[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Beleidskader trajecten jeugdzorg plus voor de periode 2011-2015

Bijlage

Nummer: 2011D19355, datum: 2011-04-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Stand van zaken inzake de jeugdzorg plus (2011D19354)

Preview document (🔗 origineel)


beleidskader Trajecten Jeugdzorgplus.

Richtinggevend kader voor periode 2011-2015

Vooraf

Het voorliggende beleidskader wordt in de periode tot en met 2015
richtinggevend voor de instellingen Jeugdzorgplus. Uitvoering van het
kader moet leiden tot een verbeterde zorg aan jeugdigen die met een
rechterlijke machtiging zijn geplaatst in een accommodatie voor gesloten
jeugdzorg.

De instellingen jeugdzorgplus waaraan deze accommodaties verbonden zijn,
bieden een intensieve vorm van gespecialiseerde jeugdzorg. Zij zullen
zich in de komende periode in nog sterkere mate dan nu al het geval is
ontwikkelen tot instellingen die jongeren niet alleen tijdelijk een
beschut onderkomen en een krachtig opvoed- en behandelklimaat bieden,
maar hen ook in staat stellen zo snel mogelijk de draad weer op te
pakken buiten de instelling. In de jeugdzorgplus instellingen verblijven
jongeren geen dag te lang.   

De aanpak krijgt vorm in een traject dat de jongere een realistisch
perspectief biedt op een zo stabiel mogelijke leefsituatie. Het volgen
van een opleiding en/of het hebben van werk en een positief sociaal
netwerk maken daar onderdeel van uit.   

Het ministerie gaat er vanuit dat verdere verbetering van de
behandelmethodes en versterking van de logistiek bij de planning van
vervolgzorg op termijn zullen leiden tot een aanzienlijke vermindering
van de verblijfsduur van jongeren in geslotenheid. Besparingen die
optreden doordat de jongeren de gesloten accommodaties eerder verlaten,
worden elders binnen het traject aangewend. 

De hiervoor geformuleerde inzet is ambitieus en vraagt nadere uitwerking
in de praktijk.  Daarom kiest het ministerie voor een ontwikkelmodel. De
fasegewijze invoering van de trajecten en de resultaten daarvan worden
zorgvuldig gevolgd om vast te stellen of alle gekozen uitgangspunten
realistisch zijn dan wel aanpassing behoeven. Het ministerie bespreekt
de uitkomsten met de instellingen en andere betrokkenen en beslist mede
op grond daarvan of een aanpassing van uitgangspunten nodig is. 

Het ministerie kiest voor een eenduidige regie voor het gehele traject .
Eenduidige regie borgt  continuïteit van zorg met een minimum aan
overdrachtsmomenten en daardoor minder risico op gebrek aan motivatie en
weerstand bij jeugdigen en hun ouders. 

De huidige wetgeving gaat ervan uit dat iedere fase in het traject
gescheiden wordt bestuurd en gefinancierd. Dat komt de continuïteit
niet ten goede. Daarom  heeft het ministerie een wetswijziging bij de
Tweede Kamer aanhangig gemaakt die het mogelijk maakt de operationele
regie bij de jeugdzorgplus instelling te beleggen. De eenduidige regie
laat onverlet dat de kracht van de uitvoering van het kader ligt in
afspraken met betrokken partijen zoals provincies, gemeenten, de bureaus
jeugdzorg, andere zorginstellingen, de jeugdpsychiatrie en de LVG. Over
de inrichting van de regie en de uitwerking van de onderscheiden rollen
vindt nog overleg plaats met het IPO en met de betrokken bestuurders en
instellingen. 

De uitvoering van het kader vindt plaats in het perspectief van een
overdracht van de taken van de jeugdzorg naar de gemeenten, zoals in het
regeerakkoord van het huidige kabinet is opgenomen. 



Uitgangspunten komende jaren

Jeugdzorgplus moet binnen vijf jaar onderdeel zijn van de jeugdzorg 

Het afronden van de overgangsfase betekent dat nu een vijfjarige fase
aanbreekt waarin de jeugdzorgplus integraal onderdeel wordt van de
jeugdzorg, d.w.z. dat het zich ontwikkelt tot een kwalitatief
hoogwaardige vorm van specialistische jeugdzorg voor jongeren.

