[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Geannoteerde agenda van de speciale Europese Raad gewijd aan de situatie in de Arabische regio, met name Libië, alsook de geannoteerde agenda van de Eurozone Top

Bijlage

Nummer: 2011D11369, datum: 2011-03-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Geannoteerde agenda van de speciale Europese Raad gewijd aan de situatie in de Arabische regio, met name Libië op 11 maart 2011, alsook de geannoteerde agenda van de Eurozone Top op 11 maart 2011 (2011D11368)

Preview document (🔗 origineel)


Geannoteerde agenda extra Europese Raad d.d. 11 maart 2011

Situatie in de Arabische wereld

De Europese Raad (ER) komt op 11 maart 2011 bijeen voor een extra
ingelaste vergadering gewijd aan de situatie in de Arabische wereld. Op
10 maart vindt ter voorbereiding op de ER een extra ingelaste Raad
Buitenlandse Zaken plaats. Aansluitend zullen de Ministers van
Buitenlandse Zaken eveneens op 11 maart in Hongarije samenkomen voor een
informele bijeenkomst (‘Gymnich’), waar ook over de Arabische wereld
zal worden gesproken. 

De ER zal spreken over de actuele situatie in de regio en in Libië in
het bijzonder. De Commissie en Hoge Vertegenwoordiger (HV) Ashton zullen
voorstellen doen over de herijking van het betreffende Europees
Nabuurschapsbeleid. HV Ashton zal naar verwachting een samenhangend
pakket presenteren met maatregelen die de Unie kan nemen om Tunesië,
Egypte en andere landen in de regio te steunen bij het ontwikkelen van
een pluriform democratisch staatsbestel waarin burgerlijke vrijheden en
mensenrechten worden gerespecteerd.  

Het kabinet meent dat de maatregelen moeten inspelen op zowel de kansen
die de transitie biedt als op de uitdagingen, zoals democratisering,
verbeterde rechtsstatelijkheid en economische groei, maar ook op het
versterken van de vluchtelingenbescherming en het tegengaan van illegale
migratiestromen en instabiliteit. 

Uiteraard berust de eerste verantwoordelijkheid bij de landen in de
regio zelf. Zij zullen geloofwaardige en beslissende maatregelen moeten
nemen om noodzakelijke politieke, sociale en economische hervormingen in
gang te zetten en verbetering van de mensenrechtensituatie te
bewerkstelligen. Het garanderen van de vrijheid van meningsuiting en van
vrije toegang tot het internet is daarbij van bijzonder belang. 

Nederland is van oordeel dat voor de zeer korte termijn de EU een
“quick start” pakket moet ontwikkelen dat direct bijdraagt aan het
welslagen van het politieke transitieproces. De EU moet technische
assistentie leveren ten behoeve van democratiseringsprocessen, helpen de
politieke dialoog te intensiveren en de verkiezingsprocessen
ondersteunen.

Maar er zijn ook meer structurele inspanningen van de EU nodig, met name
op economisch gebied. De bevolking in de regio komt niet alleen in
opstand tegen onderdrukking, maar ook tegen sociale en economische
uitzichtloosheid. De steun moet doeltreffender worden ingezet en
verbonden aan heldere voorwaarden ten aanzien van mensenrechten en
democratie, in lijn met de motie van den Berge/Albayrak. Daarnaast
moeten handelsmaatregelen onderdeel uitmaken van de steun, onder andere
door de markttoegang voor bepaalde landenbouwproducten uit Noord Afrika
te verbeteren. 

Europa heeft in de jaren negentig belangrijke lessen geleerd bij de
politieke en economische transitie van de landen uit Midden- en
Oost-Europa. Een aantal van die ervaringen kan de EU nu toepassen in de
Arabische wereld. Nederland is er sterk voorstander van dat Europese
deskundigen nauwer gaan samenwerken met hun partners in de Arabische
wereld via zogeheten ‘twinning’ programma’s.

