[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inzet van de regering ten aanzien van het beleidsterrein internationele migratie en ontwikkeling

Bijlage

Nummer: 2011D30961, datum: 2011-06-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Inzet van de regering ten aanzien van het beleidsterrein internationele migratie en ontwikkeling, de voortgangsrappprtage internationale migratie en ontwikkeling en de beleidsprioriteiten (2011D30960)

Preview document (šŸ”— origineel)


Inleiding

Met deze brief informeren wij u op welke wijze wij op basis van het
Regeerakkoord het beleid op het gebied van migratie en ontwikkeling
verder gestalte willen geven. De beleidsnotitie Internationale Migratie
en Ontwikkeling 2008 blijft het uitgangspunt voor het beleid, maar in
lijn met het Regeerakkoord zal de nadruk liggen op de themaā€™s
terugkeer, inclusief opvang en herintegratie van alleenstaande
minderjarige vreemdelingen (AMVā€™s) in herkomstlanden, en bescherming
en opvang van vluchtelingen in de regio van herkomst. Om resultaten te
boeken op deze terreinen is samenwerking met landen van herkomst van
groot belang. Het OS-budget voor internationale migratie en ontwikkeling
kan hieraan een bijdrage leveren en zal hiervoor dan ook waar mogelijk
worden ingezet. Een geĆÆntegreerde benadering, waarbij de
ontwikkelingsdimensie van migratie wordt versterkt, past in de bredere
coherentie-agenda. 

Een extra inspanning van de regering op het gebied van terugkeer vergt
een effectiever en flexibeler instrumentarium, en we kiezen dan ook voor
een strategische landenbenadering migratie m.b.t. landen die vanuit
migratieoogpunt prioritair zijn, voor het hanteren van de mogelijkheid
tot conditionaliteit in onze relatie met landen van herkomst en voor het
openstellen van het OS-budget voor internationale migratie en
ontwikkeling voor alle ontwikkelingslandenlanden. 

Dit jaar zullen de activiteiten die op basis van de uit 2008 daterende
beleidsnotitie internationale migratie en ontwikkeling  zijn uitgevoerd
worden geƫvalueerd. In het bijzonder zal worden gekeken of de uit
OS-middelen gefinancierde activiteiten op het terrein van internationale
migratie en ontwikkeling hebben bijgedragen aan de zes
beleidsprioriteiten die in deze notitie zijn opgenomen. De Kamer zal
over de uitkomsten van deze evaluatie en de daarmee samenhangende
beleidsconclusies in de voortgangsrapportage over 2011 worden
geĆÆnformeerd. 

In januari 2010 ging u de eerste voortgangsrapportage toe. De tweede
voortgangsrapportage treft u in bijlage 1 bij deze brief aan. Hierin
wordt gerapporteerd over de wijze waarop in 2010 invulling is gegeven
aan de zes prioriteiten uit de beleidsnotitie uit 2008. 

I De prioriteiten: terugkeer, alleenstaande minderjarige vreemdelingen,
en bescherming en opvang in de regio 

1. Bevorderen van duurzame terugkeer en herintegratie

Overeenkomstig het Regeerakkoord zal het terugkeer- en uitzetbeleid
worden geĆÆntensiveerd. Hierop zal in internationale contacten en in het
bilaterale verkeer met andere landen kabinetsbreed worden ingezet. Uit
het budget voor migratie en ontwikkeling worden ex-asielzoekers zonder
verblijfstitel die zelfstandig willen terugkeren naar hun land van
herkomst ondersteund bij het opbouwen van een bestaan. Meestal wordt een
financiƫle bijdrage geboden. Voor een duurzame, perspectiefvolle
terugkeer kan echter ook ondersteuning in natura nuttiger zijn. Denk
hierbij onder meer aan scholing, assistentie bij het zoeken van werk of
hulp bij het opzetten van een bedrijf. In 2011 zullen wij een nieuw
kader voor vrijwillige terugkeer opzetten, dat uitgaat van een
combinatie van financiƫle ondersteuning en ondersteuning in natura.
Hiermee wordt beoogd een toename van zowel de kwantiteit als de
kwaliteit van terugkeer te realiseren, bijvoorbeeld bij terugkeer van
gezinnen. Het maatschappelijk middenveld zal worden uitgenodigd mee te
denken over het nieuwe kader voor vrijwillige terugkeer, dat wordt
gefinancierd uit het budget voor migratie en ontwikkeling.

Terugkeerondersteuning is een belangrijke stimulans voor vrijwillig
vertrek. Desondanks kiest een deel van de vreemdelingen er niet voor
zelfstandig te vertrekken. Cruciaal is dan de medewerking van landen van
herkomst aan gedwongen terugkeer. Terugkeer kan immers niet plaatsvinden
als de autoriteiten van het herkomstland daarvoor geen toestemming
geven. Daarom staat in het Regeerakkoord dat hierop in internationale
contacten en in het bilaterale verkeer met andere landen kabinetsbreed
zal worden ingezet. Dit vergt een extra inzet in de vorm van een
langdurige geĆÆntegreerde benadering, die onder II verder wordt
uitgewerkt.

2. Alleenstaande minderjarige vreemdelingen.

Ten aanzien van alleenstaande, minderjarige vreemdelingen (AMV's) stelt
het Regeerakkoord dat de inzet zich richt op zo snel mogelijke terugkeer
onder de voorwaarde van lokale opvang. Hiervoor vinden uit OS-middelen
investeringen plaats in extra, of verbeterde, vormen van opvang. Dit
sluit aan bij het bestaande beleid voor migratie en ontwikkeling. In
Angola en in de DR Congo worden dergelijke opvangplaatsen al
gefinancierd. In samenwerking met andere Europese landen zal worden
getracht nieuwe opvangplekken te realiseren. Concreet wordt gekeken naar
mogelijkheden om vormen van adequate opvang in Afghanistan te creƫren.
Ook wordt in samenwerking met enkele Europese landen gewerkt aan de
bevordering van het traceren van familieleden in herkomstlanden van
AMV's met een terugkeerperspectief. 

3. Bescherming en opvang in de regio 

De regering focust,  in lijn met het Regeerakkoord, op versterking van
vluchtelingenbescherming in de regioā€™s van herkomst in samenwerking
met onder andere de VN Vluchtelingenorganisatie (UNHCR) en landen van
opvang. Het versterken van vluchtelingenbescherming in regioā€™s van
herkomst zal een complementair karakter hebben ten opzichte van ons
nationale asielstelsel, waarbij het accent zal liggen op landen en
regioā€™s met een substantiĆ«le instroom in Nederland. 

