[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag informele RBZ, Buitengewone ER Arabische regio, Eurozone Top, Gymnich-overleg

Bijlage

Nummer: 2011D13050, datum: 2011-03-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Buitengewone informele RBZ, Buitengewone ER Arabische regio, Eurozone Top, Gymnich-overleg (2011D13048)

Preview document (🔗 origineel)


Verslag van:

de buitengewone informele Raad van ministers van Buitenlandse zaken
(10.03)

de buitengewone Europese Raad (11.03)

de Eurozone Top (11.03)

het Gymnich-overleg (11-12.03)

De buitengewone Europese Raad (ER) begon met de toespraak van de
voorzitter van het Europees Parlement, de heer Jerzy Buzek (tekst in de
bijlage). De ER stond vervolgens eerst stil bij de grote aardbeving en
tsunami die enkele uren tevoren in Japan hadden plaatsgevonden. Hij
sprak zijn medeleven uit en bevestigde de bereidheid Japan hulp te
bieden.

Situatie in de Arabische regio

De bijzondere zitting van de ER van 11 maart jl. was bijeengeroepen om
de ontwikkelingen in Libië en de andere zuidelijke buurlanden van de
Europese Unie te bespreken en richting te geven aan de door de EU te
nemen stappen. Daaraan voorafgaand kwamen op 10 maart jl. de ministers
van Buitenlandse Zaken informeel bijeen om de bijzondere zitting voor te
bereiden. Ook de traditionele informele bijeenkomst (‘Gymnich’) van
de ministers van Buitenlandse Zaken die op 11 maart jl. in Boedapest
plaatsvond, was gewijd aan de gebeurtenissen in de Arabische regio. 

Buitengewone informele Raad van ministers van Buitenlandse Zaken (10
maart)

Al tijdens de bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken op 10
maart bleek dat de Mededeling van HV Ashton en Commissaris Füle over
een ‘partnerschap voor democratie en welvaart’ goed werd ontvangen
door de lidstaten. Conditionaliteit -- het verbinden van de Europese
inspanningen aan heldere voorwaarden op het gebied van democratische
hervormingen en respect voor fundamentele vrijheden -- maakt deel uit
van de Mededeling. Minister Rosenthal onderstreepte dat ook de
bescherming van religieuze minderheden onderdeel moet zijn van deze
voorwaarden, dat de EU de vrije toegang tot en het vrije gebruik van
internet in de Arabische regio moet bevorderen en dat de EU moet zorg
dragen voor verbeterde toegang van landbouwproducten uit de regio tot de
Europese markt. Besluitvorming over de voorstellen uit deze mededeling
is voorzien voor de reguliere ER die op 24 -25 maart a.s. in Brussel zal
plaatsvinden.  

Deze Raad bereidde voorts de bespreking van de bijzondere ER over Libië
voor, waarbij de meeste ministers lieten weten dat zij de eventuele
instelling van een no-fly zone alleen zouden willen steunen wanneer deze
op regionale steun kon rekenen en zou zijn gebaseerd op een helder
volkenrechtelijk mandaat. Minister Rosenthal zei dat dit mandaat in een
resolutie van de VN Veiligheidsraad zou moeten zijn vastgelegd. Meerdere
ministers, waaronder ook minister Rosenthal, wezen erop dat hun land
geen regeringen erkent, maar staten, en dat het ‘erkennen’ van de
transitionele raad in Benghazi daarom niet aan de orde kon zijn.

