[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2011D18904, datum: 2011-04-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verdrag ten behoeve van Aruba, en de Regering van Australiƫ inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen (2011D18902)

Preview document (šŸ”— origineel)


Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en
de Regering van Australiƫ inzake de uitwisseling van informatie
betreffende belastingen; Canberra, 16 december 2009 (Trb. 2010, 45 en
Trb. 2010, 186)

Toelichtende nota

ALGEMEEN

Inleiding

In april 1998 heeft de Organisatie voor Economische Samenwerking en
Ontwikkeling (OESO) het rapport ā€œHarmful Tax Competition, an emerging
global issueā€ uitgebracht, waarin de lijnen zijn uitgezet voor de
aanpak van schadelijke belastingconcurrentie. Het vervolgrapport van
juni 2000 bevat zowel een lijst van mogelijk schadelijke fiscale
praktijken in de OESO-landen als een lijst van belastingparadijzen. In
het kader van dit rapport heeft Aruba, als Ć©Ć©n van de genoemde landen
met een bijzonder belastingregime, op 30 november 2000 een schriftelijke
toezegging aan de OESO afgegeven om de als schadelijk gekenmerkte
fiscale praktijken te gaan beƫindigen en in het bijzonder om
transparantie en effectieve gegevensuitwisseling met betrekking tot
belastingzaken tot stand te brengen. 

Op 18 april 2002 maakte de OESO het ā€˜Model Agreement on Exchange of
Information on Tax Mattersā€™ (hierna: OESO-modelverdrag) openbaar dat
als basis diende voor het onderhavige Verdrag. De OESO beoogt via deze
wijze van gegevensuitwisseling internationale samenwerking in
belastingaangelegenheden tot stand te brengen om belastingontwijking,
fraude, witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan. Aruba
ondersteunt dit gedachtegoed en streeft ernaar om zoveel mogelijk met
andere landen verdragen ter voorkoming van dubbele belasting met een
inlichtingenartikel conform de laatste update van artikel 26 van de OESO
ā€œModel Tax Convention on Income and Capitalā€ (2005) te sluiten,
alsmede een breed netwerk van de zogenaamde Tax Information Exchange
Agreements (TIEAā€™s) naar het OESO-modelverdrag op te bouwen.

Recente ontwikkelingen

In 2009 heeft de OESO een overzicht gepubliceerd van landen die
respectievelijk de OESO-standaard hebben ingevoerd (de ā€˜witte
lijstā€™), landen die gecommitteerd zijn maar de OESO-standaard nog niet
substantieel hebben geĆÆmplementeerd (de ā€˜grijze lijstā€™) en landen
die zich niet hebben verbonden aan de OESO-normen (de ā€˜zwarte
lijstā€™). Onder de ā€˜grijze lijstā€™ was een dertigtal gecommitteerde
jurisdicties opgesomd, waaronder ook Aruba. Bij het verschijnen van deze
lijsten gold als criterium voor het substantieel implementeren van de
OESO-normen dat een land ten minste twaalf
informatie-uitwisselingverdragen (TIEAā€™s) of belastingverdragen met
een bepaling conform de laatste versie van artikel 26 van het
OESO-modelverdrag uit 2005 moest hebben afgesloten. De publicatie van
deze lijsten heeft wereldwijd geleid tot een exponentiƫle groei van het
aantal overeengekomen TIEAā€™s en een snelle toename van het aantal
(her)onderhandelingen van belastingverdragen. Aruba ging mee in deze
ontwikkelingen. Inmiddels staat Aruba op de ā€˜witte lijstā€™ van de
OESO.

Onderhandelingen met Australiƫ

Het onderhavige Verdrag is op 16 december 2009 te Canberra tot stand
gekomen na onderhandelingen tussen de fiscale autoriteiten van Aruba en
Australiƫ. Het verzoek tot onderhandelen kwam van de Australische
autoriteiten. Hoewel in het Verdrag de Australische regering als
verdragspartij wordt genoemd, zal het Verdrag uiteraard tussen
Australiƫ en het Koninkrijk der Nederlanden, voor wat Aruba betreft,
gelden. 

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Voor het Verdrag heeft de tekst van het OESO-modelverdrag als basis
gediend. De verdragstekst met Australiƫ komt in grote lijnen overeen
met het OESO-modelverdrag. Dit geldt bijvoorbeeld voor de artikelen 2,
7, 8 en 9 (zie verder hieronder de artikelsgewijze toelichting).
Voorzover de bepalingen van het Verdrag afwijken van de bepalingen in
het OESO-modelverdrag, worden deze verschillen hieronder toegelicht.
Daar waar de bepalingen niet substantieel afwijken van het
OESO-modelverdrag, is het daarmee corresponderende OESO-commentaar van
overeenkomstige toepassing en wordt voor de toelichting ervan verwezen
naar dat commentaar.

