[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag houdende een lijst van vragen inzake het Jaarverslag Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2010

Jaarverslag en slotwet Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2010

Lijst van vragen

Nummer: 2011D28079, datum: 2011-05-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.DOC), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2011Z09430:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


32 710  VIII 	Jaarverslag en slotwet Ministerie van Onderwijs,

Cultuur en Wetenschap 2010

nr. 		Verslag houdende lijst van vragen en antwoorden

		

Vastgesteld (wordt door griffie ingevuld als antwoorden er zijn)

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft de
minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de volgende vragen ter
beantwoording voorgelegd over het Jaarverslag 2010 van het ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (32 710 VIII, nr. 1)

De daarop door de minister gegeven antwoorden zijn hierbij afgedrukt. 

De voorzitter van de commissie, 

		Van Bochove 

		Adjunct-griffier van de commissie

		Boeve

Nr	Vraag	Blz

van	

tot

1	Waarom groeit het aantal geĂŻndiceerde leerlingen? Bent u van plan
deze ontwikkeling te onderzoeken? 	0	 

2	Hoe komt het dat, ondanks de investeringen in het kader van actieplan
LeerKracht van Nederland, het percentage onbevoegd gegeven lessen in het
voortgezet onderwijs groeide naar ruim 18 procent? 	17	 

3	Hoe gaat u ervoor zorgen dat het percentage onbevoegd gegeven lessen
in het voortgezet onderwijs daalt? 	17	 

4	Hoe gaat u ervoor zorgen dat het percentage onbevoegd gegeven lessen
in het beroepsonderwijs daalt? 	17	 

5	Wat is het streefpercentage voor onbevoegd gegeven lessen in het
voortgezet onderwijs? 	17	 

6	Wat is het streefpercentage voor onbevoegd gegeven lessen in het
beroepsonderwijs? 	17	 

7	Hoe gaat u meetbaar maken dat ook bij andere onderdelen van het
curriculum dan de aspecten waarover het PISA 2009-onderzoek rapporteert,
de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs zodanig verbetert, dat het
doorstoot tot de top vijf van de onderzochte landen? 	18	 

8	Hoe komt het dat Nederland mondiaal gezien daalt in de ranglijst op
het gebied van taal, ook al was er het afgelopen jaar meer aandacht
voor?	18	 

9	Hoe komt het dat Nederland mondiaal gezien daalt in de ranglijst op
het gebied van rekenen, ook al was er het afgelopen jaar meer aandacht
voor?	18	 

10	Kunt u kwantificeren wat anno 2010 de stand van zaken is bij de
ontwikkeling van de leercultuur die u aanduidt met een ‘Leven lang
leren’? Kunt u specificeren wat uw kwantificeerbare ambities in deze
zijn voor het einde van deze kabinetsperiode? 	20	 

11	Klopt het dat voor de beleidsdoelstelling ‘Leven lang leren’ geen
concrete en afrekenbare doelen in het jaarverslag zijn opgenomen? 	20	 

12	Waarom is de Nederlandse positie internationaal toch gezakt, terwijl
bijna 16,5 miljoen euro meer aan rekenen en taal is uitgegeven dan
begroot? Waarom heeft deze dubbele injectie, het gereserveerde geld plus
de extra 16,5 miljoen euro, niet geleid tot een verbetering? In hoeverre
is de investering effectief gebleken? Hoe zijn de investeringen
geëvalueerd? Wat gaat er veranderen, zodat het extra geld dat
gereserveerd is voor taal en rekenen wel een impuls geeft aan de
Nederlandse positie ten opzichte van het buitenland?	28	 

13	Waarom is er bijna 22,5 miljoen euro minder uitgegeven aan passend
onderwijs dan gepland? Waarom was er sprake van onderuitputting bij
projecten als ‘Op de rails’? Waarom is de Kamer hier niet
tussentijds over geĂŻnformeerd? In hoeverre had dit geld op andere
vlakken kunnen worden ingezet voor passend onderwijs? Waarom is dat niet
gebeurd? 	28	 

14	De ontvangsten zijn hoger uitgevallen omdat onder andere het primair
onderwijs minder gebruik maakte van middelen die voor specifieke doelen
ter beschikking waren gesteld. Welke doeluitkeringen betreft het hier
allemaal en zouden deze overgeheveld kunnen worden naar de lumpsum?	28
29 

15	Wat wordt bedoeld met de ‘voorcalculatorische uitdelingen’?	29	 

16	Waarom is 15 miljoen euro, dat begroot was voor passend onderwijs,
overgeboekt naar de personele bekostiging voor de zorgleerlingen? Wat
betekent dit concreet voor de scholen en de leerlingen?	30	 

