[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2011D09453, datum: 2011-02-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verdrag Nederlandse Antillen en Zweden ter bevordering van de economische betrekkingen (2011D09452)

Preview document (šŸ”— origineel)


Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de
Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Zweden ter bevordering van de
economische betrekkingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 174 en
Trb. 2010, 132)

Toelichtende nota

ALGEMEEN

Het onderhavig verdrag met Zweden is op 10 september 2009 te Parijs tot
stand gebracht. Het verdrag is supplementair aan het op dezelfde dag
totstandgekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten
behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Zweden inzake de
uitwisseling van informatie betreffende belastingen (Parijs, 10
september 2009; Trb. 2009, 173). Indien dit belastinginformatieverdrag
wordt opgezegd, wordt het onderhavige Verdrag ook beƫindigd. Het
Verdrag heeft als doel de economische diversiteit van CuraƧao, Sint
Maarten en het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en
Saba)  te bevorderen. De goedkeuring wordt thans gevraagd voor CuraƧao,
Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint
Eustatius en Saba)

Het Verdrag is tot stand gekomen na onderhandelingen tussen de fiscale
autoriteiten van de Nederlandse Antillen en vertegenwoordigers van de
ā€˜Nordic Steering Group on exchange of informationā€™ (NSG). De NSG is
een project van de Ministers van Financiƫn van de Noordse landen
(Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden met inbegrip van de
Deense overzeese gebiedsdelen, de Faerƶer en Groenland). Primaire
bedoeling van het project is dat de genoemde landen gezamenlijk in
onderhandelingen treden met landen - in dit geval de voormalige
Nederlandse Antillen - over verdragen inzake de uitwisseling van
informatie betreffende belastingen, de zogenaamde Tax Information
Exchange Agreements (TIEAā€™s). Onderdeel van het beleid in het kader
van het NSG-project is om naast die belastinginformatieverdragen tevens
verdragen ter bevordering van de economische betrekkingen met zoveel
mogelijk verdragspartners aan te gaan.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is

In dit artikel zijn de voor het Verdrag van toepassing zijnde
belastingen opgesomd. Voor CuraƧao, Sint Maarten en het Caribische deel
van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) betreft dit de
inkomstenbelasting, de winstbelasting en de opcenten op de inkomsten- en
winstbelasting en voor Zweden de nationale inkomstenbelasting.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Dit artikel bevat een nadere omschrijving van de verdragsluitende
partijen en de grondgebieden waarop het Verdrag van toepassing is.
Tevens worden het begrip onderneming (ā€˜lichamenā€™) en de competente
autoriteiten van de verdragsluitende partijen gedefinieerd.

Artikel 3 Inwoner

In dit artikel wordt de fiscale woonplaats van een onderneming
vastgesteld. Voor de toepassing van het Verdrag wordt een onderneming
als inwoner van een van de Partijen aangemerkt indien deze onderneming
ingevolge de wetgeving van die Partij aldaar belastingplichtig is op
grond van zijn vestigingsplaats, verblijf, plaats van feitelijke leiding
of een ander soortgelijke criterium. Lichamen die slechts beperkt aan
belasting zijn onderworpen ter zake van inkomsten uit bronnen in die
staat of van vermogen dat in die staat is gelegen, zijn uitgezonderd van
de toepassing van dit Verdrag.

In het tweede lid is bepaald dat, indien door de toepassing van het
eerste lid een situatie van dubbele fiscale woonplaats ontstaat, de
Partijen een inspanningsverplichting hebben om dit probleem in
onderlinge overeenstemming te regelen.

De verdragspartijen sluiten voor de toelichting op dit artikel aan bij
het commentaar op het OESO-modelverdrag.

Artikel 4 Vermijden van dubbele belasting

Ter stimulering van de economische activiteiten van Zweedse
ondernemingen in CuraƧao, Sint Maarten en het Caribische deel van
Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba), verleent Zweden een aantal
fiscale voordelen aan bedrijven, met een fiscale woonplaats in Zweden,
die bepaalde ondernemingsactiviteiten ontplooien in CuraƧao, Sint
Maarten of het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en
Saba) middels een vaste inrichting of een filiaal.

