[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Advies Raad van State

Bijlage

Nummer: 2011D12764, datum: 2011-03-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verdrag ten behoeve van Aruba en het Koninkrijk Denemarken ter bevordering van de economische betrekkingen (2011D12761)

Preview document (🔗 origineel)


No.W02.10.0317/II/K	's-Gravenhage, 26 augustus 2010

Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002029, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van
State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag
tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en het
Koninkrijk Denemarken ter bevordering van de economische betrekkingen;
Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 168 en Trb. 2010, 120), met
toelichtende nota.

Het Verdrag is erop gericht de economische betrekkingen te bevorderen.
De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de goedkeuring van
het Verdrag, maar plaatst daarbij enige kanttekeningen.

1.	Begripsomschrijvingen

Anders dan gebruikelijk, wordt in artikel 1, eerste lid, onderdeel b,
van het Verdrag onder "Aruba" niet mede begrepen het gebied buiten de
territoriale wateren waar Aruba jurisdictie uitoefent. 

De Raad adviseert in de toelichtende nota in te gaan op de reden voor
deze afwijkende bepaling.

2.	 Woonplaats

Artikel 2 van het Verdrag stemt overeen met artikel 4 van het
OESO-modelverdrag. Niettemin wijkt de toelichting op artikel 2 van het
Verdrag af van de bedoeling van artikel 4 van het OESO-modelverdrag. Zo
is de bedoeling van de met artikel 2, eerste lid, laatste volzin, van
het Verdrag overeenkomende zin uit het modelverdrag - anders dan de
toelichtende nota aangeeft - om lichamen die slechts beperkt aan
belasting zijn onderworpen (bijvoorbeeld buitenlands
belastingplichtigen) van inwonerschap uit te sluiten.

De Raad adviseert de toelichting op artikel 2 van het Verdrag aan te
passen en daarbij aan te geven of het de bedoeling van beide partijen is
dat voor de betekenis van artikel 2 aansluiting wordt gevonden bij de
betekenis van het OESO-modelverdrag.

3.	Inkomsten uit vaste inrichtingen

De toelichting op artikel 3 van het Verdrag behoeft op de volgende
punten aanvulling of aanpassing. 

a.	In artikel 3 van het Verdrag is het begrip "vaste inrichting" niet
gedefinieerd. Daarmee rijst de vraag of het de bedoeling is dat voor dit
begrip wordt aangesloten bij de gangbare definitie van het
OESO-modelverdrag of dat partijen vrij zijn hier een eigen betekenis aan
toe te kennen.

De Raad adviseert de toelichtende nota op dit punt aan te vullen.

b.	In artikel 3 van het Verdrag worden de aan de vaste inrichting toe te
rekenen voordelen vrijgesteld van belasting, mits het grootste deel van
de voordelen ("the greater part of the profits") wordt verkregen uit
activiteiten als bedoeld in artikel 5 van het Verdrag. Het is niet
duidelijk wat de betekenis is van "the greater part of the profits" en
hoe de toerekening van winst moet plaatsvinden indien het lichaam
meerdere activiteiten verricht.

De Raad adviseert de toelichtende nota op dit punt aan te vullen.

c.	In de toelichting op artikel 3 van het Verdrag staat: "De
vrijstelling is echter beperkt tot inkomsten genoten uit een van de in
artikel 5 limitatief opgesomde (actieve) ondernemingsactiviteiten". Uit
artikel 3 van het Verdrag volgt echter dat de vrijstelling onbeperkt is,
mits wordt voldaan aan de voorwaarde dat het grootste deel van de
voordelen voortvloeit uit de in artikel 5 genoemde activiteiten.

De Raad adviseert de toelichtende nota op dit punt aan te passen.

4.	Dividenden

In de toelichting op artikel 4 van het Verdrag staat:
"moederondernemingen die een 100% deelneming houden in [….]
dochteronderneming en waaruit zij dividenduitkeringen ontvangen, worden
vrijgesteld van de [….] belasting op die uitkeringen. Als voorwaarde
wordt gesteld dat de dividenduitkeringen betrekking moeten hebben op
winst gegenereerd uit specifieke ondernemingsactiviteiten. Deze zijn
limitatief opgesomd in artikel 5".

De Raad wijst op een aantal verschillen tussen deze passage en de tekst
van artikel 4 van het Verdrag. In de eerste plaats behoeft de moeder
geen "onderneming" te zijn, maar kan het ook gaan om een "lichaam"/niet
onderneming. In de tweede plaats geldt als voorwaarde dat de
dividendvrijstelling van toepassing is bij 100% van het aantal stemmen
(100 per cent of the voting power). De dividendvrijstelling kan dus ook
van toepassing zijn bij een minder dan 100% deelneming. In de derde
plaats is de dividendvrijstelling van toepassing indien "the greater
part" van de voordelen van het uitkerende lichaam voortkomt uit
activiteiten die zijn opgesomd in artikel 5 van het Verdrag.

De Raad adviseert de toelichtende nota op deze punten aan te passen.

5.	Duur en beëindiging

Ingevolge artikel 7 van het Verdrag geldt het Verdrag voor een tijdvak
van tien jaar. Artikel 9 van het Verdrag daarentegen stelt dat het
Verdrag van kracht blijft totdat het, met inachtneming van een
zesmaandsperiode, door een van beide partijen wordt beëindigd. Het is
niet duidelijk of het Verdrag ingevolge artikel 9 toch binnen het
tijdvak van tien jaar - of binnen een verlengd tijdvak - kan worden
opgezegd (mits maar de zesmaandsperiode in acht is genomen).

De Raad adviseert om in de toelichtende nota aan te geven hoe de
artikelen 7 en 9 van het Verdrag zich tot elkaar verhouden.

6.	Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het
advies behorende bijlage.

De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te
vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide kamers der
Staten-Generaal en aan de Staten van Aruba, nadat aan het vorenstaande
aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk,

Bijlage bij het advies van de Raad van State van het Koninkrijk
betreffende no.W02.10.0317/II/K met een redactionele kanttekening die de
Raad in overweging geeft.

In de toelichting op de artikelen 2, tweede lid, en 6, tweede lid, van
het Verdrag tot uitdrukking brengen dat het in die leden om een
inspanningsverplichting ("shall endeavour") gaat.

 PAGE   1 

  PAGE  2 

 PAGE   I 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........