17	Hoeveel zorgleerlingen zijn er in het speciaal basisonderwijs,
voortgezet speciaal onderwijs en speciaal onderwijs? 	32	 

18	Hoeveel kinderen hebben op dit moment een rugzakje in het reguliere
onderwijs en in het speciaal basisonderwijs? 	32	 

19	Bestaan de pilots om gemengde basisscholen te bevorderen nog steeds,
ondanks de signalen van de minister in het debat inzake segregatie in
het onderwijs, dat geen specifiek beleid meer wordt gevoerd? Worden deze
pilots wel of niet op kosten van het ministerie geëvalueerd en
voortgezet?	35	 

20	Nu het stelsel voor passend onderwijs wordt herzien, wordt ook de
indicator herzien. Betekent dat, na opname in de begroting van 2012, dat
we dit niet kunnen vergelijken met de eerdere situatie? Hoe gaat u de
indicatoren vergelijkbaar maken, zodat de Kamer haar controlerende taak
kan uitoefenen?	37	 

21	Waarom wordt de indicator voor de ‘dekking passend zorgaanbod in
het primair onderwijs (po), voorgezet onderwijs (vo) en (voortgezet)
speciaal onderwijs (vso)’ herzien? Wanneer wordt de Kamer
geĂŻnformeerd over deze indicatoren? 	37	 

22	Waarom wordt de basiswaarde ‘dekking passend zorgaanbod po, vo en
(v)so’ herzien? 	37	 

23	Waarom wordt de realisatie 2008 voor ‘dekking passend zorgaanbod
po, vo en (v)so’ herzien? Het is nu 2011, waarom moet dit cijfer na
drie jaar nog worden aangepast? 	37	 

24	Waarom wordt de realisatie 2009 voor ‘dekking passend zorgaanbod
po, vo en (v)so’ herzien? Het is nu 2011, waarom moet dit cijfer na
twee jaar worden aangepast? 	37	 

25	Waarom wordt de realisatie 2010 voor ‘dekking passend zorgaanbod
po, vo en (v)so’ herzien? 	37	 

26	Waarom wordt de streefwaarde 2010 voor ‘dekking passend zorgaanbod
po, vo en (v)so’ herzien? Wanneer is deze streefwaarde opgesteld? 	37	


27	Hoe verklaart u het lage niveau van vmbo basisberoepsgerichte leerweg
en kader beroepsgerichte leerweg op referentieniveau 2F rekenen? Niet
alleen is het streefniveau niet gehaald, maar de realisatie van 2010 is
gedaald ten opzichte van 2009. Hoe verklaart u deze daling? 	47	 

28	Hoe komt het dat de daling van het aantal voortijdig schoolverlaters
in het mbo zich in 2010 heeft voortgezet?	51	 

29	Hoe gaat u ervoor zorgen dat het aantal voortijdig schoolverlaters in
het mbo wordt teruggedrongen?	51	 

30	Waarom is er 8,5 miljoen euro minder uitgegeven aan ‘innovatiebox
regulier’? 	52	 

31	Waarom is er 1,5 miljoen euro minder uitgegeven aan taal en rekenen?
In hoeverre zijn de doelstellingen rondom taal en rekenen gehaald in
2010?	52	 

32	Waarom is er ruim 57 miljoen euro minder uitgegeven dan begroot aan
‘bekostiging roc’s / overige regelingen’? In welke brieven is
hierover uitleg gegeven aan de Kamer? Bij welke beleidsdoelstelling past
deze onderuitgave? 	53	 

33	Zijn er streefwaardes opgesteld bij de middelen die vanuit de
begroting 2010 zijn toegevoegd voor ‘sport en bewegen’ en die een
overheveling van drie miljoen euro naar beleidsartikel drie kennen? Zo
ja, zijn deze behaald? 	55	 

34	Wat vindt u van de realisatie Ă©n de streefwaardes van het
diplomaresultaat per niveau? 	57	 

35	Hoe verhoudt het resultaat van de minimumonderwijsnorm van 850 uur in
het beroepsonderwijs zich tot op het op pagina 169 genoemde voornemen om
de urennorm als bekostigingsmaatstaf te schrappen? 	61	 

36	Hoe verklaart u de daling van de examenkwaliteit van 78% in 2008 naar
63% in 2009?	62	 

37	Waarom is nog niet bekend welk percentage opleidingen voldoende
examenkwaliteit boden in 2010?	62	 

38	Passen de ongeveer 1,5 miljoen mensen die problemen hebben met lezen
en schrijven bij de ambitie van dit kabinet om het Nederlandse onderwijs
te laten doorstoten tot de top vijf van de wereld? Zo nee, op welk
aantal laaggeletterden mag de Kamer dit kabinet dan in 2014 afrekenen? 
63	 