In het eerste lid is bepaald dat Zweden een vermindering van de
belasting zal verlenen aan Zweedse ondernemingen die met behulp van een
vaste inrichting in CuraƧao, Sint Maarten of het Caribische deel van
Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) aldaar winsten behalen met
ondernemingsactiviteiten als genoemd in artikel 5 van het Verdrag. De
vermindering bedraagt het bedrag aan belasting welk verschuldigd is in
CuraƧao, Sint Maarten of het Caribische deel van Nederland (Bonaire,
Sint Eustatius en Saba) over de winsten uit deze vaste inrichting.
Hieronder worden tevens verstaan belastingen die verschuldigd zouden
zijn, maar waarvoor als gevolg van een wettelijke stimuleringsregeling
een tijdelijke belastingvrijstelling of vermindering is verleend.

Indien een lichaam, met een fiscale woonplaats in Zweden 100% van de
stemrechten heeft in een onderneming gevestigd in CuraƧao, Sint Maarten
of het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba),
verleent Zweden op grond van het tweede lid een vrijstelling van de
belasting op de dividenden afkomstig uit de dochtervennootschap uit
CuraƧao, Sint Maarten of het Caribische deel van Nederland (Bonaire,
Sint Eustatius en Saba). 

Aan deze vrijstelling is de voorwaarde verbonden dat de dividenden ook
in puur binnenlandse verhoudingen zouden zijn vrijgesteld in Zweden,
zodat geen ongelijkheid wordt gecreƫerd tussen belangen in binnenlandse
en buitenlandse dochtermaatschappijen van Zweedse moedermaatschappijen.
Conform het eerste lid wordt ook in het tweede lid het vereiste gesteld
dat de vrijstelling alleen betrekking heeft op ondernemingsactiviteiten
als genoemd in artikel 5 van het Verdrag.

In het derde lid is bepaald dat de vermindering van dubbele belasting
voor winsten uit vaste inrichting en de vrijstelling voor
deelnemingsdividenden worden verleend voor een periode van 10 jaren.
Deze periode kan bij onderling overleg tussen de competente autoriteiten
van de beide staten worden verlengd.

De verdragspartijen sluiten voor de definitie van het begrip ā€œvaste
inrichtingā€ aan bij de definitie in het OESO-modelverdrag.

Artikel 5 Activiteiten waarop dit Verdrag van toepassing is

Voor de toepassing van artikel 4 worden de buitenlandse winst en de
dividenduitkering uit hoofde van een buitenlandse deelneming vrijgesteld
voorzover deze  afkomstig zijn uit ondernemingsactiviteiten als genoemd
in de onderdelen a tot en met g in het eerste lid. Het moet daarbij gaan
om actief ondernemen; financieringsactiviteiten buiten de normale
bedrijfsvoering zijn expliciet uitgezonderd.

Het recht van een onderneming, met een fiscale woonplaats in Zweden, om
in CuraƧao, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland (Bonaire,
Sint Eustatius en Saba) ondernemingsactiviteiten als genoemd in het
eerste lid te ontplooien, is ter toetsing voorbehouden aan CuraƧao,
Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint
Eustatius en Saba). .

Artikel 6 Procedure voor onderling overleg

Dit artikel schept de mogelijkheid van een procedure voor onderling
overleg voor situaties waarin belastingplichtigen worden geconfronteerd
met een belastingheffing in strijd met het Verdrag. In het eerste lid is
bepaald dat de belastingplichtige, binnen een termijn van drie jaren
nadat een dergelijke situatie is ontstaan, een verzoek kan indienen bij
de competente autoriteit van de staat waarin hij inwoner is tot het
opstarten van een onderlinge overlegprocedure. Bij een dergelijke
procedure treden de competente autoriteiten van de beide Partijen in
overleg om tot een gezamenlijke oplossing te komen, waarmee
belastingheffing die niet in overeenstemming is met het onderliggende
Verdrag, kan worden weggenomen.

