Toelichtende nota
Bijlage
Nummer: 2011D13506, datum: 2011-03-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Verdrag ter bevordering van de economische betrekkingen ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Denemarken (2011D13505)
Preview document (š origineel)
Verdrag ter bevordering van de economische betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Denemarken; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 166 en Trb. 2010, 121) Toelichtende nota ALGEMEEN Het onderhavige verdrag met Denemarken is op 10 september 2009 te Parijs tot stand gebracht. Het verdrag is supplementair aan het op dezelfde dag totstandgekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Denemarken inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen (Parijs, 10 september 2009; Trb. 2009, 165). Als dit belastinginformatieverdrag wordt opgezegd, wordt het onderhavige Verdrag ook beĆ«indigd. Het Verdrag heeft als doel de economische diversiteit van CuraƧao, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) te bevorderen. De goedkeuring wordt thans gevraagd voor CuraƧao, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Het Verdrag is tot stand gekomen na onderhandelingen tussen de fiscale autoriteiten van de Nederlandse Antillen en vertegenwoordigers van de āNordic Steering Group on exchange of informationā (NSG). De NSG is een project van de Ministers van FinanciĆ«n van de Noordse landen (Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden, met inbegrip van de Deense overzeese gebiedsdelen, de Faerƶer en Groenland). De primaire bedoeling van het project is dat de genoemde landen gezamenlijk in onderhandelingen treden met landen - in dit geval de voormalige Nederlandse Antillen - over verdragen inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen, de zogenaamde Tax Information Exchange Agreements (TIEAās). Onderdeel van het beleid in het kader van het NSG-project is om naast die belastinginformatieverdragen tevens verdragen ter bevordering van de economische betrekkingen met zoveel mogelijk verdragspartners aan te gaan. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Artikel 1 Begripsomschrijvingen Dit artikel bevat een omschrijving van de grondgebieden waarop het Verdrag van toepassing is. Tevens worden de competente autoriteiten van de verdragsluitende partijen gedefinieerd en wordt vastgelegd op welke ondernemingen (ālichamenā) het verdrag ziet. Artikel 2 Woonplaats In dit artikel wordt de fiscale woonplaats van een onderneming vastgesteld. Voor de toepassing van het Verdrag wordt een onderneming als inwoner van een van de Partijen aangemerkt indien deze onderneming ingevolge de wetgeving van die Partij aldaar belastingplichtig is op grond van zijn vestigingsplaats, verblijf, plaats van feitelijke leiding of een ander soortgelijke criterium. Lichamen die slechts beperkt aan belasting zijn onderworpen ter zake van inkomsten uit bronnen in die staat of van vermogen dat in die staat is gelegen, zijn uitgezonderd van de toepassing van dit Verdrag. In het tweede lid is bepaald dat, indien door de toepassing van het eerste lid een situatie van dubbele fiscale woonplaats ontstaat, de Partijen een inspanningsverplichting hebben om dit probleem in onderlinge overeenstemming regelen. De verdragspartijen sluiten voor toelichting op dit artikel aan bij het commentaar op het OESO-modelverdrag. Artikel 3 Inkomsten uit vaste inrichtingen Ter stimulering van de economische activiteiten van Deense ondernemingen in de Nederlandse Antillen, verleent Denemarken aan die ondernemingen een vrijstelling van de buitenlandse winst behaald met behulp van een vaste inrichting in de Nederlandse Antillen. Deze vrijstelling is onbeperkt, mits wordt voldaan aan de voorwaarde dat het grootste deel van de voordelen voortvloeit uit de in artikel 5 limitatief opgesomde (actieve) ondernemingsactiviteiten. Hiermee worden de doorstroomactiviteiten uitgesloten van de voordelen voorvloeiend uit dit Verdrag. De verdragspartijen sluiten voor de definitie van het begrip āvaste inrichtingā aan bij de definitie in het OESO-modelverdrag. De aan de vaste inrichting toe te rekenen voordelen worden vrijgesteld van belasting, mits het grootste deel van de voordelen (āthe greater part of the profitsā) wordt verkregen uit activiteiten als bedoeld in artikel 5. Met het grootste deel van de voordelen wordt bedoeld minimaal 50% van de opbrengsten verkregen uit activiteiten als bedoeld in artikel 5. Indien de vaste inrichting meerdere activiteiten verricht als bedoeld in artikel 5 zal de totale opbrengst van deze activiteiten als maatstaf worden gebruikt. Artikel 4 Dividenden Deense lichamen die 100% van de stemrechten hebben in een onderneming gevestigd in CuraƧao, Sint Maarten of het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) en waaruit zij dividenduitkeringen ontvangen, worden vrijgesteld van de Deense belastingen op die uitkeringen, indien het grootse deel van de voordelen verkregen is uit specifieke ondernemingsactiviteiten. Deze zijn limitatief opgesomd in artikel 5. Artikel 5 Activiteiten waarop dit Verdrag van toepassing is Voor de toepassing van de artikelen 3 en 4 worden de buitenlandse winst en de dividenduitkering uit hoofde van een