Buitengewone Europese Raad (11 maart)

Minister-president Rutte nam de gelegenheid te baat die lidstaten te
danken, met name Griekenland en Malta, die behulpzaam waren geweest bij
het vrij krijgen uit Libië van de drie Nederlandse militairen. In de
discussie over Libië pleitte hij voor een boodschap die mensen en de
democratie in de regio een hart onder de riem steekt in hun strijd tegen
onderdrukking en geweld. De EU moet bereid zijn op korte termijn
humanitaire hulp te bieden, in het bijzonder waar het Libië betreft. Op
langere termijn moet er ook meer structurele steun komen, onder meer
door verruiming van markttoegang die economische ontwikkeling mogelijk
maakt. Het geweld tegen de Libische bevolking moet stoppen. Het Libische
regime heeft alle legitimiteit verloren en de EU moet indien nodig
verdere sancties ertegen uitvaardigen, aldus minister-president Rutte,
die voorts onderstreepte dat voor een no-fly zone of andere militaire
stappen een adequaat volkenrechtelijk mandaat vereist is, neergelegd in
een resolutie van de VN Veiligheidsraad. Over de effectuering van een
no-fly zone sprak de ER zich niet uit; hiernaar wordt door de NAVO
onderzoek verricht. 

Tevens wat de langere termijn betreft, verwelkomde de minister-president
de voorstellen van Hoge Vertegenwoordiger (HV) Ashton en Commissaris
Fűhle om een ‘partnerschap voor democratie en welvaart’ tot stand
te brengen. De EU heeft weliswaar een speciale verantwoordelijkheid voor
de regio, maar de eerste verantwoordelijkheid voor verandering berust
bij de landen zelf. Minister-president Rutte verbond de EU-steun aan
duidelijke voorwaarden (conditionaliteit) en bepleitte maatregelen om de
vrijheid van meningsuiting en in het bijzonder ongehinderde toegang tot
het internet te bevorderen, een expliciet voorstel dat werd overgenomen.
Ook moet de EU de toegang van producten uit de regio tot de Europese
markt verbeteren.

De ER nam een verklaring aan waarin het gebruik van geweld tegen burgers
wordt veroordeeld; de voor dat geweld verantwoordelijke personen zullen
ter verantwoording worden geroepen en de gevolgen ervan ondervinden. De
ER verklaarde dat kolonel Qadaffi onmiddellijk moet aftreden. Libië
moet zo snel mogelijk een ordelijke overgang naar democratie inzetten
door middel van een brede dialoog. 

De EU en haar lidstaten boden voortgaande humanitaire hulp aan de
Libische bevolking en de uit Libië vluchtende personen aan. Ook zal de
EU verdergaande steun verlenen aan de lidstaten die te maken hebben met
migratiestromen. Het gaat daarbij in het bijzonder om middelen voor
Frontex, aldus de verklaring. De JBZ-Raad wordt gevraagd om in juni een
plan te presenteren voor het managen van de migratie- en
vluchtelingenstromen. De bestaande EU partnerschaps- en
hulpprogramma’s met de regio zullen snel worden aangepast om beter op
de huidige behoeften te kunnen inspelen. De tijdens het plenair debat
ter voorbereiding van de buitengewone ER aangehouden motie Schouw
(Kamerstuk 21501-20, nr. 509) ondersteunt het beleid van het kabinet in
die zin dat Nederland zich ten volle rekenschap geeft van het belang van
EU-solidariteit en dat Nederland bij een onevenredige druk op de
zuidelijke lidstaten zich zal inzetten voor ondersteuning van deze
lidstaten. Daarbij is het wel van belang om dit steeds in EU-verband te
doen en primair te kijken naar de bestaande instrumenten zoals de
ondersteuning via Frontex, het nieuwe Europese Asiel
Ondersteuningsbureau (EASO) en financiële ondersteuning uit de Europese
Fondsen zoals thans gebeurt.

Op termijn zal de Unie toewerken naar een partnerschap voor democratie
en gedeelde welvaart, waarmee de Unie en de regio kunnen komen tot meer
economische integratie en politieke samenwerking. De Raad moet om de
economieën in de regio te ondersteunen de voorstellen voor
oorsprongsregels voor de hele Euromediterrane regio snel goedkeuren. De
mogelijkheden om financiële steun van de Europese Investeringsbank
(EIB) te verhogen, moeten bovendien worden verkend.

Gymnich-bijeenkomst (11-12 maart)

De informele discussie van de ministers van Buitenlandse Zaken in
Boedapest bouwde voort op de verklaring van de ER van 11 maart. De
ministers van Buitenlandse Zaken van de kandidaat-lidstaten
participeerden in een deel van de discussie. Centraal stond de
uitvoering van de verschillende elementen van de verklaring. 

