[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Uitgangspuntennotitie groot project RAAM

Bijlage

Nummer: 2011D16715, datum: 2011-03-31, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Aanbieding uitgangspuntennotitie groot project RAAM - verzoek reactie (2010D22665)

Preview document (🔗 origineel)


Uitgangspuntennotitie groot project Randstadbesluiten
Amsterdam-Almere-Markermeer (31089, nr. 57)

1.	Inleiding

Op voorstel van de commissie voor Verkeer en Waterstaat heeft de Kamer
op 18 februari 2010 besloten de Randstadbesluiten
Amsterdam-Almere-Markermeer (RAAM) aan te wijzen als groot project, in
de zin van de Regeling grote projecten. Aanwijzing van een groot project
is een signaal van de Kamer aan het kabinet en aan haarzelf dat, in
afwijking van de normale controle- en informatieprocedures, een verhoogd
attentieniveau gewenst is, vanwege te verwachten risico’s en
complicaties. Het schept de mogelijkheid om tot een intensievere en/of
meer toegesneden informatievoorziening te komen over de voortgang van de
Randstadbesluiten Amsterdam-Almere-Markermeer (RAAM).

Met de aanwijzing van een groot project geeft de Kamer geen politiek
oordeel over het beleid, zij stelt ook de projecten of besluiten van
RAAM niet ter discussie. De Kamer formuleert slechts haar wensen omtrent
de informatievoorziening over de RAAM-projecten, zodat de Kamer haar
controlerende taak goed kan vervullen.

Conform de Regeling grote projecten is de vaste commissie Verkeer en
Waterstaat na het besluit van de Kamer aan de slag gegaan met het
opstellen van deze uitgangspuntennotitie. De notitie is opgesteld door
rapporteur Linhard (PvdA) met ondersteuning van de staf van de commissie
en het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven. Daarna is de notitie
vastgesteld in de procedurevergadering van 12 mei 2010.

Het kabinet wordt gevraagd de Kamer direct na het Zomerreces van de
Kamer in 2010 een schriftelijke reactie te doen toekomen op de
uitgangspuntennotitie. Naar aanleiding van die reactie zal een overleg
worden georganiseerd tussen de vaste commissie Verkeer en Waterstaat en
de verantwoordelijke ministers uit het kabinet, waarna het kabinet zal
worden gevraagd een basisrapportage op te stellen conform de besproken
uitgangspunten.

1.1 	Voorgeschiedenis

De ministers van VenW, VROM, LNV en de staatssecretaris van VenW hebben
de Kamer op 6 november 2009 een brief gestuurd over de
Randstad-besluiten Amsterdam-Almere-Markermeer. In de RAAM-brief maakt
het kabinet duidelijk dat, om de doelstelling om van de Noordelijke
Randstad een topregio te maken te kunnen realiseren, verschillende
deelprojecten moeten worden uitgevoerd. Deze projecten zijn van elkaar
afhankelijk en er zijn meerdere (publieke en private) partijen betrokken
bij de realisatie, daarom kiest het kabinet voor een integrale,
gebiedsgerichte aanpak. 

Alhoewel sprake is van een integrale aanpak, wordt de Kamer niet
vanzelfsprekend integraal geïnformeerd. Tijdens het algemeen overleg
dat de commissie Verkeer en Waterstaat op 18 november 2009 voerde over
de RAAM-brief, heeft de PvdA-fractie daarom aangegeven dat zij vindt dat
de integrale benadering van de RAAM-projecten verder kan en moet worden
verstevigd door de vijf projecten de status van een groot project te
geven. Dit in verband met de kansen die de integrale gebiedsontwikkeling
biedt en in verband met de bijzondere effecten die de bundeling van de
kennisagenda's van de verschillende ministeries kan hebben. De groot
project status kan voorzien in periodieke en meer toegesneden informatie
over het RAAM-project als geheel (i.p.v. niet toegesneden informatie
over de deelprojecten). Dat doet recht aan de integrale aanpak van het
kabinet.

Een voorstel van de PvdA-fractie om de Kamer te verzoeken de
RAAM-projecten de groot project status te verlenen, is vervolgens
besproken en aangenomen in de commissie Verkeer en Waterstaat. De
commissie Verkeer en Waterstaat heeft daarna advies gevraagd aan de
commissie voor Rijksuitgaven. Na ommekomst van dit – positieve –
advies heeft de commissie Verkeer en Waterstaat de Kamer het voorstel
gedaan de groot project status te verlenen (31089, nr. 70). De Kamer
heeft conform dit voorstel besloten op 18 februari 2010.