Nederland is er tevens voorstander van om via Internationale Financiële
Instellingen extra steun aan landen in de regio te geven. De Wereldbank
en de Afrikaanse ontwikkelingsbank (AfDB) zijn al in de regio actief en
Nederland denkt constructief mee over mogelijkheden om activiteiten van
de Europese Investeringsbank (EIB) te versnellen. Op de wat langere
termijn zou de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) een
rol kunnen gaan spelen. 

Nederland hecht eraan dat de EU zichtbaar en snel steun verleent aan de
regio. Deze steun is mogelijk binnen de bestaande meerjarige financiële
kaders van de EU-begroting. Het is dus zaak de reeds beschikbare
Europese middelen beter en effectiever in te zetten en bestaande
middelen binnen de EU-begroting te herschikken. 

Nederland is voorstander van maatregelen in EU- en/of VN-verband tegen
personen en/of entiteiten die zich schuldig hebben gemaakt aan ernstige
mensenrechtenschendingen, andere schendingen van internationaal recht
en/of verduistering van publieke middelen. Wanneer nodig zal Nederland
aandringen op uitbreiding van reeds getroffen maatregelen.

Met zorg heeft het kabinet grote evacuatiestromen zien ontstaan als
gevolg van de onrusten in Libië. De situatie is verontrustend. Om de
escalatie van de humanitaire situatie te voorkomen, is het van belang de
terugkeer van deze mensen richting hun landen van oorsprong in goede
banen te leiden en noodhulp te bieden aan de grenzen. Diverse lidstaten
hebben materieel en financieel bijgedragen aan de operaties van
hulporganisaties. Nederland draagt een half miljoen euro bij aan het
hulpverzoek van de Internationale Federatie van het Rode Kruis voor
voedsel, onderdak en medicijnen. Tevens beraadt Nederland zich over de
hulpverzoeken van de VN en de Internationale Organisatie voor Migratie
(IOM).

Daarnaast is het van belang in te spelen op eventueel toenemende
migratie vanuit de Noord Afrikaanse landen naar Europa. Nederland ziet
hierin een rol voor het EU-grensbewakingsagentschap Frontex en voor het
European Asylum Support Office (EASO), het Europees ondersteuningsbureau
voor asielzaken. Dit nieuwe agentschap zou bijvoorbeeld de inzet in de
regio van lidstaten kunnen coördineren, kennis en expertise kunnen
delen met de zuidelijke lidstaten en specialistische teams inzetten.

Geannoteerde agenda Eurozone Top d.d. 11 maart 2011

Op 11 maart 2011 zal er in Brussel een bijeenkomst plaatsvinden van de
staatshoofden en regeringsleiders van de landen van de Eurozone -- een
Eurozone Top. De staatshoofden en regeringsleiders zullen van gedachten
wisselen over “een nieuwe vorm van coördinatie van het economische
beleid in de Eurozone ter verbetering van het concurrentievermogen”
(zie bijlage I van de ER-conclusies van 4 februari jl., uw Kamer
toegegaan met het verslag van deze ER, kenmerk DIE-169/11). Concreet zal
dit neerkomen op het zogenaamde ‘concurrentiepact’.

Naar verwachting zullen ook onderwerpen worden besproken tijdens de
Eurozone Top als de verdere uitvoering van de bestaande programma’s
voor Ierland en Griekenland, het EFSF/ESM en de wetgevingsvoorstellen
van Commissaris Rehn, hoewel deze onderwerpen niet formeel zijn
geagendeerd. Samen vormen zij met het concurrentiepact het totaalpakket
aan maatregelen waarover de ER van 24-25 maart a.s. zal besluiten ter
borging van de financieel-economische stabiliteit in de EU. 

Concurrentiepact

Ondanks het feit dat de economische vooruitzichten verbeteren en er hard
gewerkt wordt aan structurele hervormingen in alle lidstaten van de
Eurozone, blijft er sprake van turbulentie op de financiële markten. De
landen die nu kampen met grote schulden moeten hieruit zien te groeien.
Naast de genoemde elementen van het totaalpakket moet het
concurrentiepact bijdragen aan de stabiliteit in de Eurozone.
Achterblijvende concurrentieposities vormden immers een belangrijke
oorzaak van de crisis. 

