang van een goede rechtsbedeling
vaststellen van de hoedanigheid van de advocaat. Voorts is in dit
verband van belang artikel 8, onderdeel e, Wbp: de gegevensverwerking is
noodzakelijk voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak
door het bestuursorgaan (in casu de NOvA) waaraan de gegevens worden
verstrekt. Kenbaarheid van de hoedanigheid van de advocaat is onder meer
relevant voor de cliënten van advocaten (rechtzoekenden). Zij moeten
zich een realistisch beeld kunnen vormen van de kwaliteit en integriteit
van de advocaat waarmee zij in zee willen gaan. Bovendien moet een
cliënt op ieder moment kunnen nagaan of zijn raadsman (nog altijd)
bevoegd is als advocaat op te treden. Gelet op de positie die de
advocaat inneemt binnen de rechtsbedeling, is ook vertrouwen in de
advocatuur van belang voor een goede werking van de rechtsbedeling. Voor
dat vertrouwen is vereist dat het publiek middels openbaarheid van
relevante gegevens kan zien op welke wijze wordt gewaakt over de
kwaliteit en integriteit van de advocatuur. Het openbaar maken van
gegevens over tuchtrechtelijke uitspraken heeft tevens een zuiverende
werking binnen de beroepsgroep. Hiermee kan worden voorkomen dat andere
beroepsgenoten beroepsregels overtreden. Het houdt hen waakzaam. Om
voornoemde redenen moet een ieder inzage kunnen hebben in gegevens
omtrent bepaalde opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen. Daarnaast
moeten instanties, zoals de tuchtrechtelijke colleges en de lokale
dekens, inzage kunnen hebben in informatie over alle aan advocaten
opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen, alsmede andere informatie over
tuchtrechtelijke procedures die tegen advocaten zijn gevoerd.

Het eerste lid bepaalt welke informatie door de secretaris van de
algemene raad wordt verwerkt op het tableau. Naast informatie over de
beëdiging, de persoon en het kantoor van de advocaat, gaat het hierbij
met name om gegevens over tuchtrechtelijke beslissingen (onderdeel h) en
spoedshalve opgelegde schorsingen of getroffen voorzieningen (onderdeel
k). Ook voorwaardelijk opgelegde maatregelen moeten op het tableau
worden aangetekend (onderdeel j).

Het nieuwe derde en vierde lid van artikel 8 bepalen vervolgens welke
informatie voor wie openbaar is. Met het oog op het uitoefenen van
effectief toezicht op de advocatuur en effectief tuchtrecht, hebben op
grond van het derde lid onder meer de raden van toezicht (waaronder de
dekens) en de tuchtrechters inzage in alle gegevens als bedoeld in het
eerste lid. Dit betekent onder meer dat zij ook kennis kunnen nemen van
aan advocaten opgelegde maatregelen waartegen nog rechtsmiddelen ingezet
kunnen worden. Ook kunnen zij hierdoor inzicht verkrijgen in
bijvoorbeeld tuchtrechtelijke uitspraken waarbij een ingediende klacht
ongegrond of niet-ontvankelijk is verklaard. De in het derde lid
bedoelde personen en instanties moeten over al deze gegevens kunnen
beschikken om een volledig beeld te kunnen verkrijgen van de kwaliteit
en integriteit van een advocaat. Mede op basis daarvan kunnen zij onder
meer beoordelen welke strafmaat passend is. Het kan in dat verband voor
hen tevens van belang zijn om te weten of aan een advocaat in het
verleden de sancties van waarschuwing en berisping zijn opgelegd of dat
aan hen voorwaardelijk maatregelen zijn opgelegd. Ook wetenschap over
bijvoorbeeld ongegronde of niet-ontvankelijke klachten kan hierbij van
belang zijn. In de praktijk blijkt dat het voor bijvoorbeeld dekens van
belang is om met dergelijke gegevens rekening te kunnen houden bij de
latere beoordeling van nieuwe feiten of omstandigheden. Indien immers
met een zekere regelmaat klachten over een advocaat zijn ingediend, kan
dat blijk geven van een gedragspatroon waarbij twijfels opkomen over de
integriteit en de kwaliteit van een advocaat. Datzelfde geldt evenzeer
in zaken waarin een klacht is ingetrokken omdat op enig moment
overeenstemming is bereikt tussen klager en beklaagde.