Afhankelijk van de situatie kan de extra inzet de vorm krijgen van: 

noodhulp, met name ter versterking van de eerste opvang, zoals nu in
Noord-Afrika plaatsvindt;

ontwikkelingshulp gericht op de economische verzelfstandiging van
vluchtelingen, alsmede op het versterken van de lokale sociale
infrastructuur, zodanig dat dit zowel aan de vluchtelingen als aan de
lokale bevolking ten goede komt; 

hulp aan lokale overheden en niet gouvernementele organisaties die in
praktische en juridische zin de bescherming van vluchtelingen vergroten
en/of bijdragen aan de zelfredzaamheid van vluchtelingen.  

In 2011 zal in het bijzonder worden ingezet op landen in de regio die
veel Somalische vluchtelingen opvangen, zoals Kenia. Nederland zal
inventariseren op welke wijze inhoud kan worden gegeven aan deze extra
inspanning en er zullen o.m. uit het budget voor internationale migratie
en ontwikkeling middelen beschikbaar worden gesteld. 

Verder is van belang dat Nederland een belangrijke partner en donor is
van UNHCR met een bijdrage van 42 miljoen Euro in 2011. UNHCR is
feitelijk verantwoordelijk voor een groot deel van de opvang en
bescherming van vluchtelingen in regioā€™s van herkomst.

Als onderdeel van de extra focus op bescherming in de regio en het
inbedden van de vluchtelingenopvang binnen ontwikkelingsgerichte
activiteiten onderschrijft Nederland het belang van het gezamenlijke
initiatief van UNHCR en UNDP, het zogenaamde ā€˜transition solutions
initiativeā€™. Met dit initiatief wordt beoogd de aansluiting van
noodhulp op ontwikkelingsgerichte activiteiten in langdurige
vluchtelingensituaties te verbeteren Tijdens een recent bezoek van de VN
Hoge Commissaris voor de vluchtelingen Guterres aan Nederland hebben wij
aangegeven dat Nederland graag betrokken is bij de uitwerking van dit
VN-initiatief en hier een actieve bijdrage aan wil leveren. Nederland
onderzoekt de mogelijkheid om een bijdrage te geven in Soedan, Georgiƫ,
Jemen en Kenia.

In het kader van bescherming in de regio wordt daarnaast ā€“ daar waar
mogelijk ā€“ ook ingezet op een meer strategisch gebruik van
hervestiging. Als onderdeel van afspraken met overheden in de regio van
herkomst om de lokale integratie van vluchtelingen te bevorderen, kan
voor specifieke groepen vluchtelingen de mogelijkheid van hervestiging
in het vooruitzicht worden gesteld. Momenteel hervestigt Nederland om
die reden Eritrese vluchtelingen uit Oost-Soedan. 

II De instrumenten: strategische landenbenadering, conditionaliteit,
openstellen OS-budget internationale migratie en ontwikkeling voor alle
ontwikkelingslanden en het beter benutten van het EU-spoor.

1. De strategische landenbenadering 

Door het vorige kabinet is reeds ingezet op een sterkere inbedding van
terugkeer in het Nederlandse buitenland beleid. Dit heeft echter nog
onvoldoende geleid tot resultaten op het gebied van terugkeer. Voor een
aantal grote terugkeerlanden geldt dat medewerking aan terugkeer niet
gerealiseerd en bestendigd zal worden zonder Nederlandse bereidheid de
terugkeerproblematiek in te bedden in een bredere samenwerkingsrelatie. 

De regering, onder leiding van de ministeries van Buitenlandse Zaken en
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijks relaties, ontwikkelt daarom een
strategische landenbenadering, waarbij herkomstlanden actief zullen
worden benaderd. De inzet is om met deze landen een samenwerkingsrelatie
aangegaan die zich richt op alle aspecten van migratie: legale migratie,
instroom, tegengaan van illegale migratie waaronder voorlichting over de
risicoā€™s van illegale migratie en de mogelijkheden tot legale
migratie, terugkeer, bescherming in de regio, grensbewaking en
capaciteitsopbouw, alsmede het betrekken van de diaspora bij de
ontwikkeling van herkomstlanden. Voor deze strategische landenbenadering
migratie zijn overigens ook andere, niet-migratiegerelateerde,
beleidsterreinen relevant. Herkomstlanden koppelen hun bereidheid om
medewerking aan gedwongen terugkeer te verbeteren immers niet
uitsluitend aan samenwerking op het terrein van migratie, maar ook aan
andere aspecten van de bilaterale relaties met Nederland, waaronder de
ontwikkelingsrelatie. Ervaring van een aantal andere Europese landen,
waaronder Spanje en het Verenigd Koninkrijk, leert dat het aangaan van
een duurzamere relatie het gesprek en afspraken over terugkeer
vergemakkelijkt. 

2. Openstellen van OS-budget voor internationale migratie en
ontwikkeling voor alle ontwikkelingslanden 

In de focusbrief ontwikkelingssamenwerking heeft de regering gekozen de
OS-partnerlandenlijst terug te brengen tot 15 landen. Tegelijkertijd is
migratie en terugkeer een prioriteit van deze regering. Daarom hebben
wij besloten om het OS-budget voor  internationale migratie en
ontwikkeling open te stellen voor alle landen die volgens de normen van
de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) in
aanmerking komen voor ontwikkelingshulp. Hierbij wordt prioriteit
gegeven aan activiteiten ten aanzien van die landen die voor Nederland
vanuit het oogpunt van migratie belangrijk zijn en waarmee Nederland in
het kader van de strategische landenbenadering migratie en ontwikkeling
een bredere, duurzame relatie op het gebied van migratie en ontwikkeling
wenst op te bouwen. 

3. Conditionaliteit 

Landen die op terugkeergebied constructief met Nederland samenwerken
kunnen, indien zij dat wensen, rekenen op steun op het bredere
migratieterrein, zoals hierboven beschreven. Indien landen van herkomst
daarentegen niet of onvoldoende meewerken aan terugkeer van hun eigen
onderdanen dan zou dit consequenties kunnen hebben voor de bilaterale
samenwerking met deze landen, met name voor de eventuele OS-middelen die
via de regering lopen. 