Een aantal ministers meende dat de EU de totstandkoming van een dialoog
tussen relevante actoren in Libië, onder wie leiders van stammen, leden
van de transitionele Raad in Benghazi en gematigde politici in Tripoli,
zou moeten faciliteren. Betrokkenheid van alle actoren is van belang
voor de stabiliteit van het land, in het bijzonder ook in het zuiden van
Libië.

Minister Rosenthal deelde het idee dat overleg tussen relevante actoren
in het land, zoals de transitionele Raad in Benghazi en de leiders van
stammen, moest worden bevorderd. Hij onderstreepte dat de druk op het
regime van Qadaffi niet mag worden verminderd. Dit regime heeft zijn
legitimiteit verloren. Via onder andere krachtige implementatie van de
sanctiemaatregelen en zo nodig uitbreiding daarvan moet Qadaffi en zijn
getrouwen het functioneren toenemend onmogelijk worden gemaakt. 

Commissaris Füle presenteerde de mededeling van HV Ashton en hemzelf
over een ‘partnerschap voor democratie en welvaart’ met de Arabische
regio, waarbij hij in het bijzonder wees op de mogelijkheden die de
mededeling biedt om meer samen te werken met het maatschappelijk
middenveld en om een sterkere conditionaliteit te hanteren. Via
herprioritering van categorie 4 van de EU-begroting en -- zo mogelijk --
via uitbreiding van de activiteiten van de EIB en de EBRD zal naar
financieringsmogelijkheden voor het beleid worden gezocht. In de
evaluatie van het Europese Nabuurschapsbeleid, waarover in april een
mededeling zal verschijnen, zal ook aandacht worden geschonken aan de
balans tussen oost en zuid. Discussie over de verdeling van middelen
tussen de oostelijke buurlanden en de zuidelijke regio werd op dit
moment niet nuttig geacht. Wel werd bepleit dat de toekenning van
financiële middelen alleen afhankelijk wordt gemaakt van voortgang met
hervormingen, niet van geografische ligging. ‘More for more’ moest
zowel voor landen in het oosten als landen in het zuiden gelden.

Velen voelden de noodzaak om via de activiteiten van de EU politieke,
sociale en economische hervormingen en het ontstaan van ‘open
samenlevingen’ met een actief maatschappelijk middenveld te
bevorderen. Daarbij moet een nauwere relatie met de Arabische regio
worden opgebouwd, zo stelde onder anderen minister Rosenthal. Meerdere
ministers wezen erop dat de verantwoordelijkheid voor de transitie bij
de landen in de regio zelf ligt en moet blijven liggen -- succesvolle
transitie is alleen verwachtbaar als deze in de betrokken landen zelf
wordt geïnitieerd en van daaruit gedragen blijft worden. 

Inzake de aan de samenwerking te verbinden voorwaarden stelden meerdere
sprekers dat de EU ‘intelligente conditionaliteit’ moet hanteren.
Dat wil zeggen dat voortgang in de juiste richting moet worden beloond
met samenwerking en niet te veel resultaat moet worden verwacht
vóórdat de EU van start gaat; dan zou deze voortgang wel eens kunnen
uitblijven. HV Asthon zei dat de herziening van het Nabuurschapsbeleid
zou ingaan op differentiatie in de samenwerking -- meer doen met landen
die meer hervormingsbereid zijn. 

Meerdere ministers, onder wie ook minister Rosenthal, vroegen bijzondere
aandacht voor handelsmaatregelen (inclusief de afbouw van tarieven voor
landbouwproducten), bevordering van de vrijheid van media en
internetvrijheid, steun aan het maatschappelijk middenveld en de
ontwikkeling van politieke partijen.