39	Kunt u met cijfers specificeren hoe de instroom in bĂštatechnische
opleidingen zich in de bve-sector, het hbo en het wo heeft ontwikkeld? 
63	 

40	Hoeveel mbo-studenten hebben in totaal een leerlinggebonden
financiering (LGF), aangezien in het jaarverslag staat dat 6800
mbo-studenten LGF hebben terwijl in de Kerncijfers 2006-2010 staat dat
6000 mbo-studenten dezelfde financiering ontvangen?	63	 

41	Hoeveel heeft de doelstelling van de leerwerktrajecten, om 20.000
jongeren aan een traject te helpen, gekost? Hoeveel procent is wel aan
een traject geholpen, in percentage van het totaal en niet van de door
de regio’s gezamenlijk geformuleerde ambitie? 	67	 

42	Hoe kan de afbouw van de Rijkssubsidie voor de technocentra dienen
als voorbeeld voor andere sectoren en instellingen, aangezien minstens
de helft van de bestaande technocentra zelfstandig voortgezet wordt na
het afbouwen van de subsidierelatie?	70	 

43	Hoe ziet u de aansluiting tussen het technisch beroepsonderwijs en
het bedrijfsleven, gezien de gewenste onafhankelijkheid van het
onderwijs? Hoe waarborgt u de kwaliteit van het beroepsonderwijs in
gevallen waar het bedrijfsleven niet direct winst denkt te behalen?	70	 

44	Hoe legt u de geplande en inmiddels ook doorgevoerde bezuinigingen in
het hoger onderwijs uit, gezien de beleidsdoelstelling dat het hoger
onderwijs studenten moet motiveren het beste uit zichzelf en de studie
te halen en zich breed te oriënteren?	72	 

45	Wanneer kan de Kamer de resultaten van de meerjarenafspraken met de
VSNU en de HBO-raad verwachten? 	72	 

46	Zijn er te verwachten effecten in beeld gebracht met betrekking tot
de aantallen afgestudeerden werkzaam in het buitenland na beëindiging
en/of verlaging van diverse uitwisselingssubsidies en -beurzen? 	73	 

47	Hoe past het streven naar een beroepsbevolking die voor bijna de
helft hogeropgeleid is, in het streven de kwaliteit van het hoger
onderwijs te verhogen? Hoe kijkt u aan tegen het gevaar van
‘massaproductie’ in het hoger onderwijs, wat ten koste gaat van de
kwaliteit van dat onderwijs? 	73	 

48	Wat is de oorzaak van de grotere uitgave door toename van het aantal
hbo-studenten, te weten een stijging van 97,9 miljoen, dan het aantal
wo-studenten, te weten 27,4 miljoen?	75	77 

49	Hoe kunnen de ramingen in de toekomst beter aansluiten bij de
realisatie? Voldoet de huidige wijze waarop ramingen tot stand komen,
want ook in de verticale toelichting van het Ministerie van Financiën
(p. 34) wordt aangegeven dat de stijging van onderwijsdeelname in 2012
op het niveau van 2011 wordt geraamd ‘vanwege de onzekerheid over
leerlingenaantallen’.	75	77 

50	De bekostiging wordt sinds 2010 met name gebaseerd op
studentenaantallen en minder op ‘diplomaopslag’. Hoe is de
verhouding nu, gezien de recente problemen ten aanzien van  ten onrechte
verstrekte diploma’s?	78	 

51	Hoe kijkt u aan tegen een bekostiging geheel gebaseerd op
studentenaantallen, zonder naar de aantallen verstrekte diploma’s te
kijken? 	78	 

52	Welk bedrag wordt bedoeld met ‘de oploop in 2010 van de middelen
die bij de voorjaarsnota 2006 zijn toegekend voor de verdere versterking
van de kenniseconomie en het innovatief vermogen van Nederland’? 	79	 

53	Klopt het dat de experimenten met het koppelen van kwaliteit en
bekostiging helemaal niet zijn doorgegaan door verkeerde
studentenramingen en zo ja, wanneer worden deze experimenten alsnog
uitgevoerd, nu kwaliteitsbekostiging de aandacht heeft van dit kabinet?
80	 

54	Welke instellingen zijn in de top 100 van de Sjanghai-ranking, die
als indicator voor kwaliteit en excellentie wordt gebruikt, opgenomen en
welke score en plaats hadden zij in de vorige ranking en nu? 	81	 

55	Hoe passen de bezuinigingen en het invoeren van de
langstudeermaatregel en harde knip, in de doelstellingen goede
doorstroom binnen het onderwijs te bevorderen, minder uitval te
bewerkstelligen en een leven lang leren te bevorderen? 	81	 

