[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

COMPACTE RIJKSDIENST: UITVOERINGSPROGRAMMA

Vernieuwing van de rijksdienst

Bijlage

Nummer: 2011D08447, datum: 2011-02-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst (2011D08439)

Preview document (šŸ”— origineel)


COMPACTE RIJKSDIENST: UITVOERINGSPROGRAMMA 

1. Inleiding: compacte rijksdienst als onderdeel van compacte overheid

In het regeerakkoord is onder de aanduiding ā€œkleinere overheidā€ een
ombuiging opgenomen van 6,14 miljard euro in 2015 en 6,56 miljard euro
structureel. Het realiseren van deze ambitie vraagt om een compacte
overheid. Dit raakt  alle overheidslagen: rijk, provincies, gemeenten en
waterschappen. Dit uitvoeringsprogramma gaat in op het onderdeel
compacte rijksdienst. Het is kaderstellend bij het opstellen van de
departementale plannen van aanpak voor de invulling van de taakstelling.
De met dit programma gerealiseerde netto-besparingen komen volledig ten
goede aan de departementen die immers op hun begroting gekort zijn. 

2. Voortbouwen op programma vernieuwing rijksdienst

Het kabinet bouwt met dit uitvoeringsprogramma voort op de fundamenten
die zijn gelegd met het Programma Vernieuwing Rijksdienst, dat
uitvoering heeft gegeven aan de nota Vernieuwing Rijksdienst. In het
kader van dit programma is sinds 2007 rijksbreed gewerkt aan een
kleinere en een betere overheid. 

In de sfeer van de bedrijfsvoering van de rijksdienst is in het kader
van het Programma Vernieuwing Rijksdienst een aantal belangrijke stappen
gezet op weg naar een flexibele en efficiƫnte rijksdienst. Te noemen
zijn de besluiten inzake het functiegebouw dat daardoor drastisch
versimpeld kan worden; het nieuwe huisvestingsplan voor de
kerndepartementen, die allen op maximaal tien minuten lopen van elkaar
komen; en de totstandkoming van een digitale werkplek. In combinatie met
bijvoorbeeld de rijkspas en het uniforme logo is op dit terrein sprake
van grote stappen op weg naar een flexibele en efficiƫnte rijksdienst. 

De beleidsvoornemens in dit uitvoeringsprogramma geven verdere
uitvoering aan genoemde projecten en bouwen voort op de geboekte
resultaten. Ter afronding van de programmatische monitoring en
aansturing van het Programma Vernieuwing Rijksdienst zal het kabinet in
februari 2011 nog Ć©Ć©n maal een afrondende rapportage versturen aan de
Kamer. Inzake de voortgang van de personele taakstelling, waarvan het
grootste deel in 2010 en 2011 zal moeten worden opgeleverd, zal conform
toezegging aan de Kamer in het voorjaar van 2011 en het voorjaar van
2012 worden gerapporteerd. 

3. Aanpak en richting voor de komende kabinetsperiode

Een verdere stroomlijning van de ondersteunende bedrijfsvoering en een
ontdubbeling van de uitvoering en het toezicht bieden de ministeries
perspectief bij het ontwikkelen van hun departementale plannen voor het
invullen van hun taakstelling. De in het rapport van de heroverweging
bedrijfsvoering ā€œNiet schaven, maar sturenā€ genoemde voorbeelden en
de doorrekening van de daarin opgenomen varianten tonen dat aan. Samen
optrekken bij de verdere stroomlijning van de bedrijfsvoering en het
ontdubbelen van de uitvoering en het toezicht heeft het voordeel van het
gezamenlijk boeken van efficiencywinst, waarvan de effecten vervolgens
ook zichtbaar worden op de departementale begrotingen. Deze rijksbrede
benadering heeft bovendien als pluspunt dat (inter)departementale
herindeling in de toekomst met aanzienlijk minder ophef, frictie en
kosten gepaard kan gaan. Door beleid, uitvoering en toezicht te
ā€œontzorgenā€ en overlap in de uitvoering weg te halen, kunnen deze
taken gemakkelijker worden toegesneden op de eisen van de toekomst en
kan de klant ā€“ het primaire proces ā€“ beter bediend worden.
Tegelijkertijd kan de dienstverlening aan burgers en bedrijven
verbeteren. Een dergelijke aanpak langs de lijnen van de gezamenlijkheid
kent daarmee niet alleen financiƫle drijfveren. 

Voor de verdere stappen die in de komende jaren op het terrein van de
bedrijfsvoering gezet moeten worden om dit perspectief te realiseren is
het zinvol te onderscheiden tussen drie terreinen van aanpak:

De verdere opbouw van een rijksbrede infrastructuur voor de
ondersteunende bedrijfsvoering;

Een concentratie van de ondersteunende bedrijfsvoering bij de
kerndepartementen;

Ontdubbeling van uitvoerings- en toezichtsorganisaties

In de eerste plaats zal de rijksdienst aangesloten moeten worden op een
rijksbrede infrastructuur voor de ondersteunende bedrijfsvoering. Om
maximale efficiencywinst te bereiken zal de gehele rijksdienst ā€“ op
basis van een onderbouwde businesscase -  van deze voorzieningen gebruik
moeten maken. Bij de inrichting van de voorzieningen wordt rekening
gehouden met de overeenkomsten en verschillen in behoeften tussen de
beleidskernen en de uitvoerende organisaties. Belemmeringen voor
zelfstandige bestuursorganen om deel te nemen aan de rijksbrede
infrastructuur (bijvoorbeeld EU regelgeving inzake oneerlijke
concurrentie) dienen weggenomen te worden. 

In de tweede plaats is een voortgaande concentratie van de
ondersteunende bedrijfsvoering voor de Haagse kernen van de ministeries
nodig. Conform het regeerakkoord zullen alle ministeries hieraan
deelnemen. Ten derde zullen in de sfeer van de uitvoering en het
toezicht (met inbegrip van de zelfstandige bestuursorganen gaat het om
ongeveer 150.000 fte) dubbelingen in de organisatie moeten worden
weggenomen. Dit is mogelijk door vergaande samenwerking in clusters van
organisaties met vergelijkbare processen of doelgroepen, uiteraard onder
waarborg van continuĆÆteit van het primair proces. Ook dit leidt tot
kostenreductie Ć©n tot een meer integrale dienstverlening. 

Bijzondere aandacht vergt bij deze aanpak de ministeriƫle
verantwoordelijkheid van de afzonderlijke ministers voor de inhoudelijke
beleidsterreinen. Een evenwichtig stelsel van afspraken en bevoegdheden
ten aanzien van de uitoefening van taken zal waarborgen dat in situaties
waarin op politiek niveau extra aandacht voor bepaalde feiten of
omstandigheden wordt gevraagd, deze politieke verantwoordelijkheid ook
in de praktijk waargemaakt kan worden. 

De ambities op de hiervoor genoemde drie terreinen worden in dit
programma voor deze kabinetsperiode verder geconcretiseerd. De
uitvoering van dit programma krijgt de komende periode prioriteit. De
voornemens uit het programma zullen ook een basis vormen voor de verdere
ontwikkeling van de verschillende plannen voor de organisatie van de
ministeries in deze kabinetsperiode. Om de relatie tussen de rijksbrede
aanpak en de ontwikkeling van de ministeries te borgen zal de nodige
afstemming plaatsvinden. Deze afstemming heeft zijn grondslag in een
nieuw Coƶrdinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst
2011 (Staatsblad 2011, 18). Daarin is ook opgenomen dat de rijksbrede
verantwoording over de bedrijfsvoering zal plaatsvinden in een
bedrijfsvoeringsjaarverslag. Dat komt in de plaats van verschillende
afzonderlijke voortgangsrapportages. 

4.	Contouren van aanpak 

4.1. Rijksbrede infrastructuur bedrijfsvoering 

Ambitie:	De rijksoverheid werkt verder aan de uitbouw van een
gestandaardiseerde rijksbrede infrastructuur voor de bedrijfsvoering. 