Het tweede lid geeft een inspanningsverplichting voor beide Partijen
weer. Indien de bezwaren waaraan het verzoek ten grondslag ligt,
gerechtvaardigd blijken te zijn en de aangezochte competente autoriteit
niet in staat is zelf tot een bevredigende oplossing te komen, treedt
hij in overleg  met de competente autoriteit van de andere staat om tot
een gezamenlijke oplossing te komen. De uitkomst van de onderlinge
overlegprocedure dient te worden geĆÆmplementeerd. Doorgaans zal dit
geschieden door middel van het aanbrengen van een correctie in de
belastingaanslag. Indien op het moment dat een correctie wordt
aangebracht de aanslag in CuraƧao, Sint Maarten of het Caribische deel
van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) al onherroepelijk
vaststaat, zal het aanbrengen van een corresponderende correctie
geschieden door een ambtshalve vermindering van de aanslag. Dit is
vastgelegd in artikel 12 van de Algemene landsverordening
Landsbelastingen (P.B. 2001, no. 89, zoals laatst gewijzigd bij
Landsverordening van 17 december 2007, P.B. 2007, no. 110).

Het derde lid geeft de inspanningsverplichting van beide Partijen weer
om alle problemen die opkomen bij de interpretatie en de uitvoering van
het Verdrag middels een onderlinge overlegprocedure op te lossen.

In het vierde lid is bepaald dat de competente autoriteiten direct met
elkaar in contact kunnen komen om tot een oplossing te komen als bedoeld
in de voorgaande leden.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Het Verdrag treedt in werking op de dertigste na de laatste kennisgeving
van Ć©Ć©n der Partijen dat aan alle voorwaarden voor de inwerkingtreding
is voldaan. Het Verdrag is van toepassing op inkomsten verdiend in enig
fiscaal boekjaar op of na 1 januari van een kalenderjaar volgend op het
jaar waarop het Verdrag in werking is getreden.

In het tweede lid is bepaald dat dit verdrag supplementair is aan het
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de
Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Zweden inzake de uitwisseling
van informatie betreffende belastingen (Parijs, 10 september 2009; Trb.
2009, 173). Het onderhavige Verdrag treedt daarom pas inwerking indien
dat Verdrag ook in werking is getreden.

Artikel 8 Beƫindiging

Dit artikel regelt de opzegging van het Verdrag. Het Verdrag is
supplementair aan het hiervoor genoemde belastinginformatieverdrag.
Indien dit belastinginformatieverdrag wordt beƫindigd, heeft dit ook
consequenties voor het onderhavige Verdrag. In het tweede lid is bepaald
dat op het moment dat dit belastinginformateerdrag wordt opgezegd, het
onderhavige Verdrag ook wordt beƫindigd.

KONINKRIJKSPOSITIE

Het Verdrag zal voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, alleen
gelden voor CuraƧao, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland
(Bonaire, Sint Eustatius en Saba) . De  staatkundige hervorming -
waarbij het land de Nederlandse Antillen is opgeheven, Bonaire, Sint
Eustatius en Saba elk een openbaar lichaam van Nederland zijn geworden
en CuraƧao en Sint Maarten de status van zelfstandig land binnen het
Koninkrijk hebben verkregen - heeft geen gevolgen voor de status van
verdragen die tussen de Nederlandse Antillen en derde landen gelden. De
internationaalrechtelijke verplichtingen voortvloeiende uit de verdragen
gaan van rechtswege over op de rechtsopvolgers van het land de
Nederlandse Antillen, te weten de landen CuraƧao en Sint Maarten.
Daarnaast blijft het Verdrag van toepassing op het Caribische deel van
Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba).

DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN,

 PAGE   4 

 PAGE   1