56	Hoe gaat u voorkomen dat de interactie tussen hoger onderwijs en de
arbeidsmarkt, en focus en massa in het onderzoek, er toe gaat leiden dat
niet direct economisch rendabele studies en onderzoeken met een grote
andere maatschappelijke of academische waarde op de achtergrond raken?  
83	 

57	Wat is de toelichting op de grote verschillen tussen de streefwaarden
en realisatiewaarden in 2010 op het terrein van percentage uitstroom ten
opzichte van 2000?	84	 

58	Welk gedeelte van de mobiliteitsprogramma’s vindt binnen de
Europese Unie plaats?	87	 

59	Welke factoren stimuleren studentenmobiliteit het meest?	87	 

60	Kunt u inzicht geven in de bedragen en streefniveaus die via de
portefeuille EL&I naar de Europese begroting gaan en dus ook Nederlandse
uitgaven zijn in het vergroten van de mobiliteit? 	87	 

61	Hoeveel openstaande vacatures voor leraren zijn er bij de
verschillende lagen van het onderwijs, te weten het primair onderwijs,
voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs en volwasseneducatie? 	92	 

62	Hoeveel bent u voornemens te gaan investeren in de lerarenopleidingen
en de onderwijsarbeidsmarkt? Hoe gaat dat bedrag worden verdeeld? 	92	 

63	Hoeveel procent van de leraren is onbevoegd? Wat is het percentage
zij-instromers dat voor de klas staat? Wat is het percentage leraren in
opleiding dat voor de klas staat? 	92	93

64	Is er een indicator (en zijn de gegevens) beschikbaar over de relatie
tussen het aantal openstaande vacatures, het ziekteverzuim van docenten
en de prestaties van de school?	93	 

65	Welke negatieve effecten van het verlaten van het referentiemodel
voor lonen in het onderwijs heeft u in het meerjarenperspectief
ingeboekt voor de ontwikkeling van het kwantitatieve en kwalitatieve
lerarentekort? 	93	 

66	Kunt u de 1,8 miljoen euro ontvangen gelden inzake door leraren
terugbetaalde Lerarenbeurzen in verband met voortijdig stoppen, omzetten
in het percentage gestopte opleidingen ten opzichte van de 6700 leraren
die een Lerarenbeurs hebben ontvangen? Wat heeft de Lerarenbeurs ons dan
per saldo opgeleverd aan nieuwe leraren en wat heeft de maatregel
gekost?	94	 

67	Zijn de beloningsmaatregelen bij de leraar terechtgekomen op basis
van prestatie?	94	 

68	Is er een relatie aan te wijzen tussen de ziekteverzuimpercentages en
de kwaliteit van de school?	95	 

69	Wat is er de oorzaak van dat de ziekteverzuimpercentages ten opzichte
van 2008 niet gezakt zijn?  	95	 

70	Hoeveel procent van de leerkrachten maakt gebruik van de
Lerarenbeurs? 	96	 

71	Wat zijn de kennisbases voor het basisonderwijs en voor leraren
voorgezet onderwijs? 	96	 

72	Kunt u toelichten hoeveel van de beschikbare middelen (7,8 miljoen
euro) daadwerkelijk aan subsidie wordt uitgegeven aan de tot nu toe
bekende projectvoorstellen? Als voor het overgebleven bedrag geen
bestemming wordt gevonden, waar wordt dit bedrag dan aan besteed? 	97	 

73	Wat is de oorzaak van de niet gerealiseerde streefwaardes met
betrekking tot het rendement na vijf jaar op de Pabo? 	98	 

74	Welke besparing moet de wetswijziging, die is doorgevoerd om te
voldoen aan de taakstelling om de toename van de uitgaven te beperken,
opleveren vanaf 2011? 	100	 

75	Hoe verhoudt de oplossing (wetswijzigingen, taakstellingen) zich tot
de oorzaak van het probleem, de grotere studentenaantallen? 	100	 

76	Hoe verhoudt de afschaffing van aanvullende studiefinanciering voor
studenten met weigerachtige of onvindbare ouders zich tot de
doelstelling de toegankelijkheid te waarborgen?	100	 

77	Zijn er streefwaarden of prognoses vastgesteld met betrekking tot de
te verwachten besparingen als gevolg van aanpak misbruik
uitwonendenbeurs en zo ja, wat zijn die?	103	 

78	Er zijn geen basiswaarden en streefwaarden vastgesteld ten aanzien
van de studiefinanciering omdat de regeling bekend wordt geacht. Is het
niet de verantwoordelijkheid van de overheid zoveel mogelijk studenten
de kans te geven gebruik te maken van de regelingen en dit te
stimuleren, dit met het oog op de toegankelijkheid van onderwijs? Geldt
dit niet nog meer voor de aanvullende beurzen?	103	105 

