Toelichtende nota
Bijlage
Nummer: 2011D15000, datum: 2011-03-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Wijziging overeenkomst t.b.v. de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Noorwegen tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting m.b.t. belastingen naar het inkomen (2011D14999)
Preview document (š origineel)
Protocol tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, met betrekking tot de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Noorwegen tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen ondertekend te Willemstad op 13 november 1989; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 162 en Trb. 2010, 74) Toelichtende nota Dit protocol strekt ertoe artikel 27 (uitwisseling van inlichtingen) van de op 13 november 1989 te Willemstad tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk van Noorwegen gesloten Verdrag tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen (Trb. 1990, 4) te wijzigen. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Artikel 1 Artikel 27 Uitwisseling van inlichtingen Het bestaande artikel 27 van het Verdrag wordt aangepast conform de laatst herziene versie van het daarmee corresponderende artikel in het OESO āModel Tax Convention on Income and Capitalā (artikel 26). Dit OESO-artikel is in juli 2005 herzien om de mogelijkheden tot internationale informatie-uitwisseling te verruimen alsmede om aansluiting te zoeken met het eerder verschenen OESO āModel Agreement on Exchange of Information on Tax Mattersā dat een grotere reikwijdte tot uitwisseling van inlichtingen kent. De belangrijkste wijzigingen zijn de uitbreiding van het bereik van het inlichtingenartikel, welke niet is gelimiteerd tot de in het artikel 2 van het Verdrag opgesomde belastingen, en de opname van de leden 4 en 5 waarin is bepaald dat een aangezochte staat informatieverstrekking niet kan weigeren op grond van het feit dat deze staat geen eigen heffingsbelang heeft (ādomestic interestā) bij dergelijke informatie of vanwege de aanwezigheid van een nationaal bankgeheim. In afwijking van het OESO-modelverdrag, is op verzoek van de voormalige Nederlandse Antillen, in het tweede lid het woord āgeheimā vervangen door āvertrouwelijkā in navolging van de gebruikelijke bewoordingen in de verschillende informatieuitwisselingsverdragen (TIEAās) die ten behoeve van de Nederlandse Antillen op dat moment werden gesloten. Hiermee is echter geen inhoudelijke afwijking beoogd. Noorwegen is lid van de Raad van Europa en partij bij het gegevensbeschermingsverdrag van de Raad van Europa. Het beschermingsniveau voor persoonsgegevens verstrekt aan Noorwegen wordt bepaald door het genoemde Raad van Europa verdrag. In het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) wordt het beschermingsniveau voor persoonsgegevens geregeld door de Wet bescherming persoonsgegevens BES (Stb. 349). De Wet bescherming persoonsgegevens BES geldt weliswaar niet voor CuraƧao en Sint Maarten, maar gesteld kan worden dat het beschermingsniveau ten aanzien van door Noorwegen verstrekte persoonsgegevens op CuraƧao en Sint Maarten adequaat is gewaarborgd. In het tweede lid is verder op verzoek van het Koninkrijk Noorwegen, een slotzin toegevoegd, die in het OESO-commentaar wordt aangedragen in gevallen waarbij de verdragsluitende partijen het wenselijk achten dat de aangezochte informatie ook mag worden gebruikt voor andere doeleinden. Hiermee wordt getracht, binnen de marges van de wetten en verdragen, een zo breed mogelijk informatie-uitwisseling met Noorwegen tot stand te brengen. In de praktijk kan met deze uitbreiding gedacht worden aan gevallen waarbij de verdragsluitende partijen de informatie zouden willen gebruiken voor het tegengaan van witwaspraktijken, corruptie en terrorisme- financiering. Op grond van artikel 65, vierde lid van de Algemene landsverordening Landsbelastingen kan immers toestemming worden verleend aan de bevoegde autoriteit van het verzoekende land om de verstrekte inlichtingen te gebruiken ten behoeve van een onderzoek naar strafbare feiten. Voor de duidelijkheid wordt hier tenslotte opgemerkt dat bedoelde toevoeging geenszins dient te worden opgevat als vrijbrief voor de verdragsluitende partijen voor het doorgeven van onder het Verdrag verkregen informatie aan landen die niet aan dit Verdrag gebonden zijn. Ten aanzien van het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) kan het navolgende worden opgemerkt. Sinds 1 januari 2011 is een nieuw fiscaal stelsel van toepassing in het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). In dit nieuwe stelsel is de traditionele Nederlands-Antilliaanse winstbelasting vervangen door de vastgoedbelasting en de opbrengstbelasting. Deze heffingen komen niet alleen in de plaats van de in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van het Verdrag opgesomde belastingen, maar zijn tevens te beschouwen als āin wezen gelijksoortige belastingen' die na de datum van ondertekening van dit Verdrag zullen worden geheven. In de nota naar aanleiding van het verslag bij de Belastingwet BES is het voorgaande duidelijk verwoord, alwaar is gesteld dat ā (ā¦) In het voorgestelde fiscale stelsel voor de BES-eilanden (ā¦) de door (ā¦) lichamen behaalde winst niet meer via een traditionele winstbelasting in de belastingheffing (wordt) betrokken. In plaats daarvan wordt (ā¦) de door lichamen behaalde winst forfaitair belast via de vastgoedbelasting en, bij uitdeling, via de opbrengstbelasting. De opbrengstbelasting beoogt alle door lichamen behaalde winst op enig moment te belasten, hetzij bij uitdeling hetzij bij het eindigen van de belastingplicht op de BES-eilanden, door middel van een eindafrekeningsverplichting (ā¦)ā. Dit betekent dat dit Verdrag in de nieuwe staatkundige verhouding in ieder geval van toepassing zal zijn op de inkomstenbelasting, loonbelasting, vastgoedbelasting en opbrengstbelasting die in het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) zullen worden geheven. Artikel 2 Inwerkingtreding Dit artikel regelt de inwerkingtreding van het Protocol. In het eerste lid is bepaald dat het Protocol in werking treedt nadat beide partijen elkaar schriftelijk, via diplomatieke kanalen, hebben laten weten dat aan alle voorwaarden voor de inwerkingtreding zijn voldaan. In het tweede lid is bepaald dat het Protocol in werking treedt op de eerste dag van de derde maand na de datum van ontvangst van de laatste van de in het eerste lid bedoelde kennisgevingen. De bepalingen van dit Protocol zijn van toepassing op inlichtingen die dateren van voor de inwerkingtreding van dit Protocol. KONINKRIJKSPOSITIE Het Verdrag zal voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, alleen gelden voor CuraƧao, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). De staatkundige hervorming - waarbij het land de Nederlandse Antillen is opgeheven, Bonaire, Sint Eustatius en Saba elk een openbaar lichaam van Nederland zijn geworden en CuraƧao en Sint Maarten de status van zelfstandig land binnen het Koninkrijk hebben verkregen - heeft geen gevolgen voor de status van verdragen die tussen de Nederlandse Antillen en derde landen zijn gesloten. De internationaalrechtelijke verplichtingen voortvloeiende uit de verdragen gaan van rechtswege over op de rechtsopvolgers van het land de Nederlandse Antillen, te weten de landen CuraƧao en Sint Maarten. Daarnaast blijft het Verdrag van toepassing op het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) . DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN, Het op 28 januari 1981 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens (Trb. 1988, 7 en laatstelijk Trb. 2004, 287). Kamerstukken II 2009/10, 32 189, nr. 7, blz. 26. PAGE 3 PAGE 1