Nederland zet zich er voor in dat het principe van conditionaliteit, het
stellen van voorwaarden, in de toekomst ook door de EU wordt gehanteerd.
 Tegenover Europese inspanningen kunnen verplichtingen voor
ontwikkelingspartners komen te staan waaronder op het gebied van
migratie en terugkeer. In de op te stellen Country Strategy Papers (voor
de periode 2014-2020) kan deze conditionaliteit in de relatie met
ontwikkelingslanden nader worden uitgewerkt. 

In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de landen die voor Nederland
voor het coherentiethema migratie en ontwikkeling van belang zijn, met
daar in opgenomen een onderverdeling per prioritaire categorie
(terugkeer, AMVā€™s en bescherming en opvang in de regio). Hierbij dient
te worden benadrukt dat dit overzicht de stand van zaken op dit moment
weergeeft en in het licht van de actuele problematiek kan worden
aangepast. 

4. Beter benutten van het EU-spoor

De Europese Unie financiert via verschillende fondsen van het extern
beleid (Instrument for Pre-Accession, Europees Nabuurschapsinstrument,
Instrument voor Ontwikkelingssamenwerking (DCI), Europese
Ontwikkelingsfonds) projecten op het gebied van migratie. De Europese
Unie zal specifiek in de periode 2011 ā€“ 2013 een bedrag van EUR 179
miljoen besteden aan het thema programma voor samenwerking met derde
landen op het terrein van asiel en migratie. Belangrijke doelstellingen
van dit thematische programma voor migratie zijn onder andere het
tegengaan van illegale migratie, bevorderen van terugkeer en het
adresseren van de link tussen ontwikkeling en migratie. Nederland
bepleit bij de Commissie dat ook na 2013 middelen beschikbaar blijven om
deze doelen in Europees verband na te streven. 

Nederland zal zich er verder in Europees verband sterk voor blijven
maken dat terugname van niet toegelaten migranten onderdeel moet zijn
van bredere samenwerkingsafspraken met derde landen en zal daartoe in de
verschillende EU-werkgroepen, zowel thematisch als regionaal, aandacht
vragen voor een extra inspanning op dit gebied. Waar nodig zal Nederland
EU-Lidstaten die gelijksoortige problemen met een bepaald derde land
hebben benaderen om gezamenlijk in Europees verband op te trekken.

Nederland zal voorts in EU-kader ervoor pleiten dat de financiƫle
instrumenten van de Commissie ter ondersteuning van activiteiten op het
punt van asiel en migratie op een coherente wijze worden ingezet waarbij
zowel rekening wordt gehouden met de prioriteiten op het vlak van
migratie als op dat van ontwikkeling. Tevens zal Nederland ervoor
pleiten dat bij de Europese besluitvorming over de inzet van middelen
voor derde landen, de samenwerking op belangrijke migratiethemaā€™s
wordt meegewogen. Hierbij kan worden gedacht aan bestrijding van
illegale migratie, de bescherming van vluchtelingen en terugname van
niet toegelaten migranten.

 

Nederland dringt in EU-kader aan op een uitbouw van de Regional
Protection Programs (RPPā€™s), die nu nog kleinschalig van opzet zijn.
Nederland bepleit dat deze RPP's worden ingebed in de meerjarenafspraken
met de betrokken landen op het vlak van ontwikkelingssamenwerking.
Prioriteit hebben voor Nederland de RPPā€™s in de Hoorn van Afrika en in
Noord-Afrika. 

III Budget voor Internationale Migratie en Ontwikkeling

Gezien het belang van het thema internationale migratie en ontwikkeling
heeft de regering besloten om de hoogte van het budget voor het
beleidsthema internationale migratie en ontwikkeling te handhaven. Dat
betekent dat ook dit jaar 9 miljoen Euro beschikbaar is voor projecten
in het kader van internationale migratie. 

Het budget zal worden besteed aan projecten die aansluiten bij de
Nederlandse prioriteiten op het gebied van migratie en ontwikkeling,
zoals vastgelegd in de notitie Internationale Migratie en Ontwikkeling
2008. In lijn met het Regeerakkoord zullen in het bijzonder projecten
voor financiering in aanmerking komen die bijdragen aan perspectiefvolle
terugkeer en duurzame herintegratie van ex-asielzoekers ā€“ met inbegrip
van lokale opvang voor AMVā€™s- en die bijdragen aan opvang en
bescherming in de regio.  

Additionele financiƫle middelen voor de strategische landenbenadering
migratie en ontwikkeling zullen worden gefinancierd uit eventuele
besparingen die bij de eerstejaarsopvang voor asielzoekers uit
DAC-landen worden gerealiseerd, ten opzichte van de daarvoor geraamde
kosten in de HGIS-nota 2011. Deze opvangkosten komen ten laste van de
OS-begroting.

Bijlage: 

Voortgangsrapportage internationale migratie en ontwikkeling 

Inleiding

De onderhavige voortgangsrapportage betreft een overzicht van concrete
activiteiten over het jaar 2010 met betrekking tot de zes prioriteiten
uit de beleidsnotitie Internationale Migratie en Ontwikkeling. De
activiteiten richten zich op de zogeheten 40+3 landen: de voormalige 40
OS-partnerlanden, aangevuld met Marokko, Angola en Irak. In 2011 is een
tussentijdse externe evaluatie van de activiteiten op het vlak van
migratie en ontwikkeling voorzien. De Kamer zal over de uitkomsten van
deze evaluatie en de daarmee samenhangende beleidsconclusies in de
voortgangsrapportage over 2011 worden geĆÆnformeerd. 

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft een bedrag van 9
miljoen Euro uitgetrokken voor activiteiten op het vlak van migratie en
ontwikkeling in 2010. Dat is inclusief 4 miljoen Euro aan middelen die
op basis van het op 12 november 2008 ingediende amendement 31 700 V van
het lid Ferrier aan de begroting van Buitenlandse Zaken zijn toegevoegd,
dit ten behoeve van een perspectiefvolle terugkeer en duurzame
herintegratie van (ex)asielzoekers in het land van herkomst.

Veel van de activiteiten die Nederland heeft gefinancierd hebben een
initiƫrend karakter en hebben een looptijd van meerdere jaren. Beoogd
wordt om een inhoudelijke dialoog tussen overheden en/of
niet-gouvernementele organisaties van de grond te krijgen dan wel om een
voorgestane aanpak uit te testen, bijvoorbeeld op het vlak van
circulaire migratie en ondersteuning bij duurzame terugkeer en
herintegratie. Het budget voor 2010 werd in tegenstelling tot 2009 maar
ten dele besteed. Uitgesplitst naar beleidsprioriteit betreft dit:

Beleidsprioriteit	Uitgaven 2010(Euro, mln.)