Vooral voor die instellingen voor jeugdzorgplus die nu nog geen duurzame
  samenwerking kennen met open jeugdzorg of onderdeel uitmaken van een
instelling voor jeugdzorg betekent dit, dat zij alsnog die aansluiting
zullen moeten zoeken. 

Plaatsen met Perspectief

Instellingen jeugdzorgplus hebben als doel om jeugdigen met ernstige
gedragsproblemen te behandelen en een dusdanige gedragsverandering te
bewerkstelligen dat zij weer op een aanvaardbare wijze kunnen
participeren in de maatschappij. Om dit te bewerkstelligen zullen de
instellingen - in samenwerking met de jeugdpsychiatrie, de lvg-sector en
collega jeugdzorginstellingen- gespecialiseerde jeugdzorgtrajecten
aanbieden die jongeren met zware gedragsproblemen perspectief bieden op
een succesvolle terugkeer in de samenleving. 

Plaatsing in het eigen zorggebied

Voor de trajectaanpak is het belangrijk dat bureaus jeugdzorg jongeren
zoveel mogelijk nabij de eigen woonplaats kunnen plaatsen. Dat is nog
niet overal het geval. Binnen een zorggebied moet het aanbod
uiteindelijk zodanig zijn samengesteld dat elke jongere met een
machtiging gesloten jeugdzorg uit de regio daar geplaatst en geholpen
wordt.

Een korte verblijfsduur in geslotenheid binnen een intensief programma.

Instellingen jeugdzorgplus bieden jongeren intensieve
behandelprogramma’s met - ten einde te voorkomen dat zij zich aan de
noodzakelijke behandeling onttrekken - de mogelijkheid dwang en drang
toe te passen. Vanuit het behandelperspectief van de jeugdige wordt
gekozen voor een ontwikkelmodel waarin gewerkt wordt naar een zo kort
mogelijke verblijfsduur in geslotenheid. 

Kwaliteit, effectiviteit en professionalisering

Ultimo 2011 moeten alle instellingen voldoen aan alle criteria en
indicatoren van de kwaliteitsnormen uit het Kwaliteitskader. Het
actieplan professionalisering is ook leidend voor instellingen
jeugdzorgplus. Het plan heeft tot doel van werkers in de jeugdzorg
betere professionals te maken, organisatie en status van het beroep te
verhogen en uiteindelijk de dienstverlening aan cliënten te verbeteren.
Dit gebeurt door het implementeren van competentieprofielen en een
uitstroomprofiel HBO en door het invoeren van beroepenregistratie en
tuchtrecht.

Ouders en kinderen blijven verantwoordelijk.  

In alle gevallen is het belangrijk de ouders en de jongere aan te
spreken als verantwoordelijke voor het realiseren van hun eigen
toekomst. Het traject is er in de eerste plaats om hen in staat te
stellen zelf het perspectief op een betekenisvolle maatschappelijke
participatie naderbij te brengen. De hulpverlening ondersteunt hen in
dat proces, biedt kansen en stelt zo nodig grenzen.  Ook wanneer de
hulpverlening tijdelijk de opvoeding van de jongere overneemt, worden de
jeugdige en zijn ouders op hun verantwoordelijkheid aangesproken. Tenzij
de veiligheid van de jongere zich daartegen verzet blijven de ouders
vanaf het begin van het traject bij alle gesprekken en beslissingen
betrokken. 

2  	trajecten in jeugdzorg plus: perspectief, inhoud en resultaten

2.1 	Plaatsen met Perspectief                                           
                       

Plaatsing in een instelling jeugdzorgplus is voor jeugdigen een
ingrijpende maatregel. Er is sprake van dwang, geslotenheid en
vrijheidsbeperkende maatregelen. Daarom is voor deze plaatsingen een
machtiging gesloten jeugdzorg vereist. 