Waarom: 	Efficiƫntere organisatie van het Rijk door het benutten van
schaalvoordelen; 

Als Rijk met Ć©Ć©n gezicht naar buiten optreden en minder verkokerde
dienstverlening aan burgers;

Betere samenwerking tussen organisaties binnen het Rijk;

Flexibeler kunnen inspelen op veranderende maatschappelijke en politieke
omstandigheden.

Hoe:	Normstelling, harmonisatie en standaardisatie van processen;

Ontdubbeling van gelijksoortige processen door bundeling in shared
services (rijksbreed en/of rond grote uitvoeringsorganisaties) of
outsourcing; besluitvorming op basis van businesscases;

Versobering van bedrijfsvoeringsvoorzieningen; bijv. huisvestingsnormen

Wat: 	Starten niet vanaf nul: P-Direkt, CAO Rijk, Huisvestingsstelsel,
EĆ©n Logo

Veel wordt al gerealiseerd: Digitale Werkplek Rijk, Rijkspas, Doc-Direkt

Nieuwe impulsen: Infrastructuur datacenters, harmonisatie ICT
beveiligingsbeleid, excellente ondersteuning inkoop, regionale
facilitaire organisaties, geconcentreerde huisvesting rijksdienst.



In de komende kabinetsperiode wordt de rijksbrede infrastructuur voor de
bedrijfsvoering uitgebouwd. Voor de grote uitvoeringsorganisaties
(Belastingdienst, Rijkswaterstaat, Dienst Justitiƫle Instellingen) is
aangegeven op welke wijze zij meedoen aan de rijksbrede infrastructuur
en/of waar hun shared service organisatie rijksbreed diensten kan gaan
leveren. Dit kan dan leiden tot twee of drie Shared Service Organisaties
die rijksbreed een voorziening aanbieden. Zo wordt optimaal geprofiteerd
van de voorzieningen die er al zijn, kan de juiste schaalgrootte worden
gekozen en houden de organisaties elkaar scherp. Het kabinet zet in op
de beleidslijn dat de Zelfstandige Bestuursorganen (ZBOā€™s) op termijn
gebruik gaan maken van de rijksbrede bedrijfsvoeringsinfrastructuur. Het
heeft de voorkeur van het kabinet dat de ZBOā€™s zich aansluiten bij de
infrastructuur op basis van een positieve business case. Er wordt een
onderzoek gestart naar de vraag hoe deelname van de ZBOā€™s aan de
dienstverlening mogelijk kan worden gemaakt in het licht van de geldende
aanbestedings- en mededingingsregels. Het staat ZBOā€™s in ieder geval
vrij om aan te sluiten bij de rijksbrede standaarden. 

Om de rijksbrede infrastructuur bedrijfsvoering te kunnen realiseren
worden 5 projecten gestart:

Project 1: EĆ©n (administratieve) werkgever rijk

Project 2: Bundeling dienstverlening Personeel en Organisatie (P&O) in
shared services

Project 3: Concentratie rijkskantorenlocaties (huisvesting en
facilitaire dienstverlening)

Project 4: ICT infrastructuur

Project 5: Vermindering rijksinkooppunten en vraagbundeling

Project 1 heeft als doel om het rijk (exclusief defensie. politie en
rechterlijke macht vanwege de eigen CAO) administratief als Ć©Ć©n
werkgever in te richten. Departementale afwijking van
arbeidsvoorwaardelijke regelgeving ingegeven door de eigenheid van de
uitvoerende en/of handhavende diensten krijgt dan vorm binnen rijksbrede
kaders. Overstappen tussen ministeries verlopen in administratieve zin
hetzelfde als een overstap binnen Ć©Ć©n ministerie. Het project kent na
een voorbereidingsfase van enkele maanden een geraamde doorlooptijd van
twee jaar.      

Project 2 heeft als doel om alle P&O-dienstverlening (excl. P-direkt en
de 1e lijnsadvisering) ten behoeve van in Nederland werkzame
rijksambtenaren (sectoren waarop het Algemeen Rijksambtenarenreglement
van toepassing is) in 2012 te bundelen in een beperkt aantal shared
service centra: de shared service centra van organisaties als Dienst
Justitiƫle Instellingen, Rijkswaterstaat, de Belastingdienst en het
Expertisecentrum Personeel & Organisatie (EC P&O) van de
Werkmaatschappij. 

Alle rijksdiensten nemen expertisetaken af bij Ć©Ć©n van deze
organisaties. De kerndepartementen inclusief de nauw verbonden
uitvoeringsorganisaties doen dit bij EC P&O. De shared service centra
werken met Ć©Ć©n producten- en diensten catalogus, Ć©Ć©n tariefstructuur
en Ć©Ć©n kwaliteitssysteem. Hierdoor zijn producten en diensten
onderling vergelijkbaar op kosten en kwaliteit. Inkoop van
dienstverlening op het terrein van personeel en organisatie bij
marktpartijen verloopt via Ć©Ć©n van deze shared service centra
(categoriemanagement). Alle kerndepartementen en Rijksdiensten dragen de
betreffende onderdelen over naar Ć©Ć©n van deze shared service
organisaties en bouwen hun interne dienstverlening af, voor zover die
niet wordt overgedragen.

Project 3 betreft de concentratie van rijkskantorenlocaties. Op basis
van een lopende evaluatie van het huisvestingstelsel zal in 2011 een
voorstel worden gedaan tot aanpassing van het rijkshuisvestingsstelsel
waarbij onder meer de bovendepartementale vraagbundeling geborgd zal
worden. Er komen rijksconcentratielocaties. Per concentratielocatie zal
een meerjarig pad van concentreren worden geschetst dat richtinggevend
zal zijn voor departementale huisvesting, renovatie en investeringen
voor de betreffende concentratielocatie. Huisvesting kan daarbij niet
los worden gezien van facilitaire dienstverlening ten aanzien van de
werkplekken en van generieke voorzieningen als vergader- en
conferentieruimten, bibliotheekvoorzieningen, archief en depot en 
inrichting van de fysieke beveiliging. Als gevolg van de
bovendepartementale vraagbundeling voor huisvesting en de daaruit
voorkomende gemeenschappelijke huisvesting kunnen deze functies per
(cluster van) gebouwen worden ingericht en niet meer per organisatie.
Dit geldt ook voor de facilitaire dienstverlening. Het project levert
spelregels op over de wijze waarop in de rijkskantorenlocaties wordt
omgegaan met vraagbundeling, leegstandsmanagement en al of niet
afwijkende voorzieningen. Er ontstaan eenduidige normen voor de
huisvesting, fysieke beveiliging, facilitaire dienstverlening en de
inrichting en gebruik van generieke voorzieningen en duidelijkheid over
welke organisatie de facilitaire dienstverlening per
rijkskantorenlocatie verzorgt. Voor het facilitaire domein dient een
rijksbrede producten en dienstencatalogus te worden vastgesteld en
normen voor een uniform Facilitair Management Informatiesysteem. Ten
aanzien van de facilitaire dienstverlening in de Haagse regio loopt al
een ontwikkeling om te komen tot Ć©Ć©n facilitaire dienstverlener. Voor
de nieuw aan te wijzen concentratielocaties zal samen met de grote
uitvoerende diensten vastgesteld worden welke uitvoerende dienst welke
concentratielocaties verzorgt. Dienstverlening zal op basis van
integrale kostprijs plaatsvinden. Het ministerie van Defensie is
betrokken bij deze opdracht voor zover het gaat om kantoorgebouwen
buiten kazernelocaties. Verder vallen de gebouwen van de politie en de
rechterlijke macht buiten deze opdracht. Bij de uitvoering van de
opdracht wordt aandacht geschonken aan de wijze waarop wordt omgegaan
met eventuele regionale effecten op de werkgelegenheid. Er zal in het
kader van dit project onderzoek worden gedaan nar de haalbaarheid van de
ambitie om de huisvestingsnorm verder te verlagen naar 0,7 werkplek per
fte (fulltime-equivalent). 