Minister Rosenthal heeft er voorts op gewezen dat Nederland bilaterale
fondsen, waaronder het Mensenrechtenfonds, zal herprioriteren ten gunste
van de Arabische regio. Hij onderstreepte daarbij het belang van
onderlinge afstemming van de bilaterale activiteiten van lidstaten en
andere donoren. 

Er werd op gewezen dat de lasten van zowel de afbouw van handelstarieven
als migratie vooral op de zuidelijke lidstaten rusten en dat daarom
burden sharing – in het geval van beheersing van migratiestromen in de
vorm van personele en technische assistentie en financiële steun --
tussen noord en zuid gewenst is. 

 

Naast het ‘partnerschap voor democratie en welvaart’ kan de EU via
politieke contacten de ontwikkelingen in de Arabische regio steunen. Ter
tafel kwamen onder andere het onderzoeken of de betrokken landen op
enige wijze formeel geassocieerd kunnen worden met de Raad van Europa
(zodat zij gebruik kunnen maken van de expertise van deze organisatie op
het gebied van mensenrechten en democratie), het organiseren van ronde
tafels van vertegenwoordigers van regering, oppositie en andere
relevante groeperingen (zoals deze ook in Midden- en Oost-Europa werden
georganiseerd rond 1989) en het organiseren van een bijeenkomst van de
ministers van Buitenlandse Zaken van de EU en de Arabische Liga (in
aanvulling op de in de ER-verklaring genoemde EU-AL-AU-top). Bij dit
laatste evenement zou wel zorgvuldig moet worden bezien welke ministers
van Buitenlandse Zaken deelnemen; vermeden moet worden opnieuw
legitimiteit te verlenen aan bijvoorbeeld de regering van Qadaffi in
Libië. 

Het risico van verlies van momentum van de revoluties in Egypte en
Tunesië werd door meerdere sprekers genoemd. In relatie tot Egypte werd
door onder anderen minister Rosenthal specifiek gewezen op het belang
van het beschermen van religieuze minderheden. De overige landen in de
regio kwamen niet expliciet aan de orde. Wel benadrukte een aantal
ministers dat de EU moet investeren in banden met de Arabische wereld en
daarbij de landen die op dit moment niet op de voorgrond staan, zoals
Saoedi-Arabië, Jemen en Bahrein, niet moet vergeten.

 

De ministers van Buitenlandse Zaken zullen tijdens hun reguliere zitting
op 21 maart a.s. verder over de omgang van de EU met de Arabische regio
spreken. Deze zitting dient in het bijzonder ter voorbereiding van
besluitvorming tijdens de Europese Raad van 24-25 maart a.s. 

Overig

Het onderwerp ‘Extern beleid van de Europese Unie onder het Verdrag
van Lissabon’, dat tevens was geagendeerd voor het Gymnich-overleg,
kwam door tijdgebrek niet aan de orde. 

Eurozone Top 

Deze bijeenkomst was belegd om de staatshoofden en regeringsleiders van
de Eurozone in de gelegenheid te stellen de voortgang te bespreken van
en impulsen te geven aan de voorbereiding van een totaalpakket aan
maatregelen om de stabiliteit van de Eurozone veilig te stellen. Dit
pakket moet tijdens de ER van 24-25 maart a.s. worden goedgekeurd.

Centraal in de besprekingen, die werden voorgezeten door ER-voorzitter
de heer Van Rompuy, stond het pact om het economisch beleid in de
Eurozone beter te coördineren ten behoeve van de Europese
concurrentiekracht. Daarnaast werden tevens andere onderdelen van het
totaalpakket, zoals de versterking van het Stabiliteits- en Groeipact
(SGP), de Europese Faciliteit voor Financiële Stabiliteit (EFSF) en het
op te richten Europese Stabiliteits-Mechanisme (ESM) besproken, alsmede
de leningen aan Griekenland en Ierland.

