[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 zoekmachine] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2011D17483, datum: 2011-04-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verdrag ter bevordering van de economische betrekkingen ten behoeve van Aruba, en het Koninkrijk Noorwegen (2011D17482)

Preview document (🔗 origineel)


Verdrag ter bevordering van de economische betrekkingen tussen het
Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en het Koninkrijk
Noorwegen; Parijs, 10 september 2009 (Trb. 2009, 164)

Toelichtende nota

Inleiding

Het onderhavige Verdrag met Noorwegen is op 10 september 2009 te Parijs
tot stand gebracht. Het Verdrag is supplementair aan het op dezelfde dag
totstandgekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten
behoeve van Aruba, en Noorwegen inzake de uitwisseling van informatie
betreffende belastingen (Parijs, 10 september 2009; Trb. 2009, 163). Het
Verdrag heeft als doel de economische diversiteit van Aruba te
bevorderen. 

Het Verdrag is tot stand gekomen na onderhandelingen tussen de fiscale
autoriteiten van Aruba en vertegenwoordigers van de ‘Nordic Steering
Group on exchange of information’ (NSG). De NSG is een project van de
Ministers van Financiën van de Noordse landen (Denemarken, Finland,
IJsland, Noorwegen en Zweden, met inbegrip van de Deense overzeese
gebiedsdelen, de Faeröer en Groenland). De primaire bedoeling van het
project is dat de genoemde landen gezamenlijk in onderhandeling treden
met landen - in dit geval Aruba - over verdragen inzake de uitwisseling
van informatie betreffende belastingen, de zogenaamde Tax Information
Exchange Agreements (TIEA’s). Onderdeel van het beleid in het kader
van het NSG-project is om naast die belastinginformatieverdragen tevens
verdragen ter bevordering van de economische betrekkingen met zoveel
mogelijk verdragspartners aan te gaan.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 

Dit artikel bevat een omschrijving van de grondgebieden waarop het
Verdrag van toepassing is. Het eerste lid, onderdeel d, van dit artikel
komt overeen met artikel 4 van het OESO-modelverdrag; voor de
toelichting wordt dan ook naar dit verdrag verwezen. 

Tevens worden de competente autoriteiten van de verdragsluitende
partijen gedefinieerd en wordt vastgelegd op welke ondernemingen
(‘lichamen’) het Verdrag ziet. Daarnaast bevat het artikel een
uitgebreide omschrijving van het begrip vaste inrichting en is een
bepaling opgenomen met betrekking tot de fiscale woonplaats van een
onderneming. Voor de toepassing van het Verdrag wordt een onderneming
als inwoner van Noorwegen aangemerkt indien deze onderneming ingevolge
de wetgeving van Noorwegen aldaar belastingplichtig is op grond van zijn
vestigingsplaats, verblijf, plaats van feitelijke leiding of een ander
soortgelijke criterium. Ter bevordering van de bedrijvigheid van Noorse
ondernemingen op Aruba worden de ondernemingen die enkel inkomsten uit
Noorse bron verwerven, uitgezonderd van de toepassing van dit Verdrag.

Het tweede lid bepaalt dat in het geval dat de toepassing van het eerste
lid van dit artikel zou leiden tot de conclusie dat een onderneming in
beide partijen is gevestigd, op de partijen een inspanningsverplichting
rust om dit probleem in onderlinge overeenstemming te regelen.

Artikel 2 

Ter stimulering van de economische activiteiten van Noorse ondernemingen
op Aruba, verleent Noorwegen aan die ondernemingen een vrijstelling van
de buitenlandse winst behaald met behulp van een vaste inrichting op
Aruba. De vrijstelling is echter beperkt tot inkomsten genoten uit een
van de in artikel 3 limitatief opgesomde (actieve)
ondernemingsactiviteiten. Hiermee worden de doorstroomactiviteiten
uitgesloten van de voordelen voorvloeiend uit dit Verdrag.