Project 4 gaat over de ICT infrastructuur. De ICT van de rijksdienst is
nog altijd verbrokkeld. Op het niveau van de werkplekinrichting leidt
het lopende project Digitale Werkomgeving Rijk tot standaardisatie. Er
bestaan nog grote verschillen tussen de ministeries ten aanzien van het
omgaan met ICT beveiliging en toegang tot gegevens, het aanschaffen van
software, de digitalisering van de papierstroom, identitymanagement, het
inrichten en gebruiken van datacenters en de wijze waarop daarover wordt
besloten. Met de aanwijzing van departementale Chief Information
Officers is in 2009 een grote stap gezet richting bovendepartementale
sturing op ICT. Er liggen plannen om het aantal datacenters van de
rijksdienst terug te brengen van 64 naar 4 Ć  5 datacenters. De
businesscase die hiervoor is opgesteld laat een besparingspotentieel
zien. Gemeenschappelijk applicatiegebruik onder de noemer van
ā€˜overheids cloudcomputingā€™ maakt het mogelijk om redundante aankoop
van software te voorkomen. Uitgangspunt hierbij is dat gemeenschappelijk
software- en hardwaregebruik de norm is. Hierbij dient evenwel onderkend
te worden dat uitvoerende en handhavende organisaties specifieke ICT
behoeften hebben. Wel kan gezocht worden naar gemeenschappelijke ICT
oplossingen voor gelijksoortige werkprocessen over departementsgrenzen
heen. Het project heeft als doelen om op korte termijn met voorstellen
te komen t.a.v. de versterking van de departementale Chief Information
Officer functie zodat de sturing op de departementale ICT wordt
verstevigd;  het aantal datacenters in de rijksdienst te doen krimpen
van 64 naar 4 Ć  5 op basis van de al opgestelde businesscase.
Ministeries dragen hun ICT datacenters over aan deze gemeenschappelijke
datacenters. Ook het ministerie van Defensie zal hierbij in beschouwing
worden genomen. Dit onderdeel heeft een doorlooptijd van vier jaar; de 
inrichting van Ć©Ć©n ICT beveiligingfunctie voor de rijksdienst die
uitvoering geeft aan het geharmoniseerde ICT beveiligingsbeleid,
waarbinnen verscheidene beveiligingsniveaus mogelijk zijn (inclusief
eisen NATO). De minister van VenJ is verantwoordelijk voor de inrichting
van de adequate ICT-beveiligingsorganisatie. Het kader hiervoor wordt
nog in 2011 door de minister van BZK vastgesteld. 

Project 5 behelst het verminderen van rijksinkooppunten en
vraagbundeling. De rijksdienst als geheel koopt jaarlijks voor ruim 10
miljard euro in bij ruim 68.000 leveranciers. Daarvan betreft ruim de
helft inkoopuitgaven die de bedrijfsvoering betreffen. De rijksdienst is
daarmee een van de grootste inkopers in Nederland. De rijksdienst koopt
op alle denkbare (deel)markten in en heeft dus kennis van alle
deelmarkten. Iets minder dan de helft van het inkoopbedrag is
beleidsgerelateerd: vaccins ten behoeve van de Mexicaanse griep, bruggen
en wegen, vliegtuigen, etc. Beleidsgerelateerde inkoop die specifiek is
voor Ć©Ć©n departement is als zodanig geen onderdeel van dit project.
Maar voor andere diensten en producten, evenals voor de totstandkoming
van gemeenschappelijke kaders voor inkoopprocessen, is verdergaande
rijksbrede samenwerking wenselijk. De inkoop door het rijk vindt in de
huidige situatie plaats via meer dan 350 inkooppunten. Onder de noemer
van categoriemanagement (Rijksbreed inkopen voor Ć©Ć©n categorie van
producten, bijvoorbeeld energie of kantoormeubilair) wordt gewerkt aan
het harmoniseren van de vraag richting de markt en het optimaliseren van
de inkoop vanuit rijksperspectief. Ongeveer 30% van de generieke
rijksinkoop vindt momenteel plaats via categoriemanagement. Nog niet
alle ministeries doen volwaardig mee aan de bestaande
productcategorieƫn en er is nog een aantal productcategorieƫn waar nog
geen categoriemanagement voor bestaat.

In de heroverweging zijn voorstellen gedaan voor een andere inrichting
van de inkoopfunctie binnen het rijk. Het project heeft als doel om het
aantal inkooppunten in de rijksdienst terug te brengen. Daarbij wordt
waar mogelijk aangesloten bij bestaande inkooporganisaties waar al
kracht zit. Per inkooppunt worden de kennis en deskundigheid geborgd en
gegarandeerd dat deze kennis op adequaat niveau is om te voldoen aan de
inkoopvereiste, Verder beoogt het project het aantal productcategorieƫn
met categoriemanagement uit te bouwen. Daarbij wordt ervoor zorg
gedragen dat alle inkooppunten hoogwaardige ondersteuning hebben met
Electronisch Bestellen en Factureren, TenderNed en digitale marktplaats,
en dat deze veranderingen bijdragen aan de verdere harmonisering van
inkoop- en aanbestedingsprocessen. Randvoorwaarde is dat alle
ministeries onvoorwaardelijk meedoen aan alle categorieƫn en aan EBF,
TenderNed en digitale marktplaats. In dit project wordt ook het
ministerie van Defensie in de beschouwing betrokken. Daarnaast zullen
voorstellen worden gedaan voor de taak, verantwoordelijkheid en
bevoegdheden van de rijks Chief Procurement Officer (CPO) en de
departementale CPOā€™s (Centrale Directeuren Inkoop). In de eerste helft
van 2011 vindt een aanwijzing plaats van de departementale onderdelen
die een inkooppunt vormen (enkele tientallen). Daarna start de
overdracht van mensen en middelen naar de aangewezen inkooppunten met
een doorlooptijd van circa 2 jaar. Ook in 2011 vindt besluitvorming over
kwaliteitsvereisten van de inkooppunten plaats en wordt TenderNed
geĆÆmplementeerd onder verantwoordelijkheid van de minister van EL&I.
Electronisch Bestellen en Factureren wordt uiterlijk begin 2014
rijksbreed geĆÆmplementeerd.

4.2. Concentratie bedrijfsvoering Haagse kerndepartementen

Ambitie	De bedrijfsvoering van de kerndepartementen concentreren in
shared services.

Waarom	Vermindert ambtelijke drukte en coƶrdinatielasten;

Levert een efficiencywinst op;

Levert een bijdrage aan de flexibilisering van de beleidsorganisatie;

Hoe	Organisatorische bundeling van bedrijfsvoeringstaken;

Naar een directe staf-lijnverhouding tussen de geconcentreerde staf
(werkend op lokatie) en de departementale lijnorganisatie;

Bij oprichting rijksbrede SSO overdracht van de betrokken departementale
stafeenheden van de kerndepartementen met instandhouding van een
verbindingsfunctie; 

Wat	Starten niet vanaf nul: er zijn al Expertisecntra op het terrein van
Personeel en Organisatie, voor het facilitair management en voor ICT;

Nieuwe impulsen: Ć©Ć©n facilitaire organisatie voor de Haagse kernen;
Ć©Ć©n beveiligingsorganisatie voor de Haagse gebouwen; Ć©Ć©n ICT
werkplekbeheerder voor de Haagse werkplekken.



De bedrijfsvoering van de kerndepartementen is conform het regeerakkoord
toe aan een volgende stap. Ambitie is om de Haagse kernen te bedienen
door shared service organisaties die voor alle ministeries werken.
Uiteraard blijven de centrale stafdiensten hun dienstverlening ā€˜op
locatieā€™ verzorgen, maar met een directe relatie tussen de centrale
staf en het primaire proces. De bijdrage hiervan aan de financiƫle
taakstelling staat in relatie tot de (beperkte) omvang van de  Haagse
kernen en wordt indicatief ingeschat op 40 miljoen euro. Concentratie
leidt bovendien tot substantiƫle vermindering van ambtelijke drukte en
coƶrdinatie en is randvoorwaardelijk voor de verdere flexibilisering
van de organisatie.