Minister-president Rutte gaf aan dat Nederland er groot belang aan hecht
dat het pact onderdeel uitmaakt van een totaalpakket. Binnen dit pakket
moeten de onderdelen die gericht zijn op het voorkomen van
crisissituaties -- vooral de versterking van het SGP door middel van de
‘Rehn-voorstellen’ -- in evenwicht zijn met de mechanismen die in
het leven zijn en worden geroepen om landen die in de problemen zijn
gekomen, uit de brand te helpen. Pas wanneer de preventieve maatregelen
voldoende robuust zijn, wil Nederland afspraken maken over het
totaalpakket. Wat Nederland betreft gaat het dan onder andere om het
invoeren van een vaste rekenregel bij het verminderen van de
staatsschuld en de invoering van een richtlijn met minimumeisen voor de
nationale begrotingsraamwerken, beide in het kader van de versterking
van het SGP. In het SGP moet ook meer automatische besluitvorming worden
geïntroduceerd door af te spreken dat voorstellen van de Commissie voor
sancties in beginsel altijd door de Raad worden overgenomen, zonder een
formele gekwalificeerde meerderheid. Voorts moet het ESM voorzien in
nauwe betrokkenheid van het IMF en hecht Nederland aan
IMF-conditionaliteit.

De staatshoofden en regeringsleiders gaven hun steun aan het (zogeheten)
‘Pact voor de Euro’, dat op 24-25 maart a.s. formeel door de ER zal
worden aangenomen en aan de niet-Eurolanden zal worden aangeboden. Dit
laatste opdat de niet-Eurolanden die dat willen zich erbij kunnen
aansluiten. Het Pact laat de nationale zeggenschap over zaken als
pensioenen, lonen en belastingen volledig in tact en leidt niet tot een
beweging in de richting van een meer politieke unie (motie Slob). Er
vindt derhalve geen overdracht van bevoegdheden plaats. Wel  biedt het
lidstaten de mogelijkheid om ‘elkaar de maat nemen’ op genoemde
beleidsterreinen. 

De regeringen van de deelnemende landen zullen passende maatregelen
nemen op de volgende beleidsterreinen:

concurrentiekracht;

werkgelegenheid;

duurzaamheid van de overheidsfinanciën en;

de versterking van de financiële stabiliteit.

Elk jaar zullen de deelnemende landen aankondigen welke concrete actie
in de daarop volgende twaalf maanden zal worden genomen.  Implementatie
van het Pact loopt voorts zoveel mogelijk via de bestaande structuren:
de lidstaten worden gevraagd om de onder het Pact voorgenomen
beleidsmaatregelen mee te nemen in hun Nationale
Hervormingsprogramma’s en Stabiliteits- en Convergentieprogramma’s
die door de Commissie in het kader van het Europese Semester zullen
worden beoordeeld. Ten aanzien van specifieke onderwerpen zoals
loonvorming is bevestigd dat de sociale partners in de lidstaten hierin
een centrale rol spelen. Voorts is de soevereiniteit van nationale
parlementen op zaken als begrotingsgoedkeuring bevestigd.

Ten aanzien van de onderscheiden beleidsterreinen kan nog het volgende
worden opgemerkt:

Bij concurrentiekracht gaat het om zaken als loonvorming in relatie tot
de arbeidsproductiviteit, het openstellen van zogenaamde ‘beschermde
sectoren’, verbetering van onderwijsstelsels, bevordering van
innovatie en het verbeteren van het ondernemersklimaat.

Bij werkgelegenheid gaat het om een goed functionerende arbeidsmarkt
waarbij voortgang zal worden gemeten aan de hand van een aantal
indicatoren waaronder de ontwikkeling van langdurige en
jeugdwerkloosheid en arbeidsparticipatie. Genoemde aandachtsgebieden
zijn onder andere hervormingen om ‘flexicurity’ en
arbeidsparticipatie te stimuleren, zoals belastingmaatregelen en
levenslang leren.

Bij de overheidsfinanciën gaat het om zaken als de houdbaarheid en
betaalbaarheid van de pensioenen, gezondheidszorg en sociale
voorzieningen en om het vastleggen van de EU-begrotingsregels in
nationale wetgeving.

