[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32666 NR inzake Wijziging van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 in verband met de uitvoering van het kabinetsstandpunt ‘Spoor in beweging’

Wijziging van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 in verband met de uitvoering van het kabinetsstandpunt ‘Spoor in beweging’

Nader rapport

Nummer: 2011D09925, datum: 2011-02-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2011Z04002:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)












Datum	8 februari 2011

Nummer	IENM/BSK-2011/11293

Onderwerp	Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de
Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 in verband met de uitvoering
van het kabinetsstandpunt ‘Spoor in beweging’

Bijlage(n)	div. bijlagen  DOCPROPERTY bijlage   





	

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 23 september
2010, nr. 10.002589, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van
de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet
rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 18 november
2010, nr. W09.10.0443/IV, bied ik U hierbij aan.

1a. Op basis van artikel 16 van de Spoorwegwet is aan ProRail een
concessie verleend voor het beheer van de hoofdspoorweginfrastructuur.
In artikel 16 is tevens opgenomen wat het beheer omvat. Daarnaast
bepaalt artikel 17 van de Spoorwegwet welke onderwerpen en voorschriften
in de concessie worden opgenomen. Een vergelijkbare regeling is
getroffen in de artikelen 20, eerste lid, (jo artikel 6 van de
vervoerconcessie voor het hoofdrailnet) en 32 van de Wet personenvervoer
2000 ten aanzien van de concessie die aan de NS is verleend voor het
verrichten van openbaar vervoer per trein over het hoofdrailnet. In
beide concessies is vervolgens geregeld dat de concessiehouder een
beheer- respectievelijk vervoerplan moet opstellen, wat deze plannen
inhoudelijk moeten bevatten en welke delen daarvan instemming van
concessieverlener behoeven. 

Tot op heden bestond er geen wettelijke grondslag voor deze plannen.
Door middel van het onderhavige wetsvoorstel wordt deze grondslag
opgenomen in de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000. 

In het wetsvoorstel is naast de grondslag geen expliciete bepaling
opgenomen over de strekking en de inhoud van beheer- en vervoerplannen.
De strekking en de inhoud van deze plannen worden bepaald door de
zorgplicht die wordt opgelegd aan de houder van de concessie en de
onderwerpen en voorschriften die op grond van de Spoorwegwet en de Wet
personenvervoer 2000 in de concessies moeten worden opgenomen om
uitvoering te geven aan deze zorgplicht. Dit biedt enerzijds een
voldoende wettelijk kader op basis waarvan de publieke sturing door
middel van het beheer- respectievelijk vervoerplan plaats kan vinden en
anderzijds een kader dat de nodige flexibiliteit met betrekking tot de
sturing toelaat. Deze flexibiliteit gaat gepaard met rechtszekerheid,
aangezien de vervoerder voor het hoofdrailnet – op grond van artikel
29a Wet personenvervoer 2000 – bij een onderhandse gunning of
wijziging daarvan ultimo de mogelijkheid heeft deze gunning of wijziging
niet te aanvaarden. Een vergelijkbare praktijk – die met dit
wetsvoorstel ook formeel zal worden geregeld – bestaat er bij gunning 

of wijziging van de beheerconcessie voor de beheerder. Dit biedt
rechtszekerheid aan de concessiehouders over de inhoud van het door hen
op te stellen beheer- of vervoerplan. 

De memorie van toelichting is op deze punten aangevuld. 

Naar mijn oordeel biedt de Spoorwegwet, zoals hiervoor reeds nader
uitgewerkt, een voldoende duidelijk kader waaruit blijkt waarop de
concessie en de zorgplicht van de beheerder zien, waaraan de krachtens
algemene maatregel van bestuur aangewezen onderdelen getoetst kunnen
worden. De algemene maatregel van bestuur wordt in nauw overleg met de
spoorbranche opgesteld waardoor uiteindelijk in gezamenlijk overleg via
regelgeving de verankering van de voor gerechtigden relevante
onderwerpen gestalte krijgt. 

1b. De doelstelling van de invoering van het gekwalificeerd adviesrecht
ten aanzien van het beheerplan is het versterken van de positie van de
‘klanten’ (de gerechtigden, bedoeld in artikel 57 van de
Spoorwegwet) van de beheerder (thans ProRail) van de
hoofdspoorweginfrastructuur. Dit doel vloeit rechtstreeks voort uit de
gehouden evaluatie van de Spoorwegwet. Dit adviesrecht is in algemene
zin gebaseerd op het reeds bestaande adviesrecht voor
consumentenorganisaties, zoals opgenomen in artikel 31 van de Wet
personenvervoer 2000. Daarbij is de wettelijke invulling van dat recht
specifiek toegesneden op de wensen van de klanten van ProRail, waarbij
men uitdrukkelijk specifieke wettelijke waarborgen ten aanzien van het
adviesrecht wilde. De bestaande wettelijke bepalingen en de bepaling in
de concessie inzake het adviesrecht voor de klanten van de
concessiehouder van het vervoer op het hoofdrailnet – thans de NS –
functioneren al vele jaren op goede wijze, waarbij een bestaande
praktijk van overleg en afstemming is ontstaan, waarover alle betrokken
partijen tevreden zijn. De evaluatie van de Spoorwet geeft ook geen
aanleiding die bestaande praktijk en daarmee de betreffende wettelijke
bepalingen aan te passen. Onderhavig wetsvoorstel borgt derhalve op
uitdrukkelijk verzoek van de sector de positie van de klanten van de
beheerder, waarbij de invulling van dat adviesrecht  toegesneden is op
de uitdrukkelijke wensen van de klanten van ProRail.  Naar aanleiding
van deze opmerking van de Afdeling advisering van de Raad is in de
memorie van toelichting opgenomen waarom is afgezien van de invoering
van een wettelijke verplichting advies te vragen bij de voorbereiding
van het vervoerplan.

2. Aan de redactionele kanttekeningen van de Raad is gevolg gegeven.

3. Overige aanpassingen

In verband met de opheffing van het Ministerie van Volkshuisvesting
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het Ministerie van Verkeer en
Waterstaat en gelijktijdige oprichting van een nieuw ministerie is zowel
in de Wet personenvervoer 2000 als in de Spoorwegwet voorgesteld de
definitie van ‘Onze Minister’ te wijzigen tot: Minister van
Infrastructuur en Milieu.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden.

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,





	  DOCPROPERTY _pagina  _pagina    PAGE   \* MERGEFORMAT  1   
DOCPROPERTY _van  _van    NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  3 











Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  2  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  3 







  DOCPROPERTY _datum  Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. 

  DOCPROPERTY datum  Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. 

  DOCPROPERTY _nummervolg  Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.


  DOCPROPERTY nummer-txt  Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. 





HOOFDDIRECTIE JURIDISCHE ZAKEN





Aan de Koningin

Nummer

  REF nummer  \* MERGEFORMAT  

IENM/BSK-2011/11293