Om de concentratie van de bedrijfsvoering voor de Haagse
kerndepartementen te realiseren worden vier projecten uitgevoerd:

Project 6: EĆ©n facilitair dienstverlener Haagse kantoren inclusief
gebouwgebonden beveiliging

Project 7: EĆ©n ICT aanbieder beleidskern + nauwverbonden
uitvoeringsorganisaties

Project 8: Inrichten Haagse inkoopfunctie

Project 9: EĆ©n verlener van ondersteunende diensten voor de
internationale functie van het Rijk

Bij elk van de projecten is de aanpak voortbouwen op al lopende
concentratie processen. Aan elke toetreding van een ministerie dient een
positieve businesscase ten grondslag te liggen.

Project 6 is de implementatie van project 3, maar dan in het Haagse. Op
basis van het masterplan Den Haag is de bovendepartementale vraag naar
rijkshuisvesting in de Haagse regio gerealiseerd. Naar aanleiding van de
departementale herindeling wordt deze vraag nu geactualiseerd en begin
2011 zal hierover besluitvorming plaatsvinden. De uitwerking ten aanzien
van de facilitaire dienstverlening en het gebouw-beveiligingsbeleid
dient nog nader opgepakt te worden. Ten aanzien van de facilitaire
dienstverlening is een proces gaande van geleidelijke concentratie. Per
1 januari 2011 zijn 4FM en Fasam ondergebracht in Ć©Ć©n FM-Holding. Het
project levert voorstellen op voor de  realisatie van Ć©Ć©n Haagse
facilitaire dienstverlener op basis van de reeds ingezette ontwikkeling.
Uiterlijk 1 januari 2012 vindt toetreding van OCW en VWS plaats. Rond
deze datum vindt op basis van een business case besluitvorming plaats
over toetreding van FIN, EL&I en AZ. Dit onderdeel heeft een
doorlooptijd tot ten minste 2013. Ten aanzien van de gebouwbeveiliging
voeren de ministeries nog een eigen beleid. Dat leidt ook tot praktische
verschillen die niet terug te voeren zijn op verschil in risicodreiging
of formele vereisten (zoals NATO vereisten). Harmonisatie is op dit
terrein gewenst om in praktische zin verdergaande harmonisatie in
toegangsbeleid te kunnen realiseren. Dit vraagt om een andere
verantwoordelijkheidsverdeling ten aanzien van de gebouwbeveiliging. Dit
gebeurt vanuit het uitgangspunt dat de minister van BZK verantwoordelijk
is voor het gebouwgebonden beveiligingsbeleid alsmede de uitvoering
daarvan voor alle departementale gebouwen in Den Haag.

Project 7 betreft Ć©Ć©n ICT dienstaanbieder voor de beleidskern en de
nauwverbonden uitvoeringsorganisaties. In Den Haag werken ongeveer
27.000 rijksambtenaren. Over het algemeen hebben die een werkplek met
ICT ondersteuning. Dit is een volume dat goed door Ć©Ć©n beherende ICT
organisatie kan worden verzorgd zodat schaalvoordelen kunnen worden
gerealiseerd. Het proces van bundeling loopt al. De shared service
organisatie ICT (SSO ICT) van I&M verzorgt al de ICT van SZW, VWS en de
I&M beleidskern. BZK en Justitie hebben aangegeven toe te willen treden
tot SSO ICT. Ervaringen hebben laten zien dat de kosten per werkplek
aanmerkelijk zijn gedaald na toetreding tot SSO ICT. Ten tijde van het
vorige kabinet hebben de toenmalige bewindspersonen van VenW en BZK
afgesproken SSO ICT over te dragen aan BZK en SSO ICT rijksbreed te
laten werken. Om te komen tot Ć©Ć©n Haagse ICT dienstverlener dienen ook
de andere ministeries toe te treden tot SSO ICT. Voor zover uitvoerende
onderdelen Ć©Ć©n-op-Ć©Ć©n verbonden zijn aan de beleidskern, of te klein
zijn om hun eigen ICT tegen een marktconforme prijs te realiseren,
zullen die ook deelnemen aan het SSO ICT. De departementale ICT regie
organisaties worden vervangen door Ć©Ć©n gemeenschappelijke
regieorganisatie voor de generieke werkplekvoorzieningen. Departementale
ICT regie organisaties richten zich uitsluitend op de ICT van het
primaire proces. Er komt uiteindelijk Ć©Ć©n Haagse ICT dienstverlener
die een prijs per werkplek in rekening brengt die marktconform is
blijkend uit een periodieke toetsing aan de marktprijs.

Project 8 is de implementatie van project 5 voor de Haagse
kerndepartementen. Momenteel heeft elk ministerie in Den Haag zā€™n
eigen inkoopfunctie. Voor specifiek Den Haag kan dit worden
teruggebracht. Hiertoe dienen de huidige inkoopafdelingen van de Haagse
kerndepartementen in Den Haag gebundeld te worden in Ć©Ć©n of enkele
inkooppunten. Vastgesteld dient te worden waar de inkoopfuncties vorm
dienen te krijgen. Deze kunnen dan vervolgens worden ingericht op basis
van standaardafspraken die in het kader van project 5 worden gemaakt en
voor de hele rijksdienst gelden. Voor inkoop buitenland wordt verwezen
naar project 9. De bundeling van de inkoopafdelingen van de Haagse
kerndepartementen is een eerste stap in de ontwikkeling. Gelijktijdig
daaraan zal de vraag aan de orde komen waar categoriemanagement
ondergebracht kan worden. Als volgende stap zal gekeken worden naar de
bundeling van inkoopkracht die nu verspreid is over de vele
uitvoeringsorganisatie en nagegaan worden hoe de inkoopkracht van deze
organisaties gebundeld kan worden in Ć©Ć©n of meerdere
inkoopuitvoeringscentra. Per 1 januari 2012 start de taakoverdracht van
inkoopactiviteiten van ministeries naar de Haagse inkoopfuncties. Deze
overdracht is per 1 januari 2013 afgerond.

Project 9 gaat over Ć©Ć©n verlener van ondersteunende diensten ten
behoeve van de internationale functie van het rijk. Op meer dan 175
kantoren in het buitenland werken voor een vijftiental onderdelen van de
Rijksoverheid rond de 1500 rijksambtenaren en 2300 lokale
arbeidskrachten aan de behartiging van de Nederlandse belangen. Maar ook
in en vanuit Den Haag wordt uitvoering gegeven aan het Nederlandse
buitenlands beleid c.q. de internationale dimensie van het Nederlands
beleid. Al jaren verzorgt BuZa de dienstverlening op het gebied van
huisvesting, ICT, inkoop en andere zaken voor de vertegenwoordigingen in
het buitenland, maar voor een deel is deze ondersteunende
dienstverlening versnipperd over departementen en daardoor inefficiƫnt
en van wisselende kwaliteit. Al geruime tijd functioneert BuZa als
shared service centrum op het terrein van de buitenlandvergoedingen
(beleid, administratie en betaling). Maar ook op het gebied van planning
& control is voortgang geboekt in de vorm van Meerjarige
Interdepartementale Beleidsplannen voor Ambassades in de voor Nederland
belangrijkste landen. Hierop kan verder worden voortgebouwd.
Interdepartementaal kan bijvoorbeeld nog beter worden samengewerkt op
het gebied van opleidingen en andere voorbereiding op uitzending naar
het buitenland, informatie-uitwisseling tussen ā€˜Den Haagā€™ en het
postennet, beveiliging van medewerkers en informatie, materiƫle
ondersteuning van uitgezonden medewerkers etc. Maar ook kan, waar
zinvol, gedacht worden aan concentratie van de ondersteuning van de
beleidsuitvoering. Rijksbrede bundeling van deze taken heeft een
positief effect op de efficiency en kwaliteit van de dienstverlening.
Het gaat om specifieke ondersteunende diensten die nauw verweven zijn
met het primaire proces (internationale functie), dat sterk wordt
beĆÆnvloed door specifieke, buitenlandse omstandigheden; deze diensten
vragen daarom om specifieke kennis en ervaring. BuZa heeft op deze
specifieke gebieden, als geen ander departement, de nodige kennis en
kunde in huis. Andere departementen waarderen dit. BZ kan deze
dienstverlening betrekkelijk gemakkelijk verder uitbreiden, zonder lange
aanlooptijd en al te hoge investeringskosten. Daarbij worden in dit
kader waar mogelijk voorstellen tot verdere standaardisering van en de
regie op het aanbod aan generieke diensten gedaan. De bedoeling is dat
de benodigde specifieke diensten zo efficiƫnt mogelijk worden geleverd.
Deze opdracht heeft geen betrekking op militaire plaatsingen buiten
ambassades noch op uitzendingen van personeel voor inzet in (civiel-)
militaire missies. Het is de bedoeling dat het shared service centrum in
de tweede helft van 2012 operationeel is. 