Beperkingen in de inzage

Hierboven is al opgemerkt dat het voor cliënten van advocaten met name
relevant is dat zij zich een beeld kunnen vormen van de kwaliteit en
integriteit van een advocaat, en of iemand (nog altijd) bevoegd is om
als advocaat op te treden. Daar staat tegenover dat het bekend worden
(en blijven) van een eenmaal opgelegde maatregel of voorziening
disproportionele consequenties kan hebben voor een advocaat. Een
waarschuwing duidt er bijvoorbeeld op dat een advocaat onzorgvuldig is
geweest bij het naleven van zijn beroepsregels, maar wordt doorgaans
alleen in geval van relatief lichte overtredingen opgelegd. Wanneer
zo’n maatregel tot in lengte van jaren aan een advocaat blijft kleven
(en voor een ieder kenbaar blijft), kan een geringe misstap in het
verleden de advocaat lange tijd blijven achtervolgen, ook als hij zijn
taakuitoefening sindsdien geheel op orde heeft. Voor het in de
hoedanigheid van advocaat mogen optreden maakt het opleggen van een
waarschuwing of berisping bovendien niets uit. Hij blijft immers bevoegd
om als advocaat op te treden. Het openbaar maken voor een ieder van deze
lichtere maatregelen zou daarom disproportioneel zijn. Om deze reden
wordt de kenbaarheid van opgelegde maatregelen voor ieder ander dan de
in het derde lid bedoelde personen en instanties beperkt tot
onherroepelijk opgelegde schorsingen en schrappingen (vierde lid,
onderdeel b).

Persoonsinformatie over de advocaat is in beginsel openbaar voor een
ieder, voor zover deze informatie redelijkerwijs relevant kan zijn voor
de identificatie van de advocaat, om kennis te kunnen nemen van zijn
bevoegdheid tot optreden als advocaat, of om de integriteit en kwaliteit
van de betrokken advocaat te kunnen vaststellen. Voor de gemiddelde
cliënt van een advocaat zal het daartoe niet noodzakelijk zijn om
kennis te kunnen nemen van de geboortedatum en geboorteplaats van de
advocaat (artikel 8, eerste lid, onderdeel b). Dit kan anders liggen
voor een deken of een tuchtrechtelijke instantie die met grote zekerheid
de identiteit van de betrokken advocaat moet kunnen vaststellen. Zij
moeten daarom wel inzage hebben in die specifieke gegevens.

Met het oog op de kenbaarheid van de hoedanigheid en bevoegdheden van de
advocaat moeten ook spoedshalve opgelegde schorsingen of (voorlopige)
voorzieningen als bedoeld in de artikelen 60ab en 60b voor een ieder
raadpleegbaar zijn voor zolang deze van kracht zijn (vierde lid,
onderdeel d). Wanneer zulke spoedshalve opgelegde beslissingen niet meer
van kracht zijn, is ofwel de advocaat weer geheel bevoegd om als zodanig
op te treden, ofwel de advocaat in het kader van een gewone
tuchtrechtelijke procedure geschorst of geschrapt. Is de advocaat weer
geheel bevoegd om als zodanig op te treden, dan weegt het belang van een
cliënt om kennis te kunnen nemen van een eerder spoedshalve opgelegde
schorsing of voorziening niet op tegen de belangen van de advocaat om
zijn praktijk onbesproken te kunnen voortzetten.