Migratie in OS, OS in Migratie	1

Migratiemanagement	0,2

Circulaire Migratie	0,7

Diaspora	0,6

Geldovermakingen	--

Duurzame Terugkeer en Herintegratie	3,3

Totaal				    5,8

Deze onderuitputting hangt samen met lagere uitgaven dan begroot voor:
het project circulaire migratie, tijdelijke terugkeer van middelbaar
geschoolde migranten, de Stichting Duurzame Terugkeer en hulp bij
terugkeer en herintegratie naar Afghanistan en Irak. Op de oorzaken van
de onderbesteding bij deze projecten, ten dele als gevolg van
vertragingen in de uitvoering, wordt nader ingegaan bij de bespreking
van de zes beleidsprioriteiten. 

Beleidsprioriteit 1: Meer aandacht voor migratie in de
ontwikkelingsdialoog en voor ontwikkeling in de migratiedialoog

Nederland draagt actief bij aan de (inter)nationale discussies over
migratie en ontwikkeling, en ondersteunt ook een groot aantal projecten
die de volle reikwijdte van het terrein van internationale migratie en
ontwikkeling bestrijken. 

Internationaal

In november 2010 werd in Puerto Vallarta (Mexico) de vierde bijeenkomst
van het Global Forum on Migration and Development (GFMD) gehouden. Aan
het GFMD nemen zowel regeringsvertegenwoordigers als vertegenwoordigers
uit het maatschappelijk middenveld (NGOā€™s, migrantenorganisaties,
onderzoekers, vertegenwoordigers van vakbonden en de private sector)
deel. De bijeenkomst bestond uit twee, onderling verbonden, gedeeltes
voor vertegenwoordigers uit het maatschappelijk middenveld en
overheidsdelegaties. De nadruk lag daarbij op het belang van
samenwerking tussen overheden en de civil society. In de voorbereiding
op deze bijeenkomst van het GFMD is nauw samengewerkt met diaspora /
civil society organisaties in Nederland. Nederland heeft het Forum ook
in 2010 actief ondersteund, zowel met financiƫle middelen, inhoudelijke
bijdragen als via een detachering.

Nederland was in Puerto Vallarta samen met Ecuador co-voorzitter van een
Rondetafelsessie over irreguliere migratie, getiteld: ā€œJoint
strategies to address irregular migrationā€. Tijdens de sessie werd het
respecteren van de mensenrechten van irreguliere migranten in
bestemmingslanden benadrukt en werd met name door landen van herkomst
ā€˜regulariseringā€™ (oftewel: legalisering) als oplossing aanbevolen.
Daarentegen werd door met name Westerse landen aangegeven dat
regularisering zou kunnen leiden tot een lager draagvlak voor migratie
in zijn algemeenheid. Consensus bestond er over het recht van soevereine
staten om hun grenzen te beschermen, waarbij van de kant van de meeste
herkomstlanden tevens werd aangegeven dat de belemmeringen die door
staten worden opgeworpen voor migranten zo laag mogelijk zouden moeten
zijn.

Tijdens de rondetafel-sessie over de invloed van migratie op
ontwikkeling kwamen de deelnemende staten overeen beschikbare informatie
met betrekking tot impact assessments in een vroegtijdig stadium met
elkaar te delen. Bovendien werd benadrukt dat migratieprofielen (een
analyse van de migratiesituatie van een bepaald land) daarbij een nuttig
instrument kunnen vormen. Tijdens de sessie over klimaatmigratie bleek
dat behoefte bestaat aan meer gegevens over klimaatverandering en de
gevolgen voor migratie. Daarvoor is allereerst van belang dat een
gemeenschappelijke terminologie wordt overeengekomen. Bovendien raakt
klimaatmigratie aan themaā€™s als voedselzekerheid en watermanagement.
Er moet dan ook worden gestreefd naar beleidscoherentie.

Europese Unie

Het Programma van Stockholm, het meerjarenprogramma van de EU voor de
periode 2010-2014, schetst de belangrijkste politieke en strategische
doelstellingen op JBZ-terrein. EĆ©n van de prioriteiten is de
intensivering van de samenwerking met partnerlanden, waaronder op het
terrein van asiel en migratie. De algehele benadering van migratie,
ā€œGlobal Approach to Migrationā€™ (GAM), vormt het strategische kader
voor de samenwerking met derde landen op het terrein van asiel en
migratie. Prioriteit heeft de samenwerking met de meest betrokken landen
in Afrika en Oost- en Zuidoost-Europa. De GAM beoogt op een
samenhangende en evenwichtige wijze de samenwerking tussen de EU en
derde landen te stimuleren op drie deelterreinen: bevordering van
mobiliteit en legale migratie; facilitering van de koppeling tussen
migratie en ontwikkeling, en voorkomen en bestrijden van illegale
migratie. Met Afrika voert de EU een dialoog over migratie (inclusief
het deelterrein migratie en ontwikkeling) binnen het ā€˜Migration,
mobility and Employment partnership (MME), het zogeheten Rabat proces en
de EU-ACS samenwerking. Met Oost- en Zuidoost Europa vindt deze
migratiedialoog met name plaats binnen het zogeheten Praag proces. De
belangrijkste instrumenten van de GAM zijn migratiemissies,
migratieprofielen en mobiliteitspartnerschappen. Ten aanzien van de
externe dimensie van asiel roept het Stockholmprogramma op om, in
samenspraak met UNHCR, regionale beschermingsprogrammaā€™s verder in te
vullen en deze te integreren in de GAM, als ook de hulp aan
vluchtelingen onderdeel te laten zijn van nationale
armoedebestrijdingsprogrammaā€™s. Voor de financiering van deze
activiteiten kunnen door lidstaten en/of niet gouvernementele
organisaties projectvoorstellen worden ingediend onder het thematisch
programma voor samenwerking met derde landen op het gebied van asiel en
migratie van de Europese Commissie.