Dat betekent niet dat alle aandacht binnen de Eurozone moet verschuiven
naar het concurrentiepact. De lopende processen ter versterking van de
euro moeten ook hoge prioriteit houden.

Naar aanleiding van de motie van Tweede Kamerlid lid Slob van 17
februari jl. merkt het kabinet op dat de beleidsterreinen waarover in
het kader van het concurrentiepact gesproken zal worden, behoren tot de
nationale bevoegdheden van de lidstaten en dat dat zo zal blijven. Er
zal geen sprake zijn van een overdracht van bevoegdheden. Peer review en
het elkaar de maat nemen zijn immers vormen van beleidsafstemming die op
grote afstand staan van harmonisering en overdracht van bevoegdheden.
Anders gezegd, we nemen elkaar wel de maat, maar schrijven elkaar niet
de wet voor.

Ter voorbereiding van de Eurozone Top en naar aanleiding van het verzoek
van Tweede Kamerlid Slob van 1 maart jl. volgt hierbij de visie van het
kabinet inzake het concurrentiepact.

De grondhouding van het kabinet jegens het pact is positief. Nederland
was geen demandeur voor het pact, maar ziet het als een nuttig
aanvullend instrument waarmee politieke druk kan worden ontwikkeld op
lidstaten die achterblijven qua concurrentievermogen.

Met het concurrentiepact wordt naar de mening van het kabinet de
Economische en Monetaire Unie verder vervolmaakt. Dat betekent: meer
aandacht dan voorheen voor zaken als concurrentievermogen,
begrotingsdiscipline en “het elkaar de maat nemen”. Vorige week
stuurden wij de Tweede Kamer een afschrift van een brief aan de Eerste
Kamer met een eerste Nederlandse inzet betreffende een concurrentiepact.

De afgelopen weken heeft de voorzitter van de ER overleg gevoerd met de
lidstaten van de Eurozone over concrete invulling van het
concurrentiepact. Nederland heeft daarbij aangegeven dat in het geval
van nauwere economische samenwerking tussen de landen van de Eurozone,
deze landen zich moeten oriënteren op de best presterende landen
daaruit. Daarnaast heeft Nederland aangegeven dat het pact een nuttig
aanvullend instrument kan zijn ter stabilisering van de
financieel-economische situatie in de Eurozone. Maar het pact mag de
bestaande of onlangs in gang gezette processen zoals de Europa
2020-strategie, het Europese semester, de door de Commissie voorgestelde
procedure ter vermindering van schadelijke macro-economische
onevenwichtigheden en de versterking van de interne markt niet
doorkruisen en niet raken aan nationale bevoegdheden.

Tijdens de consultatieronde werd duidelijk dat het pact in drie sporen
uiteen zal vallen: (1) coördinatie ter versterking van het
concurrentievermogen; (2) bevorderen van de werkgelegenheid en; (3)
versterking van de stabiliteit van de overheidsfinanciën.

Uitgangspositie van het kabinet bij de verbetering van het
concurrentievermogen van de Eurozone (1) is dat er al diverse
instrumenten bestaan om dit te bewerkstelligen. Het openstellen van
beschermde sectoren (in bijvoorbeeld Zuid-Europa) en het verminderen van
administratieve lasten en regeldruk ziet het kabinet als nuttige
aanvullingen. Het kabinet zal hiervoor tijdens de Eurozone Top dan ook
pleiten. Het kabinet zal daarnaast waakzaam zijn als het gaat om de
wijze van loononderhandelingen. Het pact mag hier geen grotere rol aan
Europa toebedelen dan dat het nu heeft. Loononderhandelingen zijn een
nationale aangelegenheid en de bevoegdheid van sociale partners.

