[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2011D18916, datum: 2011-04-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verdrag ten behoeve van Aruba, en de Regering van Australië inzake de toewijzing van heffingsrechten met betrekking tot bepaalde inkomsten van natuurlijke personen en tot het vaststellen van een procedure voor onderling overleg ter zake van wijzigingen van verrekenprijzen (2011D18915)

Preview document (🔗 origineel)


Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en
de Regering van Australië inzake de toewijzing van heffingsrechten met
betrekking tot bepaalde inkomsten van natuurlijke personen en tot het
vaststellen van een procedure voor onderling overleg ter zake van
wijzigingen van verrekenprijzen; Canberra, 16 december 2009 (Trb. 2010,
46 en Trb. 2010, 187).

Toelichtende nota

INLEIDING

Het onderhavige Verdrag is op 16 december 2009 te Canberra tot stand
gekomen na onderhandelingen tussen de fiscale autoriteiten van Aruba en
Australië. Het verzoek tot onderhandelen kwam van de Australische
autoriteiten. Hoewel in het Verdrag de Australische regering als
verdragspartij wordt genoemd, zal het Verdrag uiteraard tussen
Australië en het Koninkrijk der Nederlanden, voor wat Aruba betreft,
gelden. 

Een verdrag inzake heffingsrechten wordt in de regel door Australië
aangeboden wanneer met een ander land een verdrag inzake de uitwisseling
van informatie betreffende belastingen (TIEA) tot stand wordt gebracht.
In een TIEA wordt minder geregeld dan in verdragen tot het vermijden van
dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met
betrekking tot belastingen naar het inkomen. De TIEA tussen het
Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Regering van
Australië is eveneens op 16 december 2009 te Canberra tot stand gekomen
(Trb 2010, 45).

Het onderhavige Verdrag voorziet, naast de toewijzing van de
heffingsrechten met betrekking tot inkomen dat door natuurlijke personen
wordt genoten, in een regeling voor personen, waaronder zowel
natuurlijke personen als lichamen en andere verenigingen van personen
worden verstaan, die problemen ondervinden bij de toepassing van het
‘arm’s length’ - beginsel.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Dit Verdrag bevat bepalingen met betrekking tot de verdeling van de
heffingsrechten tussen Aruba en Australië, teneinde de heffing van
dubbele belasting te voorkomen. Daarnaast regelt het Verdrag, onder meer
met het oog op het voorkomen van het ontgaan van belasting, de
onderlinge uitwisseling van fiscale gegevens. Deze uitwisseling vindt
plaats in overeenstemming met de bepalingen die zijn opgenomen in het
voornoemde Verdrag inzake de uitwisseling van informatie met betrekking
tot belastingen dat op dezelfde dag tot stand is gekomen. 

Artikel 1 Personen op wie het Verdrag van toepassing is, en artikel 4
Inwoners

Artikel 1 geeft aan dat het onderhavige Verdrag van toepassing is op
ingezetenen van Aruba, van Australië of van beide partijen. In artikel
4 wordt het begrip “ingezetene” nader omschreven. Op grond van het
eerste lid wordt aangesloten bij het begrip ingezetene zoals dat in de
zin van de nationale belastingwetgeving van de afzonderlijke landen is
bedoeld. Het tweede lid maakt hierop een uitzondering. Een persoon die
belastingplichtig is in een land enkel en alleen op grond van het feit
dat hij inkomen geniet uit bronnen in dat land, wordt voor het Verdrag
geacht geen ingezetene van dat land te zijn. Het derde lid geeft een
oplossing voor het geval een persoon op grond van het eerste en tweede
lid ingezetene is van beide landen. Ingeval een persoon, andere dan een
natuurlijk persoon, ingezetene is van beide landen, is op grond van het
vierde lid doorslaggevend de plaats waar het feitelijke bestuur zich
bevindt.

Artikel 2 Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is

In het eerste lid van dit artikel wordt aangegeven welke Arubaanse en
Australische belastingen onder de werking van het Verdrag vallen. De
Arubaanse belastingen worden genoemd in onderdeel (b). De Australische
belasting, genoemd in onderdeel (a), heeft betrekking op de
inkomstenbelasting (“income tax”), waaronder zowel de “individual
income tax”, de “corporate income tax” als de “capital gains
tax” vallen. De “individual income tax” betreft de
inkomstenbelasting die zowel van ingezetenen als niet-ingezetenen
geheven kan worden. De inkomstenbelasting telt voor ingezetenen vijf
belastingschijven en voor niet-ingezetenen vier. Over de eerste 6.000
Australische dollar (circa 7.800 Arubaanse florins) hoeft geen belasting
te worden betaald. Dit geldt echter niet voor buitenlandse werknemers;
zij betalen inkomstenbelasting vanaf de eerst verdiende dollar. De
“corporate income tax” voor Australische en buitenlandse bedrijven
bedraagt 30 procent. Buitenlandse vestigingen in het land dragen
hetzelfde percentage af.

Het tweede lid voorziet in een uitbreiding van de belastingen, indien na
ondertekening van het Verdrag in een van de landen een soortgelijke
belasting als de belastingen die in het eerste lid zijn omschreven,
wordt geïntroduceerd. Als dit zich voordoet, voorziet het tweede lid in
een wederzijdse kennisgevingprocedure. 