Plaatsing is nodig omdat er sprake is van ernstige gedragsproblematiek
en het risico groot is dat de jeugdige zich aan de noodzakelijke zorg
onttrekt of onttrokken wordt. Het gaat vaak niet alleen om complexe
gedragsproblemen, maar ook om psychiatrische problemen en verslaving.
Bovendien heeft het merendeel van de geplaatste jeugdigen een lange en
verbrokkelde carrière in de jeugdzorg achter de rug met gemiddeld zes
breuken voordat de jeugdige  bij jeugdzorgplus aankomt.

Plaatsing in een accommodatie waarin de machtiging ten uitvoer kan
worden gebracht moet zo kort mogelijk zijn. Dat is niet alleen vanwege
het ingrijpende karakter van de plaatsing, maar ook omdat de
geslotenheid moet bijdragen aan terugkeer in de samenleving. Al snel
neemt het nuttig effect van de behandeling in geslotenheid af en kan
deze beter worden voortgezet in een situatie waarin de jongere weer in
zoveel mogelijk opzichten deelneemt aan de samenleving. De oriëntatie
van de behandelaars binnen de inrichting richt zich daarom altijd
primair op de vaardigheden die de jongeren en de ouders buiten de
instelling nodig hebben.  

Het voorgaande laat onverlet dat niet gemakkelijk gedacht moet worden
over de terugkeer van kinderen vanuit een instelling voor jeugdzorgplus
in de samenleving. Die terugkeer moet goed worden voorbereid. Vaak zal
eerst een zorgvuldig en soms intensief traject, waarin de jeugdige en
degenen die na het verblijf bij zijn opvoeding betrokken zullen zijn
centraal staan, doorlopen moeten worden. De opvoeders, veelal het gezin,
moeten de zorg en ondersteuning krijgen die hen in staat stellen de
jongere (weer) in hun midden op te nemen. Daarbij maken de instellingen 
gebruik van ambulante gezinsinterventies, zoals MST,MDFT of FFT.
Afhankelijk van de methode worden deze hetzij al tijdens het verblijf
van de jongere binnen de instelling hetzij  na zijn terugplaatsing in
het gezin ingezet.  

Wanneer de vervolgplaatsing goed wordt voorbereid en begeleid, mag
verwacht worden dat verdere beperkende maatregelen niet langer nodig
zijn. Toch zal in uitzonderlijke gevallen sprake kunnen zijn van 
terugval in het oude gedrag.  In dat geval moet rekening gehouden worden
met de noodzaak opnieuw voor korte tijd vrijheidsbeperkende maatregelen
in te zetten.   

De doelstelling van een trajectplan jeugdzorgplus is in alle gevallen
dat de jongere zo snel mogelijk en beter toegerust kan participeren in
de samenleving (thuis, op kamers of in een andere geschikte open
voorziening). 

Dat betekent niet dat voor elke jeugdige het perspectief hetzelfde is. 

Er zijn globaal vier perspectieven:

Terug naar huis

De jeugdige gaat naar huis. Dit kan direct na de behandeling in de
gesloten fase zijn of na een open (residentiële) fase. Bij deze
benadering is de inzet van gezinsinterventies om het gezin te
ondersteunen cruciaal.

Zelfstandigheid

De jeugdige gaat zelfstandig wonen. Vaak zal dit na een aansluitende 
open (residentiële) fase zijn. De behandeling richt zich al snel op het
aanleren van vaardigheden die nodig zijn om zelfstandig te kunnen wonen
(budgettraining, huishoudelijke vaardigheden, gezond eten enz.). 

Langer durende zorg en ondersteuning 

Indien bij einde traject het gezinssysteem niet in staat is de jongere
weer op te nemen en de jongere er (nog) niet aan toe is om zelfstandig
te gaan wonen, gaat de jongere naar een pleeggezin of een gezinshuis.

Al naar gelang dat nodig is, voorziet de jeugdzorgplus instelling
tijdelijk in pedagogische ondersteuning van het pleeggezin of het
gezinshuis. De instelling jeugdzorgplus draagt zodra de trajectdoelen
zijn bereikt de verantwoordelijkheid over aan bureau jeugdzorg of de
betrokken instelling. In  tegenstelling tot de voorgaande perspectieven
blijft hier een rol voor de geïndiceerde jeugdzorg.