Bij de versterking van de financiële stabiliteit gaat het om onder meer
de nationale wetgeving met betrekking tot het redden van banken en
‘stress tests’ voor de banken. Pragmatische coördinatie van
belastingbeleid, met name op basis van ‘best practices’, wordt
ingezet als onderdeel van een betere coördinatie van economisch beleid.
Als mogelijke verbetering wordt in het Pact een gemeenschappelijke
grondslag voor de vennootschapsbelasting genoemd. De Commissie had al
aangekondigd op dit onderwerp binnenkort met een wetgevend voorstel te
komen. Dit voorstel zal de geëigende nationale goedkeuringsprocedure
doorlopen.

Overige onderdelen van het totaalpakket:

Op het punt van de ‘Rehn-voorstellen’ ter versterking van het SGP
heeft Nederland een flinke versteviging bewerkstelligd. Conform de
Nederlandse inzet spraken de betrokken regeringsleiders af dat een vaste
rekenregel voor de schuldenvermindering van ééntwintigste per jaar
dient te worden ingevoerd en de richtlijn voor nationale
begrotingskaders dient te worden aanvaard. Bij besluiten over de
aanbevelingen die de Commissie voorstelt, zal de Raad in beginsel de
Commissie altijd volgen. Wanneer de Raad dat niet doet, zal hij dit
moeten uitleggen (‘comply or explain’). Dit komt bòvenop de
omgekeerde gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming die in navolging
van het rapport van de werkgroep-Van Rompuy zal worden ingevoerd bij het
opleggen van sancties onder het SGP in de correctieve fase. Over dit
pakket van ‘Rehn-voorstellen’ moet tijdig vóór de ER van 24-25
maart a.s. door de Raad overeenstemming zijn bereikt. 

De staatshoofden en regeringsleiders verwelkomden verder de voortgang
die Griekenland en Ierland onder de lopende EU/IMF-programma’s hebben
geboekt, en in het bijzonder het voornemen van de Griekse regering om 50
miljard euro aan staatsbedrijven en -eigendommen te privatiseren. Ook
werd met instemming kennis genomen van de maatregelen die door Portugal
op de dag van de Top werden aangekondigd.

De beprijzing onder het EFSF zal beperkt worden verlaagd; in dat kader
zal de Griekse rente met één procentpunt omlaag gaan en wordt de
afbetaaltermijn van de Griekse schulden verlengd tot 7,5 jaar. Met deze
verlaging komt de rente onder de EU-programma’s dichter te liggen bij
de feitelijke rente die het IMF rekent. Er zal in alle gevallen een
adequate vergoeding voor risico dienen te resteren. De ministers van
Financiën zullen op basis van deze oriëntaties een nieuwe prijsformule
bepalen. Ook de Ierse minister-president vroeg om verlaging van de rente
op de leningen die Ierland zijn verstrekt. Besloten werd evenwel dat
hier nader overleg over zal worden gevoerd in de aanloop naar de ER van
24-25 maart a.s.

Tot slot vroegen de staatshoofden en regeringsleiders de ministers van
Financiën hun voorbereidende werkzaamheden voort te zetten ten aanzien
van het ESM en het EFSF. Het ESM moet uiteindelijk over een effectieve
leencapaciteit van 500 miljard euro kunnen beschikken, inclusief de nog
lopende leningen onder het EFSF. Tot de inwerkingtreding van het ESM zal
de effectieve leencapaciteit van het EFSF op het oorspronkelijk bedoelde
niveau van 440 miljard euro worden gebracht. Onder het ESM zal het IMF
nauw worden betrokken bij de analyse van de houdbaarheid van de schuld
en het ESM zal alleen onder een gezamenlijk IMF/EU programma lenen. ESM
en EFSF zullen vooral leningen verstrekken, maar mogen onder strikte
voorwaarden in het kader van de afgesproken programma’s ook
interventies doen in de primaire schuldenmarkt.

  Aangezien de ER reeds conclusies aannam over deze Mededeling (die op
d.d. 8 maart uitkwam), zal conform bestaande afspraken geen BNC-fiche
worden opgesteld.

 PAGE   7 

1