[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Het financieel toetsingskader

Bijlage

Nummer: 2011D30808, datum: 2011-06-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Overleg van het kabinet met de Stichting van de Arbeid over de afspraken in het Pensioenakkoord 2010 (2011D30807)

Preview document (šŸ”— origineel)


Het financieel toetsingskader 

Inleidende opmerkingen

Het huidige stelsel van aanvullende pensioenen is kwetsbaar gebleken.
Die conclusie trok het vorige kabinet mede naar aanleiding van de
bevindingen van de Commissie Goudswaard en de Commissie Frijns. Het
kabinet roept de analyse in herinnering die destijds is weergegeven in
de brief aan de Tweede Kamer van 7 april 2010. In deze brief werd
gewezen op de gevolgen van de daling van de lange rente op de
dekkingsgraden van pensioenfondsen. 

Verder zijn pensioenfondsen om hun indexatieambitie waar te kunnen
blijven makenĀ - door de exogene ontwikkelingenĀ - meer afhankelijk
geworden van financiƫle markten die uiterst volatiel zijn. Daarnaast
speelt de vergrijzing de pensioenfondsen parten. Deze leidt tot een
autonome stijging van de (doorsnee-) premie. Ook leidt de vergrijzing
ertoe dat het aantal actieven dat een premie afdraagt relatief beperkt
is ten opzichte van het aantal pensioengerechtigden. Het opvangen van
schokken wordt mede daardoor steeds moeilijker. 

Gebleken is dat de beloofde zekerheid ten aanzien van de aanspraken
onvoldoende waar kan worden gemaakt. De evaluatie van het financieel
toetsingskader heeft dat onderstreept. Er is een kloof ontstaan tussen
wat de deelnemer verwacht ā€“Ā namelijk een zeker pensioenĀ ā€“ en de
risicoā€™s in dat pensioen zoals die zich de laatste jaren manifesteren.
Die risicoā€™s hangen samen met de (beleggings-) strategie die wordt
gevolgd om een betaalbaar geĆÆndexeerd pensioen te realiseren. 

Het kabinet is in navolging van de Commissie Goudswaard van mening dat
er goede mogelijkheden zijn om het stelsel aan te passen als sociale
partners en overheid de handen ineen slaan. De sterke kanten van het
huidige stelsel vinden hun fundamenten in wezenskenmerken als
collectiviteit en solidariteit, die geschraagd worden door de
verplichtstelling. Deze elementen van het huidige stelsel verdienen het
om behouden te blijven. 

De overheid moet waarborgen dat toezeggingen die aan deelnemers worden
gedaan, ook worden nagekomen en dat de deelnemers goed zicht hebben op
wat zij aan pensioen kunnen verwachten. Zoals het kabinet eerder heeft
aangegeven, neemt het belang van goede communicatie -Ā ook over de
risicoā€™s die deelnemers lopenĀ - alleen maar toe. De eerder genoemde
verwachtingskloof zal moeten worden verkleind.

Het vorige kabinet heeft in zijn eerdergenoemde brief aan de Tweede
Kamer van 7Ā april 2010 aangegeven dat het bestaande financiĆ«le
toetsingskader verbetering behoeft, teneinde ervoor te zorgen dat de
wettelijke zekerheidsmaatstaf in voldoende mate wordt waargemaakt.
Daarnaast heeft het toenmalige kabinet aangegeven dat het de
mogelijkheid wil creƫren pensioenregelingen overeen te komen, waarbij
de ambitie van een waarde- of welvaartsvast pensioen voorop staat, maar
dan op basis van volledig voorwaardelijke pensioenaanspraken.

In deze voorwaardelijke aanspraken kunnen ontwikkelingen in de
levensverwachting worden geĆÆncorporeerd. Daarnaast worden de aanspraken
aangepast als de financiƫle positie van een pensioenfonds dat
noodzakelijk maakt. 

Teneinde invulling te geven aan de bedoelde nieuwe pensioencontracten,
hebben werkgevers- en werknemersorganisaties in de Stichting van de
Arbeid een uitwerkingsmemorandum bij hun Pensioenakkoord van 4 juni 2010
(hierna: het Uitwerkingsmemorandum) vastgesteld. 

Wellicht ten overvloede zij opgemerkt dat ook het bestaande contract
mogelijk blijft. Met de aanpassingen van het bestaande financiƫle
toetsingskader voor bestaande pensioencontracten, blijft dat kader ook
voor de opbouw van nieuwe rechten een mogelijk alternatief. 