buitenlandse deelneming vrijgesteld, voorzover deze grotendeels afkomstig zijn uit ondernemingsactiviteiten als genoemd in de onderdelen a tot en met g in het eerste lid. Het moet daarbij gaan om actief ondernemen; financieringsactiviteiten buiten de normale bedrijfsvoering zijn expliciet uitgezonderd. Het recht van een onderneming, met een fiscale woonplaats in Denemarken, om in CuraƧao, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) ondernemingsactiviteiten als genoemd in het eerste lid te ontplooien, is ter toetsing voorbehouden aan CuraƧao, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Artikel 6 Procedure voor onderling overleg Dit artikel schept de mogelijkheid van een procedure voor onderling overleg voor situaties waarin belastingplichtigen worden geconfronteerd met een belastingheffing in strijd met het Verdrag. In het eerste lid is bepaald dat de belastingplichtige, binnen een termijn van drie jaren nadat een dergelijke situatie is ontstaan, een verzoek kan indienen bij de competente autoriteit van de staat waarin hij inwoner is tot het opstarten van een onderlinge overlegprocedure. Bij een dergelijke procedure treden de competente autoriteiten van de beide Partijen in overleg om tot een gezamenlijke oplossing te komen, waarmee belastingheffing die niet in overeenstemming is met het onderliggende Verdrag, kan worden weggenomen. Het tweede lid geeft een inspanningsverplichting voor beide Partijen weer. Indien de bezwaren waaraan het verzoek ten grondslag ligt, gerechtvaardigd blijken te zijn en de aangezochte competente autoriteit niet in staat is zelf tot een bevredigende oplossing te komen, treedt hij in overleg met de competente autoriteit van de andere staat om tot een gezamenlijke oplossing te komen. De uitkomst van de onderlinge overlegprocedure dient te worden geĆÆmplementeerd. Doorgaans zal dit geschieden door middel van het aanbrengen van een correctie in de belastingaanslag. Indien op het moment dat een correctie wordt aangebracht de aanslag in CuraƧao, Sint Maarten of het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) al onherroepelijk vaststaat, zal het aanbrengen van een corresponderende correctie geschieden door een ambtshalve vermindering van de aanslag. Dit is vastgelegd in artikel 12 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (P.B. 2001, no. 89, zoals laatst gewijzigd bij Landsverordening van 17 december 2007, P.B. 2007, no. 110). Het derde lid geeft de inspanningsverplichting van beide Partijen weer om alle problemen die opkomen bij de interpretatie en de uitvoering van het Verdrag middels een onderlinge overlegprocedure op te lossen. In het vierde lid is bepaald dat de competente autoriteiten direct met elkaar in contact kunnen komen om tot een oplossing te komen als bedoeld in de voorgaande leden. Artikel 7 Duur Het Verdrag is aangegaan voor een periode van 10 jaren en kan bij onderling overleg tussen de competente autoriteiten van de beide staten worden verlengd. Een dergelijke verlenging komt neer op een verdrag dat op grond van artikel 7, onderdeel e, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring behoeft, behoudens het bepaalde in artikel 9, tweede lid, van de Rijkswet. Artikel 8 Inwerkingtreding Het Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand nadat beide Partijen elkaar schriftelijk, langs diplomatieke kanalen, hebben laten weten dat aan alle voorwaarden voor de inwerkingtreding is voldaan. Het Verdrag is van toepassing op inkomsten verdiend in enig fiscaal boekjaar op of na 1 januari van een kalenderjaar volgend op het jaar waarop het Verdrag in werking is getreden. Artikel 9 BeĆ«indiging Dit artikel regelt de opzegging van het Verdrag. Het Verdrag is supplementair aan het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Denemarken inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen (Parijs, 10 september 2009; Trb. 2009, 165). Indien dit belastinginformatieverdrag wordt beĆ«indigd, heeft dit ook consequenties voor het onderhavige Verdrag. In het tweede lid is bepaald dat op het moment dat het belastinginformatieverdrag wordt opgezegd, het onderliggende verdrag ook wordt beĆ«indigd. Het Verdrag kan zowel binnen de periode van 10 jaren als binnen een verlengd tijdvak, zoals genoemd in artikel 7 van het Verdrag, worden beĆ«indigd, mits de zesmaandsperiode in acht wordt genomen. KONINKRIJKSPOSITIE Het Verdrag zal voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, alleen gelden voor CuraƧao, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). De staatkundige hervorming - waarbij het land de Nederlandse Antillen is opgeheven, Bonaire, Sint Eustatius en Saba elk een openbaar lichaam van Nederland zijn geworden en CuraƧao en Sint Maarten de status van zelfstandig land binnen het Koninkrijk hebben verkregen - heeft geen gevolgen voor de status van verdragen die tussen de Nederlandse Antillen en derde landen gelden. De internationaalrechtelijke verplichtingen voortvloeiende uit de verdragen gaan van rechtswege over op de rechtsopvolgers van het land de Nederlandse Antillen, te weten de landen CuraƧao en Sint Maarten. Daarnaast blijft het Verdrag van toepassing op de het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN, PAGE 4 PAGE 1