Artikel 1 Doelstelling en reikwijdte van het Verdrag

Dit artikel beschrijft het doel en het toepassingsgebied van het
Verdrag, namelijk het uitwisselen van voorzienbaar relevante fiscale
gegevens ten behoeve van de vaststelling, heffing, controle en inning
van belastingen, de invordering en tenuitvoerlegging van
belastingvorderingen en het onderzoek naar en de vervolging van
belastingzaken. De maatstaf van ā€voorzienbare relevantieā€ wordt
gehanteerd om te garanderen dat verzoeken niet worden afgewezen in
gevallen waarbij het belang van de informatie voor het onderzoek pas na
ontvangst van deze informatie kan worden vastgesteld. In het tweede lid
is bepaald dat het Verdrag alleen van toepassing zal zijn op Aruba en
niet op andere delen van het Koninkrijk der Nederlanden.

Artikel 3 Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is

Het OESO-modelverdrag laat aan verdragspartijen over te bepalen welke
belastingen onder het Verdrag zullen vallen. In het eerste lid worden
per Partij de belastingen opgesomd waarop het Verdrag van toepassing is.
In het tweede lid is bepaald dat belastingen die na de datum van
ondertekening van dit Verdrag worden ingevoerd en die gelijk zijn aan of
in wezen gelijksoortig zijn met en dienen ter aanvulling op of ter
vervanging van de in dit artikel genoemde belastingen, eveneens onder de
reikwijdte van dit Verdrag vallen. Door middel van briefwisseling is het
mogelijk om de bestaande belastingen die onder het Verdrag vallen uit te
breiden of aan te passen. Hoewel de formulering afwijkt van het
corresponderende artikel in het OESO-modelverdrag, wordt geen
substantiƫle wijziging beoogd.

Artikel 4 Begripsomschrijvingen

In het eerste lid worden de in het Verdrag gehanteerde begrippen
gedefinieerd, die inhoudelijk overeenkomen met het OESO-modelverdrag. Zo
bevatten de onderdelen b en c een omschrijving van het grondgebied
waarop het Verdrag van toepassing is. In onderdeel f wordt aangegeven
wie in beide landen als de bevoegde autoriteit wordt aangemerkt. Voor
Aruba is dat de Minister van Financiƫn en Economische zaken of zijn
bevoegde vertegenwoordiger. Ook worden de begrippen ā€˜lichaamā€™ (zie
onderdeel e) en ā€˜persoonā€™ (zie onderdeel l) omschreven.

Artikel 5 Uitwisseling van inlichtingen op verzoek

In dit artikel zijn de belangrijkste uitgangspunten van internationale
inlichtingenuitwisseling op verzoek neergelegd. Hoewel dit artikel
inhoudelijk niet afwijkt van het OESO-modelverdrag, verdient het
desalniettemin een toelichting op enkele onderdelen. Voor het overige
wordt verwezen naar het OESO-commentaar bij dit artikel.

Op basis van het eerste lid zijn de bevoegde autoriteiten van de
aangezochte partij verplicht om op verzoek informatie uit te wisselen
voor de doeleinden zoals vermeld in artikel 1. Hierdoor is er sprake van
een ruime uitwisseling van fiscale gegevens. Deze uitwisseling ziet niet
alleen toe op de verzekering van belastingheffing, maar ook op de
invordering, de opsporing en vervolging van fiscale vergrijpen. Op grond
van artikel 39 van de Algemene landsverordening belastingen zal de
belastingplichtige ten aanzien van wie een verzoek om inlichtingen is
gedaan van het besluit tot gegevensuitwisseling met Australiƫ op de
hoogte worden gesteld. De belastingplichtige kan dan op grond van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (LAR) bezwaar maken tegen
de internationale uitwisseling van informatie en vervolgens door de
rechter laten toetsen of de uitwisseling rechtmatig is.

Het tweede lid geeft de inspanningsverplichting van de verdragssluitende
partijen weer, welke inhoudt dat, indien de voorhanden zijnde informatie
niet voldoende is om aan het verzoek om informatie te voldoen, de
verplichting bestaat om de gevraagde informatie door middel van alle
relevante methoden van informatievergaring te verschaffen. De
verplichting hiertoe geldt ook in situaties waarin er geen sprake is van
een feit dat zowel volgens de wet van de aangezochte partij als volgens
de wet van de vragende partij als strafbaar zou worden aangemerkt (de
zogenoemde ā€œdouble incriminalityā€) of indien de aangezochte partij
de informatie zelf niet nodig heeft voor de eigen nationale
belastingheffing, maar het verzoek om informatie uitsluitend het belang
van de verdragspartner zou dienen. Het zogeheten ā€œdomestic tax
interestā€-beginsel kan derhalve geen grond zijn voor de aangezochte
partij om informatieverstrekking te weigeren. 