Uitgangspunten van het kabinet bij de verdere uitwerking van het
financieel toetsingskader

Voor het kabinet is een belangrijk uitgangspunt bij de nadere invulling
van de benodigde wet- en regelgeving dat voor de deelnemers helder moet
zijn waar zij al dan niet op mogen rekenen. Voor zowel actieven, slapers
als gepensioneerden betekent dit dat hun pensioen niet volledig zeker
is. Ook in het huidige pensioencontract is dat het geval, maar daarover
is in het verleden te weinig duidelijk gecommuniceerd. 

Het is voor het kabinet essentieel dat recht wordt gedaan aan de
waarborgfunctie van de overheid. Waar de deelnemer risicoā€™s loopt,
moet dat van tevoren op begrijpelijke wijze worden gecommuniceerd. Dat
geldt voor nieuwe contracten, maar ook voor de reeds bestaande
contracten. En als zekerheid wordt beloofd, dan zal die ook moeten
worden waargemaakt. 

Bij de verdere uitwerking zal het kabinet ook steeds toetsen of de
wezenskenmerken (collectiviteit, solidariteit en verplichtstelling)
daadwerkelijk behouden blijven. Daarbij is het van belang dat de lasten
evenwichtig over de verschillende generaties worden verdeeld.

Wellicht ten overvloede zij opgemerkt dat het primaat voor de
aanvullende pensioenen bij sociale partners ligt. Zij kunnen hun
verantwoordelijkheid blijven dragen in het pensioenfondsbestuur.

In het licht van het Uitwerkingsmemorandum van de Stichting van de
Arbeid en de hierboven geschetste uitgangspunten en wezenskenmerken van
het stelsel van aanvullende pensioenen is het kabinet voornemens het
bestaande financieel toetsingskader te verbeteren (ftk1; zie Ā§Ā 3).
Daarnaast is het kabinet voornemens een specifiek toezichtskader uit te
werken ten behoeve van volledig voorwaardelijke pensioencontracten zoals
beschreven in het Uitwerkingsmemorandum van de Stichting van de Arbeid
(ftk2; zie Ā§Ā 4). 

In onderstaande wordt nader ingegaan op de voorgenomen invulling van
zowel de verbetering als de uitbreiding van het financiƫle
toetsingskader. 

3. 	Verbetering van het bestaande financieel toetsingskader voor de
huidige pensioencontracten (ftk1)

Het bestaande financieel toetsingskader behoeft naar de mening van het
kabinet verbetering teneinde ervoor te zorgen dat de bestaande
zekerheidsmaatstaf van 97,5% ook daadwerkelijk kan worden waargemaakt.
Die conclusie heeft het kabinet reeds getrokken naar aanleiding van de
evaluatie van het ftk, en sociale partners hebben in hun Pensioenakkoord
van 4 juni 2010 aangegeven dat zij zich daarvan bewust zijn. Het vorige
kabinet heeft in de eerder genoemde brief van 7 april 2010 reeds op
hoofdlijnen aangegeven welke verbeteringen beoogd zijn. Hieronder volgen
de belangrijkste aanpassingen.

Buffers: In de solvabiliteitstoets zullen de risicoā€™s waaraan
pensioenfondsen worden blootgesteld beter worden meegenomen. Daarnaast
zal de samenhang (correlatie) tussen de risicoā€™s opnieuw worden
bezien. Dat leidt ā€“Ā gegeven het gekozen beleggingsbeleidĀ - tot
hogere buffereisen. Uit een impactanalyse die op verzoek van SZW door
DNB is verricht blijkt dat de stijging van de buffer gemiddeld genomen
(gewogen naar de omvang van de verplichtingen) uitkomt op circa 5
procentpunten. De uiteindelijke impact voor een individueel fonds is
uiteraard afhankelijk van het fondsspecifieke risicoprofiel. 

Voor zover sprake is van meer fondsspecifieke risicoā€™s zullen fondsen
worden verplicht om een daarop toegesneden (gedeeltelijk) intern model
toe te passen. Bij een gelijkblijvend risicoprofiel zullen hogere
buffers nodig zijn om te voldoen aan de bestaande zekerheidsmaatstaf van
97,5%. Bezien zal worden in hoeverre overgangsregelingen noodzakelijk
zijn. 