4.3. Ontdubbeling van de uitvoering 

Ontdubbeling bij de uitvoering van het beleid tussen uitvoerings- en
toezichtsorganisaties moet een belangrijke bijdrage leveren aan het
realiseren van de taakstelling. Soortgelijke werkzaamheden en
soortgelijke doelgroepen moeten in clusters worden samengebracht. Het
regeerakkoord noemt als start: rijksincasso, vastgoed, subsidies en
inspecties. Onderdeel daarvan is een ontdubbeling van het fysiek
toezicht bedrijven (Inspectie Verkeer en Waterstaat, VROM-Inspectie,
Staatstoezicht op de Mijnen en Arbeidsinspectie). Hierbij vormen
aansturing, afspraken tussen opdrachtgever en opdrachtnemer en
businesscases belangrijke aandachtspunten.

Onderdelen van de Rijksoverheid, die zich toeleggen op soortgelijke
primaire processen of die soortgelijke doelgroepen bedienen, worden
onder een duidelijke  politieke en ambtelijke aansturing gebracht. De
overeenkomsten in proces en/of doelgroep zorgen voor kansen op synergie.
Processen kunnen worden gestroomlijnd, dubbele processen kunnen worden
verwijderd, taken kunnen worden belegd bij onderdelen die daartoe het
beste zijn toegerust.

Het startpunt is de aanwijzing van een minister, die de
verantwoordelijkheid krijgt een cluster organisaties of processen te
ontdubbelen. De bezuinigingsafspraken vormen de belangrijkste
randvoorwaarde. Een positief neveneffect is de emancipatie van de
uitvoering en het toezicht ten opzichte van het beleid. Nieuw beleid
leidt niet meer als vanzelf tot nieuwe uitvoeringsorganisaties, maar
wordt op een ordelijke wijze ingepast in het bestaande
uitvoeringsapparaat.

Op termijn leidt ontdubbeling tot grotere flexibiliteit van de
rijksoverheid. Bij de vorming van nieuwe kabinetten kunnen
beleidsverantwoordelijkheden los van uitvoeringsverantwoordelijkheden
worden toebedeeld aan ministers. Een verdere flexibiliteit wordt
bereikt, doordat de ontdubbelde organisaties gebruik maken van de
rijksbrede bedrijfsvoeringsinfrastructuur. Deze ontdubbeling biedt op
termijn ook nieuwe perspectieven voor andere overheden om aan te sluiten
bij een breder samenwerkingsverband of voor een nieuwe vormgeving van de
verantwoordelijkheidverdeling binnen de overheid als geheel. Tijdens
deze regeerperiode ligt de focus op het ontdubbelen op rijksniveau. In
een volgende regeerperiode kunnen stappen worden gezet richting
ontdubbelen over meerdere bestuurslagen heen.

Het kabinet heeft een aantal clusters onderscheiden en deze toegewezen
aan bewindspersonen. 

Het cluster incasso-diensten aan de minister van VenJ (project 10)

Het cluster backoffice subsidies aan de minister van EL&I (project 11)

Het cluster inkomensoverdrachten aan de minister van SZW (project 12)

Het cluster vastgoed aan de minister van Financiƫn (project 13)

Het cluster rijksinspecties/toezicht fysieke veiligheid bedrijven aan de
minister van I&M (project 14)

Het cluster toezichthouders nietā€“financiĆ«le markten aan de minister
van EL&I (project 15) 

Het karakter van de opdrachten voor deze projecten varieert. Afhankelijk
van de mate van voorbereiding waarin een project momenteel verkeert is
de opdracht meer verkennend met nadere besluitvorming in de ministerraad
op een later moment dan wel meer uitvoerend van aard, omdat al een
uitgewerkte business case beschikbaar is. 

Project 10  betreft de clustering van de rijksincasso. Vele
rijksonderdelen van bijna alle ministeries hebben te maken met inningen
van en terugvorderingen op burgers, bedrijven en instellingen. Het
Centraal Justitieel Incassoburo (CJIB) voert momenteel al voor meerdere
diensten het inning- en incassoproces uit. Het bundelen van de innings-
en incassoprocessen kan een substantiƫle potentiƫle besparing
realiseren. De besparingsmogelijkheden kunnen toenemen wanneer
harmonisatie van wet- en regelgeving op het gebied van incasso
plaatsvindt, waarbij een volledige omslag wordt gerealiseerd van
zaaksgerichte inning, naar persoonsgerichte inning (uiteraard dient wel
in een executoriale titel voorzien te blijven). Het gaat hierbij om het
actief innen van gelden, en niet om het verrekenen van vorderingen met
nog lopende betalingen. Gegeven de omvang van de inningen van de
Belastingdienst, is de Belastingdienst uitgesloten van deze opdracht.
Naast de beoogde clustering bij het CJIB is de Belastingdienst het enige
onderdeel in de rijksdienst dat incasso in eigen beheer uitvoert. De
opdracht is drieledig en luidt: draag zorg dat alle rijksincassoā€™s
beheerst en beheersbaar worden geclusterd bij CJIB.; het ministerie van
VenJ laat het CJIB doorontwikkelen tot de dienstverlener voor de
rijksdienst op dit terrein; en doe voorstellen voor het harmoniseren van
wet- en regelgeving op het terrein van incasso zodat de omslag van
zaaksgerichte incasso naar persoonsgerichte incasso kan worden gemaakt. 
Kern van de aanpak is dat stap voor stap incassotaken van diensten
worden overgedragen aan het CJIB. Parallel hieraan wordt onderzoek
gedaan naar harmonisatie van wet- en regelgeving op rijksincassoterrein.
Het routepad voor de overdracht van taken aan het CJIB wordt eind 2011
vastgesteld en daarna geĆÆmplementeerd. 

Project 11 handelt over de clustering van de backoffice subsidies.
Binnen de rijksdienst zijn meerdere onderdelen actief met het toekennen
van subsidies aan bedrijven en kennisinstituten. Het gaat hierbij met
name om Agentschap NL, Dienst Regelingen en Agentschap SZW. Agentschap
NL en Dienst Regelingen voeren opdrachten uit voor bijna alle
ministeries. In de afgelopen periode is de samenwerking van deze drie
agentschappen op deelterreinen al van de grond gekomen. Ze voeren
gelijksoortige activiteiten (naast andere activiteiten onder meer
subsidies) uit gericht op bedrijfsleven en instellingen.  Bij het
realiseren van de ambities zijn substantiƫle besparingen mogelijk in
het kader van de invulling van de in het regeerakkoord aan de
departementen opgelegde taakstellingen. Onderzocht zal worden hoe de
samenhang van de subsidieprocessen is, hoe een zinvolle procesmatige
clustering van deze uitvoeringsprocessen kan worden gerealiseerd en
organisatorisch kan worden vormgegeven en of de politieke sturing en
verantwoordelijkheid bij een clustering voldoende kan worden
waargemaakt. Bij de voorstellen wordt ook gevraagd het
besparingspotentieel in kaart te brengen dat door procesmatige /
organisatorische clustering wordt gerealiseerd. Er zal daarbij onder
meer aandacht worden besteed aan de uitvoeringskosten van
subsidieregelingen; het onderscheid in subsidiekader en vormen
subsidies; standaardiseren van regelingen waardoor vereenvoudigingen van
processen en ICT-systemen mogelijk is; de wijze waarop de ministeriƫle
verantwoordelijkheid van de beleidsverantwoordlijke ministers vorm
krijgt; eventuele relevante activiteiten van andere subsidieverleners,
zoals van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
(NWO); de samenhang met relevante organisatorische trajecten zoals
bijvoorbeeld rond de vorming van het ministerie van EL&I. en de lopende
reorganisaties bij Dienst Regelingen en AgentschapNL als gevolg van de
nog lopende taakstelling en de bijbehorende tijdpaden.