De EU High Level Working Group on Asylum and Migration (HLWG)
coƶrdineert en monitort de werkzaamheden op het vlak van de externe
dimensie van asiel en migratie. Onder het Spaanse en Belgische
voorzitterschap ging in 2010, voor wat betreft het thema migratie en
ontwikkeling, binnen de externe dimensie van asiel en migratie de
aandacht vooral uit naar de migratiedialogen met derde landen en naar de
instrumenten van de GAM.

Migratiedialogen

In het kader van EU-Afrika samenwerking is in november 2010 bij de
Ministeriƫle top in Tripoli een nieuw actieplan voor het partnerschap
ā€œmobiliteit, migratie en werkgelegenheidā€ aangenomen. Dit actieplan
voorziet enerzijds in een dialoog op expertniveau over deelthemaā€™s en
anderzijds in de uitvoering van een aantal overeengekomen projecten,
waaronder het vergroten van de rol van de Diaspora in de ontwikkeling
van herkomstlanden. Zie ook beleidsprioriteit 4.; 

Bij herziening van het Verdrag van Cotonou in 2010 hebben de EU en
ACS-landen  een verklaring aangenomen die stelt dat de partijen een
versterkte samenwerking op het terrein van migratie aan zullen gaan,
nader uit te werken in een migratiedialoog die kan resulteren in een
aanpassing van het Verdrag van Cotonou op het gebied van migratie;

Binnen de EU-Latijns Amerika en CaraĆÆbisch gebied (LAC) migratiedialoog
heeft in 2010 een thema-bijeenkomst plaatsgehad over migratie en
ontwikkeling. Van Nederlandse kant is toen een presentatie gegeven over
het beleid op het vlak van migratie en ontwikkeling. 

Instrumenten van de GAM

Migratiemissies. Migratiemissies hebben tot doel om informatie uit te
wisselen tussen de EU en een derde land op het terrein van asiel en
migratie en om de bereidheid van de EU tot versterkte dialoog en
samenwerking te onderstrepen. In 2010 vond een missie plaats naar de
OekraĆÆne, waaraan Nederland heeft deelgenomen. 

Migratieprofielen. Een dergelijk profiel behelst een analyse van de
migratiesituatie in een bepaald land en is bedoeld als een hulpmiddel
voor beleidsmakers. Naast migratieprofielen voor een aantal ACP-landen,
zijn dergelijke analyses in het kader van het ā€œBuilding Migration
Partnershipā€-project opgesteld voor enkele Oost- en Zuidoost Europese
landen. 

Mobiliteitspartnerschappen. Dergelijke partnerschappen vormen een
raamwerk waarbinnen concrete samenwerking en afspraken op het brede
terrein van migratie (bestrijding van illegale migratie inclusief
terugkeer, mensenhandel- en smokkel, migratie en ontwikkeling, legale
migratie en vluchtelingenbescherming) vorm krijgen. Nederland neemt deel
aan de mobiliteitspartnerschappen met Kaapverdiƫ en Georgiƫ. In 2010
hebben de deelnemende EU-lidstaten samen met het partnerland een
projectvoorstel uitgewerkt, een zogenaamd ā€˜targeted initiativeā€™, te
financieren uit Commissiemiddelen. In het geval van Georgiƫ ligt het
accent op terugkeer en herintegratie. De Dienst Terugkeer en Vertrek
(DT&V) van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
is de Nederlandse deelnemer. In het geval van Kaapverdiƫ gaat het om
het versterken van het migratiemanagement. De Immigratie en
Naturalisatiedienst (IND van het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties is, aan Nederlandse zijde, betrokken bij de uit te
voeren activiteiten. 

Regionale protectieprogrammaā€™s. De EU financiert initiatieven gericht
op het versterken van bescherming van vluchtelingen in de regio van
herkomst. Deze regionale beschermingsprogrammaā€™s (RPPā€™s) betreffen
vooral capaciteitsopbouw projecten, zoals hulp bij registratie van
vluchtelingen en hulp bij het opzetten van asielstelsels. Naar
aanleiding van een eerste voorzichtig positieve evaluatie door de
Europese Commissie werd door de EU naast het verbeteren van de lopende
projecten (Tanzania, Wit-Rusland, OekraĆÆne en MoldaviĆ«) besloten om
het regionale beschermingsprogramma uit te breiden tot de Hoorn van
Afrika (Kenia, Djibouti en Jemen) alsook Noord-Afrika (Libiƫ, Egypte en
Tunesiƫ).  Deze projecten worden in samenwerking met UNHCR uitgevoerd.
Voor de Hoorn van Afrika heeft de EU 5 miljoen Euro uitgetrokken. Voor
Noord-Afrika,  Tanzania en Oost-Europa gaat het om 6.6 miljoen Euro.
Deze financiƫle bijdragen zijn complementair aan andere bijdragen die
de EU of afzonderlijke lidstaten geven

Beleidsprioriteit 2: Institutionele ontwikkeling.

Uit het budget voor internationale migratie en ontwikkeling heeft
Nederland de afgelopen jaren verschillende projecten medegefinancierd om
overheden van ontwikkelingslanden te helpen bij de ontwikkeling en het
voeren van een eigen migratiebeleid. Het betreft veelal
meerjarenprojecten op het vlak van datacollectie en het versterken van
beleid en regelgeving (migratiemanagement in Kaapverdiƫ; terugkeer
naar, en herintegratie in, Georgiƫ; een elektronische database ter
ondersteuning van de Mediterrane Transit migratiedialoog),  grensbeheer
(bestrijding documentfraude in Ghana, regionaal trainingsinstituut voor
de grenspolitie in Tanzania) en versterking van opvang en bescherming
van vluchtelingen (lokale integratie in Tanzania en Jemen; opzetten van
een asielsysteem in Mauritaniƫ).

Beleidsprioriteit 3 Stimuleren van circulaire migratie / brain gain

Circulaire migratie

In het kader van de pilot circulaire migratie ā€˜Blue Birdsā€™ kunnen
Nederlandse bedrijven 80 personen met een middelbare vakgerichte
opleiding uit zowel Indonesiƫ als Zuid-Afrika voor een periode van
maximaal twee jaar in reguliere vacatures tegen een marktconform salaris
in tekortberoepen (vooral technische beroepen, logistiek en IT) te werk
stellen. Na deze periode dienen de migranten weer terug te keren naar
eigen land, waar zij de in Nederland vergaarde kennis kunnen inzetten in
het land van herkomst. 