Vervolgvoorziening

De jongere gaat naar een door de awbz of zorgverzekeraar gefinancierde
instelling voor (L)VG, psychiatrie of een provinciaal gefinancierde meer
open zorgvoorziening waar zorg wordt geboden. De problematiek van de
jongere is dusdanig dat hij ook nadat de jeugdzorgplus er samen met de
jongere in geslaagd is het gedrag weer beheersbaar te maken, blijvend of
langdurig afhankelijk is van specialistische zorg. De betrokkenheid van
de instelling voor jeugdzorgplus eindigt in de regel na de plaatsing in
de instelling. Wel blijft de expertise van de jeugdzorgplus instelling
beschikbaar wanneer deze nodig is om te voorkomen dat de jongere
terugvalt in zijn oude gedrag.

2.2 	Inhoud traject jeugdzorgplus

Definitie van een traject jeugdzorgplus

Een traject jeugdzorg plus is een resultaatgericht aaneensluitend geheel
van verblijf, zorg en behandeling – vastgelegd in een trajectplan -
dat er in voorziet dat een jeugdige onder eenduidige regie kan
toegroeien naar een aanvaardbaar en stabiel niveau van zelfstandig
maatschappelijk functioneren. In de trajecten dienen instellingen
uitdrukkelijk de gezinscontext, onderwijs, arbeid(stoeleiding) en
vrijetijdsbesteding, te betrekken.

Trajectonderdelen 

Een traject kent verschillende onderdelen, die elkaar kunnen opvolgen,
maar waarvan ook delen samengevoegd kunnen worden tot arrangementen op
maat. De verschillende onderdelen sluiten altijd, als waren het
dakpannen, op elkaar aan. 

Onderstaand schema laat de mogelijke bestanddelen van een traject zien. 



Trajectonderdelen	Jeugdzorg	Doorlopende activiteiten

Toeleiding



Behandeling

Diagnose 

Vaststellen trajectplan

Uitvoering trajectplan 	Gesloten residentieel	Onderwijs (incl.
betrokkenheid externe school) en arbeidstoeleiding	Betrokkenheid ouders,
voogd

	Open residentieel en of ambulant



Einde traject

(inclusief vaststelling na half jaar of traject succesvol is afgerond)
Uitstroom 



	thuis

zelfstandig 

(beide al of niet met locaal georganiseerde ondersteuning)
Vervolgvoorziening:

- Pleegzorg  

- gezinshuis

- ggz

- lvg





2.3 	Toelichting inhoud traject jeugdzorg

Hieronder staat een korte toelichting op de verschillende onderdelen
waaruit een traject kan bestaan. Per jongere wordt een traject op maat
samengesteld.

2.3.1. 	Diagnose en Behandeling

Diagnose en Resultaatbepaling

Uiterlijk zes weken na plaatsing heeft de instelling een trajectplan
opgesteld. Het plan beschrijft de te boeken resultaten. Die bestaan in
ieder geval uit het realiseren van een geschikte verblijfplaats, een
plaats in het onderwijs en/of werk, vrije tijdsbesteding en verbetering
van het gedrag (bijvoorbeeld wegnemen van verslaving, afhankelijkheid,
criminaliteit), de termijn waarbinnen die resultaten behaald moeten
worden, de  bijdrage die de ouders, de jongere en de betrokken
instellingen, waaronder het onderwijs en aanpalende voorzieningen,
daaraan leveren.    

Uitgangspunt voor het opstellen van het trajectplan is het dossier dat
bureau jeugdzorg overhandigt aan de instelling jeugdzorg plus. Zonodig
laat de instelling een aanvullende diagnose uitvoeren. Bijzondere
aandacht behoeven daarbij jongeren die niet alleen met ernstige
gedragsproblemen kampen, maar ook met zware LVG-beperkingen en/of
psychiatrische problemen. De diagnose heeft daarom ook betrekking op de
vraag of de jongere voor een effectieve behandeling op zijn plaats zit
in de jeugdzorg plus. Zo niet, dan dient er een plaats beschikbaar te
zijn in een instelling waar meer adequate zorg geboden kan worden. 

