Nader rapport
Bijlage
Nummer: 2011D15002, datum: 2011-03-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Wijziging overeenkomst t.b.v. de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Noorwegen tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting m.b.t. belastingen naar het inkomen (2011D14999)
Preview document (๐ origineel)
Afdeling Verdragen DJZ/VE-194/11 AAN DE KONINGIN Protocol tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Noorwegen tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, met betrekking tot de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Noorwegen tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen ondertekend te Willemstad op 13 november 1989; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 162 en Trb. 2010, 74) โs-Gravenhage, 4 maart 2011 Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 15 februari 2010, nr. 10.000379, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk haar advies inzake het bovenvermelde Verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 8 april 2010, nr. W02.10.0046/II/K, bied ik U hierbij aan. 1. Staatkundige hervorming Koninkrijk De Raad heeft opgemerkt dat in de toelichtende nota geen aandacht is besteed aan de gevolgen van de invoering van de nieuwe BES-belastingwetgeving voor de toepassing van het Verdrag met betrekking tot het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Naar aanleiding hiervan is de toelichting op artikel 1 aangepast. Daarnaast heeft de Raad erop gewezen dat bepaalde in het Caribische deel van Nederland gevestigde lichamen fictief in Nederland zijn gevestigd en worden onderworpen aan de dividend- en vennootschapsbelasting. Vervolgens vraagt de Raad om aan te geven welk informatie-uitwisselingsverdrag op de desbetreffende lichamen van toepassing zal zijn. Hierbij kan opgemerkt worden dat in de relatie tussen Nederland en Noorwegen een overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting (hierna: verdrag Nederland - Noorwegen) (Trb. 1990, 30) geldt. Het verdrag Nederland - Noorwegen bevat in artikel 27 een bepaling inzake informatie-uitwisseling. De vraag kan rijzen wat de verhouding is tussen het onderhavige Verdrag en het verdrag Nederland - Noorwegen. Deze vraag is in het bijzonder relevant indien sprake is van een lichaam dat op grond van artikel 5.2 van de Belastingwet BES voor de toepassing van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet op de dividendbelasting 1965 fictief in Nederland is gevestigd. Twee deelsituaties kunnen worden onderscheiden. Indien Noorwegen een verzoek doet met betrekking tot de uitvoering van de Noorse belastingwetgeving kan zowel op grond van het onderhavige Verdrag als het verdrag Nederland -Noorwegen bijstand verleend worden door Nederland. Indien de Nederlandse belastingdienst ten behoeve van de vennootschapsbelastingheffing informatie wil opvragen bij de Noorse belastingdienst, zal Nederland in ieder geval een informatieverzoek kunnen doen op basis van het verdrag Nederland - Noorwegen. Op grond van artikel 2, achtste lid, Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is het desbetreffende lichaam immers onderworpen aan Nederlandse vennootschapsbelasting en wordt behandeld als binnenlands belastingplichtige. 2. Modelverdrag De toelichting op artikel 1 is aangevuld, in aanmerking genomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad. 3. Informatie van derdelanden De toelichting op artikel 1 is aangevuld, in aanmerking genomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad. 4. Inwerkingtreding De toelichting op artikel 2 is aangepast, in aanmerking genomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad. 5. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om enkele redactionele verbeteringen aan te brengen. Ik moge U verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en tevens over te leggen aan de Staten van Curaรงao en van Sint Maarten. De Minister van Buitenlandse Zaken,