[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Nederlandse reactie op het groenboek van de Commissie "De toekomst van de BTW - naar een eenvoudiger, solider en efficiënter BTW-stelsel”

Bijlage

Nummer: 2011D28483, datum: 2011-05-31, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Aangepaste Nederlandse reactie aan de Europese Commissie op het groenboek "De toekomst van de BTW - naar een eenvoudiger, solider en efficiënter BTW-stelsel" (2011D28481)

Preview document (🔗 origineel)


Nederlandse reactie op het groenboek van de Commissie "De toekomst van
de BTW - naar een eenvoudiger, solider en efficiënter BTW-stelsel” 

De Europese Commissie publiceerde op 3 december 2010 het groenboek “De
toekomst van de BTW – naar een eenvoudiger, solider en efficiënter
BTW-stelsel” (COM (2010) 695 def.). Het groenboek betreft een
consultatie van alle betrokkenen. De consultatie bevat geen politieke
lijn van de Commissie, maar zij nodigt hiermee een ieder uit op tal van
onderwerpen vóór 31 mei 2011 een reactie te geven, al dan niet aan de
hand van de in dit groenboek opgenomen 33 vragen. De resultaten van deze
consultatieronde worden door de Commissie verwerkt en zullen naar
verwachting aanleiding geven tot een witboek eind van dit jaar. Pas
daarin zal een lijn voor de toekomst van de BTW worden geschetst.
Mogelijk zal de Commissie daarna, in begin 2012, concrete voorstellen
voorleggen aan de Raad. 

Nederland is positief over het initiatief van de Commissie om iedereen,
waaronder ook het bedrijfsleven, uit te nodigen om bij te dragen aan het
denkproces over het stelsel van de BTW en het streven naar een
eenvoudiger, solider en efficiënter systeem. Daarmee is niet gezegd dat
het huidige systeem in het geheel niet voldoet. Het kan evenwel niet
worden ontkend dat het vatbaar is gebleken voor carrouselfraude en dat
op zich is al voldoende reden om te bezien wat daarin kan worden
verbeterd. Verwezen zij in dit kader naar de bevindingen in het rapport
van de Algemene Rekenkamer over intracommunautaire btw-fraude, die ook
de gezamenlijke rapportage voor Nederland, België en Duitsland bevat,
alsook een opsomming van de aanbevelingen van het gezamenlijke rapport
voor Nederland, België, en Duitsland. Nederland streeft daarbij naar
meer intensieve samenwerking binnen de Europese Unie, onder andere in
Eurofisc-verband en een harde aanpak van deze fraude. De mogelijkheden
van ICT-ontwikkelingen dienen hierbij betrokken te worden.   

Wel is het systeem, met tal van uitzonderingen voor met name Europees
opererende bedrijven, moeilijk en gaat het daardoor gepaard met extra
kosten voor het bedrijfsleven of beïnvloedt het de ontwikkeling van de
interne markt in negatieve zin, doordat bedrijven door die moeilijkheden
afzien van grensoverschrijdende handel. Nederland is dan ook zeer
benieuwd naar de uitkomst van deze consultatieronde en de daaruit door
de Commissie te distilleren conclusies. Ook de insteek van de Commissie
om hierdoor de BTW steviger te verankeren in relatie tot de directe
belastingen wordt onderschreven.

Nederland verwelkomt de consultatie als aanzet tot een BTW-systeem dat
vereenvoudigd is en rekening houdt met de effecten van het systeem.
Zonder een systeem bij voorbaat uit te sluiten of te omarmen, gaat de
voorkeur van het kabinet uit naar een systeem dat voor de toekomst zo
bestendig mogelijk is tegen fraude in brede zin. Dit waarborgt immers
ook op de lange termijn een solide basis voor de grote inkomstenbron die
de BTW voor Nederland, en ook voor de andere lidstaten, is. Wel is
daarbij voor het kabinet het uitgangspunt dat de belastingopbrengst in
ieder geval ten goede komt aan de lidstaat waar consumptie plaatsvindt.
Daarnaast geldt dat hoe eenvoudiger het systeem is, hoe minder kosten
dit met zich brengt voor het bedrijfsleven maar ook voor  de uitvoering
en handhaving door de overheid. Daarbij zal eenvoud ook bijdragen aan de
bereidheid en de mogelijkheid voor de welwillende bedrijven om aan de
BTW-verplichtingen te voldoen.