79	In de toelichting op tabel 11.4 staat dat een groot aantal deelnemers
kiest voor een vervolgopleiding. Op basis waarvan is deze raming
gemaakt? Hoe verhouden deze ramingen zich tot het beleid om langer door
te studeren?	104	 

80	Wat zegt het feit dat voor het hoger onderwijs minder prestatiebeurs
is omgezet in een gift dan geraamd over de resultaten van de hoger
onderwijsinstellingen? 	104	 

81	Hoe kijkt u aan tegen de gevolgen van een enorme studieschuld als
gevolg van de invoering van het collegegeldkrediet?	107	 

82	In de toelichting bij tabel 11.11 staat dat de laatste drie jaar van
de periode de groei (ten aanzien van uitgaven aan leningen) afgevlakt
is, maar in totaal over de periode sterk gegroeid. Hoe verhoudt dit zich
tot elkaar? 	108	 

83	Is er een effect te ontlenen aan de spontane ontvangsten?	109	 

84	Komt er op lange termijn een monitor beschikbaar van
studentenmobiliteit in het mbo en  over welke rol het meenemen van de
studiefinanciering daarbij speelt? 	109	 

85	Wat zijn de prognoses met betrekking tot aantallen studenten die naar
het buitenland gaan voor de komende jaren, mede in het licht van
beëindiging van internationale uitwisselingsbeurzen?	109	 

86	Hoe gaat u de toegankelijkheid waarborgen voor mensen die minder te
besteden hebben, aangezien het gevolg van de bezuinigingen op cultuur
onder andere een forse stijging van toegangsprijzen is? 	119	 

87	Hoe passen de voorgenomen bezuinigingen en de forse beperking van de
subsidies in de doelstelling voorwaarden te scheppen voor het in stand
houden, ontwikkelen, en verbreiden van cultuuruitingen, en het streven
naar een brede maatschappelijke deelname aan cultuur?	119	123 

88	Zullen, wanneer de jaarrekeningen van de cultuurinstellingen binnen
zijn, een overzicht en de doorwerkingen voor het Jaarverslag van het
ministerie aan de Kamer worden gestuurd? Hoe verloopt de procedure dan?
120	 

89	Hoe verklaart u dat ruim tien miljoen euro meer is uitgegeven dan
begroot aan langjarige subsidies? 	121

	90	Hoe verklaart u dat er bijna 900.000 euro meer is uitgegeven aan
internationaal cultuurbeleid? 	121

	91	Hoe verklaart u dat er in 2010 bijna twee miljoen euro meer nodig is
geweest voor Leesvoorziening leesgehandicapten? 	121

	92	Hoeveel subsidie is uitgekeerd in het kader van ‘Muziek in ieder
kind’? Welke 18 instellingen hebben subsidie ontvangen en wat is de
onderlinge verdeling geweest? 	123	 

93	Welke rol vervult het Nationaal Historisch Museum (NHM) bij de canon
Nederland? Op welke wijze draagt het NHM bij aan het onderwijs over
canon in het po en vo? Zijn er naast NHM nog andere organisaties of
partijen die scholen voorzien van kennis en/of onderwijsmateriaal op het
gebied van de canon van Nederland?	123	 

94	Om welke acht prioriteitslanden en activiteiten gaat het in het
programma voor Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed met als doel ter
aanvulling en ondersteuning van projecten die door de Nederlandse
ambassades in landen werden gesubsidieerd in 2010? Wat zijn de
financiële gevolgen hiervan geweest?	124	 

95	Hoe kijkt u aan tegen het gevaar dat economische motieven en de
marktwaarde een bepalende rol gaan krijgen wanneer culturele
instellingen afhankelijk worden van eigen inkomsten?	124	 

96	Waarom wordt de culturele diversiteit van besturen gemeten en zijn er
aantoonbare maatschappelijke gevolgen van het hebben van minstens Ă©Ă©n
allochtoon bestuurslid? 	125	 

97	Wat gebeurt er met ‘de al ontwikkelde diensten’ van Beelden voor
de toekomst en wie dat gaat beheren? 	126	 

98	Hoeveel bedragen de genoemde meerkosten van de verbouwing van het
Rijksmuseum en hoe worden die opgevangen in het financiële kader? 	126	


99	Wordt in het volgende jaarverslag van het Nationaal Archief wel een
meting gehouden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, met welke cijfers wordt dat
vergeleken?	128	 