1.2	Randvoorwaarden voor invulling van de groot projectstatus

Het centrale uitgangspunt bij de vormgeving van de informatievoorziening
over het groot project RAAM is uiteraard dat de Kamer die informatie
ontvangt die zij wil ontvangen en op de wijze waarop zij dat wil. In
deze uitgangspuntennotitie wordt geschetst om welke informatie dat moet
gaan en hoe deze informatie de Kamer bereikt.

De Regeling grote projecten (bijlage bij het Reglement van Orde)
schrijft een aantal onderwerpen voor dat in ieder geval in de
uitgangspuntennotitie aan bod behoort te komen (artikel 9):

de duur van de grootprojectstatus;

de verwerking van het project in de Rijksbegroting;

aanwijzingen over de inrichting van de voortgangsrapportages (voor zover
afwijkend van of aanvullend op hetgeen in artikel 12 is bepaald);

aanwijzingen over de op te stellen accountantsrapporten (voor zover
afwijkend van of  aanvullend op hetgeen in artikel 13 is bepaald);

frequentie en verschijningstijdstip van voortgangsrapportages en
accountantsrapporten.

In deze uitgangspuntennotitie zal nader op deze punten worden ingegaan.

1.3	Opzet van de uitgangspuntennotitie

In paragraaf 2 worden de uitgangspunten geschetst voor de kwaliteit van
de informatie die de Kamer periodiek wil ontvangen over de
Randstadbesluiten Amsterdam-Almere-Markermeer.

In paragraaf 3 worden enkele procedurele uitgangspunten van de Kamer
geschetst voor de invulling van de groot projectstatus van de
Randstadbesluiten Amsterdam-Almere-Markermeer.

In paragraaf 4 worden de uitgangspunten geschetst voor de
niet-financiële informatievoorziening aan de Kamer in het kader van het
groot project Randstadbesluiten Amsterdam-Almere-Markermeer. Centraal
staat daarbij dat deze informatie logisch en consistent aansluit bij de
doelen die de projecten beogen te realiseren.

In paragraaf 5 worden de uitgangspunten geschetst voor de financiële
informatievoorziening aan de Kamer in het kader van het groot project
Randstadbesluiten Amsterdam-Almere-Markermeer.

2.	Uitgangspunten kwaliteit van de informatievoorziening

2.1	Algemene kwaliteitseisen voor de informatievoorziening

Hieronder volgt een aantal algemene uitgangspunten voor de kwaliteit van
de informatievoorziening over het groot project RAAM:

Actualiteit: de geleverde voortgangsinformatie moet actueel zijn. Dit
betekent concreet dat de informatie in de voortgangsrapportage inzicht
geeft in de resultaten die in het voorafgaande  half jaar zijn bereikt.
Dit betekent dat er voldoende tijd moet zijn om informatie te verzamelen
en te ontsluiten. Hiermee zal rekening worden gehouden door de gewenste
verschijningsmomenten voor de voortgangsrapportages. Dit betekent echter
ook dat alleen onder zwaarwegende omstandigheden, tijdelijk en met
expliciete instemming vooraf van de Kamer van deze actualiteitseis kan
worden afgeweken.

Tijdigheid: de voortgangsinformatie moet op tijd beschikbaar zijn, dat
wil zeggen op een moment dat eventuele bijsturing in het licht van de
doelstellingen mogelijk is. Dit betekent dat de informatie uit de
voortgangsrapportages logisch gekoppeld moet worden aan de beschikbare
beïnvloedingsmomenten. Daarbij wordt in ieder geval gedacht aan de
behandeling van de Rijksbegroting en de Voorjaarsnota. 

Consistentie: de voortgangsinformatie moet in de tijd vergelijkbaar zijn
en aansluiten bij de wijze waarop het beleid/de doelstellingen zijn
gedefinieerd. Dit betekent dat de informatie in de voortgangsrapportages
logisch aan moet sluiten bij de geformuleerde doelstellingen en dat de
doelstellingen en gebruikte indicatoren gedurende de looptijd gelijk
blijven. Als toch sprake is van aanpassingen van doelstellingen of
indicatoren, dan wordt daarover vooraf met de Kamer overlegd.

