Bijlage bij het meerjarig Financieel Kader van de EU vanaf 2014
Bijlage
Nummer: 2011D15675, datum: 2011-03-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Meerjarig Financieel Kader van de EU vanaf 2014 (2011D15674)
Preview document (🔗 origineel)
BIJLAGE – Meerjarig Financieel Kader van de EU vanaf 2014
Meerjarig Financieel Kader
Het Meerjarig Financieel Kader (MFK) vormt voor een periode van ten
minste vijf jaar het kader voor de jaarlijkse begrotingen van de EU.
De EU-begroting kent vastleggingskredieten en betalingskredieten.
Vastleggingskredieten geven de bovengrens aan voor de uitgaven waartoe
de EU zich in de loop van de jaren kan verplichten. Betalingskredieten
maken het mogelijk verplichtingen uit het lopende en eerdere jaren na te
komen. Het MFK stelt de jaarlijkse plafonds voor beide vast, waarbij er
ook per uitgavencategorie plafonds zijn vastgesteld voor de
vastleggingskredieten. De middelen in het huidige MFK worden verdeeld
over zeven categorieën, waarvan de grootste het Cohesiebeleid
(categorie 1b; 36% van het huidige MFK) en Landbouw en natuurbeheer
(categorie 2; 43%) zijn. In onderstaande tabel is het huidige MFK
(Financiële Perspectieven voor de periode 2007-2013) weergegeven.
De omvang van de EU-begroting is in 2011 in betalingskredieten € 126,5
miljard en in vastleggingskredieten € 141,9 miljard.
De Raad stelt het MFK met eenparigheid van stemmen vast, na goedkeuring
van het EP, dat zich uitspreekt met een meerderheid van zijn leden
(artikel 312 VWEU). Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon
en het nieuwe artikel 312 is de rol van het EP bij de besluitvorming
over het MFK geformaliseerd.
Tabel: De FINANCIELE PERSPECTIEVEN 2007–2013 (in miljoenen euro, in
lopende prijzen).
Vastleggingskredieten 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 totaal
07–13
1 Duurzame groei 53 979 57 653 61.696 63.555
63.974 66.967 69.957 437.778
1a. Concurrentievermogen 8 918 10 386 13.269
14.167 12 987 14 203 15 433 89.363
1b. Cohesie 45 061 47 267 48.427 49.388
50.987 52.761 54.524 348.415
2 Landbouw en Natuurbeheer 55 143 59 193 56.333
59.955 63.338 60 810 61 289 413.061
waarvan: directe steun en marktmaatregelen 45 759 46 217
46 679 47 146 47 617 48 093 48 574 330 085
3. Burgerschap, vrijheid, veiligheid & recht 1 273 1 362
1.518 1 693 1 889 2 105 2 376 12.216
3a. Vrijheid, veiligheid en recht 637 747
867 1 025 1 206 1 406 1 661 7.549
3b. Burgerschap 636 615 651
668 683 699 715
4.667
4 Extern beleid 6 578 7 002 7 440 7 893 8 430
8 997 9 595 55 935
5 Administratieve uitgaven 7 039 7 380 7.525
7.882 8 334 8 670 9 095 56.925
6 Compensatie 445 207 210
- - - -
862
Totaal vastleggingskredieten 124 457 132 797 134.722
140.978 142.965 147.546 152.312 975.777
Vastleggingskredieten als % BNI 1,02% 1,08% 1,16% 1,18% 1,16% 1,15%
1,14% 1,13%
Totaal betalingskredieten 122 190 129 681 120.445
134.289 134.280 141.360 143.331 925.576
Betalingskredieten als % EU-BNI 1,00% 1,05% 1,04% 1,12% 1,09% 1,10%
1,07% 1,07%
Uitgaven EU-begroting 2009
Eigen Middelen Besluit
Daar waar het MFK de uitgavenkant van de begroting van de EU vastlegt,
regelt het Eigen Middelen Besluit (EMB) de inkomstenkant. Op dit moment
bestaan de inkomsten van de EU uit de traditionele eigen middelen
(douaneheffingen en landbouwheffingen, ca. 14% van de inkomsten),
BTW-afdrachten (ca. 15% van de inkomsten) en afdrachten op basis van het
Bruto Nationaal Inkomen van lidstaten (ca. 65% van de inkomsten). Het
EMB bepaalt dat de EU jaarlijks maximaal 1,23% van het EU BNI aan eigen
middelen kan hebben (betalingskredieten). Het EMB legt ook de kortingen
vast die sommige lidstaten (waaronder Nederland) op hun EU-afdrachten
hebben.
Het EMB, het MFK en de jaarlijkse EU-begroting kunnen worden gezien als
drie concentrische schillen. Het EMB (de buitenste schil) bepaalt over
hoeveel middelen de EU maximaal kan beschikken. Het MFK (de middelste
schil) moet daarbinnen vallen en stelt uitgavenplafonds vast voor de
jaarlijkse begroting (de binnenste schil). De uiteindelijke afdrachten
van de lidstaten worden vastgesteld aan de hand van de voor de
jaarlijkse begroting benodigde betalingen.
De Raad stelt het EMB vast met eenparigheid van stemmen, na raadpleging
van het EP (artikel 311 VWEU). Het EMB dient geratificeerd te worden
door alle nationale parlementen.
Ontvangsten EU begroting 2009
Netto-positie
De netto-positie van een lidstaat wordt berekend door alle inkomsten uit
de EU-begroting te nemen en daarvan de afdrachten aan de EU-begroting af
te trekken. Volgens deze methode was Nederland in 2009 (meest recente
beschikbare cijfers) de grootste nettobetaler gemeten als percentage van
het BNI (-0,65%). De Commissie corrigeert bij de berekening van de
netto-positie echter voor twee factoren. De Commissie rekent de
afdrachten van de traditionele eigen middelen niet mee, net zo min als
de inkomsten die lidstaten ontvangen doordat EU-instellingen een zetel
hebben op hun grondgebied. Na deze correcties is Nederland de tweede
nettobetaler in % BNI (-0,36%), na België.
De Nederlandse afdrachten bedroegen in 2009 € 5,5 miljard. Daarbij is
rekening gehouden met de afdrachtenkorting van ca. € 1 miljard per
jaar die Nederland in de huidige MFK-periode ontvangt. Deze korting
vervalt in 2014. De Nederlandse ontvangsten uit de EU-begroting
bedroegen in 2009 € 1,85 miljard.
Ter illustratie van deze ontvangsten volgt hieronder een analyse van de
samenstelling van de Nederlandse ontvangsten in 2009 en de mate waarin
Nederland weet te profiteren.
Hoe ziet de samenstelling van de Nederlandse ontvangsten eruit…
… en wat krijgt Nederland terug voor iedere euro aan afdrachten per
uitgaven categorie?