Doel van de pilot is om na te gaan of ā€˜circulaireā€™ migratie leidt
tot de veronderstelde 'triple win':   

1.	ontwikkeling voor de deelnemende migrant,

2.	ontwikkeling voor het land van herkomst,

3.	positieve effecten voor (de werkgever in) Nederland.

Bij de implementatie van de pilot heeft de uitvoerder veel complicaties
ondervonden.  De ambtelijke stuurgroep van de pilot, waarin de
ministeries van BZ, SZW en BZK zijn vertegenwoordigd, zullen in overleg
met de uitvoerder aangeven dat voortzetting van uitvoering van de pilot
niet zinvol is voor wederzijdse partijen op dit moment. Met de
uitvoerder wordt gezocht naar een goede afronding van de pilot. Er zal
op korte termijn een evaluatie worden uitgevoerd m.b.t. de uitvoering
van de pilot circulaire migratie en de tot dusver geleerde lessen worden
in kaart gebracht.     

Tijdelijke terugkeer ā€“ uitzending van deskundigen.

IOM voert het ā€œtemporary return of qualified nationalsā€ (fase 2) uit
dat medio 2011 afloopt. 

De verwachting is dat in juni van dit jaar 300 migranten, zowel vanuit
Nederland als andere EU-lidstaten, tijdelijk zullen zijn teruggekeerd
naar hun land van herkomst om daar kennis over te dragen. Tot op heden
zijn 256 migranten vanuit Nederland uitgezonden. Voor elk participerend
land (Afghanistan, Sierra Leone, Soedan, Bosniƫ-Herzegovina, Georgiƫ,
Ethiopiƫ) is in overleg met diverse (overheids)partijen een beperkt
aantal prioritaire sectoren geĆÆdentificeerd. Het merendeel van de
uitzendingen vond plaats in deze vooraf geĆÆdentificeerde sectoren.
Inmiddels heeft naar Afghanistan en Soedan ook een aantal ā€˜virtuele
uitzendingenā€™ (e-learning, waarvoor de migrant niet afreist naar het
land van herkomst, maar kennis overdraagt via internet) plaatsgevonden.
Er is sprake van onderuitputting van het budget als gevolg van het feit
dat uitzendingen voor het merendeel korter dan de begrote drie maanden
zijn geweest. Daarbij speelde de economische crisis (en de angst van
migranten hun baan in Nederland te verliezen) een rol. 

Daarnaast voert de migrantenorganisatie Stichting Dir een door Nederland
gefinancierd project uit waarbij een dertigtal in Nederland verblijvende
Ethiopiƫrs voor een periode van 6 tot 12 maanden terugkeren naar hun
land van herkomst om hun in Nederland opgedane kennis en ervaring in te
zetten in lokale organisaties die actief zijn op het gebied van
ontwikkelingssamenwerking en economische ontwikkeling. Inmiddels zijn 14
Ethiopische migranten in Ethiopiƫ aan het werk en zijn 8 nieuwe
migranten geselecteerd om uitgezonden te worden.

Onderzoek benutten meerwaarde migranten bij de ontwikkeling van
herkomstlanden.

In de beleidsnotitie is de toezegging gedaan tot het doen van een
onderzoek naar de voorwaarden waaronder de meerwaarde van migranten
optimaal kan worden benut. Eind 2009 is daartoe door Pharos in
samenwerking met de Stichting Mondiale Samenleving (SMS) een onderzoek
gestart. Dit onderzoek richt zich op de meerwaarde van tijdelijke
terugkeer van migranten voor de ontwikkeling van hun land van herkomst.
De resultaten van het onderzoek zullen naar verwachting in het tweede
kwartaal van 2011 worden gepresenteerd.

Beleidsprioriteit 4 Versterken van de betrokkenheid van
migrantenorganisaties

Nederland wil de positieve rol die migrantenorganisaties kunnen spelen
bij de ontwikkeling van landen van herkomst versterken en ondersteunt
dan ook een aantal initiatieven op dit terrein.

Ondersteuning bij het formuleren van een diaspora en
ontwikkelingsbeleid. 

Als uitvloeisel van het Global Forum on Migration and Development Athene
(2009) ondersteunt Nederland de ontwikkeling van een handboek waarin per
land een overzicht wordt gegeven van het overheidsbeleid met betrekking
tot diaspora. Dit handboek is primair bedoeld als instrument voor
beleidsmakers om de diaspora te betrekken en de samenwerking met hen aan
te gaan in landen van herkomst en bestemming. IOM stelt dit handboek
samen met het Migration Policy Institute (MPI) op. Het handboek zal naar
verwachting in de zomer van 2011 zijn afgerond. 

In Europees verband is Nederland binnen het thema Migration, Mobility
and Employment (MME) van het Joint Africa-EU Strategic Partnership
trekker van het onderwerp diasporabeleid. 

Nederland heeft in 2010 twee activiteiten gefinancierd die zich richten
op het ondersteunen van overheden van herkomstlanden bij het opzetten
van diasporabeleid.

Allereerst heeft het International Center for Migration Policy
Development (ICMPD) een vergelijkende studie uitgevoerd naar het
diasporabeleid in 12 met name Afrikaanse landen. Deze activiteit,
Linking emigrant communities for more development, is inmiddels
afgerond. Nederland zal een vervolgproject van het ICMPD steunen waarin
de onderzoeksresultaten van bovengenoemde studie als basis worden
gebruikt ten behoeve van capaciteitsversterking van de overheden van
betreffende landen. 

Naast het ICMPD is ook het in Den Haag gevestigde African Diaspora
Policy Centre (ADPC), in samenwerking met het Centre for Migration
Studies (CMS) van de University of Ghana, actief op dit onderwerp. Dit
centrum voert een project uit waarbij naast een onderzoekscomponent in
totaal 24 ambtenaren van aan diaspora gerelateerde ministeries uit 12
Afrikaanse landen een training krijgen voor de versterking van het
diasporabeleid. Daarnaast heeft Nederland de door het ADPC uitgevoerde
activiteit Participation of Diaspora in the Joint Africa-EU Strategic
Partnership gefinancierd. Dit project was gericht op het bevorderen van
de actieve deelname van de Afrikaanse diaspora bij de uitvoering van het
Joint Africa-EU Strategic Partnership. Beoogd werd een grotere
bewustwording te creƫren bij Afrikaanse en Europese beleidsmakers over
de strategische rol die de diaspora kan spelen bij de implementatie van
dit partnerschap. Aan de verschillende consultatiebijeenkomsten hebben
diverse belanghebbenden deelgenomen, te weten: diasporaorganisaties uit
EU-lidstaten, professionals en vertegenwoordigers van verschillende
Afrikaanse landen, internationale organisaties, wetenschappers,
Afrikaanse fora voor het maatschappelijk middenveld en
vertegenwoordigers van EU-lidstaten, de Europese Commissie en de
Afrikaanse Unie. Een belangrijke uitkomst van het project is de
toezegging van diaspora organisaties tot het oprichten van een Europees
diaspora netwerk. De Europese Commissie heeft inmiddels het
projectvoorstel voor deze activiteit onder het Thematisch programma
goedgekeurd. Nederland zal de uitvoering van dit project financieel
ondersteunen.