Volledigheid: de voortgangsinformatie dient het beleidsterrein van het
groot project in voldoende mate af te dekken.

Juistheid: de voortgangsinformatie is betrouwbaar en valide. De
informatie in de voortgangsrapportages moet uiteraard kloppen. Hiervoor
zullen waarborgen moeten worden getroffen door het kabinet, bijvoorbeeld
door de informatie die de andere betrokken actoren aan leveren van
waarborgen voor de juistheid te voorzien.

Verder worden voor de waarborging van de juistheid van de informatie de
aanwijzingen voor het accountantsrapport gevolgd, zoals die in de
Regeling grote projecten is voorgeschreven (artikel 13):

“1. Bij voortgangsrapportages wordt periodiek, op basis van een nader
te bepalen frequentie, doch ten minste één maal per jaar, een
accountantsrapport gevoegd met een oordeel over de kwaliteit en
volledigheid van de financiële en niet-financiële informatie in de
voortgangsrapportage en over de beheersing en het beheer van het
project.

2. Bij de beoordeling van de beheersing en het beheer van het project
wordt in het bijzonder gekeken naar de toereikendheid van de
projectorganisatie, de kwaliteit van de bestuurlijke
informatievoorziening, de werking van de administratieve organisatie en
de werking van het systeem van interne controle.

3. Het accountantsrapport wordt opgesteld door de departementale
auditdienst of door een openbaar accountantskantoor. 

4. Het accountantsrapport wordt als afzonderlijk document aan de Tweede
Kamer gezonden, uiterlijk twee weken na verschijning van de
voortgangsrapportage waarop het accountantsrapport betrekking heeft.”

Voor elk van deze kwalitatieve uitgangspunten dient het kabinet in de
basisrapportage aan te geven hoe het hier invulling aan geeft.

2.2	Algemene vormgeving rapportages

Een ander centraal uitgangspunt bij de vormgeving van de
informatievoorziening richting de Kamer over de voortgang bij het groot
project RAAM, is dat deze informatie op een heldere, eenduidige én
compacte wijze wordt vorm gegeven. Dit betekent concreet dat er gezocht
moet worden naar een goede balans tussen de gewenste informatiedichtheid
enerzijds en omvang anderzijds. Om dit te bewerkstelligen kan
bijvoorbeeld goed gebruik worden gemaakt van figuren en tabellen, die
slechts een korte toelichting behoeven. Op deze manier worden ook de
‘administratieve lasten’ voor de Kamer en de betrokken ministeries
en mede-overheden beperkt. 

2.3	Oordelen en beleidsconclusies in de rapportages

Uitgangspunt is dat het kabinet de voortgangsinformatie voorziet van
oordeel in algemene zin; hoe staat het met het groot project RAAM en in
hoeverre draagt de realisatie van het groot project bij aan de doelen
die met het project worden beoogd?

Daarbij hoort ook dat hij de individuele gegevens die hij presenteert,
indien van toepassing, voorziet van een analyse en een oordeel,
bijvoorbeeld als de prestaties achterblijven bij de planning of daarop
vooruit lopen; wat is de oorzaak van de ontstane situatie en wat gaan we
daar aan doen? Het gaat dan om het benoemen van de knelpunten en
mogelijke oplossingen.

In deze gelden de aanwijzingen voor de voortgangsrapportage van artikel
12 lid 1 van de Regeling grote projecten:

De informatie in de voortgangsrapportage is, indien en voor zover van
toepassing, gericht op:

de ontwikkelingen van de doelstelling(en) van het project ten opzichte
van de basisrapportage; 

eventuele veranderingen in de voorziene (besluitvormings)procedure van
het groot project en de betrokkenheid van de Tweede Kamer daarbij;

eventuele veranderingen in de reikwijdte van het project;

de ontwikkeling van de planning van het project;

de ontwikkeling van de financiën van het project;

de ontwikkelingen met betrekking tot de aan het project
verbondenrisico’s;

de wijze waarop het project wordt beheerst en beheerd;

alle overige informatie die het project raakt, middellijk en
onmiddellijk, en waarvan redelijkerwijs kan worden verondersteld dat
deze informatie noodzakelijk is voor de uitoefening van de controlerende
taak van de Tweede Kamer.

