[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 20-21 januari jl. in Gödöllo (Hongarije)

Bijlage

Nummer: 2011D08191, datum: 2011-02-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verslag van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 20-21 januari 2011 in Gödöllo (Hongarije) (2011D08190)

Preview document (🔗 origineel)


Verslag Informele JBZ-Raad

Gödöllő, Hongarije, 20-21 januari 2011

Interne veiligheid

Het Hongaarse Voorzitterschap wilde onder dit agendapunt een discussie
voeren over de aanpak van georganiseerde misdaad in het algemeen en de
aanpak van nieuwe dreigingen in het bijzonder. De Hongaarse minister van
Binnenlandse Zaken Pintér vroeg de aanwezige lidstaten aan te geven
welke nieuwe vormen van of trends in georganiseerde criminaliteit zij
signaleren, met name in verband met de economische recessie. Voor een
effectieve aanpak van georganiseerde misdaad op EU-niveau zijn volgens
het Voorzitterschap implementatie van de onlangs aangenomen
EU-beleidscyclus voor georganiseerde en ernstige criminaliteit en
uitvoering van de acties in de onlangs aangenomen mededeling van de
Europese Commissie over de EU Interne Veiligheidsstrategie noodzakelijk.
Daarbij moet worden beschikt over zoveel mogelijk inlichtingen- en
informatiebronnen. Goede samenwerking tussen handhavingsdiensten van de
lidstaten en Europol, met derde landen en met andere internationale
organisaties zoals Interpol en SECI (Southeast European Cooperative
Initiative) is van groot belang. Ten slotte legde het Voorzitterschap de
lidstaten de vraag voor welke nieuwe, niet-traditionele methoden zij
gebruiken tegen nieuwe vormen van georganiseerde misdaad.

Commissaris Malmström opende de discussie en gaf aan dat het kader voor
het EU-beleid ter bestrijding van de georganiseerde misdaad de
tenuitvoerlegging van de Interne Veiligheidsstrategie is. Als nieuwe
grensoverschrijdende dreiging noemde de commissaris cybercrime, of
breder de toenemende dreiging die gepaard gaat met digitalisering,
waaronder ook de verspreiding van kinderporno. Andere dreigingen, ook
gelinkt aan cybercrime, zijn corruptie en witwassen, wat ook
grensoverschrijdend moet worden aangepakt. Om grensoverschrijdende
samenwerking goed te laten verlopen komt het volgens commissaris
Malmström aan op implementatie, want vrijwel alle juridische
instrumenten zijn er. Malmström kondigde voor 2011 een voorstel van de
Commissie aan over confiscatie van crimineel verkregen vermogen. Ten
slotte benadrukte zij het belang van nieuwe benaderingen van
criminaliteitsbestrijding.

Voorzitter López Aguilar van de Commissie Burgerlijke Vrijheden (LIBE)
van het Europees Parlement benadrukte dat het Verdrag van Lissabon de
Unie de gelegenheid geeft de behoeften van de burgers rechtsreeks te
adresseren en de georganiseerde misdaad aan te pakken. Binnen de
LIBE-commissie bestaat hiervoor veel belangstelling, onder meer door het
beleggen van conferenties met de nationale parlementen en het volgen van
de betrokken agentschappen.

Volgens directeur Wainwright van Europol is de belangrijkste trend het
doordringen van de misdaad in de legale economie, vaak met gebruik van
internet. Cybercrime is een goed voorbeeld van veranderende misdaad. De
economische crisis heeft sommige criminele organisaties ertoe gebracht
terug te keren naar de drugshandel. Andere opvallende verschijnselen
zijn de exploitatie van kinderen en jongeren voor georganiseerde kleine
misdaad, de handel in bedreigde diersoorten en gewelddadig activisme.