Zo ja, dan zal nog in veel gevallen het behandeltraject intersectoraal
moeten zijn.

De instelling dient de beoogde gesloten verblijfsduur in het
trajectvoorstel te onderbouwen. Zoals in het Vooraf is aangegeven is het
uitgangspunt te streven naar een zo kort mogelijke verblijfsduur in
geslotenheid. Op dit moment zijn de verschillen in verblijfsduur groot.
De verdere verbetering van de zorg en de logistiek rond de zorg zal de
instellingen in staat stellen om de huidige gemiddelde verblijfsduur van
twaalf maanden verder terug  te brengen. Als richtpunt ga ik uit van een
halvering van het verblijf in geslotenheid op langere termijn, wanneer
voor alle jongeren voldoende passende vervolgvoorzieningen beschikbaar
zijn. Daarvoor zullen nog veel stappen gezet moeten worden, niet alleen
bij JeugdzorgPlus instellingen, maar ook bij anderen. Het ministerie zal
daarin een ondersteunende en waar nodig stimulerende rol vervullen. 

Uitvoering trajectplan

Iedere jongere krijgt een trajectplan dat op zijn situatie is
toegesneden. De aard en ernst van de problematiek en de geformuleerde
trajectdoelen zullen bepalend zijn voor het onderwijs en de zorg die
geboden worden. Intensieve zorg bij de start van het traject en op de
eindbestemming toegespitste begeleiding moeten ervoor zorgen dat de
jongere zo snel mogelijk de draad buiten de instelling weer oppakt. De
intensiteit van de begeleiding op de plaats van bestemming zal bij
terugkeer naar huis of zelfstandigheid langer en intensiever zijn dan
wanneer de jongere na einde traject in een instelling verblijft. Een
instelling voorziet immers zelf al in zorg en behandeling.  

Voor een aantal kinderen kan het nodig zijn dat zij voordat zij
terugkeren naar huis of zelfstandig gaan wonen  tijdelijk in een
residentiële voorziening verblijven. Een kamertrainingscentrum is daar
een voorbeeld. Steeds zal per geval afgewogen moeten worden of een
tussenfase opweegt tegen de nadelen van een wisseling in verblijfplaats.
 

De instelling jeugdzorgplus verzorgt deze fase zelf of betrekt de
residentiële zorg van elders, indien deze zorg een planmatige stap is
op weg naar de eindbestemming. Het zelfde geldt voor te leveren
ambulante zorg zolang de trajectdoelen nog niet zijn gerealiseerd. 

Onderwijs en arbeidstoeleiding

Een essentieel onderdeel van het gehele trajectplan jeugdzorg plus is
het onderwijs. School en instelling hebben hier een gezamenlijke
verantwoordelijkheid. De school wordt dus expliciet bij het trajectplan
betrokken. De trajectbegeleider bewaakt de afstemming tussen onderwijs
en behandeling. De jongeren volgen onderwijs bij de cluster 4 school die
is verbonden aan de instelling of volgen onderwijs buiten de instelling.
Het onderwijsprogramma wordt gedurende het traject afgestemd op het
individuele niveau van de jeugdige. Om het onderwijsniveau vast te
stellen wordt bij aanvang een intakeonderzoek gedaan, op basis waarvan
een handelingsplan wordt opgesteld. Bij de start van het traject is het
vooral van belang de randvoorwaarden te creëren om jongeren weer aan
het leren te krijgen. Ook op de school van herkomst zullen veelal
problemen zijn of zijn geweest bij deze jongeren of er is sprake geweest
van schooluitval. De eerste fase zal dus vaak in het teken staan van
schoolgewenning en om onderwijsachterstanden weg te werken. Daarna ligt
de focus op studie en arbeidsvaardigheden (motivatie, werkhouding), het
leren maken van (beroeps-)keuzes en vervolgens op de voorbereiding op
het behalen van een eventueel diploma. Heeft de jeugdige zijn
scholingstraject afgerond, dan wordt gezocht naar een passende stage of
baan. De jongere wordt begeleid bij de overgang naar een school buiten
de instelling.