3.	Procedurele uitgangspunten

3.1 	De duur van de grootprojectstatus

Artikel 11 van de Regeling grote projecten (actualiseren van afspraken
en basisrapportage) stelt dat bij een groot project de volgende fasen
van toepassing kunnen zijn: 

  HYPERLINK
"http://lexius.nl/regeling-grote-projecten/artikel11/onderdeel1/suba" \o
""  a.  initiatieffase; 

  HYPERLINK
"http://lexius.nl/regeling-grote-projecten/artikel11/onderdeel1/subb" \o
""  b.  uitwerkingsfase; 

  HYPERLINK
"http://lexius.nl/regeling-grote-projecten/artikel11/onderdeel1/subc" \o
""  c.  uitvoeringsfase; 

  HYPERLINK
"http://lexius.nl/regeling-grote-projecten/artikel11/onderdeel1/subd" \o
""  d.  realisatie-/exploitatiefase. 

De initiatieffase en de uitwerkingsfase beslaan het
besluitvormingstraject van een groot project; de uitvoeringsfase en de
realisatie-/exploitatiefase beslaan het realisatietraject.

 

Voor elk van deze fasen kunnen nadere of specifieke eisen gesteld worden
aan de informatievoorziening van het groot project. Ook kunnen in elk
van deze fasen specifieke eisen gesteld worden aan de te volgen
procedure. Indien een groot project wordt aangewezen in de
initiatieffase of de uitwerkingsfase, kunnen de te maken afspraken en de
op te stellen basisrapportage worden aangepast aan de mate van
concreetheid die het project dan kent. Zodra een project van de
initiatieffase overgaat naar uitwerkingsfase en/of wanneer een project
overgaat van de uitwerkingsfase naar de uitvoeringsfase kunnen de
gemaakte afspraken en de basisrapportage worden geactualiseerd en
zonodig worden aangepast of uitgebreid. 

In het licht van hetgeen in artikel 11 van de Regeling is gesteld, is
het verstandig de groot project status voorlopig van toepassing te laten
zijn op het besluitvormingstraject (initiatieffase en uitwerkingsfase).
In de RAAM-brief is een zogenaamde ‘dienstregeling’ opgenomen
(p.53), waaruit blijkt dat de presentatie van de concept
rijksstructuurvisie voorzien is voor 2012. In 2012 moeten ook de
resultaten bekend zijn van de werkmaatschappij die werkt aan de
kostenbatenoptimalisatie van Almere 2.0. Die resultaten bieden de basis
voor een verdere keuze over de invulling van de schaalsprong Almere en
de haalbaarheid van de IJmeerlijn.

Hiernaast is in het IAK op p. 24 een dienstregeling opgenomen voor de
concretisering van Almere 2.0 als onderdeel van de RAAM-brief. Daaruit
blijkt dat voor 2012 ook een actualisering van het financieel kader is
voorzien. Ook worden in 2012 van de andere werkmaatschappijen
operationele plannen verwacht en zouden vorderingen moeten zijn gemaakt
in de besluitvorming rondom de sprong in het groen-blauwe systeem
(ecologisch) en de sprong in het bereikbaarheidssysteem (OV-SAAL) en de
sociale agenda. Zie voor een nadere toelichting paragraaf 4.1 en 4.2 van
deze notitie. 

De vaste commissie Verkeer en Waterstaat wil daarom dat de
informatievoorziening door het kabinet aan de Kamer in het eerste deel
van het besluitvormingstraject zich met name richt op 2012, het jaar van
de totstandkoming van de concept rijksstructuurvisie en de resultaten
van de kostenbatenoptimalisatie Almere 2.0. Na het verschijnen van de
concept rijksstructuurvisie, de resultaten van de
kostenbatenoptimalisatie Almere 2.0 en de andere resultaten die in 2012
worden verwacht, kunnen de groot project status en de afspraken over
informatievoorziening opnieuw worden bezien. 

3.2 	Periodiciteit en verschijningsmoment voortgangsrapportages

De Kamer wenst tweemaal per jaar een voortgangsrapportage over het groot
project RAAM te ontvangen. 

De voortgangsrapportages van het groot project RAAM moeten jaarlijks
verschijnen vóór 1 april en 1 oktober. De voortgangsrapportage die
verschijnt voor 1 april heeft betrekking op de rapportageperiode 1 juli
t/m 31 december van het voorgaande jaar. De voortgangsrapportage die
verschijnt voor 1 oktober heeft betrekking op de rapportageperiode 1
januari t/m 30 juni van hetzelfde jaar.