Minister Opstelten complimenteerde het Voorzitterschap en gaf aan dat
Nederland veel waarde hecht aan de bijdragen van Europol, Interpol en
SECI. Nieuwe vormen van criminaliteit vragen om nieuwe methoden van
aanpak. Een gevaarlijke ontwikkeling is dat veel misdaadgeld via
witwasconstructies en misbruik van vastgoedtransacties wordt
geïnvesteerd in de legale economie. Dat ondermijnt de integriteit van
het financieel-economische stelsel. Dit vraagt om een EU-brede aanpak,
waarbij naast de klassieke strafrechtelijke aanpak ook preventieve,
bestuursrechtelijke, civielrechtelijke en fiscale maatregelen worden
ingezet. Een andere grote zorg is dat Europa een belangrijk doelwit is
van cybercriminaliteit. Het economische systeem en de betalingssystemen
in Europa leunen op internet. Tegen criminelen die zich bedienen van
moderne technologie moet daarom hard worden opgetreden. Burgers,
bedrijven, overheden en vitale infrastructuren moeten beter worden
beschermd tegen deze criminelen.

Met betrekking tot de integrale aanpak van cybersecurity vroeg minister
Opstelten aandacht voor mogelijke synergie in de aanpak hiervan door de
lidstaten. Hij wees op de Nationale Cyber Security Strategie met
bijbehorend actieplan die in Nederland wordt opgesteld door de betrokken
overheidsdiensten in samenwerking met relevante partners uit het
bedrijfsleven.

Voorts drong minister Opstelten aan op het spoedig verschijnen van
concrete voorstellen ter bestrijding van corruptie bij het openbaar
bestuur, waaronder monitoring van corruptiebestrijding. De Commissie
heeft toegezegd in 2011 met concrete voorstellen te komen om de
corruptiebestrijding te verbeteren.

Nederland heeft goede ervaringen met de bestuurlijke aanpak van
georganiseerde criminaliteit en deelt deze graag met andere lidstaten.
Bestuursrechtelijke instrumenten, die ook door Europol werden genoemd,
zouden ook bij de grensoverschrijdende (operationele) samenwerking
gebruikt moeten worden. Een ander voorbeeld van een niet-traditionele
aanpak van criminaliteit is publiek-private samenwerking. Dergelijke
samenwerking werkt, omdat de probleemeigenaren zelf kunnen bijdragen aan
een oplossing van hun probleem. Daarmee kunnen zij, met hulp van de
overheid, hun eigen veiligheid vergroten. Een voorbeeld is de
samenwerking met banken en internetproviders om cybercrime aan te
pakken.

Bij de lidstaten bestond veel steun voor de aanpak van de Commissie en
het Voorzitterschap. Cybercriminaliteit werd door de meeste lidstaten
aangeduid als belangrijkste nieuwe dreiging. Veel aandacht werd eveneens
gevraagd voor de aanpak van financieel-economische criminaliteit,
corruptiebestrijding en de inbeslagname van crimineel verkregen
vermogen. Diverse lidstaten benadrukten net als Nederland het belang van
de bestuurlijke aanpak en van publiek-private samenwerking. Het
Voorzitterschap zal raadsconclusies opstellen over de tenuitvoerlegging
van de Interne Veiligheidsstrategie.

Geïntegreerd grensbeheer

Het geïntegreerd grensbeheer is één van de vijf prioriteiten van de
Interne Veiligheidsstrategie. Commissaris Malmström gaf een toelichting
op de strategische doelen op het terrein van grensbewaking. Het Europese
grensbewakingssysteem Eurosur moet in 2013 operationeel zijn. Daartoe
zal de Commissie eind 2011 een wetgevend initiatief presenteren. Doelen
op de korte termijn zijn afronding van de onderhandelingen over de
Frontex-verordening onder het Hongaars Voorzitterschap, het nieuwe
Schengenevaluatiemechanisme (waarbij de Commissie uitdrukkelijk wees op
de rol van het Europees Parlement) en aanpak van de crisis aan de grens
tussen Griekenland en Turkije.