De bovenstaande uitvoeringorganisaties voeren gezamenlijk ongeveer 30%
van het budget aan rijkssubsidies uit. Een groot deel van het budget
(tot 65%) wordt echter door de verantwoordelijke ministeries zelf
uitgevoerd. Daarnaast kunnen zelfstandige bestuursorganen (ZBOā€™s),
rechtspersonen met een wettelijke taak (RWTā€™s) of stichtingen belast
zijn met de uitvoering van subsidies. De zeer complexe Europese
subsidieregeling EFRO wordt door verschillende zelfstandige
ā€˜management-autoriteitenā€™ uitgevoerd.

Met de invoering van het rijkssubsidiekader worden de financiƫle
uitvoerings- en verantwoordingsprocessen vereenvoudigd en
geĆ¼niformeerd. In lijn hiermee is het is ondoelmatig om processen die
logischerwijze ā€˜bij elkaar horenā€™ (en qua proces gelijk zijn) niet
in Ć©Ć©n cluster uit te voeren (voorkomen versnippering van kennis en
opbouweigen systemen). Daartoe zullen voorstellen worden gedaan op welke
wijze de subsidieverlening door de overige subsidieverlenende
organisaties op rijksniveau kan worden geclusterd.

Project 12 betreft de onderdelen in de rijksdienst die vormen van
inkomensvoorzieningen en/of inkomensondersteuning richting de burger
uitvoeren. Het gaat hierbij om delen van de Belastingdienst (de
toeslagenregelingen), delen van Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO,
onderdeel Studiefinanciering), volksverzekeringen (Sociale
Verzekeringsbank) en werknemersverzekeringen (Uitvoeringsinstituut
Werknemersverzekeringen). Redenerend vanuit het perspectief van de
burger hebben deze regelingen veel raakvlakken met elkaar en huishoudens
maken ook vaak gebruik van de diensten van meer dan Ć©Ć©n uitvoerende
instantie. Los van de specifieke inhoud van de betreffende regeling,
bestaan er in het uitvoerende werk van deze diensten dan ook veel
overeenkomsten. De totale uitvoeringskosten van genoemde
inkomensvoorzieningen en/of inkomende ondersteuning bedraagt rond ā‚¬
2,6 miljard. Ten tijde van de heroverweging is een besparingspotentieel
geĆÆndiceerd van ā‚¬ 210 miljoen per ultimo 2015 en ā‚¬ 275 miljoen per
ultimo 2017. Kernvoorwaarde om tot betere (lees: effectievere)
dienstverlening te komen is het vereenvoudigen, harmoniseren en beter
uitvoerbaar maken van bestaande regelgeving. Een voorbeeld is het
hanteren van een uniforme, minder aan mutaties onderhevige, peildatum
als T-2 of de implementatie van een parapluconstructie als het uniform
subsidiekader, wat het aanvragen en verantwoorden van subsidies
harmoniseert en vereenvoudigt. Deze eerste stap is noodzakelijk om
tijdens het clusteren van taken niet op hindernissen te stuiten zoals
het werken met ongelijke normen of onuitvoerbare regelgeving. Daarna is
het zinvol te kijken naar het bundelen van redundante uitvoerende
functies, het combineren van piek en dal momenten in de uitvoering en
daarbij gebruik maken van elkaars (tijdelijke) capaciteit, het bundelen
van hoogwaardige ICT kennis, het realiseren van een gemeenschappelijke
ICT infrastructuur waarop de onderscheiden regelingen worden uitgevoerd
en gemeenschappelijke huisvesting en communicatievormen richting de
burgers. Daarnaast kan een kwalitatieve slag in de dienstverlening aan
de burger worden gerealiseerd door als een eenheid richting de burger op
te treden. Randvoorwaardelijk is daarbij in de heroverweging aangegeven
dat een stevige sturing hierop noodzakelijk is en dat daarbij de
departementale grenzen weggenomen dienen te worden door te clusteren.
Vanuit strategische perspectief ontstaat na clustering van genoemde
diensten de mogelijkheid uitvoerende (bulk)taken van gemeente op dit
terrein hieraan te verbinden. Deze kabinetsperiode is het doel te
clusteren op rijksniveau. In een volgende kabinetsperiode kan dan worden
gewerkt aan de verbinding aan het lokale niveau.De opdracht voor deze
verkenning ā€“ die in juni 2011 wordt afgerond - luidt als volgt: kom
vanuit de uitvoeringsbril met voorstellen om bestaande regelgeving met
betrekking tot inkomensoverdrachten (zie hierboven) verder te
vereenvoudigen en te harmoniseren en breng daarvan de consequenties in
kaart, zodat clustering mogelijk wordt.; en kom parallel met voorstellen
op welke wijze genoemde diensten hun uitvoerende taken op het terrein
van de inkomensondersteuning/voorziening aan burgers kunnen clusteren
ter realisering van de in de heroverweging geĆÆndiceerde besparing,
alsmede voor het realiseren van een kwaliteitsverbetering richting
burgers.

Project 13: Vastgoed. Ook op het terrein van het vastgoed is een
clustering mogelijk. De rijksoverheid bezit veel vastgoed. Volgens de
staatsbalans is de totale waarde ruim ā‚¬ 75 miljard. Dit vastgoed is in
handen van 8 rijksorganisaties: de Rijksgebouwendienst (RGD), het
Rijksvastgoedbedrijf en Ontwikkelingsbedrijf (RVOB), Dienst Vastgoed
Defensie (DVD), alsmede delen van het Centraal orgaan Opvang
Asielzoekers (COA), Rijkswaterstaat (RWS), Staatsbosbeheer (SBB), Dienst
Landelijk Gebied (DLG) en ProRail. Ondanks samenwerking is er nog altijd
een versnippering van uitvoerende taken over 8 diensten van 5
ministeries (BZK, IenM, Fin, EL&I en Def). Een eerste analyse van een
verdergaande samenwerking gedaan in het kader van de heroverweging, laat
zien dat een besparingspotentieel/rendementsvergroting mogelijk is. Om
deze te kunnen realiseren is meer centrale sturing noodzakelijk. Het
clusteren van uitvoerende taken is hiertoe een mogelijkheid. De opdracht
luidt als volgt: doe een nadere verkenning (t.o.v. de heroverweging) van
de besparingsmogelijkheden en de rendementsvergroting voor het vastgoed
in bezit van de rijksdienst. De verkenning omvat alle acht genoemde
vastgoeddiensten van de rijksoverheid, betrekking hebbend op zowel het
grondbezit als het gebouwbezit van deze diensten. De verkenning omvat
het gehele proces van verwerven, ter beschikking stellen, beheren en
afstoten van vastgoed; deze voorstellen hebben betrekking op: de
taakverdeling tussen de betrokken rijksdiensten, inclusief eventuele
taakoverdracht en clustering of bundeling van organisaties of
organisatie-onderdelen; de wijze waarop vastgoed wordt verworven,
beschikbaar wordt gesteld, wordt beheerd en afgestoten. De verkenning is
in 2011 gereed.