Dit streven naar eenvoud betekent wel dat we het bestaansrecht van
bestaande uitzonderingen in het BTW-stelsel moeten heroverwegen. Een
serieuze discussie over het afschaffen van vrijstellingen en het
afschaffen van optiemogelijkheden in de Richtlijn dient, wat Nederland
betreft, hierbij niet te worden geschuwd. Nederland hecht aan de
beleidsvrijheid om een hoog en laag tarief te kunnen voeren en de
mogelijkheid om een aantal goederen, waaronder de eerste
levensbehoeften, in een laag tarief te kunnen indelen. Dit hoort wat
Nederland betreft tot de nationale beleidsvrijheid en dient niet
ingeperkt te worden. In deze discussie zullen ook  inconsistenties in
bestaande regelgeving zoals tariefindeling, kunnen worden betrokken,
zoals de toepassing van het verlaagde tarief op drukwerk en van het
normale tarief op e-books. Ook het bezien van knelpunten bij
uitbesteding van werkzaamheden door niet aftrekgerechtigden kan hiervan
deel uitmaken. Hierdoor wordt het systeem niet alleen eenvoudiger maar
ontstaat er hiermee ook een bredere grondslag van heffing. 

Overigens is Nederland van mening dat in deze discussie ook het
instrument van derogaties moet worden besproken. Met name oude
derogaties met een onbeperkte tijdsduur maken consensus over gewenste
wijziging van de Richtlijn nagenoeg onmogelijk. Wel hecht Nederland
waarde aan het behoud van dit instrument, mits voorzien van een korte
tijdsduur met een evaluatiemoment. De kracht van een derogatie, mits
snel verleend, is het flexibele karakter. Dit stelt lidstaten in staat
sneller te handelen dan via een wijziging van de Richtlijn. Daarbij kan
gedacht worden aan fraudemaatregelen. In die gevallen dienen ook alle
lidstaten, desgevraagd, in gelijke situaties eenzelfde derogatie te
krijgen al dan niet gevolgd door een voorstel tot wijziging van de
Richtlijn. Ook biedt een derogatie uitkomst voor specifieke nationale
omstandigheden.

De vereenvoudiging dient zich wat Nederland betreft niet te beperken tot
de regelgeving sec. Ook de uitvoeringsprocessen zouden in deze discussie
moeten worden betrokken, zoals bijvoorbeeld een meer gelijke
registratieprocedure voor een BTW-nummer in elke lidstaat. Vooral in het
aanreiken van knelpunten op dit vlak, ziet Nederland ook een rol
weggelegd voor het bedrijfsleven. Het initiatief van de Commissie om ook
op Europees niveau de overlegstructuur tussen bedrijven en
belastingdiensten structureel vorm te geven, wordt dan ook toegejuicht. 

De maatregelen om eenvoud te bereiken, kunnen ook al worden gevonden in
het - meer dan voorheen gebruikelijk was - transparant maken van de
intentie van de nieuwe communautaire regels door meer uitleg te geven
over die regel, en zo interpretatieverschillen zoveel mogelijk te
voorkomen. De recentelijk verschenen uitvoeringsverordening over
ondermeer de regels voor de plaats van dienst is daar een goed voorbeeld
van. Dit neemt overigens niet weg dat voorop blijft staan dat de
richtlijntekst zelf reeds zo eenduidig mogelijk dient te zijn. Dit
vereist bereidheid van de lidstaten tot een zo open mogelijk
wetgevingsproces. Nederland ziet wat dat betreft geen noodzaak om
richtlijnen te vervangen door verordeningen.

In het streven naar een beter systeem past ook het bezien van het
gebruik van moderne technologische mogelijkheden, die op termijn een
kostenbesparing kunnen betekenen voor overheid en bedrijfsleven, als ook
betekenis kunnen hebben wat betreft nieuwe systemen voor de  inning van
BTW. Aan de ander kant van het spectrum dienen we –gelet op de
ervaring met de recent ingevoerde teruggaafprocedure- juist voorzichtig
te zijn met de inzet van ondersteunende middelen op ICT-gebied, in de
zin dat een goede implementatie daarvan een gedegen Europese testfase
vereist om tot adequate uitvoering te komen.

Op het vlak van ICT zou in de komende discussie ook aandacht geschonken
moeten worden aan een visie over het toenemende gebruik van internet
voor ondernemersactiviteiten en de heffing van BTW over die
activiteiten. Dit blijft als onderwerp in het groenboek nu onderbelicht.


Concluderend kan worden vastgesteld dat Nederland de consultatie als
aanzet tot een heroverweging van het BTW-systeem positief waardeert en
met belangstelling de uitkomst daarvan tegemoet ziet. Nederland is van
mening dat het BTW-stelsel – welk systeem dan ook, maar ook de
uitvoering daarvan – een goede werking van de interne markt moet
verbeteren en nu en in de toekomst bestendig dient te zijn tegen
BTW-fraude in brede zin. Hierbij dient oog te worden gehouden voor de
structurele administratieve- en uitvoeringslast van het BTW-systeem voor
alle partijen. Deze dient verlaagd te worden. Het kabinet zal zich
actief inzetten om deze ambitie te verwezenlijken. 

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009,  31 880, nrs. 1-2.