Kostendekkende premie: Een ander uitgangspunt is dat de kostendekkende
premie ook daadwerkelijk voldoende moet zijn om de inkoop van nieuwe
aanspraken ā€“Ā met de bijbehorende hoge mate van zekerheidĀ - te
financieren. De mogelijkheid van premiedemping met een verwacht
rendement wordt daarom geschrapt. In verband met het belang van
premiestabiliteit blijft wel premiedemping mogelijk door toepassing van
een voortschrijdend gemiddelde van de actuele rente.

Waardering verplichtingen: Uitgaande van een nominale harde toezegging
blijft de risicovrije rente het logische uitgangspunt voor de waardering
van de verplichtingen. Bij motie heeft de Tweede Kamer op 9Ā november
2010 de regering verzocht om een onderzoek naar mogelijke alternatieve
risicovrije rentes. Dit onderzoek dat door DNB en SZW is uitgevoerd, is
op 17Ā mei jl. aan de Tweede Kamer aangeboden. Het kabinet zal op basis
hiervan zo snel mogelijk conclusies trekken.

Beperken volatiliteit: Van belang is dat nadelige gevolgen van
volatiliteit zo veel mogelijk worden voorkomen. Zonder af te doen aan
het beginsel van marktwaardering, zal bezien worden hoe de
afhankelijkheid van momentopnames kan worden verminderd, bijvoorbeeld
door het introduceren van een wachttijd voor de indiening van
herstelplannen bij een dekkings- of reservetekort. 

Risicobeheer en stresstest: Tegelijkertijd dient het risicobewustzijn
van pensioenfondsen te worden vergroot. Het eerder genoemde
(gedeeltelijk) intern model, speelt daarbij een rol. Een andere
maatregel die bijdraagt aan het risicobewustzijn is de uitbreiding van
de continuĆÆteitsanalyse met een stresstest. Met dit door DNB voor te
schrijven ā€œslecht weerā€ scenario ontstaat meer inzicht in de
risicoā€™s die fondsen ten aanzien van hun financiĆ«le positie lopen in
verband met hun beleggingsmix. De weging van rendement en risico kan
daardoor worden verbeterd. 

In de actuariƫle en bedrijfstechnische nota (abtn) wordt verder een
financieel noodscenario opgenomen. In dat noodscenario geeft het bestuur
een beschrijving van de inzetbaarheid van financiƫle sturingsmiddelen
(instrumenten) onder het ā€œslecht weerā€ scenario. Overigens hoeven de
maatregelen uit het noodscenario niet Ć©Ć©n op Ć©Ć©n te worden toegepast
als daadwerkelijk economische tegenwind optreedt. Er blijft voor het
fonds dus ruimte voor een discretionaire aanpak die past bij de situatie
op het betreffende moment.

Reƫle oriƫntatie verbeteren: Om het spanningsveld tussen de reƫle
ambitie van pensioenfondsen en het nominale kader van het ftk beter
zichtbaar te maken moet de reƫle dekkingsgraad verplicht worden
gepubliceerd. Premiekorting zal pas worden toegestaan bij een reƫle
dekkingsgraad van ten minste 100%.

Reƫel communiceren: Ook de deelnemers moeten zich meer bewust zijn van
de risicoā€™s die worden gelopen. Voor de deelnemer is verder van belang
dat deze (in reƫle termen) inzicht heeft in het pensioenresultaat. Ook
moeten de deelnemers worden geĆÆnformeerd over de onzekerheden bij het
nakomen van de reƫle ambitie (slecht weer scenario). 

4.	De voorgenomen invulling van een financieel toetsingskader voor het
pensioencontract zoals beschreven door de Stichting van de Arbeid in
haar Uitwerkingsmemorandum (ftk2)

Het kabinet is voornemens het financieel toezicht uit te breiden met een
methodiek waarbinnen volledig voorwaardelijke pensioenaanspraken en
pensioenuitkeringen kunnen worden gerealiseerd. De uiteindelijke
invulling hiervan zal mede afhangen van de onderzoeken die het kabinet
in zijn bovenliggende brief heeft aangekondigd. 

Mate van zekerheid: Omdat sprake is van volledig voorwaardelijke
aanspraken en uitkeringen wordt in dit nieuwe financiƫle toetsingskader
niet meer uitgegaan van een zekerheidsmaatstaf ten aanzien van de
pensioenuitkomst. Dat neemt niet weg dat pensioenfondsen de uitkomsten
kunnen beĆÆnvloeden door het toepassen van prudente veronderstellingen
en door de mate waarin zij risicoā€™s nemen in hun beleggingsbeleid. 