Minister Leers benadrukte de samenhang tussen de verschillende pijlers
van de geïntegreerde grensbewaking. De concentrische benadering van het
geïntegreerd grensbeheer komt overeen met de nationale visie van
Nederland op de uitvoering van het grenstoezicht. Minister Leers noemde
risicoanalyses, investeren in nationale en internationale operationele
samenwerking en versterking van de rol van Frontex als instrumenten om
de doelstellingen van het geïntegreerd grensbeheer te bereiken. Ook
toonde hij zich een voorstander van het gebruik van nieuwe
technologieën. De uitdaging daarbij is om een goede balans te vinden
tussen controle- en veiligheidsbelang en economische belang. Nederland
hecht aan harmonisatie van in ontwikkeling zijnde initiatieven in de
lidstaten en ziet hierin een rol voor de Commissie. Ten slotte gaf
minister Leers aan dat Nederland positief staat tegenover het feit dat
de Commissie heeft voorgesteld het Schengenevaluatiemechanisme
inhoudelijk te verbeteren.

De samenhang tussen de verschillende pijlers van de geïntegreerde
grensbewaking is voor de meeste interveniërende lidstaten een
belangrijk thema, waarbij de samenhang tussen nationale en Europese
ontwikkelingen goed in het oog moet worden gehouden. Met betrekking tot
het thema ‘smarter borders’ gaf commissaris Malmström aan dat dit
later dit jaar geagendeerd zou worden.

Burgerschap van de Unie

Algemeen

In de Raad van 2-3 december 2010 heeft commissaris Reding het rapport
van de Commissie over het ontmantelen van obstakels voor de rechten van
Unieburgers gepresenteerd. Tijdens de Informele Raad in Gödöllő heeft
het Hongaarse Voorzitterschap aan de ministers van Justitie de vraag
voorgelegd hoe de Unie dichter bij de burgers kan worden gebracht.
Volgens de Hongaarse minister van Justitie Navracsics moet de burger in
zijn dagelijks leven kunnen merken dat de Unie niet alleen technisch is
maar ook over zijn rechten gaat. Obstakels voor het Europees burgerschap
moeten worden weggenomen, fundamentele rechten beter worden gebruikt in
het werk van de instellingen, een Europese cultuur van recht worden
gecreëerd.

De Europese Commissie sloot zich hier bij aan en voegde toe dat in
economisch moeilijke tijden intra-EU-mobiliteit bijdraagt aan
groeipotentieel. Dit moet een stimulans te meer zijn om obstakels voor
de uitoefening van het EU-burgerschap weg te nemen. De Commissie heeft
op 27 oktober 2010 een verslag over het EU-burgerschap gepresenteerd. De
Commissie constateerde in deze mededeling dat er een kloof is tussen de
toepasselijke wettelijke regels en de dagelijkse werkelijkheid van
EU-burgers, vooral als het grensoverschrijdende situaties betreft. In
het verslag kondigt de Commissie dan ook een 25-tal concrete maatregelen
aan om administratieve lasten en andere obstakels voor burgers aan te
pakken. Het verslag is het begin van een proces waarin verder wordt
vastgesteld tegen welke problemen de burgers aanlopen en hoe deze kunnen
worden opgelost.

Staatssecretaris Teeven sloot zich aan bij de horizontale benadering in
de mededeling. Nederland is van mening dat burgerschap verder gaat dan
alleen nationaal burgerschap en is daarom positief over het feit dat de
Commissie maatregelen wil nemen om de burgers van de lidstaten meer
bewust te maken van hun rechten als Europese burgers.
Grensoverschrijdende obstakels bij de uitoefening van dit recht moeten
worden aangepakt. Voor de maatregelen die de Commissie in de mededeling
noemt dragen verschillende Raden verantwoordelijkheid. Wel heeft de
JBZ-Raad een centrale – zij het beperkte – rol bij de bespreking van
de voortgang. De staatssecretaris vroeg, gesteund door diverse
lidstaten, aandacht voor de positie van slachtoffers. In het bijzonder
drong hij er (naar aanleiding van de recente Amsterdamse zedenzaak) op
aan om vooruitlopend op de ingebruikneming van het Europees
Strafregister Informatiesysteem ECRIS, medio 2012, te onderzoeken of
meer verplichtende afspraken kunnen worden gemaakt ter bescherming van
slachtoffers wanneer het gaat om daders uit andere lidstaten,
bijvoorbeeld wanneer het personen betreft die beroepsmatig of als
vrijwilliger met kinderen werken. Onderzocht moet worden of informatie
over eerdere veroordelingen in andere lidstaten in dat kader gebruikt
kan worden ten behoeve van het verkrijgen van een verklaring omtrent
gedrag.