Beperkte inzagetermijn

Voor zover het betreft inzage in gegevens over opgelegde schorsingen,
geldt op grond van het nieuwe vijfde lid van artikel 8 ten aanzien van
bepaalde groepen een beperking in de tijd. Voor anderen dan de in het
derde lid bedoelde personen en instanties, dat wil zeggen voor de
gemiddelde rechtzoekende, zijn gegevens omtrent schorsingen slechts
gedurende bepaalde termijn raadpleegbaar. Deze termijn bedraagt in
beginsel tien jaar, waarmee zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de
termijnen bedoeld in artikel 36, vijfde lid, van de Wet op de
accountants-administratieconsulenten en artikel 55, vierde lid, van de
Wet op de registeraccountants. De tuchtrechter kan bij zijn beslissing
tot het opleggen van deze maatregel bepalen dat deze termijn wordt
verkort. Deze verkorte termijn kan niet korter zijn dan de duur van de
schorsing. Hierdoor kan de tuchtrechter in de praktijk rekening houden
met gerechtvaardigde belangen van de advocaat bij het niet langer bekend
zijn van de informatie. In de praktijk komt het voor dat een advocaat
voor een kortere termijn wordt geschorst (bijvoorbeeld een week). Het
kan voor hem, in verhouding tot de duur van de schorsing, zeer belastend
zijn wanneer ook relatief korte schorsingen gedurende de volle tien jaar
zichtbaar blijven voor een ieder. De beperking van de termijn voor
inzage in opgelegde schorsingen geldt niet voor de in het derde lid
bedoelde personen en instanties, gelet op hun rol bij het toezicht op en
tuchtrecht voor advocaten. Ook gedragingen van langere tijd terug dan
tien jaar kunnen noodzakelijk zijn om een algemeen beeld te krijgen van
de integriteit en kwaliteit van een advocaat.

Opgelegde schrappingen van het tableau blijven echter voor een ieder
inzichtelijk, ook na verloop van tien jaar. Voorstelbaar is immers dat
een eenmaal geschrapte advocaat zich als oud-advocaat afficheert, om het
vertrouwen van het publiek te winnen in andere zaken, en daarbij de
reden voor het beëindigen van het beroep verzwijgt. Op voorhand is niet
uit te sluiten dat een geschrapte advocaat dit gebruikt om een
invloedrijke positie te verwerven. Hierdoor kan het vertrouwen in de
advocatuur ernstig worden geschaad. Om deze reden dient de mogelijkheid
te bestaan om over langere tijd te kunnen nagaan of betrokkene op enig
moment van het tableau is geschrapt. 

Actieve openbaarmaking

Het in het vierde en vijfde lid geregelde systeem van openbaarmaking
gaat uit van de situatie dat bijvoorbeeld rechtzoekenden informatie
opvragen over advocaten waarmee zij in zee willen gaan. Dat laat
onverlet dat daarnaast een actievere vorm van openbaarmaking wenselijk
is. Van een rechtzoekende die al gebruik maakt van de diensten van een
advocaat kan niet verwacht worden dat hij periodiek informatie opvraagt
om te zien of tegen betrokkene ondertussen maatregelen zijn opgelegd en
of deze nog bevoegd is om als advocaat op te treden. Om die reden is het
wenselijk dat de NOvA actief gegevens openbaar maakt omtrent advocaten
aan wie onherroepelijk een schorsing is opgelegd of die van het tableau
geschrapt zijn. Hierop ziet het nieuwe zesde lid van artikel 8. Naast
bescherming van cliënten die al een advocaat hebben, is de preventieve
werking van actieve openbaarmaking van belang. Met actieve
openbaarmaking wordt aan de samenleving als geheel en aan beroepsgenoten
in het bijzonder een krachtig signaal gegeven dat naleving van
(beroeps)normen actief wordt gehandhaafd. Het verschaft transparantie in
de werking van het tuchtrecht, waarmee het maatschappelijk vertrouwen in
de advocatuur is gediend. De genoemde publicatie door de secretaris van
de algemene raad heeft uitsluitend een informatief karakter, waaraan
cliënten van advocaten geen rechten kunnen ontlenen. Het ontslaat een
advocaat bovendien niet van zijn, uit de algemene beroepsnormen
voortvloeiende, verplichting om cliënten tijdig te informeren omtrent
zijn bevoegdheid of beperkingen om als advocaat op te kunnen treden. De
wijze van publicatie is, uitgezonderd het vereiste van schriftelijkheid
(dat ook of uitsluitend elektronische publicatie kan omvatten), vormvrij
en wordt aan de advocatuur overgelaten. Denkbaar is bijvoorbeeld dat op
de website van de NOvA een actuele lijst wordt bijgehouden van
geschorste en geschrapte advocaten. Ook kan de NOvA in een periodieke
uitgave een lijst publiceren van de in de voorafgaande periode
geschrapte of geschorste advocaten. 