Als het gaat om het bevorderen van werkgelegenheid (2) zet het kabinet
in op het verhogen van de arbeidsparticipatie. Het elkaar de maat nemen
op dit terrein ziet het kabinet als geen bezwaar. Uitgangspunt moet
blijven dat de landen van de Eurozone zich richten op het best
presenterende land daaruit.

De versterking van de stabiliteit van de overheidsfinanciën (3) is
altijd een belangrijk speerpunt van het kabinet geweest ter
stabilisering van de financieel-economische situatie. Ook bij de
bespreking van het pact zal dat weer het geval zijn. Dat betekent dat
het kabinet zal inzetten op een versterking van de houdbaarheid van
pensioen- en uitkeringsstelsels. Peer review acht het kabinet een optie.

EFSF/ESM, programma Ierland/Griekenland, voorstellen Commissaris Rehn

Zoals hierboven al aangegeven, komen in de aanloop naar de ER van 24-25
maart op verschillende momenten, in verschillende gremia, verschillende
(soms technische) elementen van het pakket om de financieel-economische
stabiliteit in de EU te waarborgen aan de orde. De voortgang van de
bestaande programma’s voor Ierland en Griekenland en het European
Financial Stability Facility (EFSF) / European Stability Mechanism (ESM)
zullen waarschijnlijk tijdens de Eurozone Top naast het concurrentiepact
aan de orde komen. Het kabinet zal tijdens de top duidelijk aangeven dat
deelelementen van het totaalpakket door Nederland slechts beoordeeld
kunnen worden in het licht van de uiteindelijke gehele inhoud van het
totaalpakket.

Zo kan Nederland pas akkoord gaan met het veelomvattende totaalpakket
wanneer ook de preventie van slecht budgettair beleid goed is
geadresseerd. Dat betekent dat er ambitieuze afspraken gemaakt moeten
worden over de voorstellen van Commissaris Rehn en de werkgroep-Van
Rompuy over economic governance. Het kabinet ziet met name graag
concrete invulling van de benchmark voor schuldafname, een richtlijn met
minimumeisen voor nationale begrotingsraamwerken en verscherpte
afspraken in de preventieve arm van het Stabiliteits- en Groeipact
(SGP). Voor verdere succesvolle implementatie van de programma’s in
Griekenland en Ierland is het in de ogen van het kabinet noodzakelijk
dat beide landen het ingeslagen pad van structurele hervormingen verder
bewandelen.

Het kabinet ziet tot slot graag een sterk EFSF en een robuust ESM en zal
zich sterk maken voor betrokkenheid van het IMF conform de afspraken van
december 2010, wat betreft zowel expertise als financiële bijdrage, met
medeneming van de gebruikelijke IMF-conditionaliteiten. 

Daarnaast blijft Nederland sterk hechten aan een forse prijsopslag, die
in lijn is met het beprijzingsbeleid van het IMF. Op alle
leningenprogramma’s van het EFSF moet uiteraard, zoals ook bij
Griekenland en Ierland het geval was, een strikt en veelomvattend pakket
beleidscondities van toepassing zijn. Zoals bekend is een voorwaarde
voor Nederland om in te stemmen met het herstellen van de effectieve
leencapaciteit van het EFSF van 440 miljard euro, dat er voldoende
overtuigende afspraken worden gemaakt op het terrein van versterking van
de economic governance en de budgettaire discipline. Nederland ziet
oprichting van het ESM als sluitstuk van de versterkte economische
beleidscoördinatie in het Eurogebied. Ook hiervoor geldt de voorwaarde
dat er op het voor Nederland zo belangrijke onderdeel van het
totaalpakket -- de versterking van de economic governance -- voldoende
voortgang wordt bereikt, zodat de kans dat landen daadwerkelijk een
beroep doen op ESM zo veel mogelijk wordt beperkt.

Over de Nederlandse inzet tijdens de Eurogroep van 14 maart, de Ecofin
Raad van 15 maart, de Raad Algemene Zaken van 21 maart en de ER van
24-25 maart a.s. zal uw Kamer op de gebruikelijke wijze geïnformeerd
worden.