100	Wat is de meerwaarde van een Erfgoedmonitor naast de al bestaande
Erfgoedbalans? Welke kosten zijn hieraan verbonden? Wat zullen de taken
zijn en hoe verschillen die van de taken van de Erfgoedbalans?	128	129 

101	Welke nadere afspraken zijn gemaakt met het Sectorinstituut Openbare
Bibliotheken en hoe verschillen de bestel- en opdrachttaken nu ten
opzichte van voorheen? 	129	 

102	Wanneer is het financieel onderzoek van de bibliothekensector
afgerond? Wat zijn de taken van de Bibliothekenmonitor? Wat wordt er
gemonitord?  	129	 

103	Zijn er meer gegevens, anders dan het percentage aanvragen, waaruit
blijkt dat de digitale bibliotheek op groot draagvlak kan rekenen? Hoe
verloopt de voortgang van de digitalisering?	129	 

104	Wat doet u om de bereikbaarheid van de publieke zenders via de
schotel en digitale televisie te garanderen, daar de bereikbaarheid
gezien klachten van schotelbezitters en digitale televisie vaak te
wensen overlaat. 	131	 

105	Bij sommige aanbieders moet voor de ontvangst van publieke zenders
betaald worden, omdat ze alleen via een pakket te ontvangen zijn. In
hoeverre is dit wettelijk toegestaan? Welke acties gaat u ondernemen
wanneer dit niet wettelijk is toegestaan?	131	 

106	Wat zijn de prognoses voor reclame-inkomsten van de publieke omroep
voor de komende jaren?	133	 

107	Hoe passen de bezuinigingen op het omroepbestel binnen de
doelstelling een breed en kwalitatief hoogwaardig aanbod te bevorderen?
133	134 

108	Kunt u aangeven hoeveel procent van de programmering op de publieke
omroep onderscheidend is in die zin dat het originele programmering is? 
135	 

109	Hoeveel procent van de zendtijd op de radio wordt gebruikt voor het
uitzenden van herhalingen?	135	 

110	Hoeveel procent van de zendtijd op televisie wordt gebruikt voor het
uitzenden van herhalingen?	135	 

111	Zijn de teruggelopen reclame-inkomsten evenredig verdeeld over de
publieke omroep op de radio en televisie? 	135	 

112	Nederland staat op de vijfde plaats als het gaat om ERC-beurzen in
2010. Hoe scoort Nederland op Europese onderzoeksranglijsten?	136	 

113	Hoe verhoudt de stelling in het Jaarverslag dat focus en massa in
het onderzoek is aangebracht zich tot het kritische rapport van het
Rathenau Instituut over focus en massa en het effect daarvan voor het
Nederlandse onderzoek?	136	 

114	Dragen de verschillende succesvolle posities van Nederland in
ranglijsten (onder andere citatiescores) bij aan het behalen van de top
5 -positie van kenniseconomieën? 	136	 

115	Waarom beschouwt u de nationale en internationale
loopbaanmogelijkheden van jonge onderzoekers als een externe factor? Is
het juist dat door middel van beurzen en beleid ook wordt ingezet op
talentvolle vrouwen in de wetenschap? Zijn, gezien uw beleid beschreven
op pagina 142, nationale loopbaanmogelijkheden ook gedeeltelijk te
beĂŻnvloeden? Betreft dit alleen beleid voor excellente onderzoekers?
136	 

116	Hoe verklaart u dat er steeds minder geld vanuit de overheid
beschikbaar komt voor onderzoek, terwijl de doelstelling is om tot een
onderzoeksomgeving te komen die optimale wetenschappelijke prestaties
mogelijk maakt, en de ambitie is om tot de top van kennislanden te gaan
behoren?	136	 

117	Van wie zijn de nieuwe meetbare gegevens, die medio 2011 zullen
verschijnen, afkomstig?	137	 

118	Is het mogelijk om de R&D uitgaven jaarlijks te monitoren in plaats
van tweejaarlijks?	140	 

119	Waarom worden streefwaardes vastgesteld voor jaren (2010) waarin
niet gemeten wordt? 	140	 

120	Hoe garandeert u dat er geen verschraling optreedt op
onderzoeksgebieden die geen directe marktwaarde of internationale status
vertegenwoordigen? 	141	 

121	Hoe wordt in Europees verband gezorgd voor een grotere mobiliteit
van talentvolle onderzoekers?	142	 

122	Kunt u aangeven hoe de verdeling van het kinderopvangbudget verdeeld
is over diverse inkomensgroepen, bijvoorbeeld 1x modaal, 1,5x modaal, 2x
modaal enzovoort?	146	 

123	Het uitgekeerde kinderopvangbudget overschrijdt in ruimte mate de
ramingen. Kunt u aangeven waar de ramingen op gebaseerd zijn en in
hoeverre deze worden aangepast?	147	 