De meeste lidstaten ondersteunden de benadering van de Commissie en
zagen een beperkte rol van de JBZ-Raad bij de voortgangsbewaking. Dubbel
werk dient hierbij te worden voorkomen. Centraal in diverse interventies
stond de noodzaak dat burgers zich bewust zijn van hun rechten als
Europese burgers. Zij moeten over informatie kunnen beschikken. Behalve
voor de positie van slachtoffers werd door diverse lidstaten aandacht
gevraagd voor e-commerce en de e-signature, online oplossingen in
allerlei juridische zaken (zoals de oplossing van
consumentengeschillen), voor de procedurele rechten van verdachten,
wederzijdse erkenning in strafzaken, en detentie. Minister Navracsics
concludeerde dat burgerschap geen abstract begrip mag zijn, maar
concrete resultaten moet brengen. Daarvoor moeten alle instellingen van
de EU samenwerken om obstakels terug te dringen. Het Voorzitterschap wil
de komende zes maanden resultaten op dit punt bereiken.

Erfrecht

In de discussie over het burgerschap vroeg het Hongaarse Voorzitterschap
bijzondere aandacht voor het erfrecht. Op het gebied van het erfrecht
lopen de nationale regels en instrumenten die de rechten van erfgenamen
verzekeren in het algemeen uiteen of zijn zelfs strijdig met elkaar. Bij
grensoverschrijdende erfenissen noodzaakt dit tot het voeren van
parallelle procedures in de lidstaten die leiden tot uitstel, extra
financiële lasten en administratieve moeilijkheden voor erfgenamen bij
de afwikkeling van een nalatenschap. Minister Navracsics wilde tijdens
deze informele bijeenkomst van gedachten wisselen over de kernpunten in
de ontwerp-verordening betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke
recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en
authentieke akten op het gebied van erfopvolging en betreffende de
instelling van een Europese erfrechtverklaring. De voorliggende vraag
was, welke kernpunten van de ontwerp-verordening een juridische
oplossing vragen die een daadwerkelijke vereenvoudiging inhoudt van de
uitoefening van rechten van burgers in grensoverschrijdende gevallen.

De kernpunten van de ontwerp-verordening erfrecht zijn dat er in
grensoverschrijdende gevallen één toepasselijk recht moet zijn, één
bevoegde rechtbank of autoriteit, regels ten aanzien van de erkenning en
uitvoerbaarheid van erfrechtbeslissingen en akten, alsmede een Europese
verklaring van erfrecht. Staatssecretaris Teeven gaf aan dat Nederland
positief staat tegenover het voorstel dat uniforme regels geeft inzake
de vaststelling van het toepasselijk recht met betrekking tot de
afwikkeling van grensoverschrijdende nalatenschappen. De meeste
lidstaten waren dezelfde mening toegedaan, waarbij vooral werd
aangedrongen op helderheid en duidelijkheid in de verordening. Voor het
Voorzitterschap is de ontwerp-verordening erfrecht één van de
prioriteiten.

Handvest voor de Grondrechten

Op 21 oktober 2010 heeft de Commissie een mededeling gepresenteerd
waarin zij een strategie heeft aangekondigd die beoogt het EU-Handvest
voor de Grondrechten effectief te verwezenlijken en de EU (daarmee) het
toonbeeld te laten zijn van respect voor de grondrechten. Tijdens de
Informele Raad heeft het Hongaarse Voorzitterschap, in het kader van de
discussie over de Commissiemededeling, de Raad de vraag voorgelegd hoe
de grondrechten door de Raad moeten worden opgenomen in zijn eigen
werkmethoden.