Garanties kunnen slechts gerealiseerd worden door het betreffende deel
van de toezegging onder te brengen bij een verzekeraar. De helderheid
onder ftk2 over de toedeling van risicoā€™s, laat niet toe dat de
voorwaardelijke aanspraken ook dienen als ā€œbufferā€ voor garanties. 

Aanpassing rechten: In het nieuwe contract wordt het aanpassen van de
hoogte van de aanspraken en de uitkeringen, zowel neerwaarts als
opwaarts,Ā een regulier sturingsinstrument.

Kostendekkende premie: Uitgaande van een beoogde jaarlijkse opbouw (als
pensioenambitie), zal ook in het nieuwe contract sprake zijn van een
kostendekkende premie. Die ambitie heeft in dit nieuwe contract
nadrukkelijk meerdere dimensies: de hoogte van de beoogde
pensioenuitkomst, maar ook het risico dat men ten aanzien van die
uitkomst bereid is te lopen. In de kostendekkende premie zal rekening
moeten worden gehouden met die risicoā€™s. Bezien zal moeten worden hoe
dat risico in de kostendekkende premie beprijsd moet worden. Uitgaande
van een reƫle ambitie moet ook de indexatieambitie in de kostendekkende
premie worden meegenomen. 

Parameters: Het belang van adequate parameters neemt alleen maar verder
toe in het nieuwe reƫle kader. Begrenzing van parameters voorkomt dat
verwachtingen worden gewekt die uiteindelijk moeilijk waargemaakt kunnen
worden en draagt bij aan een evenwichtige afweging tussen risico en
rendement. Voor de berekening van de kostendekkende premie zullen de
parameters gelden, zoals die in 2010 mede op grond van het advies van de
Commissie Don zijn vastgelegd in een amvb. Deze parameters spelen
uiteraard ook een rol bij de algehele financiƫle opzet, bij de
haalbaarheidstoets zoals hieronder beschreven en bij de bepaling van de
(reƫle) dekkingsgraad. Mede in verband met het kunnen overeenkomen en
inregelen van de nieuwe pensioencontracten is het kabinet voornemens de
eerstvolgende set parameters pas per 1Ā januariĀ 2015 in werking te
laten treden. 

Ex ante toetsing van de ambitie: Periodiek zal bepaald moeten worden of
de geuite ambitie wel haalbaar is: een haalbaarheidstoets. Voor deze
haalbaarheidstoets kan qua techniek aansluiting worden gevonden bij de
huidige consistentietoets. Haalbaarheid zal worden getoetst op basis van
de verwachte uitkomst en de daarbij horende bandbreedte. 

Waardering verplichtingen: Uitgangspunt blijft marktwaardering. Uit dat
beginsel volgt dat een voorwaardelijke toezegging niet hoeft te worden
verdisconteerd met een risicovrije rente. Verwachtingen mogen met andere
woorden een rol spelen bij de verdiscontering. In geval van een
aanpassingsmechanisme voor het opvangen van financiƫle schokken waarbij
de verplichtingen jaarlijks direct worden aangepast aan schokken, mag
maximaal het verwachte portefeuillerendement worden gebruikt voor de
berekening van de verplichtingen. Evenals bij de kostendekkende premie
zal worden vastgelegd dat het risico dat ten aanzien van de
pensioenuitkomst wordt gelopen, in de berekening van de verplichtingen
wordt meegenomen. 

Bezien zal nog moeten worden hoe kan worden voorkomen dat wordt
uitgegaan van een te hoog portefeuillerendement. Daarmee zouden immers
onrealistische verwachtingen kunnen worden gewekt. Overigens stellen de
huidige parameters zoals die zijn bepaald voor het ftk reeds grenzen aan
het te hanteren portefeuillerendement. Ook zal bij de uitwerking
rekening moeten worden gehouden met mutaties in de beleggingsmix die in
de loop van de tijd kunnen plaatsvinden. 

Aanpassingsmechanisme: Om volatiliteit van het te bereiken
pensioenresultaat te dempen mag het uitvoeren van de aanpassing van de
verplichtingen gespreid worden over een begrensde spreidingsperiode. Bij
de beoordeling van de maximale spreidingsperiode spelen in ieder geval
de macro-economische effecten een rol, de wijze waarop de lasten bij
(toekomstige) actieven en pensioengerechtigden neerslaan en de wens om
overmatig risicozoekend gedrag door pensioenfondsen te beperken. 