Capaciteitsopbouw van migrantenorganisaties

Om migrantenorganisaties die daartoe de potentie bezitten de kans te
bieden door te groeien tot gelijkwaardige partners in
ontwikkelingssamenwerking, heeft Nederland een financiƫle bijdrage
geleverd aan drie programmaā€™s op het gebied van capaciteitsopbouw. 

Uit de evaluatie van het inmiddels afgeronde professionaliseringstraject
voor migrantenorganisaties, uitgevoerd door Context international
cooperation, is gebleken dat de training heeft bijgedragen aan een meer
robuuste opbouw van de dertig deelnemende organisaties. 

Het tweede capaciteitsopbouwproject waaraan Nederland een bijdrage
levert betreft Development Marketplace for African Diaspora in Europe
(D-MADE), geĆÆnitieerd en uitgevoerd door de Wereldbank. Doel van het
project is het stimuleren van Afrikaanse migrantenorganisaties uit zes
Europese landen bij het opzetten en uitvoeren van innovatieve
ontwikkelingsactiviteiten in hun landen van herkomst. De activiteiten
richten zich op het bestrijden van armoede door het stimuleren van
lokale economische groei. Voorbeelden van projecten betreffen het
opzetten van een boterfabriek in Mali, de ontwikkeling van een
bierbrouwerij in Ouagadougou (Burkina Faso) en het installeren van
openbare toiletten in Kinshasa (Democratische Republiek Congo). 

Het derde project betreft Migratie en Ontwikkeling 2008- 2010 dat
uitgevoerd werd door Seva Network Foundation (Seva). In totaal hebben
123 migranten van 89 organisaties deelgenomen aan het
trainingsprogramma. Door training en begeleiding van deze organisaties
is geĆÆnvesteerd in de verdere professionalisering van hun activiteiten.
Na het volgen van de training konden de organisaties een projectvoorstel
indienen bij Seva. Er zijn in totaal 42 projecten gefinancierd. De
projecten werden uitgevoerd in diverse landen (waaronder 50% in Afrika)
en droegen bij aan de economische en maatschappelijke ontwikkeling van
herkomstlanden. 

Beleidsprioriteit 5. Versterken van de relatie tussen geldovermakingen
en ontwikkeling

Nederland is van mening dat overheden in principe niet sturend mogen
optreden bij de besteding van geldovermakingen. Nederland zet echter wel
in op het scheppen van gunstige randvoorwaarden ter versterking van de
relatie tussen geldovermakingen (ā€˜remittancesā€™) en ontwikkeling.
Daarbij gaat het in de eerste plaats om verbetering van de transparantie
en de Nederlandse markt voor geldovermakingen, met name door de
ondersteuning van de website   HYPERLINK "http://www.geldnaarhuis.nl" 
www.geldnaarhuis.nl . Deze website wordt beheerd door de Stichting
IntEnt en heeft tot doel de transparantie in de Nederlandse markt voor
geldovermakingen verder te verhogen. De website is beschikbaar in 8
talen en kan gebruikt worden voor de vergelijking van de kosten van
geldovermakingen naar 34 landen. Uit de in 2010 uitgevoerde evaluatie
blijkt dat de website door gebruikers daarom als informatief wordt
beschouwd en bijdraagt aan groter transparantie van de Nederlandse
remittance-markt. De website is echter nog onvoldoende bekend onder de
doelgroep, waardoor de doelstelling van het aantrekken van minimaal
300.000 gebruikers binnen een jaar niet is bereikt. In 2009 hebben
32.680 gebruikers de site bezocht. In 2010 is het aantal gebruikers van
januari tot en met augustus vastgesteld op 31.127. In overleg met de
Stichting IntEnt zal worden nagegaan of d.m.v. een gerichte
promotiecampagne het aantal gebruikers van de website kan worden
vergroot. 

Beleidsprioriteit 6 - Bevorderen van duurzame terugkeer en herintegratie

De belangrijkste ontwikkelingen in 2010 op het terrein van duurzame
terugkeer en herintegratie waren:

Herintegratie Regeling Terugkeer 

De Herintegratie Regeling Terugkeer (HRT), uitgevoerd door de
Internationale Organisatie voor Migratie, biedt financiƫle
ondersteuning aan ex-asielzoekers voor vrijwillige/zelfstandige
terugkeer naar het land van herkomst. De regeling is van start gegaan in
2004 en steeds voor perioden van twee jaar verlengd. Het aantal
terugkeerders met HRT in 2010 was 1160 (ter vergelijking: 1018 in 2009),
waarvan ongeveer 50% Irakezen. 

 

Stichting Duurzame Terugkeer (SDT)

Dit pilotproject betreft terugkeerondersteuning in natura, zoals hulp
bij het opzetten van een eigen bedrijf, het volgen van trainingen en
opleidingen en het vinden van huisvesting. SDT is een
samenwerkingsverband van COA, Healthnet/TPO, HIT, IOM, Nidos, Maatwerk
bij Terugkeer, Stichting Mondiale Samenleving, Pharos en
VluchtelingenWerk Nederland. Het project is van start gegaan op 1Ā maart
2010. Onlangs is een tussentijdse evaluatie uitgevoerd. Hieruit blijkt
dat het initiatief niet heeft geleid tot extra terugkeer en daarmee
achter bleef bij de verwachtingen. Ook kwalitatief gezien heeft de SDT
haar resultaten niet behaald. De tegenvallende resultaten hebben diverse
oorzaken. Een aspect dat meespeelt is dat ondersteuning in natura minder
aantrekkelijk wordt gevonden dan de financiƫle ondersteuning die onder
de HRT wordt geboden. U bent in een separate brief meer in detail
geĆÆnformeerd over de evaluatie van de SDT. 