Aan het eind van het traject regelt de school de overdracht van de
jongere naar speciaal of regulier onderwijs in de buurt (bijvoorbeeld
terugplaatsing op de oorspronkelijke school). Ook regelt de school die
is verbonden aan de instelling een cluster 4 indicatie. Het bieden van
continuïteit staat centraal. 

Betrokkenheid (gezins)systeem

Een traject jeugdzorgplus is in beginsel gezinsgericht, ook al zal de
jeugdige niet altijd terug kunnen keren naar het gezin. Specifieke
aandacht vragen situaties waarin het (gezins)systeem een bedreiging
vormde en nog vormt voor de jeugdige.  Een actieve betrokkenheid van het
(gezins)systeem van de jongere is essentieel omdat ervan uitgegaan mag
worden dat ieder gezinslid in bepaalde mate last heeft van de problemen
die geleid hebben tot plaatsing van de jeugdige in de instelling. Zo
lang dat niet (h)erkend wordt door de leden van het gezin, is de
bereidheid tot verandering laag. Het motiveren en activeren van
jeugdigen en ouders is daarom cruciaal in het begin en het vervolg van
het traject. Ouders krijgen door de plaatsing de kans om hun
gezagspositie opnieuw te vestigen en hun opvoedingsverantwoordelijkheid
te hernemen. Zij dienen betrokken te zijn op de opstelling van het
trajectplan, gemotiveerd te worden ermee in te stemmen en te
participeren in trajectonderdelen. 

2.3.2. 	Einde behandeling

Het traject jeugdzorgplus eindigt zodra de te voren geformuleerde
resultaten bereikt zijn en verwacht mag worden dat deze stand zullen
houden.  Na een half jaar wordt gemeten of dat ook daadwerkelijk het
geval is. Dat de jeugdzorgplus  instelling zijn resultaten bereikt
heeft, wil niet altijd zeggen dat vanaf dat moment de jeugdige en zijn
gezin geen ondersteuning meer nodig hebben. In het bijzonder in de
situaties dat een jeugdige weer naar huis terugkeert of zelfstandig gaat
wonen kan  langdurige niet-intensieve laagfrequente begeleiding nodig
zijn om terugval naar verkeerd gedrag te voorkomen. 

De instelling voor jeugdzorgplus benadert de gemeente van herkomst bij
de start van het traject om er voor te zorgen dat de gemeente deze
verantwoordelijkheid daadwerkelijk ter hand neemt. Deze vorm van
begeleiding komt niet voor rekening van de instelling voor
jeugdzorgplus.

Bijzondere aandacht vraagt – net als bij de uitstroom uit de
provinciale jeugdzorg - de groep 17/18-jarigen. Het risico is groot dat
deze jongeren na afloop van het door hen gevolgde traject en het
bereiken van de leeftijd van 18 jaar uit zicht raken (soms ook
letterlijk in het zwerfcircuit terechtkomen) terwijl ze nog niet
uitbehandeld zijn of nog ambulante begeleiding nodig hebben. Vaak geldt
dat de stap naar volwassenheid en zelfstandigheid nog groot is. De
volwassenenzorg kan een brug te ver zijn. Gemeentelijke voorzieningen
voor volwassenen zijn niet altijd voldoende geoutilleerd voor deze
jongeren. De ondersteuning van deze jongeren aan het einde van een
traject voor de 17/18-jarigen zal dus anders zijn dan voor de jongere
groep. De hulp zal ook na het 18e jaar moeten doorlopen, door 
aanvullende begeleiding te bieden. De jeugdzorgplus draagt geen
verantwoordelijkheid voor deze vervolgvoorzieningen. De jongeren zijn
daarvoor aangewezen op lopende initiatieven in hun zorggebied.  De
jeugdzorgplus  instellingen dienen per zorggebied wel afspraken te maken
over de overdracht van de verantwoordelijkheid voor deze jongeren aan
gemeentelijke of andere instellingen. 