124	Waaruit bestaat het bestrijden van wachtlijsten? Welke maatregelen
worden daarvoor ingezet? Hoe succesvol zijn deze?	148	 

125	Kunt u aangeven hoeveel subsidie per organisatie is gegeven, en aan
welke brancheorganisaties in de kinderopvang?	148	 

126	Voor de opleidingskosten van gastouders is 25,3 miljoen euro
overgeboekt aan het beleidsterrein van beroepsonderwijs en
volwasseneneducatie. Kunt u specificeren aan welke instellingen dit is
overgeboekt en om welke bedragen het hier gaat?	148	 

127	Worden er in komende jaren wederom hogere uitvoeringskosten voor de
bouw van het GIR verwacht, aangezien er voor de hogere uitvoeringskosten
in verband met de bouw van het GIR aan de Belastingdienst 2,5 miljoen
euro overgeboekt? Zo ja, hoeveel?	148	 

128	Kunt u de kosten inzake de ‘Harmonisatie regelgeving kinderopvang
en peuterspeelzalen om alle kinderen te bereiken die VVE nodig hebben’
waarbij wordt aangegeven dat 9,2 miljoen euro van het resterende budget
van 11,7 miljoen euro is ingezet voor de tekorten op kwaliteit en
opleidingen en overige programmakosten, nader specificeren?	149	 

129	Kunt u 2,7 miljoen euro die meer is uitgegeven, genoemd onder
‘Overige programmakosten’, kosten voor de uitvoeringskosten van DUO,
voor het beheer en onderhoud van de Gemeenschappelijke Inspectie Ruimte
en het Landelijk Register Kinderopvang, nader specificeren? Waaruit
bestaan deze kosten? Zijn deze kosten eenmalig? Zo nee, wat zijn de
verwachte kosten hiervan in de komende jaren?	149	 

130	Waarom wordt de uitgangspositie die de Belastingdienst hanteert met
betrekking tot de werkgeversbijdrage, namelijk eenderde van de totale
kosten van de kinderopvang in de situatie van twee werkende ouders
(ieder eenzesde deel), niet gehaald? Wat gaat u hieraan doen en wat zijn
uw voornemens om dit te gaan veranderen, uitgesplitst over ouders,
werkgevers en overheid? 	149	 

131	Kunt u een procentuele verdeling geven van de huidige bijdragen
kinderopvang uitgesplitst naar de groepen overheid, ouders als
werkgevers? Kunt u deze verdeling ook geven voor toekomstige jaren,
aangezien deze zal wijzigen als gevolg van beleidsvoornemens? Kunt u
nader toelichten hoe deze verdeling is opgebouwd?	149	 

132	Kunt u het aantal huishoudens dat gebruik maakt van
kinderopvangtoeslag aangeven in relatie met het aantal huishoudens (met
kinderen in de dezelfde leeftijdscategorie) dat niet gebruik maakt van
kinderopvangtoeslag? 	150	 

133	Kunt u aangeven hoeveel uren gemiddeld voor een kind (van 0-4 en van
4-12) worden afgenomen? 	150	 

134	Waarom is ervoor gekozen om de overheidsbijdrage voor het tweede
kind veel hoger te laten zijn dan voor het eerste kind?	150	 

135	Bent u van plan om meer aandacht te geven aan de publicatie en het
gratis inzien van GGD- inspectierapporten op hun website, zodat ouders
meer inzicht krijgen in plekken waar ze hun kinderen kunnen laten
opvangen?	151	 

136	Gaat de GGD ook onaangekondigd inspecteren?	151	 

137	Gaat de GGD ook verder kijken dan de standaardvragen? Wat als er
zaken worden aangetroffen die niet op de standaard vragenlijst staan?
151	 

138	Waarom is de wettelijke plicht om alle locaties te controleren niet
gehaald? Wat gaat het u daar aan doen om dit in de toekomst wel te
halen?	152	 

139	Kunt u nader uitleggen wat de score proceskwaliteit van 2,8 inhoudt,
aangezien dit op een zevenpuntsschaal laag lijkt te zijn. 	153	 

140	Waarom is de score proceskwaliteit zo laag, terwijl er veel geld
voor verbetering van de kwaliteit wordt uitgetrokken? Is het niet
verstandig om na investeren de score weer te meten, zodat de
effectiviteit van de investeringen kan worden aangetoond?	153	 

141	Is het juist dat er 35 miljoen euro wordt uitgetrokken voor de
verbetering van de kwaliteit van de peuterspeelzalen? Waar gaat dit
concreet heen? Hoe wordt gemeten of er sprake is van een
kwaliteitsverbetering?	153	 