Van belang is om op te merken dat het Koninkrijk partij is bij het op 4
november 1950 te Rome tot stand gekomen Verdrag ter bescherming van de
rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (Trb. 1951, 154). In
het eerste lid van artikel 6 van dat Verdrag is de regel vervat dat
niemand aan zijn eigen veroordeling hoeft mee te werken. Dit betekent
dat als de informatie die door Aruba aan Australiƫ is verstrekt,
verkregen is door een bepaalde methode, zoals dwangmaatregelen, deze
informatie door Aruba zelf niet gebruikt zal worden in een strafproces
in Aruba tegen de informatieverstrekkende persoon.

Het derde lid bevat de mogelijkheid voor de verzoekende partij om, met
het oog op bewijsvoeringvereisten, de uit te wisselen informatie in een
bepaalde vorm (zoals een gewaarmerkt afschrift van een origineel stuk),
die valt binnen de mogelijkheden geregeld onder de wet- en regelgeving
van de aangezochte partij, aan te vragen. Indien de gevraagde vorm niet
is toegestaan onder de nationale wetten van de aangezochte partij, kan
deze laatste weigeren de informatie in de genoemde vorm te verschaffen.
Dit ontheft de aangezochte partij echter niet van zijn verplichting de
informatie, zij het in een andere vorm, te verschaffen. 

Krachtens het vierde lid hebben partijen de plicht ervoor zorg te dragen
dat hun competente autoriteiten bevoegd zijn informatie op te vragen en
uit te wisselen die gehouden wordt door banken en overige financiƫle
instellingen, gevolmachtigden, zaakwaarnemers en agenten, alsmede
informatie betreffende eigendomsrechten met betrekking tot
rechtspersonen. 

Het zesde lid ziet toe op een snelle uitwisseling van informatie tussen
partijen. Teneinde dit te kunnen bewerkstelligen zal de aangezochte
partij, binnen 60 dagen na ontvangst, de bevoegde autoriteiten van de
verzoekende partij in kennis te stellen van de ontvangst van het verzoek
dan wel het ontbreken van enige gegevens in het verzoek. Indien de
aangevraagde informatie om welke reden dan ook niet voorhanden is of
niet uitgewisseld kan worden, is de aangezochte partij gehouden dit
binnen 90 dagen aan de verzoekende partij mede te delen. 

Artikel 6 Spontane uitwisseling van informatie

Ingevolge dit artikel is het ook mogelijk dat informatie wordt
uitgewisseld zonder dat een voorafgaand verzoek is ingediend. Dit
artikel, dat door Aruba is ingebracht, heeft het voordeel dat als
bijvoorbeeld in het ene land blijkt dat in het andere land
belastinginkomsten worden misgelopen, dit aan het andere land kan worden
medegedeeld. Als het uitwisselen van informatie slechts op verzoek zou
plaatsvinden, dan zou dergelijke informatie wellicht nooit aan het
betrokken land worden verstrekt, waardoor dit land belastinginkomsten
zou kunnen mislopen. 

De Algemene landsverordening belastingen biedt de mogelijkheid om
spontaan inlichtingen uit te wisselen. Bij de spontane uitwisseling van
informatie dienen de normen in acht te worden genomen die voortvloeien
uit de beginselen van behoorlijk bestuur. Daarnaast bepaalt artikel 41
van de Algemene landsverordening belastingen in welke situaties er geen
inlichtingen zullen worden verstrekt. Dit artikel komt nagenoeg overeen
met artikel 8 van het onderhavige Verdrag dat regelt in welke gevallen
de uitwisseling van informatie kan worden geweigerd.

Artikel 10 Kosten

Dit artikel regelt de verdeling van de kosten verbonden aan de
uitwisseling van informatie. Hierbij geldt als hoofdregel dat de
aangezochte partij in principe de normale kosten die opkomen bij de
geboden bijstand zelf moet dragen en dat de verzoekende partij de
buitengewone kosten moet dragen. Bij buitengewone kosten gaat het om
redelijke extra kosten die de uitvoering van het verzoek om informatie
met zich meebrengt, zoals bijvoorbeeld het inschakelen van een externe
adviseur of deskundige. Indien de kosten die zouden opkomen bij een
specifiek verzoek tot het verstrekken van informatie naar verwachting
aanmerkelijk zullen zijn, zal de bevoegde autoriteit van de aangezochte
partij hierover vooraf in overleg treden met de verzoekende partij.