Met het in artikel 8 neergelegde openbaarmakingregime wordt zoveel
mogelijk aansluiting gezocht bij het systeem van artikel 5 Wna, zoals
dat komt te luiden na de invoering van het wetsvoorstel tot Wijziging
van de Wet op het notarisambt naar aanleiding van de evaluatie van die
wet, alsmede regeling van enkele andere onderwerpen in die wet en
wijziging van de Wet op het centraal testamentenregister (Kamerstukken
32 250). Het tableau is op grond van artikel 8 van de Advocatenwet een
bij wet ingesteld, gedeeltelijk openbaar register. Op grond van artikel
40, vierde lid, Wbp bestaat geen recht van verzet tegen verwerking van
gegevens in dit register.

Met het nieuwe veertiende lid van artikel 8 wordt bereikt dat ook
buitenlandse advocaten, die in Nederland werkzaam willen zijn onder hun
oorspronkelijke beroepstitel (artikel 16h-advocaten), op het tableau
worden ingeschreven en dat bepaalde gegevens over deze advocaten bekend
worden. Voor wat betreft de openbaarmaking van gegevens omtrent
opgelegde schorsingen en schrappingen geldt voor deze advocaten in
principe het zelfde regime als voor advocaten die overeenkomstig artikel
1 ingeschreven worden op het tableau. De artikelen 16h, 16i en 60aa van
de Advocatenwet en artikel 17 van de Wet op de rechtsbijstand worden
dienovereenkomstig aangepast. Volledigheidshalve zij opgemerkt dat een
advocaat die door een in Nederland gevestigd internationaal tribunaal
wordt toegelaten of aangewezen en als zodanig werkzaamheden verricht,
niet zonder meer binnen de Nederlandse rechtssfeer treedt. Een
dergelijke advocaat kan daarom evenmin worden aangemerkt als een
bezoekende advocaat in de zin van de Advocatenwet.

Elektronische raadpleging

Het in het gewijzigde artikel 8 voorgestelde systeem laat de
mogelijkheid van elektronische raadpleging open. Denkbaar is dat de NOvA
voor een ieder de mogelijkheid openstelt om via een website het tableau
te raadplegen en daarbij op naam van een advocaat diens tuchtrechtelijke
antecedenten te raadplegen. Op grond van het tweede lid zal niet kunnen
worden volstaan met de vermelding dat aan een advocaat een maatregel is
opgelegd. Tevens zal aangegeven moeten worden wat de gronden waren om
deze maatregel op te leggen. Dit kan bijvoorbeeld door, in geval van
elektronische raadpleging, de mogelijkheid te bieden om via een link
kennis te nemen van de tuchtrechtelijke uitspraak waarmee de maatregel
is opgelegd. Zodoende kan een cliënt nagaan of de gewraakte gedraging
op grond waarvan de maatregel is opgelegd wat hem betreft een bezwaar
oplevert voor het inhuren van de betrokken advocaat.