Project 14 gaat over de rijksinspecties op het terrein van de fysieke
veiligheid bedrijven. De rijksdienst kent vele inspectiediensten die per
beleidsterrein zijn georganiseerd. Er zijn enkele inspecties die voor
meerdere ministers werken: de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) en het
Staatstoezicht op de Mijnen (SodM). De rijksinspecties werken samen in
de Inspectieraad waarbij de organisatorische setting een gegeven is en
randvoorwaarde is waarbinnen de samenwerking vorm dient te krijgen. In
het regeerakkoord is uitgesproken toe te werken naar ā€˜een
rijksinspectieā€™. Tot op heden is de trend dat inspecties gebundeld
worden per ministerie, ongeacht maatschappelijke doelgroep. Kijkend naar
maatschappelijke doelgroep en aard van het inspectiewerk is er een
categorie van inspecties waar de samenwerking veel verder kan gaan dan
nu het geval is. Het gaat daarbij om SodM, VROM Inspectie en directie
Major Hazard Control van de Arbeidsinspectie (AI MHC). SodM relateert
aan de winningsindustrie (9 bedrijven met enkele honderden locaties), AI
MHC aan de productiebedrijven (ca 800 BRZO en ARIE-plichtige bedrijven),
VROM Inspectie aan buisleidingen en de Kernfysische Dienst (onderdeel
VROM-inspectie) aan nucleaire installaties (7 bedrijven). Direct na het
ontstaan van het Ministerie van IenM is al een proces van fusie gestart
tussen IVW en VROM Inspectie. Het clusteren van het toezicht op fysieke
veiligheid bedrijven is ook vanuit strategisch opzicht gewenst. Bij de
overdracht van taken aan gemeenten en provincies is de verwachting dat
de uitvoering van het toezicht op deze gedecentraliseerde taken centraal
blijft. Vanuit maatschappelijk opzicht past een verbrokkeld toezicht op
rijksniveau daar niet bij. Hierbij is wel een relatie met de Regionale
Uitvoeringsdiensten (RUDā€™s). De opdracht luidt: werk voorstellen
m.b.t. het clusteren van inspectiediensten toezicht fysieke veiligheid
bedrijven gedaan in de heroverweging uit. Laat zien wat de effecten
hiervan zijn op de vermindering van de toezichtlast, de vermindering van
de uitvoeringskosten alsmede de kwaliteitsverbetering in het toezicht;
en doe voorstellen op welke wijze de clustering vorm kan worden gegeven
en de ministeriƫle verantwoordelijkheid van de beleidsverantwoordelijke
ministers goed geborgd kan worden. De opdracht wordt in 2011 afgerond.

Project 15 betreft de toezichthouders die actief zijn in de rol van
ā€˜marktmeesterā€™ op de niet-financiĆ«le markten. Het gaat hierbij om
de Nederlandse Mededingingsautoriteit (Nma), de Onafhankelijke Post en
Telecommunicatie Autoriteit (OPTA), het marktmeestersdeel van de
Nederlandse Zorgautoriteit (NZA) en om de Consumentenautoriteit (CA).
Het primaire proces van de Nma, OPTA, een deel van de NZA en de
Consumentenautoriteit kent de nodige raakvlakken. Alle zijn ze belast
met markttoezicht op soms dezelfde (deel)markten, hebben daarvoor elk
een juridische dienst die een zeker vergelijkbaar kennisniveau vereist
en maken vergelijkbare marktanalyses. Besparingsmogelijkheden zijn
gelegen in het wegnemen van overlap in taken, delen van specialistische
kennis en delen ondersteuning. Daarnaast is de verwachting dat hierdoor
in het maatschappelijk optreden meer eenheid ontstaat dat leidt tot een
verminderderde administratieve last/inspectiedruk alsmede
kwaliteitsverbetering.

De opdracht luidt: werk uit op welke wijze de toezichthoudende taken van
de Nma, OPTA en de CA kunnen worden geclusterd. Betrek in deze
verkenning ook de betreffende taken van de NZA; en schenk hierbij
nadrukkelijk aandacht aan de wijze waarop de beleidsverantwoordelijke
bewindspersonen invulling kunnen geven aan hun ministeriƫle
verantwoordelijkheid indien het cluster geen onderdeel uitmaakt van het
ministerie waarvoor ze verantwoordelijk zijn. De verkenning wordt in
2011 afgerond.

4.4. Verder werken aan Ć©Ć©n rijksinspectie

De ontdubbeling van het toezicht vergt nadere aandacht, gezien de
afspraak in het Regeerakkoord verder te werken aan Ć©Ć©n rijksinspectie.
Deze afspraak staat niet uitsluitend in het licht van de noodzakelijke
besparingen, maar evenzeer in dat van de reductie van toezichtlasten
voor bedrijven. Dat betekent dat het werken aan Ć©Ć©n rijksinspectie
meer impliceert dan een ontdubbeling binnen de inspectiewereld. De
beleidsvorming, die leidt tot toezicht, zal mede in beschouwing moeten
worden genomen. De minister van BZK is politiek verantwoordelijk voor de
verdere stappen die in de richting van Ć©Ć©n rijksinspectie worden
gezet. Het kabinet wenst dit met de nodige zorgvuldigheid te doen, dit
wil zeggen op een wijze dat het snel rendement kan hebben in termen van
lastenverlichting en doelmatigheid. Dit voornemen wordt voor deze
kabinetsperiode op twee manieren concreet gemaakt in het plan.
Allereerst wordt verkend welke inspecties en toezichthouders kunnen
worden ā€˜ontdubbeldā€™; de prioriteit ligt ā€“ naast de al in gang
gezette fusie ā€“ bij het cluster rijksinspecties fysieke veiligheid
bedrijven (project 14) en het cluster toezichthouders niet-financiƫle
markten (project 15). Daarnaast wordt bezien of de ontwikkeling van het
rijkstoezicht beleidsmatig zodanig kan worden gestuurd dat dit toezicht
door ondertoezichtstaanden ā€“ in het bijzonder het bedrijfsleven - als
consistent wordt ervaren. Daartoe wordt de Kaderstellende Visie op
Toezicht (KVoT), die dateert van 2005, herijkt. In een traject
Risicoā€™s en verantwoordelijkheden zal de ā€˜risico-regelreflexā€™ (het
mechanisme waardoor incidenten leiden tot lastig te handhaven
regelgeving) worden onderzocht. De uitkomsten worden meegenomen in de
KVoT. 

4.5. Beleidsuitvoering minder arbeidsintensief 

In de voorgaande paragrafen van deze notitie zijn voorstellen gedaan
voor een efficiƫntere organisatie van de rijksdienst op basis van het
bestaande takenpakket en de geldende wet- en regelgeving. De uitvoering
van overheidsbeleid is in veel gevallen arbeidsintensief. Dit biedt
aangrijpingspunten voor een andere benadering. Nagegaan moet worden op
welke wijze de bestaande beleidsdoelstellingen en opdrachten van de
rijksdienst met een inzet van minder arbeidspotentieel kunnen worden
gerealiseerd. In deze aanpak past een verkenning van de mogelijkheden
van het aanpassen van beleid en wet- en regelgeving; bijvoorbeeld door
minder verbijzonderingen en uitzonderingsbepalingen. Ook kan gekeken
worden naar het inschakelen van andere maatschappelijke partijen dan de
overheid bij het realiseren van beleidsdoelstellingen of naar de
mogelijkheden van het inzetten van alternatieve beleidsinstrumenten
zoals maatschappelijk overleg en communicatie. Het kabinet heeft
besloten het overleg van secretarissen-generaal de opdracht te geven een
rijksbrede verkenning te verrichten naar de mogelijkheden de
beleidsuitvoering minder arbeidsintensief te organiseren. 

