[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32328, bijgewerkt t/m nr. 10 (NvW d.d. 15 mei 2012)

Voorstel van wet van het lid Van Nieuwenhuizen tot wijziging van de Wet werk en bijstand teneinde de eis tot beheersing van de Nederlandse taal toe te voegen aan de wet

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2011D08293, datum: 2011-02-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2010Z03775:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 10 (NvW d.d. 15 mei 2012)



32 328	Voorstel van wet van het lid Van Nieuwenhuizen tot wijziging van
de Wet werk en bijstand teneinde de eis tot beheersing van de
Nederlandse taal toe te voegen aan de wet PRIVATE  



	Nr. 6

	VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE
RAAD VAN STATE



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de
vereisten voor het verkrijgen van bijstand te verzwaren teneinde de
kansen voor participatie op de arbeidsmarkt te vergroten;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 18 komt te luiden:

Artikel 18. Afstemming

	1. Het college stemt de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen
af op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de
belanghebbende. Onder belanghebbende wordt mede het gezin verstaan. 

	2. Het college verlaagt de bijstand overeenkomstig de verordening,
bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, ter zake van het niet of
onvoldoende nakomen door de belanghebbende van de verplichtingen
voortvloeiende uit deze wet dan wel artikel 30c, tweede en derde lid van
de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, waaronder
begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, dan wel
indien de belanghebbende naar het oordeel van het college
tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de
voorziening in het bestaan. Van een verlaging wordt afgezien, indien
elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

	3. Het college heroverweegt een besluit als bedoeld in het tweede lid
binnen een door hem te bepalen termijn die ten hoogste drie maanden
bedraagt.

	4. Het college verlaagt de bijstand als bedoeld in het negende, tiende
en elfde lid indien naar haar oordeel een redelijk vermoeden bestaat dat
belanghebbende niet of niet in voldoende mate de Nederlandse taal
beheerst, noodzakelijk voor het verkrijgen, aanvaarden en behouden van
algemeen geaccepteerde arbeid.

	5. Indien belanghebbende: 

	a. niet gedurende acht jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd;

	b. geen diploma inburgering als bedoeld in artikel 14 van de Wet
inburgering kan overleggen; en

	c. geen ander document overlegd kan worden waaruit blijkt dat hij de
vaardigheden in de Nederlandse taal beheerst,

	neemt het college een toets bij belanghebbende af. Indien uit de
uitkomst van de toets blijkt dat belanghebbende niet of niet in
voldoende mate de vaardigheden in de Nederlandse taal beheerst, wordt
het redelijk vermoeden, bedoeld in het vierde lid, geacht aanwezig te
zijn.

	6. De belanghebbende kan op ieder moment het redelijk vermoeden,
bedoeld in het vierde lid, wegnemen door het overleggen van een diploma
als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel b, of door het overleggen van
een document als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel c.

	7. In afwijking van het vierde lid verlaagt het college de bijstand
niet in verband met het in dat lid bedoelde redelijke vermoeden indien:

	a. belanghebbende zich bereid verklaart binnen een maand aan te vangen
met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal en voldoet
aan de voortgang die van hem verwacht mag worden bij het verwerven van
de vaardigheden in de Nederlandse taal;

	b. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

	c. gelet op alle omstandigheden, zeer dringende redenen daartoe
noodzaken. 

	8. Onder de vaardigheden, bedoeld in het vijfde en zevende lid, worden
de volgende vaardigheden in de Nederlandse taal op minimaal het niveau
A2 van het Europees Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen verstaan:

	a. spreekvaardigheid;

	b. luistervaardigheid;

	c. gespreksvaardigheid;

	d. schrijfvaardigheid; en

	e. leesvaardigheid.

	9. De bijstand wordt gedurende zes maanden vanaf het bestaan van het
redelijk vermoeden, bedoeld in het vierde lid, verlaagd tot 80 procent
van de bijstandsnorm. 

	10. De bijstand wordt gedurende zes maanden, te rekenen vanaf zes
maanden na het moment van het bestaan van het redelijk vermoeden,
bedoeld in het vierde lid, verlaagd tot 60 procent van de bijstandsnorm,
indien uit de uitkomst van de door het college afgenomen toets blijkt
dat de belanghebbende:

	a. de vaardigheden in de Nederlandse taal niet beheerst; of 

	b. niet voldoet aan de voortgang die van hem verwacht mag worden met
het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal. 

	11. De verlaging van de bijstand bedraagt voor onbepaalde tijd, te
rekenen vanaf twaalf maanden na het moment van het bestaan van het
redelijk vermoeden, bedoeld in het vierde lid, 100 procent van de
bijstandsnorm, indien uit de uitkomst van de door het college afgenomen
toets blijkt dat de belanghebbende:

	a. de vaardigheden in de Nederlandse taal niet beheerst; of 

	b. niet voldoet aan de voortgang die van hem verwacht mag worden met
het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal.

	12. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de
toetsing, bedoeld in het vijfde, tiende en elfde lid, van de
vaardigheden in de Nederlandse taal, bedoeld in het vijfde en achtste
lid. Deze regels hebben in elk geval betrekking op:

	a. de in de toets op te nemen onderdelen;

	b. de wijze van toetsing van de verschillende onderdelen;

	c. de wijze van beoordeling van de toets;

	d. de kwalificatie van degene die de toets beoordeelt; en

	e. de omstandigheden waaronder de toets moet worden afgenomen.

	13. De toets, bedoeld in het vijfde, tiende en elfde lid, wordt telkens
afgenomen voordat verlaging van de bijstand door het college wordt
toegepast. 

B

	In artikel 47c, tweede lid, wordt na de eerste volzin een volzin
ingevoegd, luidende: In afwijking van de eerste volzin verlaagt de
Sociale verzekeringsbank de algemene bijstand indien het redelijk
vermoeden, bedoeld in artikel 18, vierde lid, bestaat ten aanzien van de
echtgenoot van de belanghebbende. Artikel 18, vijfde tot en met elfde
lid, zijn van overeenkomstige toepassing. 

C

	Artikel 84 komt te luiden:

Artikel 84

	Onze Minister zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van de wet
van (…) tot wijziging van de Wet werk en bijstand teneinde de eis tot
beheersing van de Nederlandse taal toe te voegen aan de wet (Stcr. …),
aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de
effecten van artikel 18 in de praktijk.

ARTIKEL II

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.  

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

 PAGE    

 PAGE   1