De voortgangsrapportages worden daarbij minimaal eenmaal per jaar
voorzien van de voorgeschreven accountantsverklaring. De eerste
voortgangsrapportage zal naar de Kamer worden gezonden voor 1 april 2011
en beslaat de rapportageperiode 1 juli 2010 t/m 31 december 2010.

4.	Uitgangspunten voor de niet-financiële informatievoorziening aan de
Kamer

Bij de benoeming van RAAM tot groot project door de Tweede Kamer is
aangegeven dat een nadere afbakening moet worden gemaakt van de
rijksverantwoordelijkheid met betrekking tot het groot project. De
commissie voor de Rijksuitgaven schreef daarover in haar advies over het
verlenen van de groot project status:

“Verder stelt de commissie voor de Rijksuitgaven vast dat de minister
van Verkeer en Waterstaat over grote delen van dit project geen directe
verantwoordelijkheid heeft. Die ligt bij decentrale overheden en private
partijen. De commissie voor de Rijksuitgaven adviseert daarom bij het
opstellen van de uitgangspuntennotitie en het daaropvolgende overleg met
de

minister van Verkeer en Waterstaat in te gaan op de grenzen van de
rijksverantwoordelijkheid bij de RAAM-projecten. Zo wordt vooraf
duidelijk over welke aspecten de Tweede Kamer ingelicht dient te worden
en op welke verantwoordelijkheden de minister kan worden
aangesproken.”

4.1 	Afbakening informatiebehoefte

Het is uiteindelijk aan het kabinet om in de basisrapportage aan te
geven wat de precieze scope van het groot project is en wat daarbinnen
de rijksverantwoordelijkheid is.

De commissie doet echter in deze uitgangspuntennotitie ook zelf een
voorstel voor de afbakening van de informatiebehoefte. Daarvoor is het
nodig in samenhang te kijken naar de doelstellingen, projecten en
maatregelen van de RAAM-projecten.

In de RAAM-brief en het IAK zijn de doelstellingen geformuleerd (de
drievoudige schaalsprong) en de 5 projecten beschreven die worden
uitgevoerd om deze doelstelling te realiseren (schaalsprong Almere, OV
SAAL, verbetering ecologische kwaliteit Markermeer/IJmeer, ontwikkeling
luchthaven Lelystad, bereikbaarheid Almere – ’t Gooi – Utrecht).
Het besluit van de Tweede Kamer om de RAAM-projecten aan te wijzen tot
groot project is gebaseerd op deze 5 projecten. Daarnaast wordt in het
IAK een aantal ontwikkelingen genoemd die basisvoorwaarde zijn voor
“een volwaardige en evenwichtige ontwikkeling van Almere als vitale
stad in het stedelijke netwerk van de Noordvleugel”. Het gaat om
ontwikkelingen op het gebied van onderwijs, cultuur, sport, economie en
werkgelegenheid, et cetera. Overigens is uit recent onderzoek (Atlas
voor Gemeenten 2010) duidelijk geworden dat deze sociaaleconomische
ontwikkelingen van groot belang zijn voor groeisteden als Almere om de
risico’s van krimp het hoofd te kunnen bieden.

In feite is dus sprake van een (gedeelde) verantwoordelijkheid om een
vijftal projecten te realiseren, met inachtneming van een aantal
sociaaleconomische ‘agenda’ voor de stad die de realisatie van deze
projecten beïnvloedt.

Vanwege de veronderstelde causale relatie tussen de realisatie van de
projecten en de sociaaleconomische agenda, wil de Tweede Kamer via de
basisrapportage en de voortgangsrapportages graag geïnformeerd worden
over beide aspecten. In onderstaande paragrafen wordt nader ingegaan op
de informatiebehoefte voor de vijf projecten (4.1.1) en de
sociaaleconomische agenda (4.1.2).

4.1.1 	Informatie over de realisatie van de vijf projecten

Op de volgende pagina is een tabel weergegeven waarin op overkoepelend
niveau (rijksstructuurvisie) en voor de afzonderlijke projecten de
belangrijke ontwikkeling tot 2012, de mijlpaal die in 2012 moet worden
gerealiseerd en de belangrijkste ontwikkelingen na 2012 zijn
weergegeven. 