Ingevolge het derde lid ziet het Verdrag alleen op belastingen die
vanwege de centrale overheid worden opgelegd.

Artikel 3 Begripsomschrijvingen

Dit artikel omschrijft enkele begripsbepalingen die in het Verdrag
gebruikt worden. Deze begripsbepalingen zijn in overeenstemming met het
internationaal gebruik betreffende belastingverdragen.

Artikel 5 Pensioenen en lijfrenteuitkeringen bij pensionering

In dit artikel wordt bepaald dat met betrekking tot de heffing van
belasting over pensioenen en soortgelijke uitkeringen die door de
private sector worden uitbetaald, wordt uitgegaan van het
woonplaatsbeginsel. Dit betekent dat het land waar de natuurlijke
persoon woont die het pensioen ontvangt, heffingsbevoegd is. Indien het
woonland van de natuurlijke persoon geen belasting heft over het
pensioen of de soortgelijke uitkering, bepaalt de tweede volzin van het
eerste lid dat het heffingsrecht ten aanzien van dergelijke uitkeringen
toekomt aan de partij waaruit het pensioen of de soortgelijke uitkering
afkomstig is.

Artikel 6 Overheidsfuncties

In tegenstelling tot artikel 5, wordt in beginsel voor de betaling van
beloningen en pensioenen, gedaan door de overheid of een
overheidslichaam aan een natuurlijk persoon, het bronstaat-beginsel
toegepast. Het land dat uitbetaalt, is derhalve heffingsbevoegd. Ten
aanzien van beloningen en pensioenen wordt in de in onderdeel 1 (b)
respectievelijk 2 (b) omschreven situaties van dit beginsel afgeweken.
Als de beloning wordt betaald voor diensten die in het andere land
worden verricht en degene die deze beloning ontvangt inwoner is van dat
andere land en tevens onderdaan is, dan wel niet enkel en alleen in dat
andere land is gaan wonen in verband met de te verrichten diensten, is
de beloning in het andere land belast. Voor pensioenen geldt dat deze in
het andere land worden belast als de natuurlijke persoon die deze
ontvangt inwoner én onderdaan is van het woonland, maar niet tevens
onderdaan is van het land dat het pensioen uitbetaalt.

Artikel 7 Studenten

Dit artikel geeft een regeling voor betalingen voor onderhoud en
opleiding, ontvangen door een student of een persoon die voor zijn
beroep of bedrijf in opleiding is en die daarvoor is verhuisd van het
ene naar het andere land. Als de betaling wordt verricht door het land
waaruit die persoon is vertrokken, zijn deze niet belast in het land
waar de studie of opleiding wordt gevolgd, voor zover deze betalingen
niet worden gedaan uit bronnen in het land waarin de studie of opleiding
wordt gevolgd.

Artikel 8 Procedures voor onderling overleg terzake van wijzigingen van
verrekenprijzen

Het eerste lid van dit artikel is bedoeld om de dubbele belastingheffing
op te lossen die ontstaat als de fiscus van het ene land eenzijdig
wijzigingen van verrekenprijzen doorvoert die niet in overeenstemming
zijn met het ‘arm’s length’-beginsel. Het artikel geeft de persoon
die dit raakt de mogelijkheid om zijn zaak voor te leggen aan de
bevoegde autoriteit van het andere land. De zaak moet binnen drie jaar
nadat de aanpassing is bekendgemaakt worden voorgelegd. 

Het tweede lid voorziet in een inspanningsverplichting voor de bevoegde
autoriteiten van beide landen om te trachten moeilijkheden of
twijfelpunten op te lossen die mochten rijzen met betrekking tot de
toepassing van het ‘arm´s length’-beginsel.

Artikel 9 Uitwisseling van informatie

Dit artikel bevat een bepaling voor het uitwisselen van informatie die
naar verwachting van belang zal zijn voor de uitvoering van de
bepalingen van dit Verdrag. Zoals hierboven aangegeven vindt
uitwisseling van informatie plaats in overeenstemming met de bepalingen
die zijn opgenomen in het op dezelfde dag tot stand gebrachte Verdrag
inzake de uitwisseling van informatie met betrekking tot belastingen.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van het Verdrag. Voorwaarde voor
deze inwerkingtreding is dat het voornoemde Verdrag inzake de
uitwisseling van informatie betreffende belastingen eveneens in werking
is getreden. Gelet op het feit dat het begin van het fiscale boekjaar
verschillend is in Australië en Aruba, worden onder (a) en (b)
verschillende data genoemd.

Artikel 11 Beëindiging

Dit artikel bevat de gebruikelijke bepaling voor het beëindigen van een
verdrag. Het tweede lid geeft aan wat de opzeggingstermijnen zijn. Het
Verdrag zal in ieder geval worden beëindigd, wanneer het voornoemde
Verdrag inzake de uitwisseling van informatie met betrekking tot
belastingen eindigt. In dat geval geldt de termijn zoals gesteld in het
derde lid.

III. KONINKRIJKSPOSITIE 

Het Verdrag zal, voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, alleen
gelden voor Aruba.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

		

 PAGE   3 

 PAGE   1