Artikel 11 Uitvoeringswetgeving

Dit artikel bevat de verplichting wetswijzigingen tot stand te brengen
die noodzakelijk zijn om aan de voorwaarden van het Verdrag te kunnen
voldoen en er uitvoering aan te kunnen geven. Op grond van de huidige
bepalingen van de Algemene landsverordening belastingen is het mogelijk
het Verdrag uit te voeren.

 

Artikel 12 Geen nadelige of beperkende maatregelen

Zoals blijkt uit dit artikel is het geen van beide partijen toegestaan
om ten aanzien van een ingezetene of staatsburger van Ć©Ć©n van de
landen nadelige of beperkende maatregelen te nemen op basis van
schadelijke belastingpraktijken. Op grond van het tweede lid dient
hieronder te worden verstaan het treffen van maatregelen tegen een
ingezetene of staatsburger van de ene partij door de andere partij op
grond van het feit dat die ene partij niet effectief informatie
uitwisselt of niet transparant is met betrekking tot de uitvoering van
haar wetgeving.

Artikel 13 Procedures voor onderling overleg

Dit artikel schept de mogelijkheid van een procedure voor onderling
overleg om eventuele problemen bij de implementatie of interpretatie van
dit Verdrag op te lossen. In het tweede lid wordt de basis gelegd voor
het in onderling overleg overeenkomen van uitvoeringsregelingen. 

Artikel 14 Inwerkingtreding

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van het Verdrag. Voor de
toepassing van het Verdrag wordt onderscheid gemaakt tussen fiscale
delicten en overige belastingzaken. Ten aanzien van fiscale delicten
vindt het Verdrag toepassing met ingang van de dag van inwerkingtreding.
Voor overige belastingzaken wordt onderscheid gemaakt tussen belastingen
die over een tijdvak worden geheven en tijdstipbelastingen. Voor
tijdvakbelastingen vindt het Verdrag toepassing op de eerste dag van het
tijdvak dat aanvangt op of na de dag waarop het Verdrag in werking
treedt. Op tijdstipbelastingen is het Verdrag van toepassing vanaf de
datum van inwerkingtreding. Deze bepaling wijkt hierbij af van de
regeling in het OESO-modelverdrag waar voor de inwerkingtreding wordt
aangesloten bij de aanvang van een kalenderjaar. Met de in dit Verdrag
gekozen tekst kan in voorkomende gevallen eerder dan op basis van het
OESO-modelverdrag een beroep op het Verdrag worden gedaan. 

Voor strafrechtelijke belastingzaken, als gedefinieerd in artikel 4,
eerste lid, onderdeel i, is het belastingtijdvak niet van belang. Dit
betekent dat informatie kan worden ingewonnen zowel voor 
belastingtijdvakken die liggen vĆ³Ć³r de datum van inwerkingtreding van
het Verdrag, als voor belastingtijdvakken die beginnen op of na de datum
van inwerkingtreding van het Verdrag.

Artikel 15 Beƫindiging

Dit artikel regelt de opzegging van het Verdrag. Opzegging van het
Verdrag kan pas plaats vinden na verloop van drie jaar na
inwerkingtreding van het Verdrag. In het derde lid is bepaald dat de
verplichtingen inzake de vertrouwelijkheid (artikel 9) van de onder
toepassing van het Verdrag uitgewisselde informatie onverminderd blijven
gelden na beƫindiging van het Verdrag.

III. KONINKRIJKSPOSITIE

Het Verdrag zal, voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, alleen
gelden voor Aruba.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

 OESO, ā€œTowards a Global Tax co-operation: Progress in Identifying and
Eliminating Harmful Tax Practicesā€, juni 2000

 Voor de tekst van dit model, inclusief de toelichting, zie:
http://www.oecd.org/dataoecd/15/43/2082215.pdf

 Het model van de zogenaamde Double Taxation Agreement (DTA); zie
hiervoor:
http://www.oecd.org/document/53/0,3343,en_2649_33767_33614197_1_1_1_1,00
.html

 Zie hiertoe: OESO, Overview of the OECDā€™s Work on Countering
International Tax Evasion, Parijs 28 september 2009, beschikbaar via.
http://www.oecd.org/dataoecd/32/45/43757434.pdf.

 PAGE   4 

 PAGE   1