Daarbij dient bedacht te worden dat bij gepensioneerden het
aanpassings-mechanisme voor het opvangen van financiƫle schokken direct
leidt tot koopkrachteffecten. Het is echter van belang te voorkomen dat
de rekening te ver vooruit (naar jongere of toekomstige generaties)
wordt geschoven. Vanuit dat idee kan gedacht worden aan een
spreidingsperiode van maximaal 10 jaar. 

Meevallers: Ten aanzien van meevallende rendementen moet worden bepaald
hoe deze zullen worden besteed. Dat leidt in ieder geval tot de vraag of
eerst kortingen op de oorspronkelijke ambitie hersteld worden, of dat
die meevallers besteed worden aan de vrijwillig op te bouwen reserves.
Hierover zullen expliciet afspraken moeten worden gemaakt in het
pensioencontract. Bij de uitwerking zal bezien worden op welke wijze de
egalisatiereserve een plaats kan krijgen binnen het ftk. In ieder geval
zullen richtsnoeren over de omvang van de (egalisatie) reserves in het
ftk worden vastgelegd. 

Vanuit de waarborgfunctie van de overheid, moet bij de uitwerking ook
aandacht worden besteed aan de vraag in welke mate de te verwachten
uitkomst af mag wijken van de oorspronkelijke ambitie, wil men die
ambitie nog wel mogen communiceren. Voor het belang van communicatie zij
verder verwezen naar Ā§Ā 5 van deze bijlage. 

Beleggingsbeleid: Ten aanzien van het beleggingsbeleid blijft de
prudent-person regel leidend. In aansluiting daarop zal in het toezicht
verankerd moeten worden dat pensioenfondsen voldoende aandacht schenken
aan het beleggingsbeleid en de daarmee samenhangende risicoā€™s. Omdat
meer risicoā€™s bij de deelnemers terechtkomen en er niet meer wordt
gewerkt met een wettelijke zekerheidsmaatstaf, zal DNB op dit punt meer
instrumenten / bevoegdheden krijgen. Hierbij valt te denken aan het
vastleggen van uitgangspunten in de wet- en regelgeving, die de
toezichthouder kunnen helpen bij het vooraf beoordelen of de beheerste
en integere bedrijfsvoering in lijn is met het risicoprofiel dat is
afgesproken in het pensioencontract. Daarbij zal recht moeten worden
gedaan aan de aanbevelingen van de Commissie Frijns inzake het
risicomanagement, het beleggingsbeleid en de uitvoering van het
risicobeheer en het beleggingsbeleid. 

Communicatie over risicoā€™s: Richting de deelnemers zal periodiek
helder gecommuniceerd moeten worden over de (beweeglijke) uitkomsten die
inherent zijn aan een (reƫel) voorwaardelijk pensioen. In ieder geval
zal voor de individuele deelnemer duidelijk moeten worden gemaakt in
hoeverre de te verwachten uitkering afwijkt van de ambitie. 

Daarvoor zal gezocht worden naar nieuwe vormen en methoden van
presentatie om de pensioenvooruitzichten inzichtelijk te maken voor de
deelnemers. Er zal onderscheid gemaakt worden tussen de opgebouwde
aanspraken tijdens de werkzame periode en het inkomen bij pensionering.

5.	Het belang van communicatie

Nominaal opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten worden in het
spraakgebruik wel ā€œonvoorwaardelijkā€ genoemd. De Pensioenwet staat
echter onder bijzondere omstandigheden en in het uiterste geval toe dat
deze aanspraken en rechten worden verminderd (ā€œgekortā€). Vanuit een
oogpunt van communicatie is de term ā€œonvoorwaardelijkeā€ toezegging
die vaak wordt gehanteerd dus een ongelukkige. 

De recente ervaringen hebben voor velen duidelijk gemaakt dat aan
pensioen ook risicoā€™s zijn verbonden. Pensioenen bleken minder zeker
dan door velen werd gedacht. Het is dan ook van belang dat over
risicoā€™s ten aanzien van het pensioen goed wordt gecommuniceerd
richting alle belanghebbenden. De eerdergenoemde verwachtingskloof zal
zo veel mogelijk moeten worden verkleind. 