Project 16: Beleidsuitvoering minder arbeidsintensief 

In project 16 zullen de secretarissen-generaal van de ministeries in het
verband van het overleg van secretarissen-generaal (SGO) voorstellen
doen op de terreinen van alle ministeries voor een minder
arbeidsintensieve beleidsuitvoering. Iedere SG brengt voorstellen vanuit
zijn ministerie in op basis waarvan een rijksbrede ā€“ samenhangende ā€“
rapportage aan de ministerraad wordt opgesteld, op grond waarvan
besluitvorming door de verantwoordelijke minister of de ministerraad kan
plaatsvinden. Nog in 2011 biedt het SGO de rapportage met voorstellen
via de minister van BZK aan ter behandeling in de ministerraad.

5. Investeringsgelden

In het regeerakkoord zijn de taakstellingen ingeboekt op de
departementale begrotingen. Voor de uitvoering van dit programma zijn
geen extra financiƫle middelen ter beschikking gesteld. Derhalve dienen
de projecten met de huidige beschikbare departementale budgetten
uitgevoerd te worden. Daar waar de kosten voor de baten uitgaan kan dit
tot problemen leiden en bestaat het risico dat op zich besparende
projecten moeizaam van de grond komen. Voor zover het gaat om
investeringen die door batenlastendiensten worden gedaan kan dit op de
gebruikelijke wijze via de leenfaciliteit worden opgelost. De hierbij
horende aanvragen voor het gebruik van de leenfaciliteit maken zoals
gebruikelijk deel uit van het budgettaire hoofdbesluitvormingsmoment in
het voorjaar. Aangezien gebruikende organisaties op basis van een
integrale kostprijs betalen voor hun afname, wordt dit verdisconteerd in
de gebruiksprijs. Daar waar departementsonderdelen die geen
batenlastendienst zijn, een rijksbrede rol krijgen, bestaat deze
mogelijkheid niet. De mogelijkheden tot het vinden van praktische
oplossingen worden hier van geval tot geval  bezien.

6. Sturing en verantwoording 

6.1  Aansturing

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is politiek
aanspreekbaar op het uitvoeringsprogramma compacte rijksdienst.
Onverminderd dit rijksbrede uitvoeringsprogramma blijft iedere minister
zelf verantwoordelijk voor de realisatie van de taakstelling voor zijn
departement. De financiƫle verantwoording over de taakstelling vindt
plaats in het kader van de begrotingscyclus. De minister van BZK zal
regelmatig bilateraal overleg met de andere ministers voeren over de
voortgang van het programma op hun departement en bij de projecten waar
zij verantwoordelijk voor zijn.

De bij het regeerakkoord afgesproken rol van de minister van BZK op het
terrein van de organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst is verankerd
in een nieuw besluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011 dat
in de plaats komt van het besluit organisatie en formatie rijksdienst
2007. In dit nieuwe besluit  is een kaderstellende rol van de minister
van BZK op het terrein van de bedrijfvoering opgenomen. 

6.2. Verantwoording

In het kader van de vernieuwing van de rijksdienst (VRD) werd jaarlijks
aan de Tweede Kamer gerapporteerd over de realisatie van de
taakstelling. Die was voorzien van een dubbel slot (in geld en fte). Op
grond van de huidige afspraken gelden er VRD-plafonds tot eind 2011.
Deze taakstelling wordt in de loop van 2011 afgerond. De Tweede Kamer
zal in het voorjaar van 2011 en in het voorjaar van 2012 nog rapportages
over de realisatie van deze taakstelling ontvangen. 

De nieuwe taakstellingen uit het regeerakkoord zijn in geld en niet in
fteā€™s. Daarom wordt vanaf 2012 gestuurd op de totale personele en
materiƫle (P&M) uitgaven van de rijksoverheid. Dit betekent dat het
dubbel slot (in geld en fte) niet wordt gecontinueerd en dat met ingang
van 2012 niet langer taakstellende aantallen voor de vermindering van
het aantal fteā€™s gelden. Er zal in plaats daarvan worden voorzien in
een rapportage over de totale P&M-uitgaven van de rijksoverheid. Deze
rapportage zal worden opgenomen in een jaarlijks verslag over de
belangrijke ontwikkelingen in de organisatie en bedrijfsvoering van de
rijksdienst. In dit Bedrijfsvoeringsjaarverslag zal tevens over de
ontwikkeling in het aantal fteā€™s worden gerapporteerd.

Met het Bedrijfsvoeringsjaarverslag wordt de organisatie en
bedrijfsvoering van het Rijk samenhangend in beeld gebracht. In het
jaarverslag worden de gegevens over de realisatie van de P&M-budgetten
per ministerie, de omvang van de uitgaven voor externe inhuur, het
aantal fte, milieu en andere kengetallen opgenomen. In het
Bedrijfsvoeringsjaarverslag komen ook punten aan de orde als
topinkomens, duurzame bedrijfsvoering, en rapportages t.a.v. ICT, inkoop
en huisvesting. Het Bedrijfsvoeringsjaarverslag is ook bij uitstek het
instrument om jaarlijks aan de Kamer te rapporteren over de voortgang
van de uitvoering van het programma ā€œCompacte Rijksdienstā€. Ook
ontwikkelingen ten aanzien van het adviesstelsel en de Kaderwet ZBOā€™s
zullen in het Bedrijfsvoeringsjaarverslag worden meegenomen. 

Door het stroomlijnen van de informatievoorziening zal een aantal
instrumenten en/of rapporten overbodig worden. Er gaan nu diverse
brieven naar de Kamer, zoals het Sociaal Jaarverslag, de rapportage
externe inhuur, informatie over adviescolleges en de rapportage grote
ICT-projecten. Een deel van de daarin opgenomen informatie dat ingaat op
rijksbrede organisatie en bedrijfsvoering past goed binnen het
Bedrijfsvoeringsjaarverslag. Door deze verslagen te bundelen kan het
aantal rapportages op termijn worden verminderd. 

7. Slot

Met dit programma wordt een grote stap gezet in de richting van een
compactere rijksdienst. De uitvoering hiervan zal de komende jaren
voortvarend ter hand worden genomen en de nodige inspanningen van de
rijksdienst vergen. 

Aandacht voor de continuĆÆteit van de bedrijfsvoeringsprocessen is
nadrukkelijk geboden. Ook moeten we ons realiseren dat dergelijke grote
transities onvermijdelijk ook met overgangsproblemen gepaard gaan.
Realisatie van deze projecten ā€“ hoe ambitieus ook ā€“ betekent
overigens nog niet dat de organisatie en bedrijfsvoering van de
rijksdienst daarmee ā€˜afā€™ is. Innovatie blijft noodzakelijk en waar
nodig zal het kabinet dan ook nieuwe initiatieven ontplooien. 

 Gezien het specifieke karakter van de krijgsmachtonderdelen zal per
business case worden bezien of deelname van Defensie meerwaarde
oplevert. Ook de aparte arbeidsvoorwaardensector van Defensie speelt
hierbij een rol. Dit laatste geldt evenzeer voor politie, rechterlijke
macht en Openbaar Ministerie.

 P-direkt is een gemeenschappelijk voorziening voor ministeries op het
gebied van geautomatiseerde afhandeling van personele processen.

Doc-Direkt is een gemeenschappelijke voorziening voor de documentaire
informatieverzorging van de rijksoverheid

 TenderNed is een systeem voor electronisch aanbesteden in Nederland

 Wegens de verticale integratie met de krijgsmachtonderdelen heeft deze
concentratie van de bedrijfsvoering geen betrekking op het
kerndepartement van Defensie. 

 4FM is een samenwerkingsverband op facilitair terrein van I&M
(VenW/VROM), SZW en BuZa.

 FASAM is een facilitaire samenwerkingsverband van BZK en VenJ 

 Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling

 Berekend in het kader van Heroverweging 19 op basis van jaarverslagen
2008.

 Besluit Risicoā€™s Zware Ongevallen (BRZO) en Aanvullende
Risico-Inventarisatie en ā€“Evaluatie (ARIE)..

 PAGE   5 

 PAGE   13