Assisted voluntary return and reintegration (AVRR) Afghanistan en Irak

Deze twee landgebonden projecten voor vrijwillige terugkeer en
herintegratie betreffen ondersteuning in natura, plus kleinschalige
projecten voor lokale gemeenschappen die met veel terugkeerders te maken
krijgen. De doelgroep maakt zeer weinig tot geen gebruik van deze
projecten. De voorkeur lijkt vooral naar financiƫle ondersteuning (HRT)
te gaan. 

Als gevolg van de geringe belangstelling onder de terugkeerders voor
assistentie door de SDT of uit middelen uit AVRR Afghanistan en Irak,
zijn ook de uitgaven voor deze projecten in 2010 minder dan begroot. 

Alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMVā€™s)

Nederland financiert tot nu toe twee AMV-opvangfaciliteiten, in Angola
en DRC Congo, waar onderdak, training en bemiddeling voor passend werk
wordt geboden. Het betreft opvang en/of scholingsinstellingen waar
lokale jongeren van gebruik maken. In de praktijk blijkt dat AMVā€™s bij
terugkeer vrijwel nooit opgevangen hoeven te worden door deze
instellingen omdat zij meestal door familieleden en/of bekenden worden
opgevangen. Het aanbod van opvangvoorzieningen aan potentiƫle
terugkeerders is niettemin van belang om verantwoorde terugkeer mogelijk
te maken in het geval zich geen familie aandient op het moment van
terugkeer. Nederland is sinds begin 2010 in overleg met de Noorse,
Zweedse en Deense overheid om gezamenlijk faciliteiten te creƫren voor
AMVā€™s en lokale jongeren in Afghanistan. 

Europese context, ā€˜best practicesā€™

In het kader van het AVRR-project voor Irak is in 2010 door IOM een
internationale bijeenkomst georganiseerd over ā€˜best practicesā€™ in
bilaterale AVRR-projecten (met name met Irak) en over mogelijkheden en
noodzaak van Europese samenwerking op dit terrein. Hieruit kwam het
beeld naar voren dat in andere Europese landen de financiƫle
ondersteuning vaker wordt gekoppeld aan ondersteuning in natura. In
Nederland bestaat deze koppeling nog niet. Terugkeerders moeten kiezen
voor Ć©Ć©n van beide vormen van ondersteuning. Het beleid wordt thans
opnieuw bezien in overleg met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties. 

Lopend onderzoek

IS-Academie

De Universiteit van Maastricht voert in het kader van de IS-Academie
ā€˜Migration and Development: A World in Motionā€™ beleidsonderbouwend
onderzoek uit. De looptijd van het project is 2009-2014. Doel van
financiering van dit beleidsonderbouwend onderzoek is de relatie tussen
onderzoek en beleid te versterken  Binnen het onderzoekstraject worden
vijf PhD-onderzoeken uitgevoerd over geldovermakingen, ā€˜ brain
drainā€™ , terugkeer, migratie en ontwikkeling als onderdeel van het EU
externe beleid en de EU samenwerking met derde landen in de
mobiliteitspartnerschappen. De IS-academie zal met concrete
beleidsaanbevelingen op genoemde terreinen komen. 

The Hague Process on Refugees and Migration (THP) ā€“ Scenario Onderzoek

THP voert, in samenwerking met het International Migration Institute
(IMI), een door Nederland medegefinancierd onderzoek uit naar de
richting en aard van toekomstige mondiale en regionale migratiestromen
en het effect hiervan op landen van bestemming in Europa en landen van
herkomst in Afrika, Aziƫ en het Midden Oosten. Ten behoeve van de
uitwerking in onderzoeksrapporten van een aantal scenarioā€™s en
analyses voor specifieke regioā€™s vonden in 2010 enkele brainstorm
sessies plaats tussen onderzoekers, overheidsfunctionarissen en
vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. 

 

 Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 30 573, nr. 11

  De zes beleidsprioriteiten zijn:

Meer aandacht voor migratie in de ontwikkelingsdialoog en voor
ontwikkeling in de migratiedialoog;

Institutionele ontwikkeling op het gebied van migratiemanagement;

Stimuleren van circulaire migratie / brain gain;

Versterken van de betrokkenheid  van migrantenorganisaties

Versterken van de relatie tussen geldovermakingen en ontwikkeling;

Bevorderen van duurzame terugkeer en herintegratie.

 Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 30573, nr. 54

 In de kabinetsreactie op de consultatie van de Commissie ā€œwhat
funding for EU external action after 2013ā€van 31 januari 2011 (Tweede
Kamer, vergaderjaar 2010-2011, 21501-04 nr. 121)  is aangegeven dat bij
de vormgeving van het EU-ontwikkelingsbeleid wederkerigheid ook van
belang is. Ook bij de herziening van het Europees terug- en
overnamebeleid zal Nederland zich ervoor inzetten dat stimulansen om
terugkeer te bevorderen ook buiten het migratieveld kunnen worden
gezocht (zie BNC-fiche Evaluatie van de EU-overnameovereenkomsten;
Tweede Kamer, vergaderjaar 2010-2011, 22112 nr. 1154).

 Naar aanleiding van de motie (31 700 VI) Van Haersma Buma en Arib, die
tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Justitie werd
ingediend op 5 november 2008, is Irak aan de landenlijst toegevoegd. In
de motie werd verzocht om extra inspanningen ten behoeve van terugkeer
naar Irak. Sierra Leone is hiermee komen vervallen.

 Raad van de Europese Unie. 5731/10 d.d. 3 maart 2010. Het programma van
Stockholm-Een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van
de burger. 

 Report from the Commission to the European Parliament and the Council.
First annual report on Immigration and Asylum (2009). Com (2010) 214.
P.6. Zie ook Annex 5 bij het Annual Action Plan 2010 part 2 of the
Thematic Programme for Cooperation with Third Countries in the field of
Migration and Asylum. 

 Tweede Kamer, vergaderjaar 2010-2011, 29 334, nr. 80.

 De IS-Academie beoogt de kloof tussen wetenschap en beleid te
verkleinen door samenwerkingstrajecten op te zetten tussen erkende
kennisinstellingen (faculteiten, vakgroepen en onderzoeksinstituten) en
verschillende afdelingen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

 Onderdeel van de Oxford James Martin 21st century School

  PAGE   \* MERGEFORMAT  2