Luchthaven Lelystad en bereikbaarheid AGU

In deze tabel ontbreken 2 van de 5 projecten, namelijk de ontwikkeling
van de luchthaven Lelystad en de bereikbaarheid Almere – ’t Gooi –
Utrecht (AGU). Hoewel beide projecten wel degelijk van invloed zijn op
de ontwikkeling van Almere, ligt de focus in de periode tot 2012 op de
andere drie projecten. Die projecten moeten sowieso leiden tot het
realiseren van een belangrijke mijlpaal in 2012. Voor de luchthaven
Lelystad en de bereikbaarheid AGU geldt dat de toekomst en tijdshorizon
nog niet bekend zijn en vooral afhankelijk zijn van afwegingen die
buiten het directe bereik van RAAM liggen. De toekomstige ontwikkeling
van Lelystad is afhankelijk van de uitkomsten van de regionale
Alderstafels en de keuzes voor de bereikbaarheid van AGU zijn
afhankelijk van de uitkomsten van de Nationale Markt- en
Capaciteitsanalyse. 

Het feit dat AGU niet in onderstaande tabel is opgenomen, betekent
overigens niet dat de oostelijke ontsluiting van Almere van secundair
belang is. Naar aanleiding van de Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse
zal meer kunnen worden gezegd over het belang van dit project. Omdat in
de RAAM-brief is gekozen voor het uitwerken van de westelijke variant
(Almere 2.0) wordt het belang van AGU op dit moment echter primair
bepaald door de toekomstige Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse en
niet door het groot project RAAM.

De commissie wil via de voortgangsrapportages van het groot project RAAM
wel geïnformeerd worden over relevante ontwikkelingen met betrekking
tot de luchthaven Lelystad en de bereikbaarheid AGU, maar de
voortgangsrapportages dienen vooral te focussen op de realisatie van de
mijlpalen voor 2012 van de andere projecten.

Schaalsprong Almere, OV-SAAL en Toekomstbeeld Markermeer-IJmeer

In onderstaand schema zijn de projecten weergegeven en is per project
beschreven wat de belangrijkste activiteiten zijn tot 2012, welke
mijlpaal in 2012 moet worden gerealiseerd en wat er nu bekend is over de
periode na 2012. De commissie wil via de voortgangsrapportages over RAAM
graag geïnformeerd worden over: 

De realisatie en stand van zaken van de maatregelen/activiteiten tot
2012.

De planning en haalbaarheid van de mijlpaal 2012.

De gevolgen voor de planning vanaf 2012 en verder.

Voor zover deze mijlpalen niet SMART genoeg zijn geformuleerd, moeten in
de basisrapportage voor deze mijlpalen indicatoren worden opgesteld die
een goed beeld geven van de realisatie en stand van zaken van de
mijlpalen.

Tabel: belangrijke ontwikkelingen tot 2012, mijlpalen voor 2012 en
ontwikkeling vanaf 2012 en verder

Overkoepelend	Tot 2012	Mijlpaal 2012	2012 en verder

Rijksstructuurvisie	Opstellen concept Rijksstructuurvisie	Concept
Rijksstructuurvisie	Vaststellen structuurvisie, AMvB en
uitvoeringsconvenanten



Projecten	Tot 2012	Mijlpaal 2012	2012 en verder

1. Schaalsprong Almere	Uitwerking Almere 2.0 in werkmaatschappij
Resultaten werkmaatschappij (kostenbatenoptimalisatie), actualisering
financieel kader, actualisering IAK	 

 	Aanlegbesluit woningbouwprogramma no regret (Pampus binnendijks fase
1, Hout Midden en Weerwater)	 	Aanlegbesluit overige locaties
woningbouw (afhankelijk van uitwerking Almere 2.0)

 	 	 	 

2. OV-SAAL	 	 	 

korte-termijn pakket	Tracébesluit en start uitvoering eerste
maatregelen	Start ingebruikname gerealiseerde eerste maatregelen	Vervolg
realisatie en ingebruikname

middellange-termijn pakket	Planstudie en voorbereiding tracébesluit
Tracébesluit	Realisatie en ingebruikname middellange-termijnpakket

lange-termijn pakket	Kostenbatenoptimalisatie IJmeerlijn via uitwerking
Almere 2.0	Bevestiging principebesluit IJmeerlijn (nav uitwerking Almere
2.0)	Voorkeursbesluit, planstudie, tracébesluit, aanleg en
ingebruikname IJmeerlijn