Artikel 3 

Voor de toepassing van artikel 1 wordt de buitenlandse winst van een
buitenlandse deelneming vrijgesteld, voor zover deze grotendeels
afkomstig zijn uit ondernemingsactiviteiten als genoemd in de onderdelen
a tot en met g in het eerste lid. Het moet daarbij gaan om actief
ondernemen.

Als voorwaarde voor toepassing van de vrijstelling wordt gesteld dat het
grootste deel van de winst betrekking moet hebben op winst gegenereerd
uit specifieke ondernemingsactiviteiten die limitatief zijn opgesomd in
artikel 3. Alhoewel door Noorwegen het begrip “grootste deel” nader
zal moeten worden ingevuld kan worden opgemerkt dat in de fiscaliteit
dit begrip zou worden ingevuld door te bepalen dat meer dan 70% van de
winst afkomstig zou moeten zijn uit de genoemde activiteiten.

Het recht van een onderneming met een fiscale woonplaats in Noorwegen,
om op Aruba ondernemingsactiviteiten als genoemd in het eerste lid te
ontplooien, is ter toetsing voorbehouden aan Aruba.

Artikel 4

Dit artikel schept de mogelijkheid van een procedure voor onderling
overleg voor situaties waarin belastingplichtige lichamen worden
geconfronteerd met een belastingheffing in strijd met het Verdrag. In
het eerste lid is bepaald dat een lichaam dat inwoner is van Noorwegen
binnen een termijn van drie jaar nadat een dergelijke situatie is
ontstaan, een verzoek kan indienen bij de competente autoriteit van
Noorwegen tot het opstarten van een onderlinge overlegprocedure. Bij een
dergelijke procedure treden de competente autoriteiten van de beide
Partijen in overleg om tot een gezamenlijke oplossing te komen, waarmee
belastingheffing die niet in overeenstemming is met het onderliggende
Verdrag, kan worden weggenomen. 

Het tweede lid bevat de inspanningsverplichting om, in het geval dat de
bezwaren waaraan het verzoek ten grondslag ligt gerechtvaardigd blijken
te zijn en de competente autoriteit van Noorwegen niet in staat is zelf
tot een bevredigende oplossing te komen, in overleg met de competente
autoriteit van Aruba tot een gezamenlijke oplossing te komen. De
uitkomst van de onderlinge overlegprocedure dient te worden
geïmplementeerd. De Inspecteur handelt daarbij in overeenstemming met
de uitkomst van de overlegprocedure.

Artikel 5

Het Verdrag is aangegaan voor een periode van 5 jaren en kan bij
onderling overleg tussen de competente autoriteiten van de beide staten
worden verlengd. Een dergelijke verlenging komt neer op een verdrag dat
op grond van artikel 7, onderdeel e, van de Rijkswet goedkeuring en
bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring behoeft, behoudens
het bepaalde in artikel 9, tweede lid, van de Rijkswet.

Mocht één van beide partijen binnen deze periode het verdrag wensen te
beëindigen, dan dient artikel 7, eerste lid,  in acht te worden
genomen.

Artikel 6 

Het Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand nadat
beide Partijen elkaar schriftelijk, langs diplomatieke kanalen, hebben
laten weten dat aan alle voorwaarden voor de inwerkingtreding is
voldaan. Het Verdrag is van toepassing op inkomsten verdiend in enig
fiscaal boekjaar op of na 1 januari van een kalenderjaar volgend op het
jaar waarop het Verdrag in werking is getreden.

Artikel 7 

Dit artikel regelt de opzegging van het Verdrag. Het Verdrag is
supplementair aan het Verdrag inzake de uitwisseling van informatie
betreffende belastingen (Parijs, 10 september 2009; Trb. 2009, 163). In
het tweede lid is dan ook bepaald dat op het moment dat het
belastinginformatieverdrag wordt opgezegd, het onderliggende Verdrag ook
wordt beëindigd.

Koninkrijkspositie 

Het Verdrag zal, voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, alleen
gelden voor Aruba.

De Minister van Buitenlandse Zaken,