2.4 	Resultaten van een traject jeugdzorgplus

De doelstelling van een traject is gehaald wanneer de vastgelegde
resultaten zijn bereikt. Dat betekent dat de jongere werkt en/of een
opleiding volgt, een veilige plek heeft om te wonen, afhankelijk van de
situatie beschikt over een vorm van begeleiding en beschikt over een
positief sociaal netwerk dat hem of haar in staat stelt op een
verantwoorde wijze deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Het
uiteindelijke doel is dat de jeugdige niet terugvalt in oud verkeerd
gedrag.

Indicatoren op basis waarvan gemonitord wordt of het eindperspectief van
een traject gehaald is, zijn:

de jeugdige (en diens sociale systeem) die na einde traject thuis, in
een pleeggezin of zelfstandig is gaan wonen, woont daar veilig, kan zich
zonder hulp (behoudens langdurige niet-intensieve laagfrequente
begeleiding) staande houden, heeft een dagbesteding (school, werk,
stage) en is niet verslaafd, is niet afhankelijk van verkeerde vrienden,
veroorzaakt geen overlast en pleegt geen strafbare feiten ;  

de jeugdige die na einde traject in een instelling verblijft, is in
staat zich binnen die instelling te gedragen op een wijze die aansluit
bij het programma dat de instelling hem biedt. De jongere is niet
teruggevallen in verkeerd gedrag, is niet verslaafd,  is niet
afhankelijk van verkeerde vrienden, veroorzaakt geen overlast en pleegt
geen strafbare feiten.  

 

3	Rolverdeling in trajecten jeugdzorgplus

Bij de trajecten jeugdzorgplus werkt de jeugdzorgplus instelling nauw
samen met bureau jeugdzorg,  andere jeugdzorgaanbieders, de LVG en de
jeugd GGZ. Het is belangrijk dat de verantwoordelijkheidsverdeling bij
trajecten zoveel mogelijk wordt vertaald in gestandaardiseerde processen
en werkvormen waarbij ieders verantwoordelijkheid vaststaat evenals de
wijze waarop partijen geïnformeerd worden en aangesproken kunnen worden
indien zij afspraken niet nakomen. Er mag geen onduidelijkheid ontstaan
over de vraag wie in welk stadium van het traject verantwoordelijk is
voor het verblijf, de veiligheid, het welbevinden en de ontwikkeling van
de jongere. 

Tijdens het traject wordt een vaste trajectbegeleider ingezet  die het
traject regisseert, coördineert en bewaakt. Deze treedt op als
aanspreekpunt voor alle betrokken partijen, zowel voor de jeugdige, het
gezin van de jeugdige, het onderwijs, andere zorgaanbieders als voor de
gemeente(lijke voorzieningen). 

De keuze van de trajectbegeleider is cruciaal. De invloed van de persoon
van de begeleider op het welslagen van het traject valt niet te
onderschatten, zo leren verschillende effectstudies. 

4.    GGZ, Verslavingszorg en LVG 

Bij veel jongeren die in jeugdzorgplus geplaatst zijn is sprake van
zware, samengestelde problematiek waarbij gedragsproblemen,
psychiatrische problemen, verslavingsproblemen en LVG-problematiek een
rol spelen. 

Bij de opstelling van het trajectplan dienen de instellingen jeugdzorg
plus  deskundigheid op deze probleemgebieden (in eigen beheer dan wel in
een samenwerkingsverband), bijvoorbeeld een kinder- en jeugdpsychiater
voor consultatie en diagnostiek in te zetten. 

Ook dient de instelling te beschikken over zodanige
samenwerkingsafspraken met deze sectoren dat noodzakelijke zorg of
eventueel verblijf in een specialistische setting op voorhand geregeld
is.  

 Dit blijkt uit de maandelijkse managementinformatie van de
Uitvoeringseenheid gesloten jeugdzorg van VWS.

 Oa.Praktikon

 PAGE   2 

 PAGE   8 

 PAGE   1