 	 	 	 

3. Toekomstbeeld Markermeer-IJmeer	Aanlegbesluit eerste fase TBES en
uitvoering eerste maatregelen	Start monitoring effecten eerste
maatregelen	Aanlegbesluit tweede fase TBES en start aanleg tweede fase



4.1.2	 Informatie over de sociaaleconomische agenda

In het IAK zijn afspraken gemaakt over de volgende voorzieningen:

Hoger onderwijs in Almere (vestiging Hogeschool Windesheim),

De verbetering van de kwaliteit van het onderwijs,

De ontwikkeling van culturele voorzieningen en culturele infrastructuur,

De plannen voor een Veiligheidsmuseum,

De realisatie van rijkshuisvesting in Almere,

De ontwikkeling van de sportieve infrastructuur.

De commissie wil via de voortgangsrapportages geïnformeerd worden over
de planvorming en realisatie van al deze voorzieningen. 

Daarnaast is in het IAK de ambitie geformuleerd om 100.000 extra banen
te realiseren in Almere tot 2030 binnen de economische structuur van de
Noordvleugel. De commissie wil via de voortgangsrapportages graag
geïnformeerd worden over de uitwerking en realisatie van deze
doelstelling.

4.2 	Ontwikkeling van indicatoren

Omdat het – vooral bij de sociaaleconomische agenda en in mindere mate
bij de realisatie van de projecten – deels gaat om moeilijk meetbare
doelstellingen, is het van belang om te werken met indicatoren die een
duidelijk beeld geven van de ontwikkelingen. Het is aan het kabinet om
in de basisrapportage een overzicht te geven van de indicatoren die hij
wenst te gebruiken. Daarbij kan worden gedacht aan een beperkt lijstje
indicatoren op de hoofddoelen van het project zoals bijvoorbeeld: 

Groei aantal woningen

Groei aantal inwoners

Economie:

Groei aantal arbeidsplaatsen

In en uitgaande pendel

Bereikbaarheid:

Filezwaarte

Capaciteit en betrouwbaarheid openbaar vervoer

Modal split

Onderwijsprestaties

Cito-scores

Schooluitval

Aantal zwakke scholen 

Leefbaarheid per wijk (bijvoorbeeld op basis van de Leefbaarometer van
VROM)

Ontwikkeling criminaliteit en veiligheidsbeleving

4.3	Verdere eisen  aan de basisrapportage en de voortgangsrapportages

Op pagina 13 van de RAAM-brief stelt het kabinet dat zij met deze brief
samenhangende besluiten neemt, die voor een complex geheel zorgen, dat
nauwe samenwerking van vele private en publieke partijen vereist.
Daarnaast stelt het kabinet dat het een proces met lange tijdshorizon
behelst, dat daardoor met de nodige onzekerheden voor alle bij dit
proces betrokken partijen omgeven is. Juist om die reden wil de
commissie dat het kabinet:

In de basisrapportage uiteenzet wat in haar ogen de reikwijdte van het
groot project RAAM zou moeten zijn en duidelijk maakt wat de samenhang
is tussen de projecten en wat de afhankelijkheid tussen de projecten is.

In de basisrapportage een voorstel doet voor één planningsmethodiek:
deterministisch of probabilistische (en met welke
waarschijnlijkheidswaarde), gebruik makend van de adviezen van Procap
ten aanzien van de planningsmethodiek van het groot project Anders
Betalen voor Mobiliteit (31 305, nr. 137). De commissie wil een zo
gedetailleerd mogelijke planning in de rapportages, waarin duidelijk
wordt welke informatie de Kamer wanneer ontvangt en welke mijlpalen er
zijn. Met daarbij in het bijzonder de besluitvormingsmomenten (go /no
go) en de wijze waarop de Kamer daarbij betrokken zal worden en welke
beïnvloedingsmogelijkheden de Kamer op die momenten heeft.