142	Kunt u aangeven welke factoren – naast het opleidingsniveau en de
leidster/kind-ratio – de kwaliteit bepalen?	153	 

143	Waarom zijn er voor 2010 geen streefwaarden benoemd?	155	 

144	Hoe wordt ‘sociale acceptatie van homoseksuelen’ gedefinieerd? 
155	 

145	Hoe verhoudt de sociale acceptatie van homoseksuelen naar 91% zich
tot de incidenten in de media op dit moment? Is er sprake van minder
incidenten, maar heftigere? Kunt u via of samen met de minister van V&J
inzicht geven in zowel sociale acceptatie van als geweld tegen
homoseksuelen? Is het beeld dan nog net zo rooskleurig als de genoemde
91%?	155	 

146	Welke verwachtingen zijn er ten aanzien van de economische
zelfstandigheid van vrouwen? 	156	 

147	Heeft u een overzicht van het totaalpakket emancipatie, aangezien
verschillende bedragen zijn overgeboekt naar andere departementen voor
emancipatiedoelstellingen en alle departement zelf verantwoordelijk voor
het emancipatiebeleid zijn? Wie houdt het overzicht van al deze losse
doelstellingen en bestedingen? 	157	 

148	Hoe verklaart u de forse inkrimping van het budget voor
internationale samenwerking en beurzenprogramma’s, gezien de wens tot
verdere internationalisering en leermobiliteit te komen?	76, 87

	149	Wat gaat u doen naar aanleiding van de constatering dat het
Europese aanbestedingsproces niet voldoende controleerbaar is? 	166	 

150	Ontvangt de Kamer uw reactie op de kritiek van de Algemene
Rekenkamer dat de bedrijfsvoering op het bestuursdepartement in 2010 nog
niet op orde is?	166	 

151	Waar is in uw reactie op de Algemene Rekenkamer te lezen waar de
overschrijding in artikel 8 Internationaal Beleid vandaan komt?	166	 

152	Waarom vindt de Algemene Rekenkamer dat CW 2001 moet worden
nageleefd en lijkt u slechts interdepartementale werkafspraken te willen
maken? In hoeverre kan inzichtelijk worden gemaakt of de niet
onbelemmerde toegang van de Algemene Rekenkamer het werk van zowel de
Rekenkamer als de controlerende taak van de Kamer bemoeilijkt?  	166	 

153	Wat wordt er gedaan om problemen met betrekking tot
informatiebeveiliging in de toekomst te voorkomen?	166	167 

154	Kunt u toelichten of OCW het voornemen heeft om de urennorm in het
beroepsonderwijs als bekostigingsmaatstaf te schrappen? Wat is de
onderbouwing hiervan?	169	 

155	Hoe past de invoering van een leenstelsel voor de masterfase in de
doelstelling dat studiefinanciering ervoor zorgt dat studenten de
financiële mogelijkheden hebben onderwijs naar behoren af te ronden en
dat het onderwijs toegankelijk blijft? 	100, 101	 



 Onderwijsverslag 2008-2009 van de Inspectie van het Onderwijs
(Kamerstuk   HYPERLINK
"http://parlisweb/parlis/zaak.aspx?id=70335476-6bc2-43da-801f-b6254e755e
08" \t "_self"  32123 VIII nr. 122 )

 Vaardigheid van taal, wiskunde en science van 15-jarige leerlingen

  Het betreft hier 19 miljoen. Bron: Verticale Toelichting, Ministerie
van Financiën, p. 36

 Spoeddebat d.d. 8 maart jl.

 Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten

 Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

 Tabel 11.4 ‘Indicatoren’

 Tabel 11.11 ‘Uitgaven’

 Naar aanleiding van Tabel 14.3 ‘Budgettaire gevolgen van beleid
artikel 14’

 Naar aanleiding van Tabel 14.3 ‘Budgettaire gevolgen van beleid
artikel 14’

 Naar aanleiding van Tabel 14.3 ‘Budgettaire gevolgen van beleid
artikel 14’

 Naar aanleiding van Tabel 14.4. ‘Indicatoren’

 European Research Council (ERC)

 Rapport “Focus en Massa in het wetenschappelijk onderzoek: de
Nederlandse onderzoeksportfolio in internationaal perspectief”
Rathenau Instituut d.d. 18 maart 2011

 Gemeenschappelijke Inspectie Ruimte

 Gemeentelijke Gezondheidsdienst

 Ministerie van Veiligheid en Justitie

 Comptabiliteitswet 2001

  FILENAME  GRT_RGR_OCW_32710-VIII-2.DOC 		  PAGE  9 /  NUMPAGES  10