Nieuw onderdeel Ia (nieuw artikel 9a Advocatenwet)

Artikel 9a wordt opnieuw geformuleerd om te bereiken dat tot het voeren
van de titel van advocaat in beginsel uitsluitend diegenen bevoegd zijn
die in Nederland op grond van artikel 1, eerste lid, of artikel 2a,
eerste lid, als advocaat zijn ingeschreven. In de praktijk is gebleken
dat in Nederland personen werkzaam zijn onder de titel “advocaat”,
die een verwante titel hebben behaald in het buitenland. Bij
rechtzoekenden zou ten onrechte de indruk kunnen ontstaan dat zij te
maken hebben met personen die zich in Nederland hebben gekwalificeerd
als advocaat. Het nieuwe artikel 9a beoogt dit te voorkomen.
Buitenlandse advocaten die op grond van paragraaf 2a of 2b van de
Advocatenwet bevoegd zijn om in Nederland beroepswerkzaamheden te
verrichten, zijn gerechtigd om daarbij hun oorspronkelijke beroepstitel
te voeren. Zij moeten in dat geval daarbij tevens de beroepsorganisatie
vermelden waartoe zij behoren of het gerecht waarbij zij overeenkomstig
de wettelijke regeling van het land van herkomst zijn toegelaten
(artikel 16c en artikel 16i, tweede lid, Advocatenwet). Zodoende kan
geen verwarring ontstaan over de herkomst van de betrokken advocaat. In
het geval van Belgische (Vlaamse) advocaten betekent dit dat zij onder
de benaming “advocaat” werkzaam mogen zijn, doch telkens met
vermelding van de Belgische beroepsorganisatie waartoe hij behoort of
het Belgisch gerecht waarbij zij zijn toegelaten. Het zonder daartoe
gerechtigd te zijn dragen van de titel van advocaat is strafbaar gesteld
op grond van artikel 435, onder 3°, van het Wetboek van Strafrecht.

Wijziging onderdeel DD (artikel 46c, vierde lid, Advocatenwet)

Op dit moment kan het onderzoek van een klacht tegen een deken alleen
worden opgedragen aan een andere deken in het zelfde ressort. Met de
wijziging van onderdeel DD wordt het mogelijk om klachten te laten
onderzoeken en af te handelen door een deken van een orde in een ander
ressort. Hierdoor wordt het bijvoorbeeld mogelijk om klachten tegen de
deken van de orde Den Haag te laten onderzoeken door de deken van de
orde Amsterdam. Hiermee kan de objectieve behandeling van een klacht
worden gediend. Klachten tegen een deken worden ingediend door of
doorgeleid naar het hof van discipline, die vervolgens een andere deken
belast met het onderzoeken en afhandelen van de klacht. Deze deken kan
de klacht vervolgens voorleggen aan de raad van discipline in zijn
ressort. Bij het aanwijzen van de deken die de klacht moet onderzoeken,
zal het hof van discipline ermee rekening houden dat, indien de klacht
uiteindelijk wordt voorgelegd aan de tuchtrechter, deze in eerste aanleg
zal worden beoordeeld door een raad van discipline in een ander ressort
dan het ressort waartoe de beklaagde deken behoort.

Nieuw artikel Va

Met deze bepaling wordt een technische verbetering aangebracht. Met het
voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke
ambtenaren in verband met enkele aanvullingen op de regeling inzake de
nevenbetrekkingen van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren
in opleiding gedurende de binnenstage (29 937) wordt onder meer artikel
44 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra) opnieuw
vastgesteld. In het tweede lid van dat artikel wordt er vanuit gegaan
dat een advocaat wordt ingeschreven bij de rechtbank van het
arrondissement waar zijn kantoor is gevestigd. Op het moment waarop het
voornoemde wetsvoorstel werd ingediend was dat ook het geval. Sinds de
inwerkingtreding op 1 september 2008 van de Wet afschaffing procuraat en
invoering elektronisch berichtenverkeer worden advocaten echter niet
langer ingeschreven bij de rechtbank, maar op het landelijk tableau van
de NOvA. Met artikel Va wordt erin voorzien dat artikel 44, tweede lid,
Wrra aansluit bij de huidige wijze van inschrijving van advocaten.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

 Vergelijk hof van discipline, 8 mei 2006, zaaknr. 4383.

32 382

 PAGE    

 PAGE   1