[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Advies Raad van State

Bijlage

Nummer: 2011D09454, datum: 2011-02-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verdrag Nederlandse Antillen en Zweden ter bevordering van de economische betrekkingen (2011D09452)

Preview document (🔗 origineel)


No.W02.10.0319/II/K	's-Gravenhage, 26 augustus 2010

Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002033, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van
State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag
tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse
Antillen, en het Koninkrijk Zweden ter bevordering van de economische
betrekkingen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 174 en Trb. 2010,
132), met toelichtende nota.

Het Verdrag is erop gericht de economische betrekkingen te bevorderen.
De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de goedkeuring van
het Verdrag, maar plaatst daarbij enige kanttekeningen.

1.	 Woonplaats

Artikel 3 van het Verdrag stemt overeen met artikel 4 van het
OESO-modelverdrag. Niettemin wijkt de toelichting op artikel 3 van het
Verdrag af van de bedoeling van artikel 4 van het OESO-modelverdrag. Zo
is de bedoeling van de met artikel 3, eerste lid, laatste volzin, van
het Verdrag overeenkomende zin uit het modelverdrag - anders dan de
toelichtende nota aangeeft - om lichamen die slechts beperkt aan
belasting zijn onderworpen (bijvoorbeeld buitenlands
belastingplichtigen) van inwonerschap uit te sluiten.

De Raad adviseert de toelichting op artikel 3 van het Verdrag aan te
passen en daarbij aan te geven of het de bedoeling van beide partijen is
dat voor de betekenis van artikel 3 aansluiting wordt gevonden bij de
betekenis van het OESO-modelverdrag.

2.	Vermijden van dubbele belasting

De toelichting op artikel 4 van het Verdrag behoeft op de volgende
punten aanvulling of aanpassing.

a.	In artikel 4 van het Verdrag is het begrip "vaste inrichting" niet
gedefinieerd. Daarmee rijst de vraag of het de bedoeling is dat voor dit
begrip wordt aangesloten bij de gangbare definitie van het
OESO-modelverdrag of dat partijen vrij zijn hier een eigen betekenis aan
toe te kennen.

De Raad adviseert de toelichtende nota op dit punt aan te vullen.

b.	In de toelichting op artikel 4 van het Verdrag staat: "Indien een
onderneming, met een fiscale woonplaats in Zweden, 100%-aandeelhouder is
".

De Raad wijst op een tweetal verschillen tussen deze passage en de tekst
van artikel 4 van het Verdrag. In de eerste plaats behoeft de moeder
geen "onderneming" te zijn, maar kan het ook gaan om een "lichaam"/niet
onderneming. In de tweede plaats geldt als voorwaarde dat de
dividendvrijstelling van toepassing is bij 100% van het aantal stemmen
(100 per cent of the voting power). De dividendvrijstelling kan dus ook
van toepassing zijn bij een minder dan 100% deelneming.

De Raad adviseert de toelichtende nota op deze punten aan te passen.

3.	Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het
advies behorende bijlage.

De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te
vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide kamers der
Staten-Generaal en aan de Staten van de Nederlandse Antillen, nadat aan
het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk,

Bijlage bij het advies van de Raad van State van het Koninkrijk
betreffende no.W02.10.0319/II/K met redactionele kanttekeningen die de
Raad in overweging geeft.

In de toelichting op de artikelen 3, tweede lid, en 6, tweede lid, van
het Verdrag tot uitdrukking brengen dat het in die leden om een
inspanningsverplichting ("shall endeavour") gaat.

In de toelichting op artikel 5 van het Verdrag het woord "grotendeels"
schrappen, in overeenstemming met de tekst van de artikelen 4 en 5 van
het Verdrag. 

 PAGE   1 

  PAGE  2 

 PAGE   I 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........