Staatssecretaris Teeven heeft uitgedragen dat Nederland veel waarde
hecht aan naleving van de grondrechten binnen de Europese Unie en dat
hiervoor binnen de Raad voldoende aandacht dient te bestaan. De Raad is
immers volgens het Verdrag van Lissabon eigenstandig aan het Handvest
gebonden. Het Voorzitterschap zal raadsconclusies opstellen over de rol
van de Raad bij de effectieve tenuitvoerlegging van het Handvest.

Juridische training

In het kader van de totstandkoming van een Europese justitiële ruimte
heeft het Hongaarse Voorzitterschap een discussie geagendeerd over de
training van rechters en officieren van justitie. Kernboodschap daarbij
is dat de intensivering van de justitiële samenwerking in EU-verband,
waarvan sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en op
grond van het Stockholm Programma sprake is, hand in hand moet gaan met
een juiste en effectieve toepassing van het EU-instrumentarium. Dit
vergt volgens minister Navracsics een gemeenschappelijke juridische
cultuur en afdoende kennis van vreemde talen bij juridische
beroepsbeoefenaars. Om de benodigde kennis van het Europees recht en van
EU-instrumenten op het gebied van justitiële samenwerking te
verbeteren, en daarmee het wederzijdse vertrouwen te vergroten, is
training nodig.

Volgens minister Navracsics is de discussie een voorzet voor een
mededeling over dit onderwerp die in de tweede helft 2011 zal
verschijnen. In het Stockholm Programma is de ambitie opgenomen dat in
2014 een substantieel deel van de juridische beroepsbeoefenaars aan een
Europese training moet hebben deelgenomen. Daarvoor is nog een lange weg
te gaan. De Europese Commissie beschouwt de juridische opleidingen als
de sleutel voor een betere implementatie. De training moet EU-recht en
jurisprudentie bevatten, rechters moeten tot op zekere hoogte ook
Europese rechters zijn. Rechters hebben kennis van andere rechtstelsels
nodig. Die Europese juridische training is nodig bij rechters en
officieren van justitie, maar ook bij andere juridische professionals.
De Commissie wil de synergie vergroten en het budget efficiënt
gebruiken.

Staatssecretaris Teeven sprak uit het van belang te achten te investeren
in de opleiding van rechters, officieren van justitie en hun
ondersteuners, om op Europees niveau de justitiële samenwerking en het
wederzijdse begrip van elkaar rechtssystemen te verbeteren. Nederland is
voorstander van de verbetering van de opleiding van juridische
beroepsbeoefenaars van de EU als belangrijke vertrouwenversterkende
maatregel. Geïnvesteerd moet worden in bestaande en nieuw te
ontwikkelen platforms of werkgroepen waar rechters, officieren van
justitie en hun ondersteuners uit de verschillende lidstaten hun kennis
en ervaringen met de interpretatie en toepassing van het Europees recht
kunnen uitwisselen. De Commissie moet daarbij een faciliterende en
ondersteunende rol spelen. Staatssecretaris Teeven achtte het niet
wenselijk een centraal (nieuw) Europees opleidingsinstituut te vestigen.
Ook in het Stockholm Programma is uitdrukkelijk verwoord dat het een
primaire verantwoordelijkheid van nationale opleidingsinstituten en
bestaande instituten als het European Institute of Public Administration
(EIPA) en de Academy of European Law (ERA) is om aan de opleiding van
magistraten vorm en inhoud te geven.

Tussen de interveniërende lidstaten bestond er weinig verschil van
mening over dat de verantwoordelijkheid voor de juridische opleidingen
bij de lidstaten ligt. Naast bestaande nationale opleidingsinstituten,
EIPA, ERA, Eurojust en het Europees Justitieel Trainingsnetwerk (EJTN)
bestaat geen behoefte aan een nieuwe, centrale instelling. In veel
lidstaten is de opleiding van rechters de verantwoordelijkheid van de
rechterlijke macht zelf.