Niet alleen zal moeten worden gecommuniceerd waar de risicoā€™s zich
voordoen, maar ook tot welke gevolgen het kan leiden als specifieke
risicoā€™s zich daadwerkelijk manifesteren. Dat geldt uiteraard voor de
nieuwe contracten, maar ook voor de reeds bestaande contracten.

Daarbij past dat de deelnemer wordt geĆÆnformeerd over de risicoā€™s die
hij loopt in verband met tegenvallende uitkomsten. Dat geldt zowel voor
ftk1 als voor ftk2.

Van belang is dat de deelnemer inzicht kan krijgen in de
koopkrachtontwikkeling van zijn pensioen. Daarbij dient bedacht te
worden dat bij de nieuwe contracten schokken direct worden geabsorbeerd,
hetgeen effecten heeft op de zogenaamde replacement rate. 

Gezocht zal worden naar nieuwe vormen en methoden van presentatie om de
pensioenvooruitzichten inzichtelijk te maken voor de deelnemers. 

6.	De vervolgstappen 

Op grond van het bovenstaande kan worden geconstateerd dat in het
vervolgtraject in ieder geval de onderstaande onderwerpen aandacht
behoeven. 

Het kabinet zal bezien welke uitvoeringstechnische gevolgen het nieuwe
pensioencontract in de praktijk zal hebben voor bijvoorbeeld de
waardeoverdracht of voor rechtstreeks verzekerde regelingen. 

Het kabinet zal zich inzetten om het proces ten aanzien van de
vaststelling van de levensverwachting door het AG respectievelijk het
CBS te stroomlijnen ten behoeve van de toepassing van het
levensverwachtingsaanpassingsmechanisme. 

De wijze waarop parameters worden vastgesteld zal het kabinet na overleg
met sociale partners opnieuw vaststellen. Het kabinet staat daarbij
positief tegenover de voorstellen die de Stichting heeft gedaan ten
aanzien van de frequentie waarmee de parameters moeten worden
vastgesteld.

Zowel voor pensioenregelingen onder ftk1 als voor pensioenregelingen
onder ftk2 is communicatie van essentieel belang. Bij de invulling van
de communicatiebepalingen zullen AFM, DNB, externe deskundigen en de
pensioensector worden betrokken. 

Het kabinet deelt de mening van de Stichting van de Arbeid dat het
verstandig is een onderzoek uit te voeren naar de mogelijkheden, nut en
noodzaak alsmede naar de mogelijke consequenties van het maken van
onderscheid naar leeftijd of naar opbouwjaren, en zal het initiatief
voor een dergelijk onderzoek in samenwerking met de Stichting van de
Arbeid nemen. 

 Zie hiervoor Kamerstukken II 2009/10, 30 413, nr. 142, waaraan de
evaluatie van het ftk als bijlage is toegevoegd.

 De gemiddelde stijging van het vereist eigen vermogen voor de 25
fondsen met de kleinste absolute stijging bedraagt 1,8 procentpunt. De
gemiddelde stijging voor de 25 fondsen met de grootste absolute stijging
bedraagt 8,1 procentpunt.

 Zie Kamerstukken II 2010/11, 32 043, nr. 17.

 Zie Kamerstukken II 2010/11, 32 043, nr. 41.

 Zie het Besluit van 24 juli 2010 tot wijziging van het Besluit
financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met vaststelling
van de parameters voor fondsen, Staatsblad nr. 315, 3 augustus 2010.

 Volgens deze regel moeten pensioenfondsbesturen prudentie betrachten in
hun beleggingsbeleid. De uitgangspunten die daarbij gelden zijn
geformuleerd in artikel 135 van de Pensioenwet (eisen ten aanzien van
beleggingen) en nader uitgewerkt in artikel van het Besluit financieel
toetsingskader pensioenfondsen (Besluit FTK). Uitgangspunt van het
prudente beleggingsbeleid moet zijn dat de veiligheid, de kwaliteit, de
liquiditeit en het rendement zijn gewaarborgd. Voor de technische
voorzieningen, die volledig door waarden moeten worden gedekt, geldt
bovendien dat belegging moet plaatsvinden op een wijze die strookt met
de aard en de duur van de verwachte toekomstige pensioenuitkeringen.
Daarbij zal het beleggingsbeleid gericht moeten zijn op de langere
termijn om te kunnen blijven voldoen aan de verplichtingen.

Bijlage bij brief van het kabinet aan de Tweede Kamer d.d. 10 juni 2011
(kenmerk AV/SDA/2011/10887)

  PAGE   \* MERGEFORMAT  1