In de basisrapportage duidelijk maakt welke stappen binnen elk
deelproject dienen te worden gezet (bijvoorbeeld de stappen in het
planstudieproces), aan welke voorwaarden dient te worden voldaan
alvorens deze stap gezet kan worden, welke risico’s er ten aanzien van
elke stap bestaan, een duidelijke omschrijving te geven van
oorzaakgevolg relaties en een concrete indicatie te geven van de
beheersmaatregelen die worden genomen om risico’s te beheersen of te
mitigeren.

Behalve in de basisrapportage, ook in de voortgangsrapportages
rapporteert langs de lijnen, zoals genoemd in de punten 1, 2 en 3.

In de voortgangsrapportages aangeeft – indien een project niet conform
planning verloopt – wat daarvan de redenen zijn en daarbij tevens aan
te geven wat de mogelijkheden of alternatieven zijn voor het op een
andere manier bereiken van het doel dat met het project wordt beoogd of
het voor een op een andere manier halen van de oorspronkelijke planning
van het project.

5.	Uitgangspunten voor de financiële informatievoorziening aan de Kamer

Vanzelfsprekend dient de financiële informatie in de
voortgangsrapportages in overeenstemming te zijn met de niet-financiële
informatie, en moet de relatie tussen beleidsmatige ontwikkelingen en
financiële ontwikkelingen helder worden beschreven.

Daarbij gelden tevens de volgende uitgangspunten zoals die zijn
opgenomen in de Regeling grote projecten onder artikel 12, namelijk dat:

in de voortgangsrapportage nadrukkelijk melding gemaakt wordt van
dreigende kostenoverschrijdingen, met inbegrip van voorstellen voor
vermijding dan wel beperking van overschrijdingen en de eventuele
budgettaire inpassing ervan;

indien bij een groot project sprake is van aanbestedingen, in de
voortgangsrapportages vermeld wordt wat de som van de
aanbestedingsresultaten is;

indien in de projectbegroting een post «onvoorzien» is opgenomen, in
iedere voortgangsrapportage inzicht gegeven wordt of, en zo ja waarvoor,
deze is aangesproken en in hoeverre de post onvoorzien nog toereikend
wordt geacht gegeven de op dat moment geldende inzichten;

de financiële informatie in de voortgangsrapportages gerelateerd moet
kunnen worden aan informatie in de departementale begrotingsstukken;

de uitgaven, verplichtingen en ontvangsten die met het groot project
gemoeid zijn, in beginsel op één afzonderlijk begrotingsartikel of
artikelonderdeel worden geboekt en herkenbaar in de rijksbegroting zijn
opgenomen. 

De Regeling grote projecten voegt daar nog aan toe:

“Wat betreft de informatie over de beheersing en het beheer van een
groot project wordt in de voortgangsrapportage melding gemaakt van
belangrijke wijzigingen in de wijze van beheersing en het beheer van het
project, de vormgeving van de projectorganisatie en de uitkomsten van
relevante audits die op dit punt zijn uitgevoerd.”

Dit betekent onder andere dat in de voortgangsrapportages steeds
expliciet wordt aangegeven hoe de beschikbare financiële middelen zich
verhouden tot de verschillende doelstellingen. Met andere woorden; zijn
de gereserveerde financiële middelen toereikend om de geformuleerde
doelstellingen te realiseren? Het gaat daarbij steeds om een beoordeling
van deze verhouding voor het aankomende jaar, maar ook om het meerjarige
perspectief.

Gebaseerd op ervaringen met het groot project Anders Betalen voor
Mobiliteit, vraagt de commissie het kabinet om het budget voor de
RAAM-projecten samenhangend en herkenbaar in de begroting te presenteren
door middel van een heldere meerjarige budgettaire overzichttabel.

- 0 -

 Kamerstuknummer 31 089, nr. 57

 Vastgesteld door de Tweede Kamer op 22 juni 2006

 Kamerstuknummer 31 089, nr. 72

 De in artikel 9 genoemde artikelen 12 en 13 van de Rgp bevatten een
groot aantal aanwijzingen voor respectievelijk de voortgangsrapportages
en eventuele accountantsrapporten. Artikel 10 geeft daarnaast een groot
aantal aanwijzingen voor de opzet van de basisrapportage.

  





Datum	  TIME \@ "d MMMM yyyy"  20 mei 2010 

Referentie

	Onderwerp	Uitgangspuntennotitie groot project Randstadbesluiten
Amsterdam-Almere-Markermeer







Bladzijde	  PAGE  11 

 

  







Bladzijde	  PAGE  1